8 Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Op verzoek van de aanvrager stel ik voor om het VAO Ontslagen thuiszorgmedewerkers naar aanleiding van het algemeen overleg gehouden op 11 november jongstleden en het algemeen overleg gehouden op 7 november jongstleden, van de agenda af te voeren.

Ik stel voor, vanmiddag ook te stemmen over de aangehouden motie-Dijkstra (32813, nr. 67), de aangehouden motie-Van Veldhoven (33750-XIII, nr. 86) en de aangehouden motie-Van Tongeren (29984, nr. 434).

Op verzoek van een aantal leden stel ik voor, de volgende door hen ingediende moties opnieuw aan te houden: de motie-Van Gerven (32336, nr. 24), de motie-Van Gerven (32336, nr. 22) en de motie-Van Gerven/Ouwehand (32336, nr. 23). Dit betekent dat de in artikel 69, tweede lid, van het Reglement van Orde genoemde termijn van twee maanden voor deze moties opnieuw gaat lopen.

Voorts stel ik voor, de volgende stukken van de stand van werkzaamheden af te voeren: 31490-134; 31490-117; 31490-119; 31066-175; 24587-564; 31490-133; 31490-135; 26643-282; 33149-15; 33149-17; 33750-XVI-13; 29538-145; 2013Z21352; 33682-4; 28498-30; 31293-186; 30234-93; 30234-86; 30234-83; 30234-84; 33400-XVI-146; 30234-85; 30234-82; 32852-14; 33400-XVI-135; 30234-79; 21501-27-18; 21501-27-17; 30234-71; 30234-70; 30234-69; 30234-68; 30234-64; 30234-58; 33000-XVI-145; 30234-94; 30234-92; 29214-67; 30234-91; 30234-90; 30234-89; 30234-88; 22112-1712; 2013Z19915; 33750-V-12; 33400-V-157; 2013Z14625; 33561-3; 22112-1654; 33553-14; 33626-2; 21501-32-723; 26991-367; 33322-13; 22112-1658; 22112-1653; 22112-1655; 33400-XIII-142; 21501-30-312; 21501-32-724; 30196-200; 21501-32-725; 21501-32-726; 22112-1665; 22112-1664; 22112-1667; 21501-30-314; 33037-66; 33400-XIII-148; 31389-132; 32637-58; 22112-1672; 30825-193; 28385-215; 22112-1673; 2013Z07532; 33322-10; 32201-58; 33400-XIII-135; 28286-622; 33037-43; 32336-15; 21501-32-728; 22112-1696; 30872-149; 22112-1716; 30872-148; 30872-146; 33043-15; 25847-117; 25847-119; 25847-120; 25847-116; 22112-1723; 21501-02-1303; 21501-02-1299; 21501-03-71;32813-46;29023-149;21501-07-1097;2013Z21801;21501-02-1300;21501-20-810;21501-02-1302;33750-XII-12;33750-A-14;33750-XII-14;29984-441;2013Z21709;21109-213;22112-1717;21501-07-1093;31371-377;29279-160;29279-164;33400-VI-101;29279-162;29279-159;31305-206;32813-76;21501-08-488;21501-33-443;21501-33-444;33576-7;30862-94;33529-25;33400-XIII-147;23235-106;33204-35;32439-22;30597-373;30597-374;29389-56;30597-368;30597-369;30597-371;30597-334; 30597-352; 30597-363; 32154-21; 30597-250; 30597-246; 30597-257; 30597-245; 2013Z15254; 22112-1718; 22112-1580; 22112-1697; 21501-07-1095; 22112-1709; 22112-1713; 21501-07- 1092; 2013Z20482; 27859-68; 26643-293; 26643-288; 26643-292; 30597-283; 29389-45; 30597-277; 2013Z21085; 26643-290; 32802-5; 22112-1676; 26643-289; 26643-280; 31293-149; 33400-VIII-157; 33750-VIII-9; 33400-VIII-162; 32043-174; 32043-173; 32043-172; 32043-171; 30830-15; 31524-186; 33750-F-4; 33750-XIII-9; 2013Z20682; 32156-49; 31389-133; 32849-18; 33750-XVI-14; 29689-480; 29689-479; 32793-105; 33726-6; 32043-170; 32043-169; 32043-168; 2013Z14784; 31289-142; 31332-21; 31332-22; 31332-19; 31332-20; 33157-52; 2013Z21049; 2013Z21093; 33418-7; 31490-104; 33670-2; 33750-XIII-8; 33750-XIII-5; 33750-X-11; 26488-323; 33763-26; 33763-2; 2013Z15198; 2013Z15199; 2012Z12628; 2013Z20860; 2013Z18970; 2013Z20945; 2013Z22220; 2013Z20737; 2013Z21671; 2013Z21663; 2013Z21736; 2013Z20997; 2013Z20884; 2013Z20886; 2013Z20359; 2013Z19416; 2013Z20283; 2013Z21379; 2013Z21480; 32336-25; 33400-V-108; 33750-V-14; 28676-192; 28676-179.

