19 Agressie en geweld tegen publieke ambtsdragers

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 30 januari 2013 over agressie en geweld tegen publieke ambtsdragers.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Heeft deze minister een tweelingbroer? Daar lijkt het wel op: twee ministers Plasterk die de zaken netjes hebben verdeeld. De ene minister Plasterk houdt interviews in de krant, waarin de meest wilde beleidsveranderingen worden aangekondigd. De andere minister Plasterk stuurt brieven naar de Kamer waarin staat dat hij het bestaande beleid zal voortzetten. We hebben een "minister Kamer" en een "minister Krant". Ik heb veel waardering voor ministers die verder durven te denken, analyses maken en problemen in hun kern proberen te pakken, maar ik heb geen waardering voor ministers die vervolgens in de Kamer zeggen dat zij daar niet over gaan. Een minister die vindt dat ouders hun kroost beter moeten opvoeden, heeft mijn steun, maar dan moet hij ook verantwoording afleggen over de bikkelharde bezuinigingen op de jeugdzorg en de desastreuze korting op het geld dat gemeenten hebben om gezinnen te ondersteunen. Als "minister Krant" wat roept, moet "minister Kamer" verantwoording afleggen. Dat kan nooit moeilijk zijn, want ik heb het nagezocht en volgens mij heeft de minister geen tweelingbroer die ook minister is. Volgens mij zijn "minister Krant" en "minister Kamer" een en dezelfde persoon. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat een minister met één mond spreekt;

verzoekt de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, zijn plannen voor ondersteuning van ouders bij de opvoeding van kinderen naar de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Raak, Van Toorenburg en Schouw. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 368 (28684).

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. Allereerst hebben wij de motie medeondertekend omdat die van groot belang is. Wij hechten eraan om nog kort het volgende naar voren te brengen. Na ons debat heeft zich een heel akelige situatie voorgedaan met een ambtenaar van de sociale dienst, die is aangevallen. Wij hebben in het debat kort gesproken over de manier waarop wij omgaan met mensen die in overheidsdienst functioneren. Ik zou graag kort van de minister horen hoe de zaak in zo'n dramatische situatie wordt aangepakt en wat wij in dezen nog concreet kunnen verbeteren. Het is tussentijds gebeurd, nadat wij dit debat gevoerd hebben, en wij vonden het wel zo gepast om daarvoor aandacht te vragen.

De heer Bosma (PVV):

Voorzitter. Om een interruptie van de heer Van Raak voor te zijn: ik ben dit niet zelf, maar het is mijn tweelingbroer.

Ambtsdragers maken in Nederland namens de samenleving beleid. Ambtenaren voeren dit beleid uit namens de samenleving. Wanneer iemand die beleidsuitvoering beïnvloedt door middel van bedreiging, agressie of geweld, dan is dat ondemocratisch en vormt dat een ondermijning van de rechtsstaat en een aantasting van de integriteit van de overheid. Uit de Monitor agressie en geweld openbaar bestuur blijkt dat maar liefst 40% van de overheidsmedewerkers aangeeft dat het bestuur in de dagelijks praktijk de rug niet altijd rechthoudt wanneer er sprake is van agressie en geweld. Dat kan natuurlijk niet, want het ondermijnt de overheid. Het is onbegrijpelijk en onacceptabel, aangezien het gewoon mogelijk is dat de overheid haar eigen medewerkers beschermt en tegelijkertijd opkomt voor haar eigen integriteit en de rechtsstaat. De overheid moet als werkgever gewoon altijd aangifte doen wanneer een ambtenaar wordt bedreigd of slachtoffer is van agressie en geweld. Hierop moeten op geen enkele wijze uitzonderingen kunnen worden gemaakt. Dit moet dan ook geen beslissing zijn van de betrokken ambtenaar. Dat zou er immers toe kunnen leiden dat geweldplegers verhaal komen halen bij die ambtenaar of dat er vanwege die dreiging geen aangifte wordt gedaan. Vandaar de volgende, korte motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat met agressie en geweld tegen ambtenaren tevens de rechtsstaat wordt ondermijnd;

overwegende dat niet altijd aangifte wordt gedaan wanneer sprake is van agressie en geweld tegen ambtenaren, onder andere omdat de slachtoffers vrezen voor negatieve consequenties en/of zich niet voldoende gesteund voelen door hun werkgever;

verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat bij bedreiging dan wel agressie en/of geweld tegen ambtenaren altijd aangifte wordt gedaan door de werkgever,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bosma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 369 (28684).

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. We hebben een boeiend overleg gevoerd over agressie en geweld tegen politieke ambtsdragers. Ik wil het even hebben over agressie en geweld tegen burgemeesters. Ik zal het rijtje niet opnoemen, maar de afgelopen twee jaar heeft dit in ten minste acht gemeenten gespeeld. De desbetreffende burgemeesters hebben kosten moeten maken om hun huis te beveiligen. De vaste Kamercommissie voor BZK heeft daar op 16 september 2010 intensief over gesproken met die burgemeesters. Er moet iets gebeuren. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in 2012 meer dan zes op de tien burgemeesters te maken hadden met agressie en geweld, en dat dit aantal gestegen is ten opzichte van 2010;

constaterende dat in 2009 de fracties van SP, D66, PvdD, VVD en SGP een motie hebben gesteund om de regering te verzoeken, de financiële gevolgen van beveiligingsmaatregelen van burgemeesters onder de werkingssfeer van het Rijk te brengen;

verzoekt de regering, onderzoek te doen naar: 1. de kosten van beveiligingsmaatregelen voor burgemeesters; 2. de mogelijkheid om zowel de verantwoording als de financiering van beveiligingsmaatregelen voor burgemeesters onder de werkingssfeer van het rijksdomein te brengen;

verzoekt de regering tevens, de Kamer hierover voor het zomerreces van 2013 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Schouw. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 370 (28684).

De heer Van Raak (SP):

Ik heb een punt van orde. Ik heb net een motie ingediend. Ik snap dat de inhoud daarvan afwijkt van de gewoonte in deze Kamer, maar ik heb tekst expres zo opgesteld. Ik heb niet de regering verzocht om haar plannen voor ondersteuning van ouders bij de opvoeding van kinderen naar de Kamer te sturen, zoals in de rondgedeelde motietekst staat. Ik heb nadrukkelijk de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gevraagd om zijn plannen naar de Kamer te sturen, omdat juist de minister die plannen geopenbaard heeft. Anders klopt mijn motie niet meer. Ik weet dat het heel ingewikkeld is en eigenlijk niet klopt, maar dat komt volgens mij ook doordat het ingewikkeld is en niet klopt.

De voorzitter:

U verzoekt eigenlijk om de tekst van de ingediende motie te handhaven.

De heer Van Raak (SP):

Ja, ik wil graag dat de motie blijft zoals ik haar heb ingediend en dat zij als zodanig behandeld wordt. Bij mij is het één namelijk hetzelfde als het ander.

De voorzitter:

Helder. Ik weet dat het gebruikelijk is om het anders te formuleren. In een motie staat doorgaans "verzoekt de regering" in plaats van "verzoekt de minister". Ik begrijp dat u het zo wilt, maar het lijkt mij goed om eens uit te zoeken hoe het precies geformuleerd moet worden.

Minister Plasterk:

Voorzitter. Voordat ik aan de bespreking van de ingediende moties toekom, geef ik allereerst antwoord op de vraag van mevrouw Van Toorenburg over het geweld dat tegen een ambtenaar in Almelo is gepleegd. Dat gebeurde vorige week, op 6 februari. Ik was die dag overigens in Straatsburg. Zodra ik geland was, heb ik burgemeester Jon Hermans van Almelo gebeld en me door haar laten informeren over de situatie van het slachtoffer en de consequenties voor de rest van het personeel. Zij herinnerde mij er daarbij aan dat er een aantal jaren geleden een vergelijkbaar incident was geweest, waardoor het extra hard was aangekomen. Ik heb daarover toen lang met haar doorgesproken. Ook heb ik haar een bericht in de richting van het personeel gestuurd, omdat ik wist dat zij de volgende ochtend in kleine kring met het personeel zou praten. Zij heeft mij toen de volgende ochtend na overleg in de driehoek uitgenodigd om die dag voor een grote personeelsbijeenkomst naar Almelo te komen. Omdat dat op die dag niet in te passen viel, heb ik op dat moment een videoboodschap opgenomen. Die is getoond bij de bijeenkomst voor ambtenaren. Daarin heb ik de boodschap waarover wij het allemaal eens zijn, benadrukt, namelijk dat het totaal onacceptabel is. Ik weet van burgemeester Hermans dat zij er hard aan trekt om de beveiliging en de veiligheid van het personeel centraal te stellen. Ik vind dat er in Almelo op een heel goede manier wordt omgegaan met dit afschuwelijke incident.

Dan kom ik op de moties die zijn ingediend. In dit geval moet ik ook zeggen: de moties zoals ze zijn ingediend. Allereerst kom ik op de motie van de heer Van Raak op stuk nr. 368. Dit VAO is ter gelegenheid van de indiening daarvan ingesteld. Daaraan wil ik dus een paar woorden meer wijden. Ik ben vast van plan om mijn opvatting op dit punt te blijven uitdragen. Bij het voorkomen en het bestrijden van geweld tegen publieke ambtsdragers kunnen wij niet voorbijgaan aan de bredere context daarvan. Het is een manifestatie van iets wat zich ook voordoet bij geweld tegen scheidsrechters in de profvoetballerij en in de amateurvoetballerij en tegen allerlei andere functionarissen. Eigenlijk speelt het ook bij oerwoudgeluiden tegen voetballers en agressie in de sociale media. Daarvoor is laatst aandacht gevraagd door een Nederlands politicus. Het heeft uiteindelijk allemaal te maken met het gebrek aan respect voor de ander en in zekere zin ook met respect voor autoriteit. Natuurlijk is strafrechtelijk ingrijpen en ervoor zorgen dat mensen in de kladden worden gepakt en worden gestraft de derde stap bij het bestrijden van geweld tegen publieke functionarissen.

Voor het tweede onderdeel heb ik ten aanzien van het publieke domein portefeuilleverantwoordelijkheid. Het behelst het maken van afspraken, bijvoorbeeld met lokale bestuurders, en beleid om dit soort gedrag te voorkomen en te stoppen. Je kunt er echter niet aan voorbijgaan dat daaraan de vraag voorafgaat waar dit in hemelsnaam vandaan komt. Ik zei het al: het heeft te maken met gebrek aan respect voor autoriteit. Uiteindelijk is het een manifestatie van gebrek aan invoelen in een ander en alleen bezig zijn met je eigen gevoel en met wat je ergens zelf van vindt. Dat komt mede voort uit de opvoeding. Ik heb op mijn beleidsterrein de ouders er om die reden, als onderdeel van het bestrijden van geweld tegen publieke functionarissen, heel nadrukkelijk bij betrokken. Ik heb laatst in het AO al een werkbezoek aan Kanaleneiland genoemd, waar ik ouders van kinderen bezocht. Die kinderen zijn nog te jong om geweld te kunnen plegen, maar zij worden al betrokken bij de hele keten. Daar moeten wij beginnen. Ik werk daar actief aan op mijn eigen beleidsterrein. Ik had het al toegezegd, maar als de bedoeling van de motie is om mij uit te nodigen om in de volgende rapportage over veilige publieke taken aandacht te besteden aan de rol van de ouders daarbij en aan mijn voornemen om die daarbij te betrekken, dan zeg ik dat graag toe. Dan laat ik het oordeel van die motie natuurlijk aan de Kamer. Als de bedoeling van de motie daarentegen is om mij te vragen een opstel te schrijven over opvoeding in zijn algemeenheid, ben ik van mening dat dit niet past in het verkeer tussen de minister van Binnenlandse Zaken en de Tweede Kamer. Dan ontraad ik de voorliggende motie.

De heer Van Raak (SP):

Ik ben het ontzettend met de minister eens dat je analyses moet maken. Ik heb de minister uitgenodigd om te discussiëren over hufterigheid, asociaal gedrag, opvoeding en publieke moraal. Ik vraag de minister echter nadrukkelijk om zijn visie hierop, desnoods de visie van de regering dan maar, op papier te zetten, zodat wij die met de minister kunnen bediscussiëren. Anders is het namelijk vrijblijvend en zijn het loze woorden. Anders roept "minister Krant" voortdurend allerlei dingen, maar zegt hij in de Kamer: ja, maar dat is een ander beleidsterrein. Ik vind het juist goed dat hij op dit moment coördinerend minister wil worden over het onderwerp publieke moraal en burgerschap. Ik heb de minister daartoe aangemoedigd. Hij heeft het aangekondigd in de krant. Laat hem dan daarover zijn gedachten op papier zetten. Als hij dat wil, ben ik bereid om de motie aan te houden. Dan moeten die gedachten hier wel binnen een paar weken liggen. De minister heeft er immers al over nagedacht. Anders had hij het niet in de krant gezet. Dan kunnen wij hierover als Kamer discussiëren met de minister.

Minister Plasterk:

Ik heb zojuist bij de bespreking van die motie toegelicht hoe ik het betrekken van de ouders als essentieel onderdeel zie van de veilige publieke taak, het veiligstellen van mensen die in publieke functies werken. Dat laatste behoort wel degelijk tot mijn beleidsterrein en daar zal ik dus ook actief op acteren en blijven acteren. Als dit de bedoeling van de motie is, dan is die toezegging reeds eerder gedaan. Maar kennelijk is dit niet de bedoeling van de motie. Als de Kamer mij in zijn algemeenheid als hoeder der publieke moraal vraagt om een opstel over opvoeding te schrijven, dan is dat geen redelijke vraag aan de minister van Binnenlandse Zaken en dan ontraad ik die motie.

De voorzitter:

Mijnheer Van Raak, tot slot.

De heer Van Raak (SP):

Als de Kamer vraagt naar de opvattingen van de minister die hij eerder in de krant heeft gedaan, vindt de minister dat een onredelijke vraag. Dan klopt het niet meer en dan is die motie heel hard nodig.

Minister Plasterk:

Ik heb in de krant eerder in de context van mijn functie als portefeuillehouder veilige publieke taken het belang van de opvoeding in dezen naar voren gebracht. Ik heb net gezegd dat ik dat altijd zal blijven doen. Ik vind het ook volstrekt redelijk dat de Kamer mij vraagt om daar bij de eerstvolgende gelegenheid nader op in te gaan. Dat zeg ik de Kamer andermaal toe. Als de Kamer echter zegt dat zij in zijn algemeenheid een proefschrift over opvoeding wil van de minister van Binnenlandse Zaken, zeg ik dat dit geen redelijke vraag is.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

We hebben er in het debat al naar verwezen dat er eigenlijk al heel veel ligt. Er ligt heel goed beleid ten aanzien van ouders en opvoeding, opvoedingsondersteuning en Centra voor Jeugd en Gezin.

Minister Plasterk:

Zeker.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Door allerlei maatregelen van dit kabinet komt dit echter in de verdrukking. Wat ons betreft is het dus prima als er wat punten op de i worden gezet, er een goede strik omheen gaat en als dat pakket alsnog naar de Kamer komt, zodat wij kunnen blijven debatteren met deze minister, die eindelijk ook opvoeding als centrale taak ziet en daar heel veel aandacht voor wil hebben.

Minister Plasterk:

Ik was in een vorige hoedanigheid minister van Onderwijs en toen zag ik opvoeding ook als een centrale taak. Dit is overigens een deel van de verantwoordelijkheden van de minister van Onderwijs. Voor mij is het dus niet nieuw, maar ik ben blij dat we het inhoudelijk eens zijn; daar gaat het om.

Ik kom op de motie-Bosma op stuk nr. 369. Daarin wordt de regering gevraagd om er zorg voor te dragen dat er bij bedreiging dan wel agressie en/of geweld altijd aangifte wordt gedaan door de werkgever. Dat is in principe een onderdeel van het staande beleid ten aanzien van veilige publieke taken. In het achtstappenplan, dat de Kamer wellicht kent, is het stap 8. Het levert dus volledige herkenning op. In die zin is de motie ondersteuning van beleid en laat ik het oordeel aan de Kamer. Ik moet er wel bij zeggen dat de terminologie in het dictum, namelijk "verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat altijd aangifte wordt gedaan", een lichte overdrijving is van de verantwoordelijkheid die de regering kan nemen. Ik kan er bij de werkgever op aandringen en er alles aan doen om mensen ervan te overtuigen dat het moet gebeuren, maar uiteindelijk doet het kabinet geen aangifte. Als de Kamer mij die kanttekening gunt, dan vind ik de motie ondersteuning van beleid en laat ik het oordeel daarover aan de Kamer.

Ik kom op de motie-Schouw op stuk nr. 370 over de beveiligingskosten. Laat ik allereerst zeggen dat ik volledig de overweging van de heer Schouw deel dat het niet zo mag zijn dat een burgemeester die bedreigd is of zich bedreigd voelt, naar de gemeenteraad moet met de hoed in de hand om te vragen of men bereid is om een deel van het budget, dat anders besteed zou zijn aan een kinderboerderij, aan de beveiliging op te dragen. Dat brengt die burgemeester in een oneigenlijke positie. Daarom is het goed dat we de Dienst Bewaken en Beveiligen hebben. Die besluit of er al dan niet aanleiding is om tot maatregelen over te gaan voor de burgemeester. De kosten daarvan worden uiteindelijk gedragen door de gemeente. Dat is ook logisch omdat de gemeente een autonome bestuurslaag is, die ook verantwoordelijk is voor de veiligheid van haar publieke functionarissen. Hoewel ik de doelstelling volledig deel, zou ik hem toch willen ontraden, omdat er in het dictum de mogelijkheid wordt aangestipt dat de kosten gedragen zouden worden door het Rijk. Dat is ten eerste niet nodig, omdat de afweging van de kosten al elders dan bij het lokaal bestuur is gelegd. Ik vind het ten tweede niet verstandig, omdat je dan heel erg in die verantwoordelijkheden gaat treden.

De heer Schouw (D66):

Dit is een belangrijke discussie die deze Kamer al sinds 2009 voert. Ik zou het zeer op prijs stellen als de minister met mij mee zou denken. Ik zou graag een onderzoek willen hebben. De uitkomst van dat onderzoek kan ook zijn dat de financiering van de maatregelen uit het Gemeentefonds komt. Het is een ernstig probleem, waarover ik ook met het genootschap heb gesproken. Het zou mij een lief ding waard zijn om het in een zorgvuldige procedure tot een goed eind te brengen.

Minister Plasterk:

Mij hebben van het genootschap geen signalen bereikt dat dit een klemmend punt zou zijn, met name niet de financiering. Als de heer Schouw andere informatie heeft, moeten wij eerst proberen dat helder te krijgen. Ik zeg toe dat ik met het genootschap in gesprek zal treden over dit onderwerp. Zijn de burgemeesters ook maar op enige manier avers van het vragen om beveiliging omdat ze zich dan tot de gemeenteraad moeten wenden? Is de heer Schouw bereid om de motie aan te houden totdat ik over de uitkomst van dat gesprek heb gerapporteerd?

De heer Schouw (D66):

Ik ben op dit punt als was in de handen van de minister. Mij is er veel aan gelegen om dit tot een goed einde te brengen. Het antwoord is dus ja, maar ik heb wel een wedervraag. Ik zou het op prijs stellen als de minister hier maximaal een week of zes voor neemt.

Minister Plasterk:

Dat zeg ik toe. Ik zal de Kamer schriftelijk op de hoogte brengen van de uitkomst van het gesprek.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Schouw stel ik voor, zijn motie (28684, nr. 370) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zal donderdag aanstaande worden gestemd.

De vergadering wordt van 20.07 uur tot 20.15 uur geschorst.

Naar boven