18 Partnerschaps- en Samenwerkingsoverenkomst EU en Irak

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Goedkeuring van de op 11 mei 2012 te Brussel tot stand gekomen Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten enerzijds, en de Republiek Irak anderzijds ( Trb. 2012, 101 ) ( 33363 ).

De voorzitter:

Ik heet de minister van Buitenlandse Zaken van harte welkom. De heer Omtzigt van het CDA heeft als eerste het woord.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. We hebben een korte sprekerslijst. Lange sprekerslijsten zijn er alleen bij onderwerpen die met de waan van de dag te maken hebben. Irak is uit, dus we krijgen een rustig Kamerdebat over een belangrijk land, waar in de afgelopen 20 jaar sinds de inval in 1991 ontzettend veel mensen zijn omgekomen, in een zeer bloedige oorlog. Het is bijzonder dat we na 30 jaar, en 10 jaar na de invasie in Irak, kunnen spreken over een samenwerkingsovereenkomst tussen de Unie en dit land. Waar Irak tien jaar geleden een internationale paria was, die voor andere landen een bedreiging vormde, zoeken wij nu samenwerking. Dat is een belangrijke en goede stap in een regio die op dit moment wordt beheerst door chaos en geweld.

De CDA-fractie heeft grote waardering voor de inzet van Nederlandse militairen en hulpverleners na de val van Saddam Hoessein. Juist vanuit dat oogpunt verwacht de CDA-fractie van de Irakese autoriteiten de bereidheid om met Nederland en Europa samen te werken op punten waar de schoen nu soms nog wringt. De regering stelt terecht dat er op het gebied van de mensenrechten in Irak nog grote problemen zijn. Met name de positie van religieuze minderheden is na de val van Saddam Hoessein serieus onder druk komen te staan. Ook in dat licht kijkt de CDA-fractie met grote zorg naar de ontwikkelingen in de brede Arabische regio, met name in Syrië en Egypte, waar gemeenschappen van bijna 2000 jaar oud totaal verdreven dreigen te worden. De regering stelt terecht dat kwetsbare groepen een groter risico lopen om slachtoffer te worden van discriminatie en geweld, ondanks de juridische waarborging van de rechten van minderheden. Ze hebben daar een fantastische grondwet, in naam. Welke lessen trekt de minister uit deze geschiedenis voor de andere landen in de regio, waar het nu onrustig is en de positie van minderheden snel verslechtert? Welke stappen zet de regering naar aanleiding van deze overeenkomst?

De regering geeft in haar beantwoording aan dat met deze overeenkomst de mensenrechten beter kunnen worden geborgd. Wat zijn de concrete afspraken die worden gemaakt in deze partnerschapsovereenkomst? Of blijft het bij een jaarlijks bilateraaltje? Graag vernemen wij welke concrete voorwaarden er zijn gesteld. Om het concreet te maken: indien ook de resterende minderheden, zoals de christenen, het land worden uitgedreven, blijven wij dan gewoon handeldrijven, steun geven en de andere kant op kijken? Laten we de kernvraag nu bespreken. De Unie geeft aan dat zij mensenrechten als kernwaarden ziet, en terecht. Een land dat tot de Unie wil toetreden, moet voldoen aan de strenge Kopenhagencriteria. Nu hoeft men bij een partnerschapsovereenkomst of bij een associatieverdrag natuurlijk niet aan alle Kopenhagencriteria te voldoen; waarschijnlijk zou je op dit moment dan wel ongeveer alle partnerschapsovereenkomsten kunnen opzeggen. Maar is de Unie bereid om een set minimumeisen te stellen aan een partnerschapsovereenkomst? En komt in die partnerschapsovereenkomst de clausule dat de Unie daadwerkelijk opzegt bij het niet-nakomen daarvan? Met het oog op de onderhandelingen met, bijvoorbeeld, de Oekraïne lijkt zoiets heel wenselijk. Mijn concrete vraag: is de minister bereid om dit ter sprake te brengen in de Raad van Ministers van Buitenlandse Zaken, en om met een voorstel hiertoe te komen?

Irak is een belangrijk buurland van Syrië. Aan de grens tussen beide landen is het onrustig. Er zijn terroristische groeperingen actief die pendelen tussen Jemen, Irak en Syrië. De geruchten worden steeds sterker dat de Hezbollah ook in Irak invloed krijgt. Welke concrete afspraken kunnen met Irak worden gemaakt om de verspreiding van grensoverschrijdend terrorisme te bestrijden?

Een laatste punt over de samenwerking. In de toelichting op de PSO wordt slechts summier en in algemene termen gesproken over terugkeerbeleid. De CDA-fractie vindt dat dit juist in dergelijke overeenkomsten een belangrijk punt zou moeten zijn. Zij willen iets van ons, wij willen wat van hen. Er wordt iets gezegd over vrijwillige terugkeer. Terecht, maar nergens in de overeenkomst met Irak is iets te vinden over gedwongen terugkeer. Op pagina 13 van de memorie van toelichting staat dat wordt vastgesteld dat de rechten, verplichtingen en verantwoordelijkheden van de partijen vanuit het internationale recht en het internationale humanitaire recht ten volle worden geëerbiedigd. Dat betekent ook een verplichting tot het terugnemen van eigen onderdanen of dit nu vrijwillige of gedwongen terugkeer betreft. Nederland heeft 5,5 miljoen euro beschikbaar gesteld in het kader van besprekingen met Irak over gedwongen terugkeer. Naast dit bedrag heeft Nederland in de loop van de tijd veel geld aan de wederopbouw van Irak besteed. Tot dusver hebben de besprekingen met Irak over gedwongen terugkeer geen enkel resultaat gehad. Samenwerking moet van twee kanten komen, ook hier. Is de minister bereid om ervoor te pleiten gedwongen terugkeer nadrukkelijker terug te laten komen in Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten zoals de overeenkomst met Irak?

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. De heer Omtzigt wees er al op: het is tien jaar geleden dat wij in deze Kamer heel veel spraken over Irak. Nu is de aanleiding gelukkig veel beter. Sinds de val van het regime van Sadam Hoessein is de EU daadwerkelijk een eigenstandige relatie met Irak aangegaan. Onderhandelingen hebben geleid tot een handels- en samenwerkingsovereenkomst en tot een volwaardige Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst. Het uiteindelijke verdrag daarover is getekend in mei 2012.

De VVD-fractie is voor een beleid waarin de EU dit soort overeenkomsten met derdelanden sluit mits deze handelsbevorderend zijn en een conditionaliteit kennen. Vorige week hebben wij uitgebreid gesproken over de conditionaliteit met betrekking tot Egypte. De heer Omtzigt vraagt nu terecht aandacht voor de conditionaliteit in dit geval. Ik sluit mij aan bij zijn vragen over die overeenkomst over gedwongen terugname van eigen onderdanen. Ook mijn fractie heeft daar in het verleden vaak op aangedrongen. Ik hoor graag van de minister of die mogelijk is.

Wij moeten er niet omheen draaien: Irak is een instabiel en zeer corrupt land. De relatieve stabiliteit die is ontstaan in de afgelopen jaren is fragiel. Tegelijkertijd is het een van de snelst groeiende economieën ter wereld. Het land is ook niet uiteengevallen zoals heel lang werd verwacht. Sterker nog, het noorden van Irak kan worden gekenschetst als relatief stabiel. Niet voor niets heeft mijn fractie bij de laatste begrotingsbespreking erop aangedrongen dat de functie van laptopambassadeur in Erbil zou uitgroeien tot consulaat. Het stemt mij tot grote vreugde dat de minister zijn SG als een soort gevolmachtigd minister die kant op heeft gestuurd. Ik heb begrepen dat dat zeer goed is gevallen. Mijn fractie vindt dat er meer bezoeken op hoog niveau moeten plaatsvinden. Zeker in dat gebied kunnen er met de zakenmensen zaken worden gedaan. Er is een enorme wens om de verbinding met Nederland aan te gaan. Dit verdrag moet daarvoor mede een basis bieden.

In dit verdrag worden ook drie categorieën aangegeven waaraan die conditionaliteit moet voldoen. Die lijken op wat wij vorige week bespraken: de eerbiediging van democratische beginselen, de rechtsstaat en bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens. Over dat laatste hebben wij het heel vaak gehad in deze Kamer. Ik wil het daar nu even wat minder over hebben. Ik stel wel vragen over de mensenrechtensituatie. Wie het World Report 2013 van Human Rights Watch leest, constateert dat er nog buitengewoon veel overtredingen en schendingen van de mensenrechten plaatsvinden. Er vinden executies plaats, de doodstraf wordt nog uitgevoerd en journalisten kunnen niet vrijuit hun werk doen. Er is een groot verschil tussen Kabul en Erbil, zullen wij maar even zeggen. Dat is volgens mij ook de ervaring die de hoogste ambtenaar van de minister heeft opgedaan. De sjiitische regering-Maliki heeft sinds de overdracht van het kamp Ashraf in 2009 door de Amerikanen ook de verantwoordelijkheid om te zorgen voor de veiligheid van deze mensen. Hoe kan Nederland de inspanningen steunen van de Hoge Vertegenwoordiger voor de Vluchtelingen om de situatie in kamp Ashraf, later Camp Liberty, verbeteren?

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. In 2004 besloot de Europese Unie om te streven naar een regulier samenwerkingsraamwerk met Irak. Zelfs als je het met de PVV niet eens bent dat de EU geen buitenlands beleid zou behoren te voeren, is het natuurlijk toch wel goed om eens te bezien hoe die partner waarmee je die overeenkomst wilt sluiten, Irak dus in dit geval, zich in die negen jaar nu eigenlijk heeft ontwikkeld.

Irak heeft, zoals dat heet, een regering van nationale eenheid. In die regering van nationale eenheid zouden de sjiitische meerderheid en de soennitische en de Koşerdische minderheden zich adequaat vertegenwoordigd moeten weten. Wij moeten echter constateren dat, ondanks alle miljarden aan steun die sinds 2003 naar Irak zijn gevloeid, er nog steeds geen stabiele staat is in Irak. Human Rights Watch typeert Irak als een gebroken rechtssysteem. Rechten van vrouwen, homo's, politieke dissidenten en journalisten worden met voeten getreden. Irak staat nummer vier op de wereldranglijst van christenvervolging van Open Doors. Irak heeft in 2003 de doodstraf afgeschaft, maar dat was van korte duur, want twee jaar later werd de doodstraf in dat land weer ingevoerd. Sindsdien zijn er 447 executies uitgevoerd. Volgens een recent rapport van Amnesty International, met als titel Iraq, a decade of abuses, is foltering nog steeds schering en inslag. Foltering blijft in Irak ook onbestraft.

De rol van de islam is duidelijk. Soennieten en sjiieten zijn elkaars aartsvijanden, zeker ook in Irak. De regering van Irak heeft een veiligheidsapparaat van maar liefst 1,2 miljoen personen tot haar beschikking om de boel niet te laten exploderen. In Bagdad beheerst een zware militaire aanwezigheid het straatbeeld. Ondanks dat grote onderdrukkingsapparaat en ondanks al die mensenrechtenschendingen, gist het enorm in Irak. Geweld is er aan de orde van de dag. Nog steeds hebben in Irak niet de regering maar vooral de verschillende stamverbanden en hun milities het in belangrijke mate voor het zeggen. Er is geen staat. Er zijn geen instellingen. Er is geen systeem dat de burgers beschermt. Irak lijkt te balanceren op de rand van een sektarische oorlog. Daarbij komt dat Irak lid is van de Organisatie van Islamitische Samenwerking. Deze organisatie beschouwt aanslagen op buitenlandse mogendheden, die nota bene in het kader van vredes- en wederopbouwmissies actief zijn, niet als terrorisme.

Als de Nederlandse regering en de Europese Unie de tijd nog niet rijp achten voor een vrijhandelsakkoord met Irak, omdat de vereiste bestuurlijke capaciteit en stabiliteit daar ontbreken, hoe komt de regering – die zit hier nu in de persoon van de minister van buitenlandse Zaken – dan tot de conclusie dat Irak desondanks wel klaar is voor een Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst? Graag krijg ik een reactie van de minister

Ik rond af. Het is op zijn zachtst gezegd vreemd dat enige mate van stabiliteit in het land, Irak in dit geval, geen voorwaarde lijkt te zijn voor het aangaan van een dergelijke overeenkomst. Het is vreemd dat een land, waar men er ondanks verkregen steun in de afgelopen tien jaar zo'n puinhoop van heeft gemaakt als je nu in Irak waarneemt, nu zou moeten worden getrakteerd op de in de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst toegezegde financiële en technische bijstand, onder andere in de vorm van subsidies. Graag krijg ik ook hierop een reactie van de minister.

De heer Servaes (PvdA):

Voorzitter. Mijn fractie heeft eerder schriftelijke vragen ingediend over dit onderwerp. Wij kregen daarop goede antwoorden. Wij vinden het onderwerp en het land te belangrijk om hier vandaag niet even kort het woord te voeren. Immers, morgen is het precies tien jaar geleden dat een coalitie onder leiding van de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk Irak binnenviel. De bloedige tragedie die zich daarna voltrok kennen wij allemaal. Deze is hier veel en vaak besproken. Sindsdien is er veel gebeurd, en nog steeds kent Irak tal van uitdagingen op weg naar een stabiele en veilige toekomst. Een aantal van mijn collega's refereerde er al aan. Zojuist nog kwam het bericht binnen dat een serie van bommen in Bagdad 48 doden heeft veroorzaakt. Er is dus nog een lange weg te gaan.

Desalniettemin vindt mijn fractie het belangrijk om een goede bilaterale en multilaterale samenwerking met de republiek Irak te onderhouden. Daarom zijn wij verheugd met de totstandkoming van de samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Irak. Het land speelt ontegenzeglijk een belangrijke rol in de regio en ver daarbuiten, bijvoorbeeld op het gebied van de energievoorziening. De PvdA vindt het een goede ontwikkeling dat de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten van de EU nu standaard een aantal politieke clausules omvatten, op het gebied van mensenrechten, non-proliferatie en bestrijding van terrorisme.

Mijn fractie heeft nog twee vragen. De regering antwoordde al eerder op vragen van ons dat de bevordering en de bescherming van mensenrechten belangrijke voorwaarden zijn voor het intensiveren van de samenwerking tussen Irak en de EU. Tevens gaf zij aan dat er belangrijke punten van zorg bestaan, zoals de toepassing van de doodstraf, de positie van etnische, seksuele en religieuze minderheden en de aanwezigheid van de gewapende milities. Kan de regering aangeven hoe wordt toegezien op vooruitgang op deze terreinen en op welke wijze deze precies voorwaardelijk zijn aan de intensivering van de samenwerking? Wat zijn de exacte criteria en hoe worden deze toegepast?

Ik heb nog een tweede vraag. In januari 2010 werd een Strategic Energy Partnership tussen de EU en Irak gesloten met daarin uitgangspunten voor samenwerking op het terrein van energie. Beide partijen gaven toen aan te zullen samenwerken om met name de duurzaamheid van het energiebeleid van Irak te waarborgen. Kan de minister vertellen welke stappen er op dat terrein zijn gezet, bijvoorbeeld met betrekking tot de opbouw van instituties en op het gebied van wet- en regelgeving?

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Zoals anderen ook al hebben gezegd, is het deze week precies tien jaar geleden dat de Verenigde Staten en Groot-Brittannië in flagrante schending van het internationaal recht en op basis van leugens en oorlogspropaganda Irak binnenvielen. Dat gebeurde met politieke steun van een meerderheid van de Tweede Kamer, om precies te zijn. Het is overduidelijk dat van de mooie beloften van de oorlogvoerende landen niets terecht is gekomen: geen welvaart en geen democratische rechtsstaat voor Irak, maar een hel op aarde voor veel Irakezen en een verscheurd land. Tien jaar na de door Nederland gesteunde illegale oorlog is in Irak, kort gezegd, een falende staat ontstaan waar mensenrechtenschendingen aan de orde van de dag zijn.

De Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en haar lidstaten en de republiek Irak die hier nu voorligt, heeft in artikel 86 een heldere mensenrechtenparagraaf. Daarin staat dat de partijen overeenkomen om samen te werken met het oog op de bevordering en doeltreffende bescherming van de mensenrechten en dat partijen beseffen dat het effect van de samenwerkings- en onwikkelingsprogramma's zal worden beperkt indien de mensenrechten niet worden beschermd, bevorderd en geëerbiedigd. Stuk voor stuk mooie woorden. Zal deze mensenrechtenparagraaf niet net als andere – ik denk bijvoorbeeld aan de mensenrechtenparagraaf in het associatieakkoord met Israël – een dode letter blijven? Hoe voorkomt de minister dat opnieuw een mensenrechtenparagraaf slechts een stuk papier blijft en in de praktijk niet zo veel verschil maakt?

Mensenrechtenorganisaties als Amnesty International en Human Rights Watch wijzen op de vele mensenrechtenschendingen die in Irak plaatshebben. Denk bijvoorbeeld aan de vreedzame demonstraties die met grof en zelfs dodelijk geweld uiteen worden geslagen. Denk ook aan de duizenden gevangenen die zonder enige vorm van proces zijn opgesloten en de marteling die in die gevangenissen plaats heeft. Moorden op journalisten waarvoor vervolgens nooit een dader wordt gevonden, zorgen voor grote onderdrukking van de persvrijheid in Irak. Ook vindt de doodstraf veelvuldig plaats; in 2012 ten minste 129 keer. Bijzonder precair is verder de situatie van de ongeveer 3.000 Iranese ballingen in Camp Liberty. Regelmatig worden zij aangevallen, onlangs nog met raketten. Anders dan de naam doet vermoeden, Camp Liberty, voelt het kamp voor de inwoners eerder aan als een gevangenis. Ik laat het voor nu bij deze punten, maar dat is helaas niet vanwege een gebrek aan voorbeelden.

In de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst is vastgelegd dat partijen stappen kunnen nemen om de overeenkomst op te schorten. Dat kan wanneer niet wordt voldaan aan de eerbiediging van de democratische beginselen van de rechten van de mens, zoals deze zijn vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en andere desbetreffende internationale mensenrechteninstrumenten. Ook moet worden voldaan aan de eerbiediging van het beginsel van de rechtsstaat. Naar aanleiding van mijn opsomming over mensenrechtenschendingen trek ik de conclusie dat Irak nu al niet aan deze verplichtingen kan voldoen. Deelt de minister mijn observatie? Wat zegt dit over de te sluiten Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst? Graag een reactie.

In antwoord op schriftelijke vragen schrijft de minister over vooruitgang op mensenrechtengebied en de opbouw van de rechtsstaat. Uit de rapportages van de mensenrechtenorganisaties krijg je echter een heel ander beeld. Kan de minister deze vooruitgang, die hijzelf meent te zien, specifiek benoemen?

Dan nog een heel simpele vraag. Met wie wordt de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst met Irak nu eigenlijk gesloten? De Koşerden in het noorden hebben vergaande autonomie. Daar worden zelfs eigen oliedeals gesloten en wordt een eigen leger op de been gehouden. De aan de Koşerdische autonome regio grenzende gebieden worden hevig betwist. Een oorlog hier ligt op de loer. In Bagdad woedt ondertussen een dodelijke politieke strijd waarbij premier Maliki steeds meer macht naar zich toetrekt. Dat gaat vooral ten koste van soennitische groepen, die zich meer en meer gemarginaliseerd voelen. De Irakese rechterlijke macht heeft eind vorig jaar zelfs de soennitische vicepresident Tarek al-Hashemi bij verstek ter dood veroordeeld wegen antisjiitische terrorisme. Het gerucht dat in Bagdad geen besluit wordt genomen zonder instemming van Iran is ook sterk. Radicale oppositiegroepen ondermijnen verder de staat met gruwelijke en uiterst dodelijke aanslagen, zoals vandaag nog in Bagdad. Naast deze etnische strijd zorgen gigantische corruptie en incompetente bureaucratie voor grote problemen. Vanwege de vele en elkaar bestrijdende groepen in Irak hoor ik graag met wie deze Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst de facto wordt gesloten.

De voorzitter:

De minister kan direct antwoorden.

Het woord is aan de minister van Buitenlandse Zaken.

Minister Timmermans:

Voorzitter. Dank. Dank aan de Kamer voor de inbreng in eerste termijn.

De leden hebben allemaal hun zorgen uitgesproken over de politieke ontwikkeling in Irak. Die zorgen zijn zeer terecht. Er is een breuk tot stand gekomen met de ontwikkeling die aan de gang was van een afname van geweld. Nu neemt het geweld weer toe. Ook vandaag weer zijn bij een aanslag meer dan 50 mensen om het leven gekomen. Dat heeft te maken met de binnenlandspolitieke spanningen die door de leden is vermeld, maar het heeft natuurlijk ook te maken met wat zich in Syrië afspeelt. De spanningen tussen sjiieten en soennieten die ook in Syrië een grote rol spelen bij het conflict, spelen ook in Irak een rol. Dat heeft uitwerking op de binnenlandse stabiliteit waar wij ons veel zorgen over maken. Dat is de context waarbinnen wij opereren. De zeer terechte vraag van een aantal leden is of je in die context wel moet overgaan tot het ratificeren van een ondertekende overeenkomst tussen de EU en Irak over partnerschap en samenwerking.

Het antwoord van de Nederlandse regering daarop is volmondig ja. Waarom? Allereerst omdat wij vinden dat er op dit moment helemaal geen juridisch kader is voor de samenwerking tussen de Europese Unie en Irak. Dat juridische kader heb je wel nodig. De Kamer vraagt terecht, alle woordvoerders, dat wij meer nadruk leggen op mensenrechten en de Irakezen meer aanspreken op hun verplichtingen en dat wij meer conditionaliteit invoeren. Daar heb je echter wel een juridisch kader voor nodig. Dat is de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst.

Tegelijkertijd biedt die samenwerkingsovereenkomst ons de mogelijkheid om de handelsrelatie met Irak uit te bouwen. Dat land is op dit moment een januskop. Politiek, maatschappelijk, qua mensenrechten en qua positie van journalisten – de Kamer heeft het allemaal genoemd – is het zeer zorgelijk. Tegelijkertijd is het land economisch booming, zowel in het noorden als elders in het land. De Europese Unie wil onderdeel zijn van die economische lente, die enorme economische groei, en tegelijkertijd proberen om de groei en de samenwerking in te zetten om politieke verbeteringen tot stand te brengen die zij ook zeer noodzakelijk acht. Dat is eigenlijk de hele strategie achter deze PSO. In onze ogen is dat ook de toegevoegde waarde ervan. Bovendien – de leden van de Kamer zullen dat ook merken in hun contacten met mensen die zaken doen in Irak – is er onder mensen die in Irak zaken doen een schreeuwende behoefte om juridisch voldoende vaste grond onder de voeten te hebben, opdat hun investeringen ook beschermd worden en ze niet aan de goden of, zo u wilt, de heidenen zijn overgeleverd bij het zaken doen in Irak. Daar biedt de PSO ook een goede basis voor. Wat ons betreft zijn dit belangrijke redenen om die fundamentele vraag of je dit wel moet willen, met "ja" te beantwoorden.

Dan is het de vraag hoe je zo'n partnerschapsovereenkomst kunt gebruiken om de mensenrechtensituatie te verbeteren. Wat kun je doen als je zulke ernstige schendingen ziet dat je daartegen wilt optreden? Bij ernstige schendingen – dit staat in de PSO – kan de samenwerkingsovereenkomst meteen worden opgeschort. De EU kan dat unilateraal doen. Daarover moet wel unanimiteit in de Raad bestaan. Dat moet je dus wel voor elkaar zien te krijgen. Je hebt dan voortdurend de dialoog met je EU-partners nodig. De inschatting wordt immers niet overal gelijkelijk gedeeld. Verder is het mensenrechtenbeleid standaard onderdeel van de dialoog in het kader van de samenwerkingsovereenkomst. Wij weten dat de dialoog vaak niet prettig gevonden wordt aan de Iraakse kant of door andere landen waarmee wij dit soort overeenkomsten hebben. De dialoog is echter inmiddels wel een noodzakelijk onderdeel van de overeenkomst. Men neemt dit deel ook serieus. Voorts staat er in de mensenrechtenclausule ook dat het hele pakket aan Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten met derde landen met name gericht moet zijn op het verbeteren van de rechtsstaat, op mensenrechten en op goed bestuur. In de programma's die de Europese Unie op dat vlak ontwikkelt, ligt de focus dan ook op die gebieden. Uiteraard geldt dat ook voor de bescherming van minderheden en religieuze minderheden. Ik deel de grote zorgen die hierover vanmiddag zijn uitgesproken. Sektarisch geweld is onlosmakelijk verbonden met de strijd tussen de sjiieten en soennieten. Een Afrikaans gezegde luidt: waar olifanten vechten, wordt het gras vertrapt. Dat is nu juist wat veel kleinere minderheden dreigt te overkomen in de regio. De heer Omtzigt sprak hierover. Hij heeft groot gelijk. Dit vergt extra aandacht van de Europese Unie.

Mij werd ook gevraagd welke handelsvoordelen in de PSO aan Irak worden toegekend. Ik denk dat die handelsvoordelen relatief klein zijn, omdat Irak al onderdeel is van het algemeen preferentieel systeem. In de PSO zijn naast dat APS preferentiële bepalingen opgenomen ten aanzien van overheidsopdrachten en de handel in diensten en investeringen. Dat is heel belangrijk, want in delen van Irak wordt nu ontzettend veel geïnvesteerd in infrastructuur. Als het goed is, zou ook het Europese bedrijfsleven daarvan kunnen profiteren. Niet alle wegen hoeven door Chinezen te worden aangelegd. Dat kunnen wij beter, zeg ik dan maar met enige trots.

Verder is het belangrijk om aandacht te besteden aan wat wij met die PSO kunnen doen, teneinde ook terrorisme in Irak te bestrijden. Vandaag vielen weer 50 slachtoffers. Terrorisme speelt een heel grote rol in de Iraakse politiek. Daar maken wij ons allemaal grote zorgen over. Dus moeten we maar hopen dat de PSO kan bijdragen aan het versterken van de Iraakse capaciteit om het terrorisme aan te pakken en de dreiging ervan te verminderen, met name door middel van preventie. De aantrekkelijkheid van sommige jihadistische clubs is dat zij juist wel die basisvoorzieningen voor een deel van de bevolking leveren, waartoe de Iraakse overheid kennelijk nog onvoldoende in staat is. Dat leidt tot radicalisering. Het kan helpen om terrorisme te bestrijden, doordat wij de Iraakse overheid op dat punt in een betere positie brengen.

Ook vind ik het een voordeel dat in artikel 7 van de PSO is vastgelegd dat de EU en Irak samen gaan werken aan toetreding van Irak tot het Statuut van Rome. Het is heel goed dat Irak instemde met deze bepaling. Uiteraard moet men daar zelf beslissen of men het ratificeert, maar je kunt wel het paard naar het water brengen en hopen dat het drinkt. De EU moet daarmee doorgaan; dat is ook in het belang van gerechtigheid op de langere termijn.

Een terecht punt van zorg dat ik deel met de Kamer, is dat van de terug- en overname. Dat is ooit door Nederland als eerste ingebracht in de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten. Daar was toen heel veel weerstand tegen in de rest van de Europese Unie, maar dat is nu standaard. Alleen, in de uitvoering wil het niet altijd lukken. De Kamer weet dat die clausule in de samenwerkingsovereenkomst heel stevig is. Alleen, via de EU en bilateraal komen we er nog onvoldoende uit met de Iraakse overheid. Dat heeft alles te maken met degenen om wie het in dit geval gaat. Voor een groot deel zijn dat Koşerden. Wij registreren dat niet, maar wij weten het wel. De overheid in Bagdad voelt er heel weinig voor om die eigen burgers, omdat ze Koşerden zijn, terug te nemen. We zullen daar echter het gesprek over blijven voeren en we zullen daarop blijven drukken. Wij doen dat in overleg met een aantal andere landen die met hetzelfde probleem kampen. We doen dat met de Amerikanen, de Britten en nog een aantal andere landen die met deze groep mensen te maken hebben die de Iraki's niet van plan zijn terug te nemen.

De heer Omtzigt (CDA):

Misschien is er sprake van een klein misverstand, maar ik begrijp niet helemaal welke dwangmiddelen zijn opgenomen in dit verdrag of in overeenkomsten waarop Nederland aanspraak kan maken, zodat mensen terugkeren als zij hier zijn uitgeprocedeerd.

Minister Timmermans:

Ik ben ook nog niet aan het eind van mijn betoog aangekomen. Ik probeer eerst even aan te geven binnen welk kader we werken. Ook al staat er een stevige terug- en overnameclausule in het akkoord, daarmee hoeft Irak individuele gevallen nog niet meteen verplicht terug te nemen. Je moet dus in overleg met de Iraakse overheid om dat tot stand te brengen. Dat probleem is onderdeel van het gesprek met de Iraakse regering. De Kamer heeft dat zelf ervaren: bij het bezoek van de Iraakse minister van Buitenlandse Zaken is dat aan de orde gesteld. De Kamer kreeg toen een, vriendelijk geformuleerd, afhoudende reactie. Laatst hebben we ook overleg gevoerd met een andere minister die Nederland bezocht. Wij zullen dat blijven doen. Op een gegeven moment zal dat leiden tot het inroepen van clausules in de samenwerkingsovereenkomst die de samenwerking moeilijker zullen maken. Je hebt ook daarvoor weer je EU-partners nodig om dat te doen. Omdat niet alle lidstaten met deze problemen kampen, kunnen de Iraki's dat verplaatsen naar de bilaterale relatie met lidstaten. Dat blijft voor ons een probleem.

Zoals de Kamer weet, hebben wij een uitgebreid pakket aan ondersteuningsmaatregelen voor terugkeerders, zowel financieel als niet-financieel. Wij zullen blijven samenwerken met gelijkgestemde landen om te komen tot een gemeenschappelijke benadering. Ik heb er goede hoop op dat dit gaat lukken. Voordat daarover misverstanden zijn, wil ik wel aantekenen dat er al honderden Iraki's per jaar teruggaan naar Irak en met name naar Iraaks Koşerdistan, doordat de situatie zo verbetert. Ik denk dat de meeste leden dat wel weten. Deze mensen zien daar namelijk voor zichzelf en voor hun kinderen betere vooruitzichten dan een aantal jaren geleden.

De heer Servaes heeft gevraagd hoe kan worden toegezien op de vooruitgang op terreinen als de doodstraf, de positie van minderheden en de aanwezigheid van gewapende milities. Ik heb al aangegeven dat ik de zorgen van de Kamer op dit punt deel. De praktijk is nog heel ver verwijderd van wat de Europese Unie wenst en overigens ook van wat de Iraakse overheid aangeeft. In de praktijk is het een stuk slechter dan zijzelf beweert. De overeenkomst biedt echter ruimte om dat aan de orde te stellen. De heer Servaes kan zeggen dat dit wel heel mager is – dat ben ik dan meteen met hem eens – maar het is wel het forum dat wij hebben om de zorgpunten onder de aandacht te brengen en met Irak te delen.

Er is geen voorwaardelijkheid ingebouwd in de overeenkomst in de zin van trap op en trap af, of more for more, less for less. Wel is er een opschortingsclausule, maar dat is meteen weer een nucleaire optie waar je alle lidstaten voor nodig hebt. Als de heer Servaes mij vraagt of ik de samenwerkingsovereenkomst op dit punt heel sterk vind, dan zeg ik: nee, dat had wat Nederland betreft wel wat sterker gekund. Overigens staat het los van de financiële assistentie die de Europese Unie aan Irak geeft. In de financiële assistentie hebben wij wel meer conditionaliteit opgebouwd, zodat je die wel als leverage kunt gebruiken.

De heer Servaes heeft gevraagd hoe partijen denken te kunnen gaan samenwerken op het gebied van het duurzame-energiebeleid. Wij hebben drie jaar geleden in januari een MoU ondertekend over strategische samenwerking op het gebied van energie. Die is ondertekend door de Commissie, Hoge Vertegenwoordiger Ashton en de Iraakse minister voor olie. In dat MoU staat een reeks voornemens tot nauwere samenwerking tussen de EU en Irak op het gebied van energie. Dat is voor ons van belang in verband van de energiezekerheid. Voor Irak is het natuurlijk van belang vanwege de economische ontwikkeling. Het is gericht op een geïntegreerd energiebeleid met mogelijkheden voor gasexport naar de EU, zodat wij die in kaart kunnen brengen, een actieplan voor duurzame energie en de uitwisseling van expertise en informatie. Er is een gemeenschappelijke energiewerkgroep voor opgericht. Deze samenwerking kunnen wij inbrengen in de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst, met name onder het hoofdstuk over goed bestuur en rule of law.

De heer Ten Broeke vroeg naar de handelsmissie of ten minste naar de handelsrelatie. Ik plaats daarop een heel kleine correctie. Wij hebben geen consulaat in Erbil maar een ambassadekantoor. Het is even formeel, maar het is een dependance van de ambassade in Bagdad. Daar zien wij veel kansen, maar ook in het zuiden van Irak zijn kansen. In Basra zijn dat het gas, de olie en de haven. In Najaf zijn er kansen voor de landbouw. De ambassade concentreert zich daarop en brengt de economische kansen onder de aandacht van het Nederlandse bedrijfsleven. Vorig jaar heeft er trouwens al een handelsmissie naar Irak plaatsgevonden. Men is in zowel Basra als Bagdad als Erbil geweest. We zullen daar zeker op doorwerken.

De heer Ten Broeke heeft volledig terecht gezegd dat bezoek op hoog niveau nodig is. Ik heb inderdaad mijn secretaris-generaal, mevrouw Jones, gevraagd om zo'n bezoek te brengen als deputy minister. Die titel gebruiken we namelijk in de contacten. Dit lijkt mij gepast. Ik ben zelf ook van plan om in ieder geval naar Bagdad en Erbil te reizen. We zoeken nog naar een moment om dat te doen. Dan is deze hele agenda die ik nu met de Kamer bespreek, juist leidend. Dan gaat het dus over mensenrechten, over terug- en overname, over de bescherming van minderheden, maar ook over het nemen van economische kansen en over het uitbouwen van de samenwerking. Dat hele palet moeten we goed de revue laten passeren.

Ik heb het al gehad over de sektarische spanningen. Ik hoop zeer dat de ellende die we nu in Syrië zien, niet nog meer overslaat naar Irak. De realiteit gebiedt echter te zeggen dat er wel een relatie is tussen wat in Irak gebeurt en wat in Syrië gebeurt. We moeten dus alles op alles zetten om de Iraakse regering tot kalmte te dwingen en om ook Iran op dit punt aan te spreken en onder te druk te zetten. Het blijft in ons aller belang dat de instabiliteit in de regio niet verder toeneemt.

Ook de positie van de minderheden inclusief de christenen is door mevrouw Jones aan de orde gesteld. Die zal ook door mij aan de orde worden gesteld als ik die kant opga.

De heer Van Bommel sprak over de omstandigheden in Camp Hurriya. Volgens de inschatting van de VN zijn de leefomstandigheden voldoende. Dat is dus in tegenspraak met de berichten die MKO daarover naar buiten brengt. De Nederlandse ambassade en alle andere EU-ambassades in Bagdad worden goed op de hoogte gehouden, door de mensen uit het kamp zelf maar ook door de VN, over wat er gebeurt. In de contacten met de Iraakse overheid benadrukken we het belang om én de leefomstandigheden op peil te houden én geen geweld te gebruiken tegen de bewoners van het kamp. Dat is wederom door mevrouw Jones bij het bezoek ingebracht. Ik zal dat ook te gelegener tijd onder de aanbracht brengen.

De heer Van Bommel (SP):

Ik dank de minister voor dit antwoord. Er is inderdaad een verschil in de berichtgeving van verschillende partijen over de feitelijke situatie in het vluchtelingenkamp. Dat is overigens geen formeel vluchtelingenkamp maar wel een opvang voor mensen die ontheemd zijn. Ik denk dat dit een betere benaming is. De minister heeft de Kamer zojuist gemeld dat er berichten zijn waaruit blijkt dat de humanitaire situatie in het kamp beter zou zijn dan hetgeen blijkt uit bijvoorbeeld de berichten van MKO zelf. Zijn die berichten gebaseerd op een observatie door de VN ter plekke? Of gaat het om berichten die ook weer via de overheid van Irak bij de VN zelf komen? Toegang tot het kamp is namelijk een van de problemen.

Minister Timmermans:

Ik begrijp deze vraag van de heer Van Bommel. Laat ik toezeggen dat ik heel precies zal uitzoeken of de VN rechtstreeks die informatie aanlevert of dat die via de Iraakse overheid naar de VN komt. Ik zal de Kamer daarover nader informeren, want ik vind het wel een goed punt van de heer Van Bommel. Checken is beter dan afgaan op de blauwe, bruine of groene ogen van wie dan ook. Ik vind het heel goed om dit heel precies te kunnen meedelen aan de Kamer. Ik was mij niet bewust van zelfs de kans dat de VN dit niet rechtstreeks zou doen. Ik kom graag op dat punt terug bij de Kamer.

Ik wil het volgende nog één keer samenvattend zeggen. Is de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst het ultieme antwoord op de zorgen die de Kamer en Nederland hebben? Nee, dat is het niet. Hebben we in de overeenkomst voldoende instrumenten om de conditionaliteit die wij zouden wensen, op alle punten te kunnen toepassen? Nee, ook dat is niet het geval. Is het desondanks een goede stap tussen de Europese Unie en Irak? Ja, omdat dit de juridische basis is die nu compleet ontbreekt om de samenwerking invulling te geven. Daaronder vallen ook de mensenrechten, terug- en overname, de positie van minderheden en alle andere problemen op het punt van democratie en rechtsstaat die door de Kamer zijn genoemd. Het is een bescheiden stap, maar wel een stap vooruit. Daarom pleit ik ervoor dat de Kamer overgaat tot goedkeuring van het wetsvoorstel.

De voorzitter:

We zijn hiermee gekomen aan het einde van de eerste termijn van de Kamer en van de regering. Ik zie dat er nog behoefte is aan een tweede termijn. Het is niet de volgorde van de sprekerslijst als de heer Omtzigt een ander laat voorgaan, maar de heer Ten Broeke is bereid om als eerste te spreken.

De heer Ten Broeke (VVD):

Voorzitter. De minister maakte in eerste termijn een eerlijke afweging. Het is niet ideaal, maar het is wel een eerste stap. Het is ook een eerste stap van een land dat tien jaar geleden nog leefde onder een dictator, een land waar veel mensen verdwenen en vermoord werden. Ik zeg niet dat het ideaal is geworden. Ook het verdrag is niet ideaal. Het is echter wel een manier om via dit begin, deze eerste stap, dit land onderdeel te laten worden van de internationale gemeenschap, die immers ook via verdragen aan elkaar verbonden is.

Is daarmee alles gezegd? Ik pak nog even de handelskant op. Mijn excuus voor het feit dat ik de vestiging in Ebril een consulaat noemde. Misschien liep ik wat op de zaken vooruit. De wens is soms de vader van de gedachte. Ook ik zie dat daar veel te doen is. Het is goed om daarheen een hoge delegatie af te vaardigen. Dat moeten we vaker doen.

Heb ik het goed dat het goedkeuren van het verdrag ook tot gevolg heeft dat de regels van de Wereldhandelsorganisatie, de WTO, waarbinnen Irak nu een observer is, de facto van toepassing worden? Ook dat is namelijk een manier om stabiliteit, duidelijkheid en voorspelbaarheid te bieden. Dat is van essentieel belang voor mensen die zaken willen doen.

De minister was heel helder over de terugnameovereenkomst. Nederland vraagt al sinds het Verdrag van Cotonou om dit mogelijk te maken. De minister gaf echter niet aan wat zijn inspanningen zullen zijn om dit beter afdwingbaar te maken. Hij zegt: er is unanimiteit vereist, maar niet alle leden hebben dezelfde problemen als Nederland en nog een paar andere landen en daarom verplaatst Irak dit naar de bilaterale relatie. Ik heb het vermoeden dat onze bilaterale relatie met Irak relatief goed is. Dat zou ruimte moeten kunnen bieden om Irak aan te spreken op zijn verantwoordelijkheid. Ook wij hebben onze verantwoordelijkheid genomen toen we veel Iraakse vluchtelingen in dit land opnamen. Ik krijg daarover toch graag nog wat meer hom en kuit van de minister, want ook de VVD-fractie vindt dit een uitermate belangrijk punt.

Zoals in eerste termijn al aangegeven, kunnen we instemmen met dit verdrag omdat het een eerste stap in de goede richting is. Conditionaliteit is hier wederom het probleem. Nederland is wat dat betreft ook in het Europese debat een voorloper, vrees ik. Ik wens de minister daar veel sterkte mee. We moeten echter niet denken dat het debat met de goedkeuring van dit verdrag voorbij is. Het debat zal gewoon doorgaan en de VVD zal daaraan blijven bijdragen.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn uitgebreide en eerlijke beantwoording. Het is helder: Irak is geen prettige plek. Economisch gaat het een stuk beter, maar de veiligheidssituatie laat er soms nog te wensen over. Dat betekent niet dat we geen samenwerkingsovereenkomst met Irak moeten sluiten. Het betekent wel dat je er op een andere manier mee moet omgaan.

Ik daag de minister uit om in tweede termijn nog iets te zeggen over het algemene mensenrechtenbeeld en om aan te geven of er een set van minimumeisen is voor samenwerkings- en associatieverdragen met nieuwe landen. Ik schrik dan toch een beetje, als er wordt gezegd dat je unanimiteit nodig hebt om het dan op te schorten. Dan weet ik wel hoe vaak dat zal gebeuren. Dat schiet dan niet zo op. De heer Ten Broeke gebaart al "nul". Er hoeft natuurlijk niet onmiddellijk bij de eerste kleine schending een discussie over uit te breken. Maar wanneer landen het aan de orde stellen, is er echt iets aan de hand. Als slechts één land het al kan blokkeren, gebeurt het dus nooit. Graag krijg ik hierop een reflectie.

Ik dank de minister ook voor de uitgestoken hand om met Irak te bekijken hoe de terugkeer kan plaatsvinden van mensen die hier uitgeprocedeerd zijn. Hoe kunnen mensen die hier onder het Nederlandse recht niet zijn erkend als vluchteling, terugkeren naar hun land? De CDA-fractie vindt dat hierop nadrukkelijk moet worden ingezet in nieuwe samenwerkingsovereenkomsten met andere landen en dient daarom de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Irak onvoldoende medewerking verleent aan gedwongen terugkeer van eigen onderdanen;

van oordeel dat Irak daarmee niet volledig voldoet aan internationaalrechtelijke verplichtingen;

constaterende dat in de Partnerschaps- en Samenwerkingovereenkomsten alleen algemeen wordt gesproken van de bevordering van terugkeer;

van mening dat verplichte terugkeer onderdeel had moeten zijn van deze overeenkomsten;

verzoekt de regering, in gezamenlijk Europees verband te bevorderen dat in toekomstige overeenkomsten met andere landen expliciet een passage wordt opgenomen dat medewerking zal worden verleend aan gedwongen terugkeer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (33363).

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik doe dit bewust per motie. Ik snap heel goed dat wij op dit moment niet gaan heronderhandelen over een samenwerkingsovereenkomst. Dat lijkt mij ook niet gepast, want op die manier kunnen wij nooit zo'n verdrag vaststellen. Wel is deze motie heel duidelijk een steun in de rug van de minister om ervoor te zorgen dat dit in toekomstige situaties aan de orde is.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik snap het punt van de heer Omtzigt. Ik heb hem ook erin gesteund, zowel in de eerste als in de tweede termijn. De minister was echter helder en zei dat de afdwingbaarheid in deze overeenkomst misschien onvoldoende was. De heer Omtzigt was vervolgens eerlijk genoeg om te zeggen dat hij het daarop niet zou afwijzen. Maar wij hebben het al voor volgende keren. Volgens mij is deze steun in de rug niet nodig, omdat wij net hebben vastgesteld dat de Nederlandse regering het als zodanig ziet. Wij zullen zo meteen horen wat de minister zelf erover zegt, maar voor deze overeenkomst zou ik de heer Omtzigt verzoeken om de minister de ruimte te geven om te bekijken wat hij in deze specifieke bilaterale relatie met Irak nog kan bijdragen. Dat is toch de opzet bij dit verdrag.

De heer Omtzigt (CDA):

Ik steun de vraag van de heer Ten Broeke volledig. Laat de minister gewoon antwoorden wat er op dit moment kan worden gedaan in de bilaterale betrekkingen met Irak. Dat hoor ik ook graag van de minister. Maar omdat wij in een gezamenlijk beleid met andere Europese landen ook terugkeer nastreven, zou in een verdrag met een andere staat juist duidelijk moeten zijn wanneer je dat doet. Anders krijg je ook nog 27 verschillende bilaterale overeenkomsten, wat mij enigszins onwenselijk lijkt. Misschien zijn het er zelfs 28, wanneer Kroatië meedoet.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording in eerste termijn. Ik wil toch beginnen met erop te wijzen dat drie weken geleden het rapport van de speciale inspecteur-generaal van het Amerikaanse Congres voor de Iraakse wederopbouw is verschenen. In dat rapport wordt geconcludeerd dat de resultaten van de 220 miljard dollar die sinds 2003 aan de wederopbouw van Irak zijn besteed, ronduit teleurstellend zijn. Het is nog erger, want de conclusie dat resultaten van financiële ondersteuning aan Irak teleurstellend waren, had de EU al in 2008 getrokken. Toen was al duidelijk dat 818 miljoen voor de wederopbouw van Irak de situatie in dat land niet had verbeterd. Inmiddels is dat bedrag opgelopen tot meer dan 1 miljard. Kennelijk leert de Europese Unie het nooit.

Ik heb in het betoog van de minister een aantal dingen bespeurd die neerkomen op: als de Europese Unie dit doet, hoop ik dat Irak het volgende zal doen; als wij ons inzetten, zal Irak hopelijk beter optreden tegen terrorisme. Ik zeg tegen deze minister iets wat ik ook al tegen zijn voorganger heb gezegd: het koesteren van hoop is geen beleid.

De EU ziet in deze Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst ten onrechte een toverstokje dat Irak in een democratie en een rechtsstaat zal veranderen, maar ik denk dat dit niet gaat lukken. Voor het aangaan van een Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst is een zeker basisvertrouwen in de intenties en de mogelijkheden van de wederpartij nodig. Uit de woorden van de minister maak ik op dat de regering het basisvertrouwen blijkbaar nog heeft dat het met dit Irak wat kan worden. Ik moet zeggen dat ik dat niet begrijp. De minister heeft hier zelf in eerste termijn gezegd dat de situatie in Irak nog heel wat slechter is dan Irak ons voorspiegelt. Hoe kun je dan een basisvertrouwen hebben in zo'n land en in zo'n regering?

In de samenleving van Irak is sprake van een gewelddadige politieke cultuur, zoals dagelijks blijkt. De islam houdt niet van democratie en rechtsstaat, zoals de afgelopen negen jaar in Irak duidelijk is gebleken en ook nu nog steeds blijkt. Met een islamitisch land moet je nooit een partnerschapsovereenkomst sluiten, en zeker niet met dit Irak. Mijn fractie zal goedkeuring van deze overeenkomst dan ook niet steunen.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik wilde eigenlijk opstaan voordat die plaat weer begon. Ik vraag mij af wanneer het voor de heer De Roon wel mogelijk is om een verdrag te sluiten met een land dat zichzelf heeft geprobeerd te ontworstelen aan een verleden waarin niet alles ideaal was. Wanneer is dat moment daar? Wat zegt hij tegen Nederlandse ondernemers die nu afreizen naar Erbil en proberen om daar zaken te gaan doen? Moeten zij wachten tot het een soort Zwitserland wordt? Hoeveel moet de wereld lijken op zijn ideaalplaatje, voordat hij ermee wil praten of er verdragen mee wil sluiten?

De heer De Roon (PVV):

Ik hoop dat mijn ideaalplaatje van een land dat een democratie, een rechtsstaat en een vreedzame samenleving is, waar de rechten van alle mensen worden gerespecteerd, ook het ideaalplaatje is van de heer Ten Broeke. Dat hoop ik werkelijk. Om in te gaan op de vraag van de heer Ten Broeke, je kunt nog geen vertrouwen stellen in een land zoals Irak, dat de afgelopen negen à tien jaar vooral heeft laten zien dat het niet betrouwbaar is en dat het niet in staat is om ook maar enige zinvolle en concrete stappen te zetten in de richting die wij graag zouden zien. Je kunt dat land niet als een partner betitelen of er een Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst mee sluiten. Pas als er duidelijke en concrete stappen zijn en als je overtuigd bent van de goede intenties van zo'n land en van de regering ervan, moet je dat doen. Ik ben daar niet van overtuigd. Daarom zeg ik dat wij deze overeenkomst niet moeten goedkeuren.

De heer Ten Broeke (VVD):

Dat ideaal van een vrije samenleving heb ik ook. Daarom ben ik ook lid geworden van een partij die de vrijheid werkelijk in haar naam heeft. We hebben gezien wat daarvoor nodig is. Landen moeten zich daarvoor emanciperen. Daarvoor moeten stappen worden gezet. Er moet een middenklasse kunnen ontstaan. Mijn vraag is niet of u pas wilt praten of pas verdragen wilt sluiten op het moment dat we daar zijn, maar mijn vraag is wat ervoor nodig is om een stap te kunnen zetten. U kunt niet ontkennen dat de zaken er in het noorden van Irak, om dat voorbeeld nog maar eens aan te halen, er aanmerkelijk beter voorstaan dan bijvoorbeeld tien jaar geleden.

De heer De Roon (PVV):

Zelfs in het noorden van Irak constateer ik dat de christenen nog zwaar in de verdrukking zitten en dat het heel slecht gaat met die mensen in de Ninivevlakte. Dat heeft allemaal te maken met de islam. Wat dat betreft blijf ik bij mijn standpunt dat ik er op deze manier geen vertrouwen in kan hebben. Ik zal mijn fractie zeker adviseren om de goedkeuring van deze overeenkomst niet te steunen.

De voorzitter:

Ik begrijp dat de minister heel graag wil antwoorden, maar hij is nog niet aan de beurt.

De heer Servaes (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Ik begrijp dat de minister enthousiast is en graag wil spreken, maar laat ik hem eerst danken voor zijn uitgebreide reflecties in eerste termijn op de ontwikkelingen in Irak. Het is voor ons allemaal duidelijk dat er tien jaar na de start van dat bloedige en tragische conflict nog heel veel stappen gezet moeten worden, maar het is des te belangrijker om vandaag met elkaar vast te stellen dat er stappen zijn gezet.

Natuurlijk is een overeenkomst geen toverstokje, zoals collega De Roon het noemt. Ik zie het eerder als een uitgestoken hand van Europa. Daar gaan Europa en de Europese Unie ook over, niet alleen om binnen de grenzen van de EU de rechtsstaat en de democratie hoog te houden, maar juist ook om een brug te slaan – om die metafoor nog maar eens te gebruiken – naar andere delen van deze wereld, zeker naar deze zeer belangrijke regio van de wereld.

De stelling van collega De Roon dat islam en democratie niet samengaan, is natuurlijk volslagen onzin. Dat zeg ik hier toch nog maar weer even. De republiek Indonesië is een van de grootste landen ter wereld. Dat land is een democratie en is overwegend islamitisch. Geen enkel probleem, geen enkel probleem.

De heer De Roon (PVV):

Maar het is geen rechtsstaat. Als u denkt dat dat wel zo is, moet u vooral eens met de Papoea's in Papoea gaan praten.

De heer Servaes (PvdA):

Geen land is zonder problemen, ook het onze niet. Ik bagatelliseer problemen elders niet, maar deze stelling, die hier toch maar weer even wordt neergelegd, kan niet onweersproken blijven.

Stap voor stap, met horten en stoten en met vallen en opstaan steunen wij Irak van harte in de ontwikkeling. Mijn fractie steunt dus de ratificatie van deze overeenkomst.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. De minister heeft duidelijk gemaakt dat de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst die de Europese Unie met Irak heeft gesloten, alle partijen voordelen moet bieden. Dat lijkt mij bij een dergelijke overeenkomst een logisch uitgangspunt. Ik herhaal echter de vraag die ik in eerste termijn heb gesteld: met wie wordt deze overeenkomst de facto – dus niet de jure, maar de facto – gesloten? De tegenstellingen in Irak zijn er immers wel degelijk. De heer De Roon heeft op dat punt een punt. De vraag is dan ook hoe dit proces verdergaat, gelet op de tegenstellingen in Irak. Ja, het gaat fantastisch in Iraaks Koşerdistan; ik ben daar net geweest. De tegenstelling die er is met Bagdad, baart mij echter enorm veel zorgen. Ook de tegenstelling in Irak als geheel baart mij zorgen. Straks zitten we zonder een federale eenheidsstaat Irak. Dat risico ligt wel degelijk op de loer. Ik verneem hierop dus graag de visie van de minister, bijvoorbeeld op een situatie waarin die eenheid er straks de facto niet meer is. Is deze overeenkomst dan ook weg? Ik denk dat een dergelijke situatie niet uit te sluiten is.

Toch is een juridisch kader voor afspraken die er zijn, wel wenselijk. Deze overeenkomst biedt in ieder geval dat juridische kader. Dat kan goed zijn voor de mensenrechten, maar ik wil daar een vraag aan koppelen. Het opschorten van een dergelijke overeenkomst als niet meer aan de mensenrechtenparagraaf wordt voldaan, is volgens mij immers nog nooit gebeurd bij dergelijke overeenkomsten, in ieder geval niet met betrekking tot de overeenkomst met Israël.

Minister Timmermans:

Jawel, met Syrië!

De heer Van Bommel (SP):

Met Syrië wel; dat is juist. We hebben dus in ieder geval een uitzondering die de regel bevestigt, maar moeilijk is het wel. We gaan op dit punt de vinger aan de pols houden.

Afsluitend dank ik de minister voor zijn toezegging om nog na te gaan of de Verenigde Naties uit eigen waarneming hebben kunnen constateren dat het met de humanitaire omstandigheden in Camp Liberty beter is gesteld dan volgens de berichten die ons bereiken van de kant van de moedjahedien. Ik verwacht dan ook een nader bericht van de minister. Ik hoop dat dat bericht geruststellend is, want dat zou voor de bewoners – er verblijven een paar duizend mensen in die opvang – alleen maar goed nieuws zijn.

Minister Timmermans:

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de Kamer wederom voor de inbreng, nu in tweede termijn. Ik was de heer Ten Broeke inderdaad nog een antwoord schuldig op zijn vraag over de economie en de WTO. Deze overeenkomst brengt inderdaad de mogelijkheid dat Irak lid wordt van de Wereldhandelsorganisatie een stap dichterbij. Het land zal conform die regels moeten opereren. Overigens is dat geen sinecure. Dat zal nog heel wat voeten in de aarde hebben. De heer Ten Broeke heeft echter wel gelijk als hij zegt dat dit een stap is in die richting. Dat is natuurlijk ook van belang voor het Europese en Nederlandse bedrijfsleven dat in Irak actief wil zijn.

Er zijn wederom veel vragen gesteld over de gedwongen terugkeer. Ondanks onze inspanningen lukt het ons niet om Irak tot medewerking te bewegen. Ik herhaal dat dit wordt veroorzaakt door het feit dat het overgrote deel van de mensen om wie het gaat, afkomstig is uit Iraaks Koşerdistan. De Iraakse regering wil er niet aan meewerken om deze mensen weer op te nemen. Wat kun je dan doen? Met gelijkgestemde Europese landen – waaronder het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Noorwegen – de Verenigde Staten, Canada en Australië proberen wij druk uit te oefenen op de Iraakse regering door gezamenlijke demarches. Op dit moment hebben het Verenigd Koninkrijk en Australië op dit punt het initiatief genomen; zij hebben de leiding genomen. Wij steunen dat van harte. Zij hebben tegen de Iraakse regering gezegd: wij willen hier met jullie over praten. Daarop is nog geen reactie gekomen, maar wij blijven hier wel fors op inzetten.

Ik zal een beeld geven van het aantal mensen om wie het gaat. In 2011 zijn 185 mensen gedwongen uit Nederland naar Irak vertrokken. Vorig jaar waren het er slechts 20. In 2011 zijn 825 mensen vrijwillig teruggekeerd en vorig jaar 515.

Ik deel de inschatting van de Kamer dat het nog lang niet koek en ei is in Irak. Sterker nog, wij moeten ons zorgen maken. Desondanks hebben wij deze overeenkomst nodig om voldoende grond onder de voeten te hebben om die stapjes vooruit te zetten met Irak. Ik verheug mij in het feit dat ik merk dat een meerderheid van de Kamer, althans een aantal van de fracties die zich hebben uitgesproken, deze analyse deelt.

De heer Omtzigt heeft een motie ingediend over de terugnameovereenkomst. Die motie viseert niet op deze overeenkomst. Dat kan ook niet, want die is gesloten en ondertekend en het is dan ja of nee. De Kamer neemt het wetsvoorstel aan of zij verwerpt het, maar het kan niet worden geamendeerd, want dan moeten de onderhandelingen opnieuw worden geopend. Dat is nu niet aan de orde en de heer Omtzigt vraagt daar ook niet om. Hij vraagt wel of wij daar in de toekomst met nadruk op willen letten. Dat zal ik graag doen. Dit is ondersteuning van het beleid dat wij al voeren. Ik laat het oordeel over deze motie uiteraard graag aan de Kamer, maar ik beschouw haar wel als ondersteuning van het beleid van de Nederlandse regering.

De heer Van Bommel heeft … Nee, ik vergeet bijna de heer De Roon en dat mag ik zeker niet doen. De lijn van de PVV-fractie is buitengewoon helder en consistent. Je moet geen akkoorden sluiten met landen waar de meerderheid van de bevolking de islam aanhangt. Ik meen dat ik zo recht doe aan de positie van PVV. Dat is een consistente positie die voor alle landen geldt. Die analyse delen wij echter niet. Bij ons is niet de keuze van mensen om een bepaalde religie aan te hangen bepalend voor de vraag of wij relaties met die landen aangaan. Het zou ook de mogelijkheid van de Nederlandse regering om samenwerking op te bouwen met veel landen in de wereld waar mensen wonen die moslim zijn, moeilijk tot onmogelijk maken. Dit zal ook grote economische schade toebrengen aan Nederland, laat staan dat het ons de mogelijkheden ontneemt om politieke invloed uit te oefenen in die landen. Volgens mijn ervaring in het buitenlands beleid leidt alleen maar boe roepen en weglopen, nauwelijks tot veranderingen. Misschien leidt het even tot een lekker gevoel bij degene die boe roept en wegloopt, maar aan de feitelijke situatie verandert het niks. Wij vinden daarom dat wij op de ingeslagen weg moeten doorgaan.

De heer Van Bommel vroeg mij al in eerste termijn met wie deze overeenkomst de facto wordt gesloten. Ik had vergeten daarop te antwoorden, waarvoor graag excuus. Zowel de jure als de facto wordt deze overeenkomst gesloten met de regering van Irak. Niet voor niets benadrukken wij in onze contacten met deze regering voortdurend en met klem dat zij tot goede afspraken met Iraaks Koşerdistan moet komen, binnen de federale regering. Dat punt wordt standaard gemaakt, zowel in Erbil als in Bagdad. Mevrouw Jones heeft het gezegd, en ik zal dat bij mijn bezoek ook doen: kom met goede afspraken. Die zijn nodig om internationaal goed te kunnen opereren, ten gunste van Iraaks Koşerdistan en van Irak als federale staat. De heer Van Bommel weet net zo goed als ik dat achter deze spanning vooral economische belangen schuilgaan. Wie heeft controle over de natuurlijke hulpbronnen, wie mag de opbrengst van de natuurlijke hulpbronnen houden, hoe worden ze verdeeld? De heer Van Bommel heeft groot gelijk als hij zegt dat we veel druk moeten uitoefenen, om ervoor te zorgen dat zij afspraken maken die voor iedereen voordeel opleveren en niet alleen voor een deel van de federatie. Als dat de inzet is, worden de centrifugale krachten binnen Irak gestimuleerd. Je moet deze overeenkomst juist gebruiken om de partijen tot meer samenwerking te bewegen. Dat punt van de heer Van Bommel neem ik dus graag aan boord. Wij zullen dit in onze inzet blijven benadrukken.

Ik geloof dat ik hiermee in mijn tweede termijn alle door de Kamer gestelde vragen heb beantwoord.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dank u wel. Hiermee zijn we aan het eind van dit debat gekomen. Over het wetsvoorstel en de ingediende motie zal volgende week dinsdag worden gestemd.

De vergadering wordt van 17.07 uur tot 18.30 uur geschorst.

Voorzitter: Neppérus

Naar boven