Tot slot stel ik voor, toe te voegen aan de agenda het VAO Verbreding draagvlak cao-afspraken naar aanleiding van een algemeen overleg gehouden op 21 november jongstleden, met als eerste spreker het lid Van Weyenberg van D66.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Slob van de fractie van de ChristenUnie.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Tijdens de troonrede nam onze Koning het woord "participatiesamenleving" in de mond. Inmiddels zijn wij krap drie maanden verder en is het woord inmiddels het woord van het jaar 2013. Wij hebben er tijdens de algemene politieke beschouwingen kort over gesproken, maar niet heel uitgebreid. Ik vind het belangrijk dat wij goed scherp hebben wat volgens het kabinet de precieze invulling is van het begrip dat ons via de troonrede heeft bereikt, zeker ook in het licht van de grote decentralisaties die in 2014 en verder zullen plaatsvinden. Ik verzoek het kabinet om in een brief nader te duiden wat het begrip in de ogen van het kabinet inhoudt. Over die brief wil ik graag een debat, zodat wij daarover ook in het parlement verder kunnen spreken. Dat mag wat mij betreft in 2014 plaatsvinden, want ik weet dat wij het in deze maanden erg druk hebben. Dit verzoek dien ik mede in namens de heer Roemer van de SP-fractie en de heer Van Ojik van de GroenLinks-fractie.

De voorzitter:

Het verzoek betreft een brief over het begrip "participatiesamenleving" en daaropvolgend een debat.

De heer Zijlstra (VVD):

Al was het alleen maar om ervoor te zorgen dat in 2014 het woord van het jaar wederom "participatiesamenleving" zal zijn, kan de VVD-fractie meegaan in dit verzoek.

De voorzitter:

In beide verzoeken, neem ik aan.

De heer Pechtold (D66):

De D66-fractie steunt ook beide verzoeken.

De heer Van der Staaij (SGP):

Wij steunen het verzoek om een brief en om een debat. Wel zeg ik erbij dat ik "participatiesamenleving" een heel lelijk woord vind voor een heel goede zaak waarover er al heel veel rapporten liggen. De Raad voor het openbaar bestuur kwam met Loslaten in vertrouwen, de WRR met Vertrouwen in burgers en de RMO met Terugtreden is vooruitzien. Daarom vraag ik om in de brief ook aan te geven hoe het kabinet praktisch wil omgaan met alle adviezen over meer samenleving en minder staat die er op dit moment al liggen.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Steun voor beide verzoeken van de heer Slob en voor de aanvulling van de heer Van der Staaij.

De heer Klein (50PLUS):

Steun voor het verzoek. Het mag duidelijk zijn dat participatiesamenleving geen "zoek het zelf maar uit"-strategie betekent. Daar lijkt het wel op, maar het kan goed zijn als dit in de brief uitgelegd wordt en in een debat wordt verduidelijkt.

De heer Van Dam (PvdA):

Dit had op zich prima bij de algemene politieke beschouwingen gekund, maar ik denk niet dat de heer Slob dit debat pas in 2014 bij de volgende algemene politieke beschouwingen zal willen voeren. Wij gaan akkoord met beide voorstellen.

De voorzitter:

Mijnheer Slob, u hebt steun voor beide verzoeken.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik bedank de collega's voor de steun. Ik wil inderdaad niet wachten tot september. Het zou mooi zijn als wij hierover in het voorjaar konden spreken. Een duidelijke, coherente visie van het kabinet op dit begrip zou daarbij helpen.

De voorzitter:

Ik zal het stenogram van dit deel van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet. Wij plannen een debat met een spreektijd van vier minuten per fractie. Ik ga mij ervoor inspannen om dit in het voorjaar in te plannen.

Het woord is aan mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Alle praatjes over duurzame marketing ten spijt zitten Nederlandse banken dik in de kolenmijnbouwindustrie. Dat geldt onder andere voor ING, Rabobank en ABN AMRO. Ik wil hierover een debat met de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Omdat het niet alleen gaat over mensenrechtenschendingen en maatschappelijk onverantwoord ondernemen, maar ook over de koolstofzeepbel die gaat klappen en dus over investeringen die zeer risicovol zijn, wil ik ook de minister van Financiën erbij hebben. Het zou mooi zijn als hij nu al kan zeggen dat hij deze banken niet uit de penarie gaat helpen als die koolstofzeepbel waar hun geld in zit, eenmaal is geklapt.

De voorzitter:

U doet een verzoek om steun voor het houden van een debat met de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de minister van Financiën over het financieren van de kolenmijnbouwindustrie.

De heer Leegte (VVD):

Volgens mij kan mevrouw Ouwehand niet sneller bediend worden, want morgenochtend is de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Dan kan zij al haar vragen over kolen kwijt. Geen steun voor het debat.

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik doe de suggestie om een brief voor het debat van morgen te vragen en het onderwerp dan daarbij te betrekken. Dat lijkt mij heel nuttig, want het is een belangrijk onderwerp.

De voorzitter:

U wilt dus een brief morgen voor het debat. Zullen wij zeggen dat dit uiterlijk morgenochtend om 9.00 uur is, zodat u de brief nog kunt lezen?

De heer Jan Vos (PvdA):

Ik meen dat de aanvang van het debat om 10.15 uur gepland staat.

De voorzitter:

Meestal willen uw collega's zo'n brief eerder, want als je als eerste het woord voert, heb je geen tijd om de brief tot je te nemen. Zullen wij 9.00 uur afspreken?

De heer Jan Vos (PvdA):

Heel graag.

De voorzitter:

Prima. Geen steun voor het debat, wel voor een brief.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Steun voor de brief, niet voor het debat.

De heer Klaver (GroenLinks):

Steun voor het debat. Er is een specifiek verzoek gedaan om ook de minister van Financiën hierbij uit te nodigen. Meestal hebben bewindspersonen er een handje van om naar elkaar te wijzen. Daarom lijkt het mij heel goed om een apart debat over dit onderwerp te hebben, waarbij beide bewindspersonen aanwezig zijn.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Wij hebben weliswaar morgen de begrotingsbehandeling, maar daarbij staan heel veel onderwerpen op de agenda. Ik steun dus het verzoek om een apart debat en het verzoek om een brief.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ook wij steunen graag het verzoek.

De voorzitter:

Ik moet concluderen dat u niet de steun van de meerderheid hebt voor het houden van een debat, mevrouw Ouwehand. Wel is gevraagd om een brief voor morgenochtend 9.00 uur. Ik neem aan dat u daartegen geen bezwaar hebt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Een brief is prima; graag zelfs. Ik meen dat ik de SP-fractie nog niet heb gehoord. Het zou ons een lief ding waard zijn om de minister voor Buitenlandse Handel en de minister van Financiën hierover tegelijkertijd te kunnen bevragen. Dat wordt moeilijk in een begrotingsbehandeling. Als wij met steun van de SP-fractie een dertigledendebat kunnen aanvragen, kunnen wij als de brief binnen is in een apart debat met deze bewindspersonen spreken.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Wij steunen dat verzoek.

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand, daarmee hebt u voldoende steun voor het houden van een dertigledendebat. Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet en ik zal het zojuist aangevraagde debat toevoegen aan de lijst, met drie minuten spreektijd per fractie. Ik span mij altijd in om het zo snel mogelijk in te plannen.

Het woord is aan de heer De Graaf van de PVV.

De heer De Graaf (PVV):

Voorzitter. De afgelopen twee weken heeft in Warschau een grote slapstickconferentie plaatsgevonden over het klimaat en wat bleek? Nooit was de wereld het meer oneens over het klimaat dan in 2013. Dat is een goed teken, want daaruit blijkt dat er nu eindelijk veel discussie is over het klimaat. In Nederland lijken we het met elkaar eens te zijn, maar toch zijn er steeds meer bedrijven en organisaties die inzien dat er geen wetenschappelijke onderbouwing van de menselijke invloed op het klimaat is. Daarom verdienen de uitkomsten van het overleg in Warschau eindelijk eens een groot debat hier in de plenaire zaal en niet op een achterafplek in de Tweede Kamer. Uiteraard weet ik dat we nog een brief ontvangen van de staatssecretaris en ook een van de rapporteur die er namens de Kamer bij was. Ik wil ervoor pleiten om, als die twee brieven binnen zijn, het debat hier plenair te houden. Dan kan iedereen elkaar de maat nemen over dit zeer belangwekkende maar ook dure onderwerp.

De voorzitter:

Verzoek om steun voor het houden van een debat over de uitkomsten van de VN-klimaattop in Warschau.

De heer Jan Vos (PvdA):

Het klimaat is inderdaad een zeer belangwekkend onderwerp. De aarde warmt 3,6 °C op tot en met het jaar 2100. Daar zijn vrijwel alle wetenschappers het wereldwijd over eens. Het is dus belangrijk dat we actie ondernemen. Ik steun dan ook graag het verzoek van de PVV om een debat.

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Steun voor het debat.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

De ChristenUnie steunt de PVV van harte op dit onderwerp. Alleen weet ik heel zeker dat onze inzet niet dezelfde zal zijn.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ook GroenLinks vindt het klimaat een bijzonder belangrijk onderwerp. Het noodzaakt zeker een groot plenair debat.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Steun voor het debat.

De heer Bisschop (SGP):

Alleen al het feit dat de PVV zich niet tot een enkel statement over het klimaat beperkt maar om een groot uitvoerig debat vraagt, verdient steun. Wij steunen dus het verzoek om dit debat.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Steun voor dit debat. Dan kan de PVV-fractie even "kermis maken", om met oud-collega Koopmans te spreken, en dan gaat de rest van de Kamer serieus bij de regering aandringen op verdergaande klimaatmaatregelen.

De heer Remco Dijkstra (VVD):

Ik merk dat er brede steun is voor een debat, dus ik zal mij daarbij aansluiten. Ik verzoek u, voorzitter, wel even te wachten tot de brieven er daadwerkelijk zijn.

De heer Klein (50PLUS):

Juist met het oog op de volgende generatie is het belangrijk om dit debat goed met elkaar te voeren.

De heer Van Gerven (SP):

Steun voor het debat.

De voorzitter:

Mijnheer De Graaf, u hebt brede steun van de Kamer voor het houden van een debat. Ik heb goed gehoord dat u zelf ook de voorwaarde stelde dat de brieven binnen waren. Ik zal het debat toevoegen aan de lijst, met vier minuten spreektijd per fractie.

De heer De Graaf (PVV):

Dat is goed.

De voorzitter:

Ik krijg wel een seintje wanneer de brieven binnen zijn. Dan gaan we het inplannen.

Het woord is aan de heer Oskam.

De heer Oskam (CDA):

Voorzitter. Het CDA heeft als stelregel dat in beginsel zaken die onder de rechter zijn, niet in het parlement moeten worden besproken. Echter, vandaag lezen we in De Telegraaf dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie in verband wordt gebracht met de strafzaak tegen de heer Van Rey. Daarmee kent deze zaak ook een politieke kant. Dat er sprake is van taps van telefoongesprekken tussen de heer Van Rey en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie waarbij zich dan wel technische problemen hebben voorgedaan dan wel opnames verdwenen zijn, is natuurlijk een punt. Artikelen van deze aard, waarin het gaat om bewindspersonen, verschijnen niet dagelijks in de media, laat staan als het om een bewindspersoon gaat van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Daarom wil het CDA dat de minister zo snel mogelijk duidelijkheid hierover verschaft om de gerezen vragen en de discussie uit wereld te helpen. Een debat is nu nog prematuur, maar wij willen wel graag opheldering. Daarom vragen wij een brief vóór de regeling van werkzaamheden van aanstaande donderdag.

De voorzitter:

De heer Oskam vraagt om een brief. Hebt u een aanvulling voor de inhoud, mevrouw Berndsen?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Jazeker. Ik ga ervan uit dat het een feitenrelaas is. Wij willen weten hoe vaak dit soort taps verdwijnen. Misschien kan dat als aanvulling nog in de brief worden meegenomen.

De voorzitter:

Als er verder geen aanvullingen zijn, neem ik aan dat er geen bezwaren zijn. Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet, met het verzoek om de brief vóór donderdag 12.00 uur naar de Kamer te sturen.

Het woord is aan mevrouw Berndsen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Voorzitter. Mijn collega Schouw staat in de Eerste Kamer. Vandaar dat ik namens hem een debat aanvraag met de minister van Binnenlandse Zaken over de vraag wat de rol van Nederland is geweest in het afluisterschandaal rondom het Amerikaanse NSA. Er zijn weer nieuwe onthullingen gedaan in de NRC. Het is buitengewoon actueel. Voorafgaand aan dat debat willen wij graag een brief van de minister waarin hij uitlegt wat Nederland weet, wat Nederland niet weet en wat volgens hem echt niet kan en wat wel.

De voorzitter:

Dat is dus een verzoek om steun voor een debat voorafgegaan door een brief.

De heer Van Raak (SP):

Een brief is prima. Die kan vandaag nog komen. Dan kunnen wij morgen het debat voeren over dit onderwerp tijdens de begrotingsbehandeling van Binnenlandse Zaken. Wat de SP betreft is dit met kop en schouders het belangrijkste onderwerp. Ik zal de minister dus morgen uitgebreid om opheldering vragen. Ik zal hem vragen waarom hij zwijgt en ik zal hem oproepen om eindelijk eens te gaan spreken.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

GroenLinks steunt het verzoek om een brief en een debat. Als wij het tijdens de begrotingsbehandeling van BZK bespreken, weet ik zeker dat allerlei andere onderwerpen ondergesneeuwd zullen raken. Steun dus voor de brief en het debat.

De heer Segers (ChristenUnie):

Steun voor de brief. Als wij dit echter willen betrekken bij de begrotingshandeling, moet die brief voor morgen 9.00 uur verschijnen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Wij denken eigenlijk dat dit vraagt om een zelfstandig debat. Wij moeten het niet wegmoffelen bij de begrotingsbehandeling van Binnenlandse Zaken. Wij willen dus een aparte brief en een apart debat.

De voorzitter:

Steun dus voor de brief en steun voor het verzoek tot het houden van een debat.

De heer Recourt (PvdA):

Wij worden eigenlijk gegijzeld door de berichtgeving in de NRC. Het zou morgen goed kunnen, maar wij verwachten eigenlijk nog wel meer nieuws. Dan staan wij hier weer om alsnog een debat te vragen. Wat mij betreft komt er dus een debat maar dan een beetje op termijn, zodat wij echt duidelijkheid hebben, het liefst nog met het onderzoeksrapport van de CTIVD erbij. Dan hebben wij alle feiten op tafel en kunnen wij eens goed bespreken wat er aan de hand is.

De heer Van der Steur (VVD):

Het moet alle partijen vrijstaan om dit onderwerp bij de begrotingsbehandeling aan te kaarten. De VVD steunt het verzoek om een brief, maar ik merk op dat de heer Van Raak van de SP-fractie al een debat heeft aangevraagd over het Amerikaanse afluisterschandaal. Als er al een debat komt, moeten wij één debat voeren. Wij moeten niet volgende week naar aanleiding van nieuwe onthullingen in de NRC weer een debat aanvragen. Het kan er dus morgen bij worden betrokken en ik vind een brief prima, maar wij moeten één debat voeren, op welk moment dan ook.

De voorzitter:

Betekent dit dat u geen steun uitspreekt voor dit debat?

De heer Van der Steur (VVD):

Ik aarzel een beetje.

De voorzitter:

Of vraagt u aan mij om dat samen te voegen?

De heer Van der Steur (VVD):

Ja, ik vraag u dat om u de gelegenheid te bieden om in ieder geval geen drie debatten te plannen. Ik voorspel dat wij, als de NRC zijn werk goed doet, aanstaande zaterdag geschokt raken door een volgende onthulling. Dan komt D66 of de SP weer een nieuw debat aanvragen. Wij moeten het er gewoon één keer goed over hebben in de toekomst.

De voorzitter:

Mevrouw Berndsen, ik kan mij voorstellen dat wij niet een debat voeren met spreektijden van vier minuten, wat normaal is bij een debat, maar dat wij één groot debat inplannen met een spreektijd van bijvoorbeeld zeven minuten. Dan kunnen alle onderwerpen, alles wat er al is en wat nog gaat komen voordat het debat is ingepland — de heer Van der Steur kondigde dat net aan — in één groot debat worden besproken.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Dat lijkt mij prima, maar wij moeten daar niet al te lang mee wachten. Het zou eerst bij het AO Terrorismebestrijding besproken worden. Dat was naar aanleiding van de debataanvraag van de heer Van Raak. Nu zou het aan de orde komen bij de begrotingsbehandeling van morgen. Dan heb je ook maar beperkte spreektijd. Ik vind het dus prima om één groot debat daarover te voeren, maar wij moeten dat niet op de lange baan schuiven. Je weet niet hoe lang de onthullingen in de NRC blijven doorgaan.

De voorzitter:

Voordat ik iedereen het woord geef, kan ik u toezeggen dat ik dit debat in de eerste of tweede week na het kerstreces zal inplannen als één groot debat. Ik neem aan dat de informatie in de NRC dan een beetje opgedroogd is. Dat hoop ik althans! Iemand vroeg of de Kamer de brief vandaag nog kan ontvangen. Wellicht kunnen wij het kabinet vragen om voor morgen 9.00 uur een brief te sturen over de zaken waarop het nu al kan reageren. Verder kunnen wij vragen of de Kamer in de aanloop naar het debat een uitgebreidere brief kan krijgen over zaken waarop het kabinet nog niet op heel korte termijn kan reageren. Wij vragen dan dus eigenlijk om twee brieven. De heer Van Raak wilde vandaag nog een brief hebben.

De heer Van Raak (SP):

Ik vind dat prima. Morgen vind ik ook goed. Mevrouw Berndsen zegt telkens dat het niet te lang moet duren, maar wij gaan het er morgen om 14.30 uur al over hebben. Dan kunnen wij de aftrap maken. Ik ben het helemaal met de voorzitter eens dat we dan een groter debat kunnen plannen. We kunnen dan het door mij aangevraagde debat uitbreiden. Dat is fantastisch. We kunnen dat op een termijn doen die de voorzitter aangeeft.

De voorzitter:

Ik dank u beiden voor uw medewerking.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Mij lijkt de eerste week na het kerstreces toch erg laat. Ik steun het verzoek van mevrouw Berndsen om niet te lang hiermee te wachten.

De voorzitter:

Ik snap het, maar ik span mij tot het uiterste in om het sneller te houden, maar dat geldt voor heel veel dingen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Aangezien u straks toch het stenogram zal doorgeleiden naar het kabinet, willen wij echt vragen of de minister ervoor kan zorgen dat wij de komende weken niet elke keer door NRC Handelsblad worden overvallen met informatie. De minister moet zelf in gesprek gaan en ervoor zorgen dat hij weet wat er speelt. Dat soort informatie moeten we van het kabinet horen en niet vernemen uit de krant.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik snap uw agendaprobleem, voorzitter, maar dat is uw probleem. Ik denk dat het belangrijk is dat er niet al te lang mee gewacht wordt. U doet wat u kunt.

De voorzitter:

Het is niet helemaal correct dat het mijn probleem is, want er zijn heel veel debatten gepland waar de Kamer om vraagt. Het is op zijn minst ons aller probleem. Ik heb mijzelf een inspanningsverplichting opgelegd die ik heel serieus neem. Ik zal het stenogram van dit deel van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet. Het debat dat de heer Van Raak heeft aangevraagd, zal zo snel mogelijk worden gepland met een spreektijd van zeven minuten per fractie.

Het woord is aan mevrouw Keijzer van het CDA.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Voorzitter. Anass, Fleur, Tim. Dit zijn namen van jonge mensen, kinderen, die de afgelopen tijd zelfmoord gepleegd hebben. De impact daarvan is immens. Vervolgens lees je in een bericht dat er regelgeving is die het vinden, screenen en behandelen van deze kinderen bemoeilijkt. Daarover vraag ik een debat aan met de staatssecretaris van VWS. Voorafgaand aan dat debat krijg ik graag een brief waarin staat om welke regels het gaat en wat we eraan kunnen doen om die te laten verdwijnen.

De voorzitter:

Een verzoek om steun voor een brief en een debat over suïcide onder jongeren.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Steun voor de brief. Als het debat breder wordt getrokken dan alleen het onderzoek en ook echt gaat over suïcide onder jongeren, dan steun ik het debat. Als het alleen gaat over het onderzoek en de beperkingen, zou ik eerst een brief willen zien.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Je hebt het uiteraard dan ook altijd over het voorkomen van zelfmoord onder jongeren, dus het debat is breder.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Dan ook steun voor het debat.

Mevrouw Ypma (PvdA):

Suïcide onder jongeren is heel erg. Wij willen graag alles onderzoeken om te zien wat we daartegen kunnen doen. Daaronder valt ook het aanpassen van regelgeving. Ik vind het gepast om over dit moeilijke onderwerp eerst een brief van de staatssecretaris te krijgen. Naar aanleiding daarvan beoordelen we of we daarover een debat willen voeren.

De voorzitter:

Wel steun voor de brief, maar vooralsnog niet voor het debat.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Dit onderwerp heeft inderdaad heel veel impact op de nabestaanden. Mijn verzoek is om eerst om de brief te vragen. Daarna kunnen we bezien of die leidt tot een verzoek om een debat of dat we het op een andere manier regelen. Steun voor de brief, maar niet voor het debat.

Mevrouw Agema (PVV):

Nu er toch geen meerderheid is, lijkt een dertigledendebat mij ook wat klein voor dit onderwerp. Ik ontvang eerst graag een brief. Daarna kunnen we bezien of er wel een meerderheid te vinden is.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

GroenLinks steunt op zichzelf het verzoek voor zowel de brief als het debat, maar omdat er geen meerderheid is, geef ik mevrouw Keijzer mee om er een algemeen overleg van te maken. Dan kan zij in ieder geval rekenen op de steun van GroenLinks.

Mevrouw Leijten (SP):

Het lijkt mij het beste om eerst een reactie af te wachten en daarna te kijken hoe we hierover spreken. Dat we erover zullen spreken, lijkt mij evident.

Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):

Steun voor het debat.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik kan mij herinneren dat we jaarlijks een debat zouden voeren over suïcidepreventie. Daarom krijgen we ook jaarlijks een rapportage over dit onderwerp. Uiteraard steun ik het verzoek om een debat en de brief over het gehele onderwerp suïcidepreventie.

De heer Van der Staaij (SGP):

Steun voor het verzoek en ik sluit mij aan bij de opmerkingen van collega Voordewind.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Het is van belang dat we met z'n allen hierover spreken. Ik kan mij dus vinden in het voorstel van mevrouw Van der Burg en mevrouw Ypma om de brief even af te wachten en daarna te bekijken wat de beste manier is om dit belangrijke onderwerp te behandelen, want de impact op de betrokkenen — de familie en de medescholieren — is zoals gezegd immens.

De voorzitter:

Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

Het woord is aan mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. De Kamer heeft de wijziging van de Wet op de dierproeven behandeld. Dat is de implementatie van een gewijzigde Europese richtlijn. Tijdens het debat was er wat onduidelijkheid over de ruimte die wij hier zouden hebben voor een aantal amendementen. De staatssecretaris zegde daarop toe dat zij dit schriftelijk nog zou toelichten. Die brief hebben we gisteren gekregen. Op basis van die brief heb ik behoefte aan een korte heropening van de beraadslaging om een aantal amendementen in te trekken, in plaats daarvan een motie in te dienen en een laatste opmerking te maken over die brief. Het verzoek is dus om het debat kort te heropenen en de stemmingen van vandaag over dat wetsvoorstel uit te stellen.

De heer Graus (PVV):

We steunen het dat mevrouw Ouwehand nog vijf minuten krijgt om een paar amendementen om te zetten in moties.

De heer Van Gerven (SP):

Dit lijkt mij een reëel verzoek. Wij steunen het verzoek dus.

De heer Heerema (VVD):

Als de PvdD voor een aantal onderdelen nog wat extra tijd nodig heeft, steunt ook de VVD-fractie dat verzoek.

De heer Leenders (PvdA):

Het debat was inderdaad niet afgerond. We hadden daar wel duidelijke afspraken over. Wat ons betreft, hoeft het debat dus niet heropend te worden. We willen dit echter niet blokkeren. Wij steunen dus het verzoek.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Steun voor het verzoek.

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand, u hebt voldoende steun voor het verzoek. We gaan de heropening zo snel mogelijk inplannen. Dat gaat deze week niet lukken, maar zeker wel voor de kerst. Daarmee komen de stemmingen onder de punten 13 en 14 op de stemmingslijst van vandaag te vervallen.

Het woord is aan de heer Van Meenen.

De heer Van Meenen (D66):

De klassen in het Nederlandse onderwijs worden steeds groter. Dat blijkt uit onderzoek van de AOb, van EenVandaag en ook van het ministerie zelf. Dat is heel slecht voor leerlingen en voor docenten, die recht moeten doen aan al die groeiende verschillen in de klas. Ook meerjarig wetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezen dat de grootte van de klas een enorme invloed heeft op de prestaties en op het uiteindelijke geluk van kinderen, tot op latere leeftijd. Wij spreken in de commissie voor OCW met regelmaat, maar gefragmenteerd, over dit onderwerp. Ik stel voor om plenair een debat te voeren over de toenemende klassengrootte in Nederland.

De voorzitter:

Een verzoek om steun voor het houden van een debat over de toename van het aantal leerlingen per leraar.

De heer Van Meenen (D66):

Dat verzoek doe ik overigens mede namens de SP.

Mevrouw Ypma (PvdA):

Morgen hebben we een debat over de leraren. We krijgen morgen ook een petitie aangeboden. Dit onderwerp speelt heel erg, maar het is opmerkelijk dat er een verschil van mening is tussen de bond en het ministerie. Wij zouden daarom graag eerst een brief van het ministerie willen waarin een analyse wordt gemaakt van het probleem en waarin ook een verklaring wordt gegeven van de verschillen. Wij denken ook dat wij dit morgen kunnen betrekken bij het debat over de leraren.

De voorzitter:

Geen steun voor het debat, wel graag een brief dus.

De heer Bisschop (SGP):

Je wordt zo langzamerhand inderdaad een beetje moe van al die berichten over toenemende leerlingenaantallen in klassen en gemiddelden die op een bepaalde manier functioneren. Ik kan mij voorstellen dat we op termijn een debat hierover voeren, maar ik zou vooraf van het ministerie een heldere tekst willen vragen, dus een brief waarin de zaken helder op een rijtje worden gezet. Op basis daarvan kunnen we dan besluiten of er wel of niet een debat komt. Waarschijnlijk komt er dan wel een debat, maar op dit moment even niet.

De voorzitter:

Op dit moment nog niet.

De heer Klaver (GroenLinks):

Steun voor de brief en voor het debat. Het is goed dat wij hier plenair met elkaar over spreken. Voor mij heeft dit geen haast, want ik zou zelf graag bijvoorbeeld ook nog een hoorzitting over ditzelfde onderwerp willen houden.

Mevrouw Straus (VVD):

Ook steun voor de brief. Ik begrijp uit de berichtgeving dat er nog een onderzoek loopt van het ministerie zelf. Ik zou het dus heel prettig vinden om eerst een brief van het ministerie te krijgen waarin wellicht ook dat eigen onderzoek kan worden meegenomen, met een uitgebreide analyse. Dan kunnen we daar in een later stadium over spreken.

De voorzitter:

Geen steun voor het debat op dit moment.

De heer Rog (CDA):

Het is een belangrijk onderwerp en zeer actueel, omdat er ook een burgerinitiatief speelt van Leraren in Actie. Aan de Kamer worden 50.000 handtekeningen overhandigd, met een verzoek om er plenair over te spreken. Tot die tijd zou ik voldoende hebben aan een brief.

De voorzitter:

Geen steun voor een debat op dit moment.

De heer Beertema (PVV):

Steun voor de brief, niet voor het debat.

De heer Van Meenen (D66):

Buitengewoon jammer. Ik denk dat er ontzettend veel onderzocht is. De feiten spreken elkaar weliswaar achter de komma misschien tegen, maar de docenten hebben wel degelijk de ervaring dat de klassen groter worden. Uiteraard kan ik goed leven met een brief, maar ik denk dat het onvermijdelijk is dat het debat hierover gevoerd wordt. Daarom pleit ik niet voor een dertigledendebat. Daar is dit onderwerp te groot voor, helaas.

De voorzitter:

Ik zal het stenogram van dit gedeelte van de vergadering doorgeleiden naar het kabinet.

Daarmee is een einde gekomen aan de regeling van werkzaamheden. Voordat wij gaan stemmen, wil ik graag in ons midden welkom heten onze collega, mevrouw Karabulut, die na haar zwangerschapsverlof vandaag weer is teruggekeerd in de Kamer.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Ik neem aan dat zij vandaag de presentielijst al heeft getekend. Ik hoop dat u allen dat hebt gedaan. Als er mensen zijn die dat nog niet hebben gedaan, kunnen zij dat nu nog even doen. Voordat we gaan stemmen, zijn er nog enkele leden die een verzoek hebben voor de stemmingslijst.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Voorzitter. Bij de stemmingen onder punt 5, over de politie, wil ik graag de motie-Berndsen-Jansen/Marcouch op stuk nr. 13 (33750-VI) aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Berndsen-Jansen stel ik voor, haar motie (33750-VI, nr. 13) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan de heer Litjens.

De heer Litjens (VVD):

Voorzitter. Ik verzoek bij de stemmingen onder punt 10 om uitstel van de stemming over de gewijzigde motie-Visser/Knops op stuk nr. 7 (33750-XVIII).

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Litjens stel ik voor, de motie-Visser/Knops (33750-XVIII, nr. 7) aan te houden.

De heer Litjens (VVD):

Voorzitter. U concludeert dat de motie wordt aangehouden. Ik ben geen indiener van de motie. Ik verzoek om uitstel van de stemmingen. Dat is formeel wat anders.

De voorzitter:

Oké. Ik neem aan dat daar geen bezwaar tegen is. Ik zie niemand opstaan, dus ik neem aan dat er geen bezwaar tegen is.

De heer Marcouch (PvdA):

Bij de stemmingen onder punt 5 over de politie wil ik de motie-Marcouch op stuk nr. 21 (33750-VI) aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Marcouch stel ik voor, zijn motie (33750-VI, nr. 21) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. Op de valreep. Ik wil graag bij de stemmingen onder punt 7, de moties die zijn ingediend bij het wetgevingsoverleg over water, de motie-Jacobi/Hachchi op stuk nr. 8 (33750-J) aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Jacobi stel ik voor, haar motie (33750-J, nr. 8) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven