4 Bankenunie

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 24 januari 2013 over de bankenunie.

De voorzitter:

Ik heet de minister van Financiën van harte welkom. Er hebben zich vijf sprekers gemeld. De eerste staat reeds te trappelen van ongeduld: de heer Merkies. Hij heeft zoals iedereen twee minuten spreektijd.

De heer Merkies (SP):

Voorzitter. We zijn het er hier inmiddels over eens dat we tot het uiterste willen gaan om te voorkomen dat banken met belastinggeld worden gered. Maar af en toe kan het niet anders en dan willen we zeer strenge voorwaarden kunnen stellen aan die steun. Daarom dien ik de volgende drie moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de Europese Unie afspraken worden gemaakt om zo veel mogelijk te voorkomen dat banken met publieke middelen worden gered;

constaterende dat hierbij de kans blijft bestaan dat een beroep wordt gedaan op publieke middelen;

van mening dat het onwenselijk is dat banken die met publiek geld worden gesteund dividenden en bonussen uitkeren;

verzoekt de regering, te streven naar EU-wetgeving die banken in de Europese Unie verbiedt dividenden en bonussen uit te keren zolang zij met publieke middelen worden gesteund,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Merkies, Nijboer en Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 997 (21501-07).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de Europese Unie afspraken worden gemaakt om zo veel mogelijk te voorkomen dat banken met publieke middelen worden gered;

constaterende dat hierbij de kans blijft bestaan dat een beroep wordt gedaan op publieke middelen;

van mening dat bestuurders en handelaren die tot recent flink hebben geprofiteerd ook bij moeten dragen om zo het beroep op publieke middelen te minimaliseren;

verzoekt de regering, te bevorderen dat banken in Europa terugvorderingsbepalingen opnemen in de contracten en/of het beloningsbeleid van bestuurders en handelaren, zodat bonussen kunnen worden teruggevorderd in het geval zij een beroep doen op publieke middelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Merkies en Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 998 (21501-07).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de Europese Unie afspraken worden gemaakt om zo veel mogelijk te voorkomen dat banken met publieke middelen worden gered;

overwegende dat exorbitante bonussen hebben bijgedragen aan het nemen van onverantwoorde risico's die hebben geleid tot de huidige bankencrisis;

constaterende dat in het regeerakkoord is afgesproken om in Nederland bonussen in de financiële sector wettelijk te maximeren op 20% van het vaste salaris;

verzoekt de regering, in de Europese Unie zich in te spannen voor Europese afspraken die ertoe leiden dat banken bonussen mogen uitkeren tot maximaal 20% van het vaste salaris,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Merkies, Nijboer en Schouten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 999 (21501-07).

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik wil graag twee moties indienen. De eerste gaat over de bankenunie an sich.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet toe wil werken naar een Europese bankenunie waarbij risico's worden gedeeld via directe herkapitalisatie van banken door het ESM en via een Europees resolutiemechanisme;

overwegende dat hierdoor de Nederlandse spaarders en de Nederlandse Staat mogelijk grote financiële risico's lopen;

verzoekt de regering, geen verdere stappen te zetten richting een Europese bankenunie als duidelijk is dat Europese risicodeling leidt tot extra grote financiële risico's voor de Nederlandse spaarders en de Nederlandse Staat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten en Merkies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1000 (21501-07).

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Mijn tweede motie gaat over de Europese Rekenkamer. Tijdens het algemeen overleg hebben wij daar met de minister over gesproken. Ik vond dat hij toen een beetje vaag bleef over de vraag of hij zich er hard voor gaat maken. Daarom wil ik graag dat de Kamer hierover een uitspraak doet.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de ECB binnen het Europese toezichtmechanisme voor banken als voornaamste bancaire toezichthouder gaat fungeren;

overwegende dat controle door de Europese Rekenkamer van dit bancaire toezicht, gezien de omvang van de Europese bancaire sector en de hiermee gepaard gaande financiële risico's, van wezenlijk belang is voor parlementen om te kunnen beoordelen of het bancaire toezicht goed wordt uitgeoefend;

constaterende dat de Europese Rekenkamer op dit moment alleen de bedrijfsvoering van de ECB kan controleren en geen controle kan uitoefenen op het bancaire toezicht;

verzoekt de regering, zich in de Europese Raad in te zetten voor een rol voor de Europese Rekenkamer bij de controle van het Europese bancaire toezicht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schouten en Merkies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1001 (21501-07).

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Zoals ik vorige week al naar voren bracht, ziet de PVV niets in een bankenunie. Eerst worden we een begrotingsunie ingerommeld, waardoor we garant staan voor de schulden van andere lidstaten, en nu komt Brussel met een bankenunie. Daardoor mogen wij opdraaien voor de verliezen en de ellende van buitenlandse banken.

De Kamer staat erbij en kijkt ernaar, terwijl wij allemaal weten dat de Zuid-Europese banken tot op het bot behangen zijn met giftige leningen. De enige reden waarom er zo snel een bankenunie moet worden opgetuigd, is dat de banken rechtstreeks toegang willen tot het ESM, een pot van maar liefst 500 miljard aan belastinggeld. Voor de PVV is dit onacceptabel en daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, af te zien van deelname aan een bankenunie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Tony van Dijck. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1002 (21501-07).

Mijnheer Van Dijck, ik stel vast dat u geen woord te veel sprak.

Ik zie dat de heer Nijboer ook nog wil spreken. Hij staat niet op de lijst, maar vooruit. Het zij zo. Ga uw gang; omdat de koningin jarig is.

De heer Nijboer (PvdA):

Voorzitter. Dank voor uw coulance.

Er is een boel belastinggeld naar de financiële sector gegaan en er is een hele hoop nodig om deze weer gezond te krijgen, waaronder een verhoging van de kapitaalseisen. Om dat te verwezenlijken, helpt het ook als bankbestuurders zelf voelen dat zij in de buurt komen van gevaarlijke grenzen. Om die prikkels optimaal te maken – men is in de financiële sector namelijk nogal gek op prikkels – dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de financiële sector een groot beroep op de overheidsfinanciën heeft gedaan;

constaterende dat verhoogde kapitaalseisen bijdragen aan een gezondere financiële sector;

constaterende dat heldere signaalwaardes in het resolutiemechanisme de effectiviteit van kapitaalseisen kunnen vergroten;

constaterende dat deze signaalwaardes in de kapitaalseisen van banken leiden tot een sterkere focus van de toezichthouder of resolutieautoriteit;

overwegende dat de invoering van signaalwaardes binnen de kapitaalseisen van banken het bancair toezicht aanzienlijk transparanter maakt, en eveneens een heldere prikkel voor banken is om boven deze signaalwaardes te blijven;

overwegende dat de invoering van signaalwaardes de discretionaire bevoegdheid van de toezichthouder of resolutieautoriteit om eerder in te grijpen geenszins moet aantasten;

verzoekt de regering, in de Europese besprekingen over een resolutiemechanisme in te zetten op de incorporatie van signaalwaardes in het kernkapitaal van banken en er consequenties aan te verbinden als deze worden gepasseerd, zoals een verbod op de uitkering van dividend en bonussen, en eventueel personele consequenties,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Nijboer en Merkies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1003 (21501-07).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Dijsselbloem:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar inbreng en de ingediende moties.

In de motie van het lid Merkies c.s., op stuk nr. 997, wordt de regering verzocht om te streven naar EU-wetgeving die banken in de Europese Unie verbiedt dividenden en bonussen uit te keren zolang zij met publieke middelen worden gesteund. Dat is ook mijn lijn. In CRD III, de wetgeving ter zake voor beleidsbepalers, wordt geregeld dat beleidsbepalers geen variabele beloning mogen ontvangen wanneer hun bank steun ontvangt. Zoals de Kamer weet, is het bonusverbod bij staatssteun nationaal geregeld. Afgelopen zomer is dat in werking getreden. Voor huidige steungevallen is het van toepassing op bestuurders en voor toekomstige steun zal het, in ieder geval in Nederland, van toepassing zijn op een bredere groep van beleidsbepalers. Voor diezelfde groep zal gelden dat de beloning wordt bevroren gedurende de periode van steun. In Europa verloopt onze inzet langs precies dezelfde lijnen, namelijk een bonusverbod voor bestuurders. Het is overigens geen gelopen race. Nederland is vele malen strenger – daar ben ik het ook mee eens – dan Europa. Als het geen resultaatsverplichting maar een inspanningsverplichting is, vindt de heer Merkies mij geheel aan zijn zijde en zal ik de motie met enthousiasme uitvoeren. Het oordeel is dus aan de Kamer.

Dan kom ik bij de motie-Merkies/Schouten, op stuk nr. 998, waarin de regering wordt verzocht te bevorderen dat banken in Europa terugvorderingsbepalingen opnemen in de contracten en/of het beloningsbeleid van bestuurders en handelaren, zodat bonussen kunnen worden teruggevorderd in het geval zij een beroep doen op publieke middelen. "Handelaren" vormt voor mij overigens een nieuwe dimensie in het geheel, maar daar ga ik maar even aan voorbij. Nederland kent de clawbackwetgeving, die op dit moment overigens nog bij de Eerste Kamer ligt maar de Tweede Kamer al gepasseerd is. Daarin is clawback alleen mogelijk indien de uitkering heeft plaatsgevonden op basis van verkeerde informatie. Het gaat dus om een zwaar vergrijp door betrokkenen, zoals fraude. Hierbij is men gebonden aan bepaalde juridische grenzen. Dat heeft ook te maken met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het vermogen dat in handen van iemand is gegeven, kun je niet zomaar afnemen. Dat kan alleen binnen bepaalde juridische grenzen, anders stuit je op de grenzen van dat verdrag. Langs die lijn moeten we clawback blijven benaderen, niet alleen in Nederland, maar ook in Europa. Deze motie gaat naar mijn smaak verder. Er staat namelijk dat bonussen "kunnen worden teruggevorderd in het geval zij een beroep doen op publieke middelen". Het simpele feit dat er een beroep wordt gedaan op publieke middelen, is onvoldoende rechtsgrond om op basis van het verleden bonussen terug te halen. We kunnen dat betreuren, maar juridisch is die weg onbegaanbaar.

De heer Merkies (SP):

Vandaar dat je eerst die terugvorderingsbepaling moet opnemen. Uiteraard gaat het niet om bonussen die nu al zijn vergeven. Er moet dus eerst een terugvorderingsbepaling komen, zodat men in het geval een bank wordt gered, de bonussen kan terugvorderen. Anders zouden wij met belastinggeld een bank moeten redden die in de problemen is gekomen en in het afgelopen jaar misschien enorme bonussen heeft gegeven. Dat zou gek zijn. Dan is het toch rechtvaardig om die bonussen terug te kunnen vorderen?

Minister Dijsselbloem:

Daarvoor is overigens niet alleen de hoogte van de bonussen of het kunnen terugvorderen met clawback van belang. Ook is van belang dat bepalingen worden opgenomen dat bonussen bijvoorbeeld pas na een x-aantal jaren worden uitgekeerd, zodat de continuïteit van de onderneming is gewaarborgd en de resultaten op de langere termijn worden gewogen. Het moet duidelijk zijn dat het niet alleen om de kortetermijnresultaten gaat. Hierbij speelt overigens het volgende punt. Zelfs als je in Europa een juridisch kader voor terugvordering zou opstellen, moet dat kader voldoen aan de grenzen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Dat beperkt ons in het zomaar kunnen terughalen van beloningen die in het verleden al zijn uitgekeerd. Dat kan alleen wanneer er sprake is van verkeerde informatie, fraude et cetera. Er zijn gewoon juridische grenzen aan wat daarbij mogelijk is. Die grenzen worden in de motie van de heer Merkies niet aangegeven. Hij neemt aan dat je die bonussen allemaal kunt terughalen, als je Europees maar een terugvorderingsbepaling regelt. Dit kan echter juridisch niet. Ik stuit daarbij dus op grenzen.

De heer Merkies (SP):

Ik heb daar zeer mijn vragen bij, want tenslotte kan het nu in ieder geval in Nederland ook met de clawbackbepaling. Het is gewoon iets wat je van tevoren moet regelen en waarvan je zegt: je krijgt deze bonussen, die kun je inderdaad over een aantal jaar uitbetalen; dan heb je dus ook de mogelijkheid om die over een aantal jaar niet uit te betalen.

Minister Dijsselbloem:

Bij de behandeling van de clawbackwetgeving hebben wij natuurlijk ook de discussie gevoerd over de vraag hoe ver je kunt teruggaan en waar de juridische grenzen zijn waarop je stuit. Diezelfde juridische grenzen gelden ook voor eventuele Europese regelgeving die wij nu voorbereiden. Als de heer Merkies het daarmee eens is, zijn wij het eens over de richting. In zijn motie staat echter dat terugvordering moet worden geregeld en dat bonussen vervolgens moeten worden teruggehaald, wanneer er publieke steun wordt gevraagd. Zo geformuleerd kan dat niet. Dat kan de heer Merkies politiek jammer vinden, maar dan moet hij het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens aanpassen, waar ik niet voor ben.

De voorzitter:

De heer Koolmees staat nu ook klaar bij de interruptiemicrofoon. Ik wilde de vragen eigenlijk beperken tot de indieners van de moties, want dit is een VAO. Anders gaan wij het hele AO overdoen. Daar ben ik een beetje bang voor. Mijnheer Koolmees, als u het in één korte, puntige vraag kunt doen en de minister daarop kort en puntig antwoordt, mag het bij dezen.

De heer Koolmees (D66):

Ik ga mijn best doen. Ik las de motie op stuk nr. 997 net even na. Daarin wordt de regering verzocht om banken in de Europese Unie zolang zij met publieke middelen worden gesteund, geen dividenden en bonussen uit te keren. Qua lijn zijn heel de Kamer en de minister het daarmee eens, maar er staat "zolang zij met publieke middelen worden gesteund". Dat is wel heel algemeen geformuleerd. De Nationale Hypotheek Garantie is bijvoorbeeld ook een steun vanuit publieke middelen. Wordt er met deze motie dus eigenlijk bedoeld dat je nooit meer bonussen en dividenden mag uitkeren? Ik wil dus gewoon een verduidelijking van deze motie, voordat ik ga stemmen.

Minister Dijsselbloem:

Dit soort vragen moet eigenlijk door de indiener worden beantwoord. Ik heb de motie zo gelezen dat het gaat om banken die met publieke middelen worden gered. Ik verwijs daarbij naar de eerste overweging. Dat is het kader waarin ik deze motie heb gelezen. Het gaat om publieke steun om een bank te redden. De Nationale Hypotheek Garantie is er niet om een bank te redden.

De voorzitter:

Het gaat nu om de becommentariëring van de moties door de minister.

De heer Van Hijum (CDA):

Je zou zelfs kunnen zeggen dat systeembanken niet mogen omvallen en dat zij dus altijd een soort publieke achtervang hebben. Betekent dit dan ook dat systeembanken geen dividenden en bonussen meer mogen uitkeren? Dat zijn uiteindelijk ook publieke middelen.

Minister Dijsselbloem:

Nee, systeembanken hebben niet per definitie publieke steun nodig om overeind te blijven. Als dat zo zou zijn, dan zou de heer Van Hijum gelijk hebben en zouden zij nooit dividend of bonussen uitkeren. Het is het streven van de heer Van Hijum en van mij dat systeembanken zichzelf overeind houden en niet voortdurend bij de overheid langskomen. Doen zij dat wel om gered te worden, dan zal er geen sprake kunnen zijn van dividenden of bonussen, zolang die staatssteun aan de orde is. Als het CDA dat beleid niet langer steunt, zou dat voor mij een belangrijk signaal zijn. Ik dacht echter dat wij daarin consistent zijn.

De voorzitter:

Ik neem aan dat de motie ontraden is. Wij hebben nog vijf moties te gaan in vijf minuten.

De heer Merkies (SP):

De motie was niet ontraden, toch?

De voorzitter:

Deze motie was ontraden.

Minister Dijsselbloem:

Over de motie op stuk nr. 997 laat ik oordeel aan de Kamer en de motie op stuk nr. 998 heb ik ontraden.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 999 van de heren Merkies en Nijboer en mevrouw Schouten. Daarin staat: "verzoekt de regering in de Europese Unie zich in te spannen voor Europese afspraken die ertoe leiden dat banken bonussen mogen uitkeren tot maximaal 20% van het vaste salaris". Daar ben ik het zeer mee eens. Dat is ook mijn insteek. Ik zei net al dat de Europese discussie zich helaas nog niet op of om de 20% bevindt maar op een heel ander niveau. Ik ben het echter eens met de inzet. Ook hier geldt dat als men mij niet afrekent op het resultaat van 20% – want dan kan ik nu mijn ontslag al indienen – ik deze motie beschouw als ondersteuning van het beleid en het oordeel overlaat aan de Kamer.

Het verzoek in de motie op stuk nr. 1.000 luidt: "verzoekt de regering, geen verdere stappen te zetten richting een Europese bankenunie als duidelijk is dat Europese risicodeling leidt tot extra grote financiële risico's voor de Nederlandse spaarders en de Nederlandse Staat". Deze motie is mij sympathiek, maar gaat volstrekt voorbij aan de kern van een Europese bankenunie. De Europese bankenunie is er wat de Nederlandse regering betreft op gericht om de risico's die nog breed in de Europese bankensectoren, ook de Nederlandse, aanwezig zijn, veel beter te regelen in zowel preventieve als repressieve zin. Preventief gaat het om het versterken van de bankbalansen, versterken van het toezicht, bepalingen welke risico's banken in welke mate kunnen aangaan et cetera tot en met de vraag aan het einde van het traject wat wij doen als banken omvallen. Daarbij geldt absoluut dat risico's niet zomaar kunnen worden overgeheveld naar Nederlandse belastingbetalers. Wij werken nu aan een zeer beperkt en zeer specifiek afwikkelschema voor het geval dat resolutie nodig is. Het ESM wordt niet zomaar opengesteld voor elke bank in problemen. Het gebeurt onder zeer strenge voorwaarden en zeer beperkt. Wij doen alles om de risico's daar neer te leggen, bij particuliere investeerders en bij overheden, waar zij thuishoren, nog voordat wij überhaupt aan het ESM toekomen. Daarom ontraad ik de motie. Het zou namelijk vreemd zijn als de bankenunie leidt tot het overdragen van risico's naar Nederlandse belastingbetalers. Het tegenovergestelde is het geval.

De voorzitter:

Een korte verduidelijkende vraag van mevrouw Schouten.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Kan de minister dan ook uitsluiten dat door de bankenunie de risico's voor de Nederlandse spaarder en Staat toenemen?

Minister Dijsselbloem:

In de huidige situatie – zie de banken- en eurocrisis van dit moment – wordt de rekening gespreid en verspreid in de eurozone, omdat de risico's niet goed zijn geregeld. De huidige situatie is dat zich in verschillende landen problemen voordoen, waarbij er een enorme kruisbestuiving, kruisbesmetting, is tussen banken en overheden en waardoor vervolgens overheden met noodfondsen moeten worden gered. De risico's komen nu naar ons toe. Wij hebben mechanismen nodig om die risico's terug te duwen en daar neer te leggen waar ze thuishoren. Het Europese bankentoezicht is er niet op gericht om risico's weg te halen en allerlei risicovol gedrag te stimuleren, maar juist om risico's daar terug te leggen waar ze horen en ze waar mogelijk te voorkomen. Dat is de hele insteek.

De voorzitter:

Dank u wel. Nu de vijfde motie.

Minister Dijsselbloem:

In de motie op stuk nr. 1.001 wordt de regering verzocht, "zich in de Europese Raad in te zetten voor een rol van de Europese Rekenkamer bij de controle van het Europese bancaire toezicht". De Europese Rekenkamer heeft een rol bij het toezicht op de ECB. Het is alleen een afgebakende rol, het betreft namelijk het toezicht op de operationele efficiency van de bedrijfsvoering van de ECB. Als de zorg van de indieners is of dit ook de bedrijfsvoering raakt van het nieuwe bankentoezicht dat de ECB op zich gaat nemen, waarschijnlijk vanaf volgend jaar, kan ik die zorg wegnemen. De rekenkamer gaat ook toezien op de wijze waarop in termen van bedrijfsvoering de ECB het bankentoezicht op zich neemt. Als de intentie van de indieners is dat de rekenkamer ook moet bekijken of de ECB het bankentoezicht inhoudelijk wel goed doet, gaat dat het mandaat van de Europese Rekenkamer echt te buiten. Dit zou een verdragswijziging vergen. Het staat niet op de agenda van de Nederlandse regering om zich nu in te zetten voor een verdragswijziging op dit punt. Daarom ontraad ik de motie.

Mevrouw Schouten (ChristenUnie):

Wij hebben hier ook een discussie gehad in de commissie-De Wit over de positie van de nationale Rekenkamer ten opzichte van de Nederlandsche Bank. Het kabinet heeft aangegeven dat het wenselijk is om de Rekenkamer een grotere rol te geven. Naar analogie van die discussie willen de indieners, deze indiener in ieder geval, dat die discussie ook op de Europese tafel wordt neergelegd nu het toezicht daar een veel grotere rol krijgt. Met de motie vraag ik of de minister zich daarvoor wil inzetten.

Minister Dijsselbloem:

Stap een, waarover wij in het debat over de commissie-De Wit zeker nog komen te spreken, is het versterken van de rol van de Nederlandse Rekenkamer. Ik ben inmiddels tot de overtuiging gekomen dat dit zinvol is, maar wij moeten het wel netjes regelen. Stap twee zou zijn dat wij bekijken of hetzelfde ook moet gelden voor de Europese Rekenkamer. Ik volsta op dit moment met de opmerking dat het juridisch gewoon niet kan, omdat dat een verdragswijziging zou vragen. Daarmee trekken wij een vat open en krijgen wij een discussie die wij misschien helemaal niet willen. Ik neem kennis van de opvatting van mevrouw Schouten. De Nederlandse regering zal zich er op dit moment niet voor inzetten, omdat zij het verdrag niet voor dit punt wil openbreken.

De voorzitter:

Dank u wel. Onze tijd voor dit VAO is al op, dus ik wilde nog even de laatste twee moties met u doornemen.

Minister Dijsselbloem:

De motie-Van Dijck op stuk nr. 1.002 is eenvoudig in die zin dat ze helder is: verzoekt de regering, af te zien van deelname aan een bankenunie. De regering is ervan overtuigd dat een bankenunie in het Nederlands belang is. Er zijn onverantwoord grote risico's in de bankensectoren in verschillende landen van Europa met grote effecten voor de reële economie en grote effecten voor nationale overheden en hun budgettaire situatie. Die risico's moeten aan banden worden gelegd. Zowel de besmettingsgevaren richting de reële economie als de risico's richting overheden moeten worden teruggebracht. Daarom zetten wij ons in voor een effectieve bankenunie. Ik ontraad de motie-Van Dijck.

In de motie-Nijboer/Merkies op stuk nr. 1.003 wordt de regering verzocht, in de Europese besprekingen over een resolutiemechanisme in te zetten op de incorporatie van signaalwaardes in het kernkapitaal van banken en, wanneer deze worden gepasseerd, daar consequenties aan te verbinden zoals een verbod op de uitkering van dividend en bonussen en eventueel personele consequenties. Een verbod op uitkering van dividend en bonussen wordt op dit moment al geregeld in de kapitaaleisenrichtlijn, CRD IV. Bovendien wordt in de ontwerpherstel- en resolutierichtlijn, die nu in bespreking en onderhandeling is, aan de toezichthouders de mogelijkheid gegeven om strenger op te treden, als de instelling niet meer voldoet of binnen afzienbare tijd zal voldoen aan de kapitaaleisen. Dat is daarmee de signaalwaarde. Deze zogenaamde "early intervention"-maatregelen kunnen onder andere inhouden dat bestuursleden van een bank worden weggestuurd, dat de bank haar strategie moet wijzigen of dat een stille curator wordt aangesteld. Hiervoor zal ik mij blijven inzetten. De motie is dus sterk in lijn met de inzet van de Nederlandse regering op dit dossier. Ik plaats er een kanttekening bij. Het is geen automatisme, maar een beslissing van de toezichthouder. Dat vind ik een redelijke oplossing. Automatisch ontslag van bestuursleden kan in sommige situaties de continuïteit van de bedrijfsvoering in gevaar brengen, juist wanneer een bank fragiel is et cetera. Er kunnen omstandigheden zijn waarin de toezichthouder anders beslist. Maar de mogelijkheid voor de toezichthouder om op basis van dergelijke signaalwaardes op te treden, moet er zijn. Daarom beschouw ik deze motie als ondersteuning van beleid en laat ik het oordeel over aan uw Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor zijn aanwezigheid en het becommentariëren van de moties. Aanstaande dinsdag stemmen wij over de zeven moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven