Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | nr. 47, item 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | nr. 47, item 6 |
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Wijziging van diverse wetten in verband met de invoering van de verplichting voor bepaalde instanties waar professionals werken en voor bepaalde zelfstandige professionals om te beschikken over een meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling en de kennis en het gebruik daarvan te bevorderen, onderscheidenlijk die meldcode te hanteren (verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling) (33062).
De voorzitter:
Een hartelijk woord van welkom aan de staatssecretaris. Er hebben zich zeven sprekers van de zijde van de Kamer gemeld. Wij gaan om te beginnen eens even goed luisteren naar mevrouw Kooiman van de fractie van de SP. Zij heeft een spreektijd van vijftien minuten.
De algemene beraadslaging wordt geopend.
Mevrouw Kooiman (SP):
Voorzitter. Vandaag bespreken wij eindelijk het wetsvoorstel over de verplichte meldcode kindermishandeling. Ik zeg "eindelijk", want het werkveld zit er al heel erg lang op te wachten. Er zijn veel voorbereidingen getroffen, al is dat niet altijd zo geweest. Daar kom ik later nog op terug. Het kan ook beter, maar ik vind het belangrijk dat wij het vandaag door de Kamer heen sluizen. Dat is een brede wens van de Kamer vandaag. Het is ook hard nodig, want jaarlijks hebben 120.000 kinderen te maken met mishandeling. De overheid heeft de belangrijke taak om te helpen die op te sporen en aan te pakken. De meldcode is een belangrijke stap.
Met deze verplichte meldcode krijgen hulpverleners zelf een stappenplan in handen waarin staat wat ze moeten doen als ze denken kindermishandeling te signaleren en welke stappen ze vervolgens moeten zetten. Het wordt voor instellingen verplicht om zo'n stappenplan te hebben, maar er komt geen meldplicht. Daar ben ik blij mee. Het klinkt immers enorm stoer om een meldplicht in te voeren voor professionals, maar bij het aanpakken van kindermishandeling werkt zo'n meldplicht niet. Sterker nog, ik denk dat die averechts kan werken, want bij zo'n meldplicht zullen professionals alleen maar gaan melden uit angst dat ze iets te melden hebben. Het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling zal het enorm druk krijgen met deze valse meldingen, waardoor de zorg aan kinderen die het wel nodig hebben, mogelijk in verdrukking komt. Valse meldingen kunnen zeer traumatisch en stigmatiserend uitpakken op een gezin.
Het belangrijkste argument is dat zo'n meldplicht niet werkt. Wij hebben daarvan geleerd. De staatssecretaris schrijft ook heel duidelijk in de memorie van toelichting dat in Zweden en Australië bijvoorbeeld is gebleken dat het niet werkt. Ik zeg dat vandaag uitdrukkelijk, omdat ik weet dat er partijen zijn die pleiten voor een meldplicht. Ik doe dat uitdrukkelijk niet, omdat de SP wil doen wat werkt. Dat is een verplichte meldcode: een stappenplan.
Dan is het wel heel erg belangrijk dat hulpverleners weten wanneer ze te maken hebben met kindermishandeling. Daarom is het ook heel erg belangrijk dat mijn voorganger Marianne Langkamp destijds een motie heeft ingediend waarin wordt gesteld dat iedereen die met kinderen werkt, kindermishandeling leert te herkennen en te bespreken, en dat iedereen die met de verplichte meldcode gaat werken, die scholing aangeboden krijgt. Mijn verbazing was dan ook groot toen ik in de memorie van toelichting las dat maar 10% van de professionals wordt geschoold. Dat is niet helemaal de uitwerking van de motie die mijn voorganger heeft ingediend. Acht op de tien professionals geeft aan graag die verplichte scholing te krijgen. Hoe kan het dan dat maar 10% wordt geschoold? Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat alsnog alle professionals worden geschoold in het signaleren en bespreekbaar maken van kindermishandeling? Dat is immers nog niet altijd even gemakkelijk. Ik zeg dat met klem, want ik ben zelf een oud-hulpverlener en merk dat ik in mijn opleiding erg weinig heb meegekregen over hoe je dat signaleert en waar je überhaupt op moet letten. De volgende stap is hoe je zoiets bespreekt. Dat heb ik gemist in mijn opleiding. Daarom wil ik de staatssecretaris vragen om daar goed naar te kijken. Ik weet dat D66, de PvdA en de VVD al eerder hebben bepleit om dat op te nemen in het curriculum van de opleiding, zodat daar specifiek aandacht aan wordt besteed. Maar ook daarna is het belangrijk dat mensen geschoold worden. Het is iets waar professionals continu alert op moeten zijn, want het kan zomaar binnen hun gezichtsveld plaatsvinden terwijl ze het niet zien, niet uit onwil maar uit onmacht.
Wij zijn heel blij dat de rol van de forensisch arts pediatrie in dit debat altijd belangrijk is. Veel fracties, waaronder die van de VVD, hebben aandacht gevraagd voor de forensische expertise. Ik mis die echter in het wetsvoorstel. De forensisch arts pediatrie kan onnodig stigmatiseren voorkomen en heeft een belangrijke taak bij de waarheidsvinding. In de schakeling van de meldcode komt hij echter niet terug. Ik vraag de staatssecretaris dus om de rol van de forensisch arts pediatrie op te nemen in de minimumeisen die bij of krachtens de Algemene Maatregel van Bestuur worden benoemd.
Ik ben blij dat uitvoering wordt gegeven aan mijn motie waarin staat dat iedereen in de jeugdzorg een verklaring omtrent het gedrag moet hebben. In de aanvullende wijziging van de wet regelt de staatssecretaris dat alle zorgaanbieders en Bureaus Jeugdzorg worden verplicht om een vog te hebben van personen die in hun opdracht beroepsmatig in contact komen met jeugdigen of ouders. Het is heel mooi dat de staatssecretaris dat regelt.
In 2013 moet deze wet in werking treden. Het idee was dat dit wetsvoorstel een soort sluitpost zou worden van de praktijk. Daarom verbaast het mij dat maar de helft van de mensen die met de meldcode moeten gaan werken, ervan heeft gehoord. Slechts 36% van de professionals werkt momenteel met een verplichte meldcode. De staatssecretaris schreef in december dat de meeste huisartsenposten beschikken over een meldcode of deze gaan invoeren, maar mijn verbazing was groot toen ik in het rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg las dat 60% van alle huisartsen geen meldcode heeft. Ik kan me goed voorstellen dat de staatssecretaris deze cijfers ook heeft gezien en heeft gedacht: dit kan niet, hier moet iets aan gedaan worden. Mijn logische vraag is dan ook wat de staatssecretaris eraan gaat doen. Komt er weer een wervingscampagne? Destijds is die er geweest, maar momenteel ligt het stil. Komt de staatssecretaris weer met een campagne? En wat gebeurt er als men niet werkt met een verplichte meldcode? We zeggen vandaag expliciet dat het verplicht is, maar welke consequenties verbindt de staatssecretaris daaraan? Welke rol heeft de inspectie? Ik doel niet alleen op de Inspectie Jeugdzorg, maar ook op de Inspectie van het Onderwijs. Die gaat straks namelijk ook werken met de verplichte meldcode.
Met deze wet meldcode stimuleren we bijna 1 miljoen professionals om kindermishandeling te signaleren. Uit ons eigen land, maar ook uit andere landen, weten we dat daardoor het aantal meldingen bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling enorm kan toenemen. Mogelijk zal er ook een groot beroep worden gedaan op de jeugdzorg zelf. Hoe zijn we daarop voorbereid? Er wordt fors bezuinigd, niet alleen op de gemeenten maar ook 0,5 miljard op de jeugdzorg. Ik maak me daar grote zorgen over. Als de vraag alleen maar toeneemt, wat gebeurt er dan met de wachtlijsten? Als je het eenmaal hebt gesignaleerd en graag hulp wilt bieden, is het belangrijk dat er direct hulp beschikbaar is en kinderen niet op een wachtlijst terechtkomen. Het gaat om heel zware zorg, die direct voorhanden moet zijn. Hoe verhoudt dit zich tot de bezuinigingen die ook deze staatssecretaris wil doorvoeren?
De SP hecht veel waarde aan de zogenoemde oudermeldingen. Ik zag vanmorgen in het nieuws voorbijkomen dat de VVD-fractie en de PvdA-fractie, terecht, weer de oudermeldingen bij ziekenhuizen aan de orde stelden. We weten allemaal dat er een ouderprotocol is in Haagse ziekenhuizen, dat heel goed werkt. Mijn collega zal daar vast op terugkomen. Ik wil dat iets breder trekken. In de verslavingszorg of de psychiatrie zijn natuurlijk ook veel signalen. Ik zou het fijn vinden als er bij een intake of een opname voor een psychose of verslaving ook wordt gevraagd of er kinderen aanwezig zijn en hoe de zorg voor hen is gewaarborgd. Ik vind het belangrijk dat er niet alleen wordt gekeken naar oudermeldingen bij ziekenhuizen of bij artsen, maar dat dit breder wordt meegenomen, ook in de volwassenenzorg.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik heb het voorstel van de VVD en de PvdA bekeken. Naar mijn mening zit in dat voorstel een verplichting tot melden. De SP zegt nu voor een verplichte meldcode te zijn en niet voor verplicht melden. Wat vindt de SP van het voorstel wat dit betreft?
Mevrouw Kooiman (SP):
Dat is een heel terechte vraag. Aan het begin van mijn betoog heb ik expres heel stellig gezegd dat ik niet voor een meldplicht ben. Ik vind zo'n oudermelding wel belangrijk, maar die is nu nog niet opgenomen in de protocollen van ziekenhuizen. Wel zijn ze verplicht om die stappen te doorlopen. Ik vind het belangrijk dat er geleerd wordt van de best practices en dat we dat niet alleen in de zorg doen, maar ook heel breed. De SP is dus niet voor een meldplicht, maar wel voor een verplichte meldcode.
Het beroepsgeheim mag nooit een belemmering zijn om kindermishandeling te melden of noodzakelijke zorg voor een kind te starten. Stel dat er kindermishandeling gesignaleerd is en er zorg nodig is, hoe gaat de staatssecretaris er dan voor zorgen dat de zorg daadwerkelijk wordt opgestart? In het verleden heb ik hierover veel schriftelijke vragen gesteld en met toenmalig minister Rouvoet is er veel over gedebatteerd. Het punt is dat je altijd van twee ouders toestemming moet hebben om een behandeling te starten. Met name de kinder- en jeugdtraumacentra in Haarlem en Leeuwarden zeggen dat dit soms heel lastig is. Soms is een van de ouders namelijk ook dader en die geeft dan geen toestemming. Dat zou niet aan de orde moeten zijn. Als er daadwerkelijk zorgen zijn, dan moet een behandelend arts zo'n kind kunnen zien en bepalen of iets ernstig genoeg is om een behandeling te starten. Die arts moet bepalen of er voldoende grond is om middels het tuchtrecht de hulp te starten. Dit gebeurt heel vaak niet. Ik weet dat heel wat artsen door het medisch tuchtcollege tot de orde zijn geroepen. Dat baart mij zorgen. Ik zou graag willen dat in dit soort gevallen in ieder geval de toestemming van één ouder genoeg is om het kind te zien.
Tot slot wil ik ingaan op de kinder- en jeugdtraumacentra. Ik pleit voor een landelijk dekkend netwerk van kinder- en jeugdtraumacentra. Dat doet mijn fractie namelijk elke keer als het over kindermishandeling gaat. Tot mijn grote schrik en verbazing trekt het kinder- en jeugdtraumacentrum in Friesland nu aan de bel. In Nederland zijn er maar twee kinder- en jeugdtraumacentra die multidisciplinaire zorg kunnen bieden aan door kindermishandeling getraumatiseerde kinderen. Vorig jaar hebben we aan de bel getrokken in verband met het kinder- en jeugdtraumacentrum in Haarlem. Dat kreeg de zorg niet meer vergoed omdat de aanpassingsstoornis – om het even technisch te maken – niet meer in het pakket zat. Die zorg stond dus ineens onder druk. Daar is toen een tijdelijke oplossing voor gevonden door de toenmalige staatssecretaris van VWS. Nu meldt het kinder- en jeugdtraumacentrum in Leeuwarden dat het in de problemen zit. Dat heeft namelijk een ander dbc waaruit de zorg vergoed wordt. De zorg is gericht op de slachtoffers van kindermishandeling en van huiselijk geweld. Die codes mogen ze echter niet meer gebruiken omdat de zorg niet meer vergoed wordt door de zorgverzekeraars. Ik vind het heel triest dat ik er vandaag voor moet pleiten om in ieder geval Friesland die zorg te kunnen bieden. Kan de staatssecretaris garanderen dat die zorg overeind blijft en dat hier een oplossing voor gezocht wordt, eventueel tijdelijk? Kan hij ook toezeggen dat hij zal kijken naar een structurele oplossing? Er is geen dbc voor getraumatiseerde kinderen. Daar zou naar gekeken worden, maar die is er nu nog steeds niet. Ik verzoek de staatssecretaris met klem om daar een oplossing voor te zoeken.
Mevrouw Agema (PVV):
Voorzitter. Het heeft even geduurd, maar vandaag behandelen wij eindelijk het wetsvoorstel voor een verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Jaarlijks zijn ruim 200.000 mensen slachtoffer van huiselijk geweld. In de helft van de gevallen gaat het om kinderen. Dat is simpelweg onacceptabel. Wij vrezen dat het aantal slachtoffers in werkelijkheid nog hoger is, omdat veel gevallen van geweld nooit boven tafel komen. Kindermishandeling, ouderenmishandeling of huiselijk geweld doet ontzettend veel met de slachtoffers daarvan. Dat komt doordat de dader iemand is die vlakbij staat: man, vrouw, vader of moeder en ga zo maar door. Bijna niemand kan het geweld op eigen kracht doorbreken. Er is dus hulp van buitenaf nodig. Het doel van dit wetsvoorstel, het tegengaan van mishandeling en huiselijk geweld, onderschrijven we dan ook van harte. Daar kan volgens mij niemand iets op tegen hebben en dat kenmerkt dit soort debatten. De vraag is echter hoe wij het doel bereiken.
Het invoeren van een verplichte meldcode is een mooi voorstel, maar het gaat de PVV niet ver genoeg. Zij wil een meldplicht. Uit cijfers blijkt namelijk dat maar 1% van de slachtoffers zelf hulp zoekt bij een Steunpunt Huiselijk Geweld. Willen we dit geweld stoppen, dan moeten de professionals dus hulp inschakelen. Een meldcode is daarbij volgens de PVV te verblijvend. Uit alle stukken blijkt namelijk dat sprake is van handelingsverlegenheid, angst om in actie te komen. Dan is het niet logisch om een vrijblijvende meldcode in te voeren. Als professionals het advies krijgen om zelf hulp te organiseren, slaat de handelingsverlegenheid ook weer toe. Er werken niet voor niets experts bij het Steunpunt Huiselijk Geweld en het AMK. Laten we van hun expertise gebruikmaken. Zij beoordelen nu ook al meldingen die binnenkomen en zijn in staat om een breed hulpplan op te stellen, met meerdere hulpverleners als dat nodig is.
Niet bij elke melding die binnenkomt, wordt direct contact met slachtoffers en daders gezocht. Dat is ook niet de bedoeling van ons voorstel om de meldcode aan te vullen met een meldplicht. Wij onderschrijven het doel om kindermishandeling, ouderenmishandeling en huiselijk geweld tegen te gaan. Wij zijn niet puur op een stijging van het aantal meldingen uit. Wij verwachten echter wel dat de SHG's en AMK's door een meldplicht een beter beeld krijgen van de situatie van een kind. Ik doel op een huisarts die een vermoeden heeft en anders niet zou melden, een leraar die een vermoeden heeft en anders niet zou melden, de politie die gebeld is door de buren dat er in het huis naast hen geschreeuwd wordt en anders niet zou melden.
Mevrouw Hilkens (PvdA):
Ik heb een heel praktische vraag. Mevrouw Agema sprak net over een vrijblijvende meldcode. Ik dacht echter dat wij over een verplichte meldcode spraken. In wezen is dat volgens mij het karakter van de meldcode.
Mevrouw Agema (PVV):
Een meldcode is vrijblijvend van karakter.
Mevrouw Hilkens (PvdA):
Is de PVV het met mij eens dat het realiseren van betere hulpverlening en het bevorderen van de deskundigheid van professionals het doel moet zijn en dat een melding an sich niets betekent?
Mevrouw Agema (PVV):
De intrinsieke eigenschap van een meldcode is vrijblijvendheid. De intrinsieke eigenschap van een meldplicht is het tegenovergestelde daarvan.
Mevrouw Hilkens (PvdA):
Overal waar de meldcode al is ingevoerd, blijkt dat het aantal meldingen ten minste drie keer hoger is geworden. Veel van die meldingen blijken juist dankzij zorgvuldig gebruik van de verplichte meldcode op waarheid te berusten. Een meldplicht zorgt vaak echter voor "overmeldingen", heel veel onterechte meldingen bij de AMK's en Steunpunten Huiselijk Geweld. Daarop wil ik graag een reactie.
Mevrouw Agema (PVV):
Die conclusie klopt niet, want er is geen meldplicht. Wij zijn niet tegen een meldcode, wij zijn alleen voor een meldplicht. Dat lijkt mij de juiste verklaring.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik heb een nabrander naar aanleiding van deze discussie over een meldplicht. Uit internationaal onderzoek blijkt dat een meldplicht averechts werkt. Daardoor komen er namelijk meer valse meldingen binnen en zoeken mensen niet meer de zorg op die juist nodig is. Ook blijkt dat zorgprofessionals er niet meer over durven te communiceren. Een meldplicht werkt dus averechts. Is mijn collega van de PVV ervan op de hoogte dat uit internationaal onderzoek blijkt dat dit grote nadelige consequenties heeft?
Mevrouw Agema (PVV):
Ik onderschrijf de conclusie van mevrouw Bergkamp niet. Is dit flinterdunne literatuurverkenninkje het grote internationale onderzoek waar zij op doelt? De huidige meldcode levert ook valse meldingen op. Meldingen, die niet kloppen en gecheckt moeten worden. Ik wil dat in die meldcode de verplichting staat om te melden. Ik ga verder dan mevrouw Bergkamp.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ongeacht van welke partij hebben wij allemaal hetzelfde doel voor ogen, namelijk kindermishandeling en huiselijk geweld aanpakken. We verschillen van mening over de manier waarop. Wel is het belangrijk om te kijken naar onderzoek. Ik vind het nogal denigrerend om te spreken over "internationaal onderzoekje". Vanwege de zorgvuldigheid moeten wij goed bekijken wat dit oplevert. Ik vind het te makkelijk om het maar te verplichten omdat dat stevig is, zoals de PVV stelt, hoewel uit onderzoek blijkt dat dit averechts werkt. Kan de PVV toch een inhoudelijke reactie geven op dit onderzoek?
Mevrouw Agema (PVV):
Dan stel ik een wedervraag.
De voorzitter:
Laten we niet te veel wedervragen gaan stellen.
Mevrouw Agema (PVV):
Deze wedervraag wil ik toch stellen, omdat het van belang is voor het antwoord. Vindt mevrouw Bergkamp dat in het kader van dit wetsvoorstel dan ook maar de verplichte meldplicht bij seksueel misbruik moet worden afgeschaft? Wat haar vraag betreft, vind ik het onderzoek inderdaad veel te mager. Het is een literatuurverkenning en dus niet eens een literatuuronderzoek. Het is echt veel te mager. De argumenten die daarbij gebruikt worden, kun je net zo goed in tegengestelde richting gebruiken. Ik vind het eigenlijk ook niet kunnen dat het ministerie van VWS zich zo gemakkelijk van een meldplicht af weet te houden door een dergelijk licht literatuurverkenninkje.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Tot slot. Mijn collega van de PVV is sterk van mening dat er een verplichting tot melden moet komen. Op welk uitgebreid onderzoek is dat oordeel dan gebaseerd? Daarin ben ik wel geïnteresseerd.
Mevrouw Agema (PVV):
Dus op basis van een slap verkenninkje mag men wel het ene standpunt innemen, maar wij mogen op basis van diezelfde slappe verkenning niet het tegenovergestelde beweren, namelijk dat wij niet overtuigd zijn? Ik vind het niet sterk dat dít in de memorie van toelichting als argumentatie voor een meldcode wordt gebruikt. Die meldplicht is er niet, maar dezelfde argumenten op basis waarvan geconcludeerd wordt dat het een meldcode moet zijn, kunnen in tegengestelde richting voor een meldplicht spreken.
Mevrouw Kooiman (SP):
Mevrouw Agema wuift het onderzoekje wel heel makkelijk weg. Die discussie is gevoerd, maar die gaan we hier niet winnen. Zegt de PVV-fractie daarmee dat zij hulpverleners niet vertrouwt als zij werken met de verplichte meldcode? Zegt zij: wij laten het niet over aan professionals om een verplichte meldcode uit te werken, wij wachten heel even af om te bezien of er inderdaad een meldplicht nodig is?
Mevrouw Agema (PVV):
Nee hoor, op dit moment is er een meldplicht voor seksueel misbruik. Ook is er een meldplicht bij een vermoeden dat collega's daders zijn. Ik vind het heel duidelijk dat er in de breedte een meldplicht is. Ik denk ook dat wij wellicht beter af waren geweest bij een meldplicht, zo blijkt uit een heel aantal casussen. Daar zal ik de staatssecretaris zo dadelijk ook naar vragen, en ik ben benieuwd naar zijn antwoord.
Mevrouw Kooiman (SP):
We kennen allemaal het Savanna-effect. Hulpverleners gingen van alles registreren en eerder uit huis plaatsen. In andere landen zien we dat hulpverleners bij een meldplicht eerder gaan melden bij het AMK. Daardoor komt de zorg voor kinderen die daadwerkelijk zorg nodig hebben, in de verdrukking. Wat is de reactie van de PVV daarop? Dat vind ik namelijk een sterk argument om niet over te gaan tot een meldplicht maar tot een verplichte meldcode.
Mevrouw Agema (PVV):
Ik vind de casus van Savanna niet zo'n sterk voorbeeld, want een meldplicht had in haar casus waarschijnlijk weinig geholpen, omdat het AMK te weinig deed met de meldingen die wel binnenkwamen. Er zijn ook andere casussen die ik aan de staatssecretaris zal voorleggen. Bij die van Savanna kun je echter niet zeggen dat je een meldcode of meldplicht moet hebben en je kan daarover geen discussie voeren. Het AMK heeft daar namelijk gewoon gefaald.
Mevrouw Kooiman (SP):
Dat gaf ik als argument om mijn vraag te stellen. Ik vroeg of de PVV-fractie niet bang is dat de AMK-meldingen zullen toenemen en dat de zorg voor kinderen die daadwerkelijk hulp nodig hebben in de verdrukking komt, want dat is in andere landen het geval.
Mevrouw Agema (PVV):
Die angst kun je hebben. Ik weet niet of het onterecht is om die angst niet te hebben. Ik zie dat niet zo zwart-wit. Ik stip echter aan dat ook nu al veel meldingen achteraf onterecht blijken te zijn. Ik wil de kans graag zo groot mogelijk maken dat wij er in zo veel mogelijk casussen wel op tijd bij zijn.
Het is niet zo dat er bij elke melding die binnenkomt, direct contact met slachtoffers en daders wordt gezocht. Dat is ook niet de bedoeling van ons voorstel om een meldcode te veranderen in of aan te vullen met een meldplicht. Wij onderschrijven het doel om kindermishandeling en huiselijk geweld tegen te gaan en wij zijn niet uit op een pure stijging van het aantal meldingen. Wel verwachten wij dat de SHG's en AMK's met een meldplicht een beter beeld krijgen van de situatie van een kind. Juist bij kindermishandeling en huiselijk geweld is het van groot belang dat de professionele hulp er vroeg bij is. Bij de eerste signalen of vermoedens moet er worden ingegrepen, zodat het geweld in de kiem wordt gesmoord. Voor seksueel misbruik bestaat al een meldplicht, net als dat er een meldplicht is voor geweld door collega's. Waarom maken wij het de professionals niet makkelijk en voeren wij nog een meldplicht in, maar dan in de breedte? Wat er ook precies gebeurt, er moet altijd een melding worden gedaan.
Wat de meldcode betreft oogt de volgorde van de stappen niet logisch. Als eerste moeten de signalen in kaart gebracht worden. Als derde is er een gesprek met de cliënt. Kan dat niet achter elkaar of beter samengevoegd worden in één punt? Het lijkt mij dat je als professional het beste signalen in kaart kunt brengen als de cliënt vertelt wat er speelt. Hoe zit dat precies? Ook het vierde punt, het wegen van het huiselijk geweld of kindermishandeling, verbaast mij. Dit is toch juist wat de experts van een SHG of AMK goed kunnen doen? Waarom wordt hun wel om adviezen gevraagd maar mogen zij niet de afweging maken? Kan de staatssecretaris ook hierover wat meer duidelijkheid geven?
Een meldcode of meldplicht is natuurlijk niet de kip met het gouden ei. Er is veel meer nodig om huiselijk geweld en kindermishandeling tegen te gaan. Zo geven de professionals zelf aan dat zij in hun opleiding te weinig geleerd hebben hoe zij moeten omgaan met vermoedens van kindermishandeling. Ook de commissie-Samson schreef dit in haar rapport. Nu heeft de staatssecretaris aangegeven dat hij het advies van de commissie-Samson overneemt om aandacht voor seksueel misbruik op te nemen in de opleidingen, maar kan hij dit breder trekken naar alle vormen van mishandeling?
Kindermishandeling komt ook voor bij bijvoorbeeld buitenschoolse activiteiten of op sportclubs. Reeds in 2008 kwam naar buiten dat er kinderen mishandeld worden in moskeeën tijdens Koranlessen. Aan het onderzoek daarnaar weigerden sommige moskeeën mee te werken. Dat is te zot voor woorden. Het uiteindelijke, beperkte onderzoek laat zien dat er wel degelijk sprake is van kindermishandeling in moskeeën. Omdat het onderzoek beperkt is, schrijven de onderzoekers – hier hebben wij weer zo'n gekke conclusie – dat de aangetroffen situaties niet zomaar naar een landelijk niveau te trekken zijn. Draai het eens om. Draai dit ook eens om naar wat wij in dit huis normaal voor conclusies trekken. Normaal zouden wij zeggen dat dit, als één klein onderzoek al zo veel problemen laat zien, het topje van de ijsberg is. Ik wil hierop graag een reactie van de staatssecretaris. In het onderzoek is te lezen dat de manier van aandacht vragen voor kindermishandeling effectief is naast de al gehanteerde meldcode. Ik wil de staatssecretaris dan ook vragen om deze methode landelijk uit te rollen. Het gaat hierbij niet alleen om kindermishandeling in moskeeën, maar ook om mishandeling op bijvoorbeeld sportclubs. De meldcode is niet de kip met het gouden ei, ik zei het al. Dit soort methodes zijn dus hard nodig.
Ik ga meer specifiek in op ouderenmishandeling. Heel vaak hebben wij hiervoor aandacht gevraagd in dit huis. Wij waren dan ook erg blij met het opnemen van een hoofdstuk Ouderenmishandeling in het gedoogakkoord. Het gedoogakkoord zou extra maatregelen opleveren, zoals een verplichte verklaring omtrent het gedrag voor betaald zorgpersoneel. Ik vraag de staatssecretaris hoe het daarmee staat. Hoe staat het met de richtlijn ouderenmishandeling? Wordt het project Stop ouderenmishandeling voortgezet? Ook hier staat letterlijk – en daarvoor gaven wij onze steun – een meldplicht voor ouderenmishandeling. Ik kan begrijpen dat de staatssecretaris ook graag steun van onze fractie wil. Ik zou dan ook graag van hem een verklaring krijgen waarom hij afstapt van een meldplicht.
Tot slot ga ik nog in op een aantal casussen. Ik wil graag weten wat de overwegingen van de staatssecretaris zijn op de vraag of in deze casussen een meldplicht vermoedelijk wel geholpen had. Dan gaat het bijvoorbeeld om de casus waarin de pleegouders de gezinsvoogd waarschuwden, om het vijfjarige jongetje dat in 2006 in Apeldoorn werd vermoord door zijn moeder en eerder door haar werd bedreigd. Ook het pleeggezin waarin hij eerder verbleef, werd door de moeder onder zware druk gezet. Het jongetje werd daarom op een geheim adres ondergebracht. De directeur van de instelling zei in Netwerk dat het jongetje na verloop van tijd wel bezoek van zijn moeder mocht ontvangen, maar alleen onder zeer strenge begeleiding. Het was door Bureau Jeugdzorg ten strengste verboden dat Metehan alleen was met zijn moeder. Hij mocht ook niet met haar mee naar buiten. Het contact met de moeder moest van Bureau Jeugdzorg langzaam worden opgebouwd. Het begon met speciale belavonden. Toen hij eenmaal bij zijn pleegouders was geplaatst, mocht zijn moeder hem opeens een dag meenemen en later zelfs een heel weekend. De meldingen werden nauwelijks serieus genomen, ondanks herhaalde waarschuwingen. De pleegouders waren bang, want er veranderde niets. Zij hebben wederom, later, gewaarschuwd dat het niet goed ging met de moeder. Ze dreigde zelfmoord te plegen. De reactie was: "Dat zegt de moeder wel vaker. Mensen die zoiets zeggen, doen dat nooit." Onbegrijpelijk! Ik zou graag van de staatssecretaris vernemen of een meldplicht in deze casus uit 2006 van het vijfjarige jongetje in Apeldoorn vermoedelijk wel had geholpen.
Dan de vrij recente casus uit 2012. Jeugdzorg faalde bij twee vermoorde broertjes. Twee jongetjes van zeven en tien jaar die begin dit jaar door hun moeder in Terwolde om het leven zijn gebracht, hebben van hulpverleners veel te weinig aandacht gehad. Dat blijkt uit het rapport van de Inspectie Jeugdzorg. Ik kan ook hier de details geven, maar ik vraag de staatssecretaris om aan te geven of een meldplicht wellicht een beter alternatief was geweest dan de meldcode die nu voorligt.
Voor de twee casussen geldt de vraag of de staatssecretaris kan uitleggen of in deze casussen een meldplicht toereikender was geweest of een meldcode?
Ten slotte de casus van Savanna. Ook daarin denk ik dat de meldplicht weinig had geholpen, omdat het AMK te weinig deed met de meldingen die wel binnenkwamen. Ook op deze casus krijg ik graag een reactie van de staatssecretaris.
Mevrouw Van der Burg (VVD):
Voorzitter. Wij spreken vandaag over een heel belangrijk wetsvoorstel, de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. De collega's hebben dat ook al gezegd.
In de afgelopen jaren is steeds duidelijker geworden dat huiselijk geweld en kindermishandeling op grote schaal voorkomen. Het gaat om een van de omvangrijkste geweldsvormen in onze samenleving, met grote gevolgen voor de betrokkenen en de samenleving. Naar schatting zijn jaarlijks tussen de 200.000 en 230.000 personen slachtoffer van evident huiselijk geweld en 1 miljoen van incidenteel huiselijk geweld, en worden ruim 100.000 kinderen jaarlijks mishandeld. Dat laatste is gemiddeld een kind per klas. Naar schatting sterft gemiddeld een kind per week aan de gevolgen van kindermishandeling.
In het tegengaan van huiselijk geweld en kindermishandeling is vroeg signaleren van deze misstanden belangrijk. Professionals die vanuit hun beroep in aanraking komen met mogelijke slachtoffers van huiselijk geweld en kindermishandeling, spelen hierin een belangrijke rol. In de praktijk blijken professionals signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling niet of onvoldoende te onderkennen en onzeker te zijn over te zetten stappen, wanneer zij wel geweld of mishandeling vermoeden. Dit leidt ertoe dat te weinig gevallen van kindermishandeling of huiselijk geweld daadwerkelijk onderkend, gemeld en behandeld worden. De rijksoverheid is al sinds 2004 bezig het gebruik van meldcodes te stimuleren via gesprekken met koepel- en intermediaire organisaties en door het ter beschikking stellen van meldcodes per sector. Er is te weinig resultaat geboekt, zo staat in de memorie van toelichting. Slechts 40% van de professionals werkt met de meldcode. Gegeven de omvang van het probleem en de te beperkte resultaten die gerealiseerd zijn via stimuleren, is nu besloten te komen tot een wettelijk verplichte meldcode.
In de eerste plaats licht ik kort toe waarom de VVD voor een meldplicht was, is en blijft in plaats van de verplichte meldcode. In de tweede plaats geef ik aan dat deze verplichte meldcode een stap vooruit is ten opzichte van de huidige situatie. Ook geef ik aan welke zorgpunten en vragen de VVD nog heeft over deze verplichte meldcode. In de derde plaats bepleit de VVD een aantal verbetervoorstellen in deze verplichte meldcode. Ten slotte heeft mijn fractie nog een aantal aandachtspunten en vragen.
De VVD is en blijft voorstander van de meldplicht voor professionals – ik benadruk "voor professionals" – in plaats van de voorgestelde verplichte meldcode. Wij zijn al jaren bezig en zien dat er nog steeds te weinig adviezen worden gevraagd door heel veel beroepsgroepen en dat er te weinig wordt gemeld. Wij zien een stijging bij de politie en bij de ziekenhuizen, maar helaas zien wij nauwelijks een stijging bij de huisartsen, die toch een heel belangrijke rol zouden moeten vervullen in dezen. Wij zien nauwelijks een stijging of geen stijging bij de geestelijke gezondheidszorg, waarmee wij überhaupt een debat hebben over het signaleren of er kinderen in het spel zijn. Frappant en zorgelijk is dat de politie wederom een groter percentage van de meldingen voor haar rekening heeft genomen. Op grote afstand volgen dan de Bureaus Jeugdzorg en de ziekenhuizen. Alleen bij die ziekenhuizen is een duidelijk stijgende tendens te zien. Opmerkelijk is dat, ondanks de nadruk op de categorieën van de huisartsen en de geestelijke gezondheidszorg, het eigenlijk jaar in jaar uit niet echt verbetert. Dat is voor ons onbegrijpelijk. De huisartsen en ook de ggz zouden het juist veel moeten zien. Vandaar onze voorkeur voor een meldplicht.
Een meldplicht geeft ook duidelijkheid over wat je moet doen als professional. Het is natuurlijk helemaal niet makkelijk. In plaats van je te moeten afvragen of je wel of niet moet melden, krijg je een aantal handvatten om te melden en dan meld je. Stel je voor, bij de transitie jeugdzorg naar de gemeenten willen wij samenwerking tussen verschillende sectoren, maar zij hebben net een iets andere meldcode. Nou, dat zal ook fijn werken. Wij blijven voorstander van een meldplicht, maar wij zijn ook realisten. Wij weten dat er in de Kamer een meerderheid voor de verplichte meldcode en wij erkennen ook dat het in elk geval een stap vooruit is.
De VVD heeft nog wel een aantal grote zorgpunten waarover zij vragen heeft aan de staatssecretaris. Ons is gemeld dat de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling alleen tijdens kantooruren open of goed bereikbaar zouden zijn. Er zijn wat tegengestelde berichten over. Ik heb op andere plekken gezien dat ze wel 24 uur per dag bereikbaar zijn. Het kan zijn dat het ene AMK wel 24 uur per dag bereikbaar is en het andere niet. Voor professionals die advies willen vragen of willen melden, is het een enorme drempel als dat niet buiten kantooruren kan. Wil de staatssecretaris toezeggen dat hij voor dit probleem met de AMK's en de professionals een oplossing gaat zoeken? Dat is mijn eerste zorgpunt en vraag.
Mijn tweede zorgpunt: hoe borgt de staatssecretaris dat de diverse professionals in hun basisopleiding en gedurende hun werkzame leven voldoende geschoold en bijgeschoold worden om huiselijk geweld en kindermishandeling te herkennen en dat zij weten hoe te handelen? Hier staat of valt het succes van de verplichte meldcode mee. Hoe beoordeelt de staatssecretaris in dit licht de uikomsten van het onderzoek van de Inspectie voor de Gezondheidszorg naar huisartsenposten? Een deel van de huisartsen blijkt niet geïnteresseerd in kindermishandeling en wil er niet in bijgeschoold worden omdat ze er nooit mee geconfronteerd worden. Dat is onbestaanbaar als gemiddeld één kind per klas mishandeld wordt. Hoe kunnen dergelijke niet geïnteresseerde en niet opgeleide professionals wel uiteindelijk een besluit nemen over het ingrijpen bij en het melden van kindermishandeling?
Kan de staatssecretaris de VVD uitleggen waarom de verplichte meldcode wel zal leiden tot sneller en adequater hulp bieden bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling, terwijl de commissie-Samson constateert dat jeugdzorginstellingen die al jaren werken met de meldcode, zeer weinig signaleren en heel weinig bij het AMK melden? Dat bleek ook tijdens het gesprek met de slachtoffergroepen. Kan de staatssecretaris de VVD ook uitleggen hoe het zit met de artsen die al jaren met de meldcode van de KNMG werken? Ik geloof dat ze dat al sinds 2000 doen. Ik heb de cijfers net genoemd.
De verplichte stap 4 van de basismeldcode vraagt professionals om het huiselijk geweld of de kindermishandeling te wegen. Schuilt hierin niet het gevaar dat professionals niet de juiste actie ondernemen, omdat zij niet deskundig genoeg zijn om te wegen of zij met huiselijk geweld of met kindermishandeling te maken hebben? Hoe verhoudt dit wegen en het vergaren van bewijs zich tot de vertrouwensrelatie met hun cliënten? Ik vind dat buitengewoon ingewikkeld.
Mijn vijfde zorgpunt betreft het niet handelen van professionals omdat zij de vertrouwensrelatie met de ouders niet willen beschadigen. Hoe kan dat doorbroken worden?
Hoe staat het met name in de geestelijke gezondheidszorg met het vragen naar de aanwezigheid van kinderen als zich een patiënt met een ernstige psychische of gedragsstoornis meldt? Wordt gemeld aan degenen die met die kinderen te maken hebben of is dat nog niet geregeld? Graag een reactie.
Voorzitter: Van Miltenburg
Mevrouw Van der Burg (VVD):
Ik kom op mijn derde blok. Wij delen hier in de Kamer het belang van dit onderwerp en wat wij willen bereiken. Alleen de weg die wij willen bewandelen, verschilt hier en daar. Hoe maken wij dit wetsvoorstel beter? Wij stellen voor om het bewezen effectieve ouderprotocol van het Medisch Centrum Haaglanden verplicht in te voeren op alle spoedeisendehulpafdelingen van ziekenhuizen, de ambulancediensten en de huisartsenposten. Ik dank mevrouw Kooiman voor de steun die zij hiervoor uitsprak. Het ouderprotocol betreft een heel korte standaardchecklist die op de spoedeisende hulp binnen vijf minuten is ingevuld als er volwassenen binnenkomen die zelf mishandeld, verslaafd, suïcidaal of in de war zijn. In dergelijke gevallen wordt nagegaan of er kinderen in het spel zijn en wordt altijd een melding naar het AMK gedaan. Dit en dit en dit treedt op. Kinderen in het spel? Melding. AMK gaat kijken wat er aan de hand is. De spoedeisendehulpafdeling, de ambulancediensten en de huisartsenposten hebben daar zelf natuurlijk niet de tijd voor. Het gaat erom dat het kind op de radar komt, omdat pas dan hulp kan worden geboden. Samen met mijn PvdA-collega Hilkens zal ik hiertoe een voorstel indienen.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Over het voorstel van PvdA en VVD is al het een en ander gezegd, maar mij is nog onduidelijk of in dat voorstel een meldplicht zit.
Mevrouw Van der Burg (VVD):
Ja. Als er een ouder binnenkomt die suïcidaal is, zelf mishandeld is, zwaar in de war is of verslavingsproblemen heeft en er zijn kinderen – het kan immers ook een verzorger zijn – dan wordt dat gemeld aan het AMK en wordt gevraagd om eens te kijken wat er aan de hand is in dat gezin. Dat blijkt buitengewoon effectief te zijn, want in circa 95% van de gevallen is er inderdaad wat aan de hand en kan hulp worden geboden.
Mevrouw Bergkamp (D66):
We zijn al heel lang op een heel zorgvuldige manier in gesprek met de branche over de verplichte meldcode. We hebben het nu over een best practice in Den Haag, waarvan mij het rapport formeel nog niet bekend is. Een best practice in een ziekenhuis wil nog niet zeggen dat dat een best practice is die voor het hele land geldt. Ik verzoek u daar heel zorgvuldig mee om te gaan. Het verbaast mij oprecht te horen dat er nu al een motie klaarligt, hoewel we het rapport nog niet hebben gezien en we nog geen deskundigen hebben gehoord. Lettend op wat de VVD heeft gezegd over het belang van dit onderwerp, vind ik het opvallend dat de VVD op dit punt geen oog heeft voor zorgvuldigheid.
Mevrouw Van der Burg (VVD):
Ik ben blij met deze vraag. U verwijt ons dat we niet zorgvuldig genoeg zijn. Ik wijs u erop dat een verpleegkundige in Haaglanden al vijf jaar geleden begonnen is met dit protocol, dat ook op andere plaatsen wordt gebruikt. In die vijf jaar is de effectiviteit heel goed onderzocht. Er wordt zelfs een promotieonderzoek naar gedaan. Degene die het geïnitieerd heeft, is nu in de VS, waar het als een doorbraak wordt gezien in de aanpak van kindermishandeling. Ik denk daarom dat wij buitengewoon zorgvuldig zijn. Ik heb al aangegeven dat we al zo lang met meldcodes bezig zijn. Als blijkt dat de meldcode werkt, ben ik graag bereid mijn ongelijk te erkennen. Dat heb ik ruim een jaar geleden al gezegd, en we zien geen significante verbetering.
Mevrouw Bergkamp (D66):
De Kamer heeft nog niet de formele evaluatie van de pilot van best practices in Den Haag gezien. Hoe kunt u dan verwachten dat wij daar voorstander van zijn? Ik doe een beroep op u om eerst de formele evaluatie af te wachten, zodat we eventueel met elkaar kunnen concluderen wat een goed vervolg kan zijn.
Mevrouw Van der Burg (VVD):
Als er iets moet worden geregeld, moet dat gebeuren via een wetsvoorstel. Wij hebben heel zorgvuldig gehandeld. Misschien kan de staatssecretaris aangeven dat dat rapport eerder naar de Kamer kan worden gezonden. Maar we hebben wel gezien dat dit middel buitengewoon effectief is. Het wordt ook buiten Nederland een doorbraak genoemd, terwijl er ook promotieonderzoek naar plaatsvindt. Wij zijn heel zorgvuldig geweest.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Ik begrijp dat VVD en PvdA komen met een wetswijziging die leidt tot een meldplicht. De VVD verwacht dat er daardoor bij het AMK meer meldingen zullen binnenkomen. Zijn de fracties van VVD en PvdA ook bereid om het regeerakkoord op dit punt open te breken, waarin 15% wordt bezuinigd op de jeugdzorg? Waaruit moeten gemeenten dat gaan financieren?
Mevrouw Van der Burg (VVD):
Wij komen met een amendement. Op de genoemde specifieke punten moeten de ouderprotocollen verplicht worden gesteld. Daartoe zullen wij een motie indienen, zodat de staatssecretaris kan bekijken hoe dit het beste geregeld kan worden. Wij hebben het dus niet over een algemene meldplicht. Ik zei al dat daar in deze Kamer geen meerderheid voor is, maar daar is mijn fractie wel voorstander van. Het gaat nu om het op zeer specifieke plaatsen invoeren van een protocol dat heel goed blijkt te werken.
Wat de vragen over de bezuinigingen betreft: wij zijn geen partij die denkt dat je met meer geld het probleem altijd oplost. Wij hebben wel een aantal vragen en zorgpunten, maar is de jeugdzorg heel effectief als je zes tot negentien hulpverleners in je huis hebt? Ik vind van niet. Vandaar de transitie van de jeugdzorg. Ook de CDA-fractie was daar in de vorige periode een groot voorstander van. Ik denk dat dat inderdaad met minder geld kan.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Ook de CDA-fractie is een voorstander van de transitie van de jeugdzorg en van het overhevelen van een aantal taken naar gemeenten, maar daar zal wel voldoende geld bij moeten. In het vorige regeerakkoord stond een korting van 10%. Daar doet deze regering van de VVD en de PvdA 5% bovenop. Je kunt je zo langzamerhand afvragen of je, ook als het efficiënter georganiseerd gaat worden, voldoende tijd hebt om daadwerkelijk iets te gaan doen. De CDA-fractie is buitengewoon bevreesd dat het op papier allemaal perfect geregeld is, maar dat de middelen op zijn als het uiteindelijk aankomt op zorg en op daadwerkelijk iets doen. Er komt weer een regel bij, maar er zijn onvoldoende middelen. Bereik je dan het doel?
De voorzitter:
Ik merk tussendoor op dat wij hier niet het debat voeren over de bezuinigingen en de decentralisaties. Daar gaan we ongetwijfeld nog over spreken, maar vandaag gaat het debat over de aanpassing van het Wetboek van Strafvordering in verband met de meldcode.
Mevrouw Van der Burg (VVD):
Ik zal proberen om kort te antwoorden, omdat dit buiten de orde van dit debat is, zoals u aangeeft.
De voorzitter:
U begon daar heel duidelijk over. Daar moet u bij de beantwoording ook echt even aan denken.
Mevrouw Van der Burg (VVD):
Ja, dank u wel. Ik wil alleen zeggen dat de eigen bijdrage in dit regeerakkoord eruit is. Dat compenseert het dus weer. Ik ben echt van mening dat we met die transitie een zeer goede slag kunnen slaan voor de hulp aan onze jeugd. Daar wil ik het bij laten. Ik vervolg dit debat met mevrouw Keijzer graag in een andere context.
De voorzitter:
Mevrouw Keijzer, over de meldcode graag.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Uiteraard over de meldcode; dat spreekt voor zich. Er komt blijkbaar een motie over het invoeren van een plicht. Ik deel de analyse van mevrouw Bergkamp van D66: als men serieus wil dat wij daarnaar kijken, moet ook het aspect van voldoende financiën om dit uit te kunnen voeren, daarbij worden meegenomen.
Mevrouw Kooiman (SP):
Ik ken het ouderprotocol van Haaglanden. Ik heb al aangegeven dat ik daar vrij positief over ben. Ik wil alleen wel weten hoe hard het stukje meldplicht is. Volgens mij is dat immers niet zo zwaar zoals nu wordt gesteld. Daar zou ik graag een reactie van de VVD-fractie op krijgen. Laat ik het zo zeggen: wat zijn de consequenties? Wat zijn de strafrechtelijke consequenties voor medewerkers als zij het laatste stukje van dat protocol niet doorlopen?
Mevrouw Van der Burg (VVD):
Er is een plicht om te melden aan het AMK om ervoor te zorgen dat er vervolgens wordt bekeken of er echt iets aan de hand is en welke hulp er kan worden geboden. Het is dan ook absoluut niet de bedoeling dat we in een traject komen waarbij de kinderen uit het huis worden gehaald. Er zit ook geen sanctie op. Dat moeten wij ook niet willen. We moeten namelijk die kinderen in beeld en op de radar krijgen. Ik ben ervan overtuigd dat een heleboel ouders hun kinderen niet mishandelen omdat zij dat willen, maar omdat er sprake is van onmacht en omdat zij in een bepaalde spiraal zitten. We hebben er in het belang van die kinderen maar ook in het belang van de samenleving alle belang bij om dat te doorbreken, want de gevolgen zijn heel groot. Daarvoor sta ik hier.
Mevrouw Kooiman (SP):
Als ik mevrouw Van der Burg goed begrijp, houdt het laatste stapje van dat ouderprotocol in dat je in dit soort situaties inderdaad moet melden, maar is er in dat laatste stapje geen sprake van strafrechtelijke of andere consequenties voor medewerkers in de wet die we vandaag behandelen. Het is dus meer een handleiding dan een verplichting. Kan ik het zo stellen?.
Mevrouw Van der Burg (VVD):
Er zijn geen consequenties voor medewerkers, maar het is wel een verplichting. Als je iemand binnenkrijgt die zwaar in de war is en als er kinderen in het spel zijn, meld je dat bij het AMK. Dat is ook het verschil met de verplichte meldcode. Er zijn heel goede redenen om dit hiervoor wel te doen, maar om niet naar een totale meldplicht te gaan. Overigens hebben wij nooit gezegd dat medewerkers bij die meldplicht onmiddellijk strafrechtelijk zouden moeten worden vervolgd. Daar zijn wij niet voor, het gaat ons om het in beeld krijgen van die kinderen.
Mevrouw Kooiman (SP):
Dan begrijp ik in ieder geval goed dat er niet zijdelings alsnog een meldplicht wordt ingevoerd. Er zitten dus geen strafrechtelijke of andere consequenties voor de medewerkers aan vast. Voor de steun voor deze motie van onze fractie, en waarschijnlijk ook voor die van andere, is dit heel belangrijk om te weten.
Mevrouw Van der Burg (VVD):
Ik geloof dat ik een beetje fysiek reageer, omdat bij de meldplicht nooit is gesteld dat er strafrechtelijke consequenties voor medewerkers aan moeten zitten. Maar dat is dus ook niet onze bedoeling bij de meldplicht, en ook niet bij die oude protocollen. Het gaat erom dat er wordt gemeld, zodat kan worden bekeken wat er aan de hand is en er hulp kan worden geboden.
De voorzitter:
U bent al geweest, mevrouw Bergkamp.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Ik heb een andere vraag, naar aanleiding van die aansprakelijkheid. De Raad van State heeft twijfels over de meldcode zoals deze er nu uitziet en vindt dat er moet worden gekeken naar de aansprakelijkheid en de rechtspositie van professionals. Ik snap werkelijk niet dat de VVD kan zeggen dat bij een vorm van verplichting in het voorstel, de rechtszekerheid en de aansprakelijkheid niet van invloed kunnen zijn
Mevrouw Van der Burg (VVD):
Wij spreken hierbij heel duidelijk uit dat dit niet is wat wij willen. Wij willen niet dat er in zo'n situatie een jacht ontstaat op de professional. Wij willen wel bewustwording en wij willen ervoor zorgen dat die kinderen in beeld komen. Dat is onze intentie, die ik hierbij heb uitgesproken.
Nu het tweede voorstel. Samen met de PvdA stelt de VVD voor om bij de stap Collegiale consultatie in de basismeldcode expliciet als extra optie op te nemen om forensische expertise pediatrie in te schakelen voor onafhankelijk onderzoek, onafhankelijke diagnose en duiding; en wel het liefst in een zo vroeg mogelijk stadium, teneinde zo objectief mogelijk vast te kunnen stellen of er wel of geen sprake is van kindermishandeling. Wij hebben hierover al eerder, in het wetgevingsoverleg, een debat gehad, waarin daarvoor een plek in de keten en middelen werden toegezegd. Wij denken dat dit de plek is. Graag een reactie van de staatssecretaris. Mijn PvdA-collega mevrouw Hilkens zal in haar bijdrage met een derde verbetervoorstel komen over het advies van professionals, dat ik graag ondersteun.
Nu het vierde blok. Wij hebben nog een aantal belangrijke aandachtspunten en vragen voor deze staatssecretaris. Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat na een terechte melding, mishandelde kinderen daadwerkelijk kunnen worden behandeld? Hoe kan het dat sinds 1 januari 2013 de laatste diagnose-behandelcombinatie is opgeheven, waarbij behandeling door de multidisciplinaire behandelcentra voor kindermishandeling kon worden voorgeschreven? Graag een toelichting, en de toezegging dat de staatssecretaris op korte termijn uitsluitsel hierover zal geven; natuurlijk bij voorkeur vóór het AO over kindermishandeling, maar dat zal ongetwijfeld ingewikkeld zijn. Graag aandacht hiervoor, want het kan niet zo zijn dat er wel wordt gemeld, maar er geen behandeling is. En hoe zit het precies met de samenvoeging van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en het Steunpunt Huiselijk Geweld? Hoe voorkomen we dat deze leidt tot allerlei onduidelijkheden over waar men precies moet melden? Graag een toelichting hierop; hoe ziet de staatssecretaris dit?
Mevrouw Kooiman (SP):
Een vraag over de behandeling. Het is fijn dat de VVD weer pleit voor een goed behandeltraject. U gaf al aan dat Leeuwarden nu onder druk staat vanwege die dbc's. Is de VVD het met ons eens dat we in ieder geval moeten kijken naar een tijdelijke, maar zeker ook naar een structurele oplossing voor deze problemen, zodat we hier in de Kamer niet continu aandacht voor hoeven te vragen?
Mevrouw Van der Burg (VVD):
Mevrouw Kooiman herinnert er terecht aan dat we een jaar geleden hebben gesproken over het Multidisciplinair Behandelcentrum Haarlem. Zij heeft toen gezegd dat de staatssecretaris de problemen onmiddellijk moest oplossen. Mijn fractie vond echter dat wij de staatssecretaris daar enige tijd voor moesten geven, ook omdat de verzekeraar hierbij een rol speelde. Ik wil vasthouden aan die rolverdeling en vandaar mijn vraag hoe de staatssecretaris hiermee omgaat. Ik wil bijvoorbeeld weten of hij een andere oplossing ziet en of hij de verzekeraars heeft aangesproken. Ik loop niet vooruit op het antwoord van de staatssecretaris op die vragen.
De voorzitter:
Opnieuw maak ik een opmerking over de gang van dit debat. In dit debat spreken we over de meldcode. Als we het over allerlei andere dingen willen hebben, hoe belangrijk die misschien ook zijn, dan hadden we meer tijd in de agenda moeten inboeken. Ik verzoek u daarom beiden – u ook in uw inbreng, mevrouw Van der Burg – om u te beperken tot de agendapunten. Dat is ook een stuk makkelijker voor mensen die later iets terug willen zoeken in de wetsgeschiedenis.
Mevrouw Kooiman (SP):
Na stap vijf in de meldcode komt natuurlijk behandeling. Dat zie je ook in het geval van Leeuwarden. Het lijkt mij daarom belangrijk dat we, zoals destijds, niet alleen op zoek gaan naar een tijdelijke, maar ook naar een structurele oplossing. Uit de reactie van de woordvoerster van de VVD maak ik op dat zij dat ook wil.
Mevrouw Van der Burg (VVD):
Ik heb de vraag gesteld en ik wacht nu eerst het antwoord van de staatssecretaris af.
Voorzitter, ik ga nu echt door met de meldcode!
Kan de staatssecretaris uiteenzetten hoe in de toekomst, na de invoering van de wet, wordt omgegaan met onterechte meldingen? Hoe wordt de ellende voorkomen die kan ontstaan als niet goed wordt genoteerd dat het een onterechte melding is? Ik vraag hier aandacht voor, want dit is heel belangrijk voor de ouders die daarmee te maken krijgen.
Mijn laatste punt heeft zeker ook raakpunten met het wetsvoorstel, voorzitter. Er is veel te doen rond pesten. De fracties trekken gezamenlijk op om te bepalen of hier überhaupt een rol voor de overheid is weggelegd en, zo ja, wat we dan zouden kunnen doen. De VVD is heel bang dat iedereen straks eigen structuren gaat bedenken om pesten tegen te gaan. Is de staatssecretaris bereid om met zijn collega van OCW te bekijken of de bestaande structuren voor advisering en signalering voor kindermishandeling en huiselijk geweld gebruikt kunnen worden in de strijd tegen het pesten? Zo ja, wat zijn daarvan dan de voor- en nadelen?
Voorzitter. Ik sluit af. Er ligt een belangrijk voorstel. De VVD had liever een meldplicht gezien, maar wij zien in dat de meldcode in ieder geval een stap vooruit is ten opzichte van de huidige situatie voor kinderen die in zo'n moeilijke situatie opgroeien. De VVD ziet uit naar de beantwoording van de staatssecretaris en naar zijn reactie op de voorstellen van mijn fractie en de PvdA-fractie ter verbetering van het wetsvoorstel.
Mevrouw Bergkamp (D66):
Voorzitter. Huiselijk geweld en kindermishandeling zijn een groot maatschappelijk probleem, een van de grootste problemen als het gaat om geweld. Ze hangen ook vaak met elkaar samen. Moeder krijgt klappen en het kind ook, uitgerekend op een plek waar een kind of een volwassene zich veilig zou moeten voelen: in de eigen huiselijke kring.
Uit onderzoek is gebleken dat jaarlijks naar schatting meer dan 200.000 personen slachtoffer zijn van frequent huiselijk geweld en dat jaarlijks meer dan 100.000 kinderen verwaarloosd of mishandeld worden. Mijn collega van de VVD zei het al: in een gemiddelde schoolklas zit één kind dat mishandeld, misbruikt of verwaarloosd wordt. Dit gaat mij aan het hart en ik vind dan ook dat we alles moeten doen om dit te voorkomen. Maar het moet natuurlijk wel effectief zijn. Mijn oren klapperden dan ook toen ik vernam dat, ondanks de inspanningen van de overheid sinds 2004, is gebleken dat in 2010 nog maar 40% van de professionals werkt met een meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Dat is weinig en dit percentage daalt ook nog eens! Hoe is dit mogelijk? Wat is de analyse van de staatssecretaris? Waarom werken er nog steeds professionals zonder een protocol voor wat te doen bij vermoedens van kindermishandeling of huiselijk geweld? Ik vind het shocking! Het is een hele stap om een protocol wettelijk verplicht op te leggen. Kan de staatssecretaris aangeven welke minder verstrekkende maatregelen genomen zijn behalve bekendheid geven aan het basismodel meldcode, communicatie en trainingen van professionals? Kan hij aangeven waarom dit niet afdoende is geweest?
Een meldcode biedt professionals houvast bij het tijdig herkennen van signalen en ondersteunt bij het maken van een heel lastige afweging: wanneer, bij wie en hoe trek ik aan de bel? Het stellen van minimale eisen aan de sectoren stimuleert ook samenwerking tussen professionals uit verschillende sectoren. Het beste om huiselijk geweld en mishandeling aan te pakken, is er zo vroeg mogelijk bij zijn. Dan is de kans dat geweld tijdig wordt gestopt het grootst en blijft de schade voor het slachtoffer zo beperkt mogelijk. Tot nu toe is gebleken dat de professionals die te maken krijgen met een vermoeden van geweld onzeker zijn over de te nemen stappen. Dan worden stappen te laat genomen. Blijkbaar is het hebben en toepassen van een meldcode lang niet altijd ingeburgerd. Laat ik kort zijn over de verplichte meldcode. De fractie van D66 steunt dit wetsvoorstel. Ik stel nog wel een vraag over de reikwijdte van de verplichte meldcode. Is deze meldcode ook van toepassing op COA-medewerkers? Zo nee, waarom niet?
De bestrijding van huiselijk geweld en kindermishandeling moet allereerst gericht zijn op het slachtoffer en de dader. Ik hoor graag van de staatssecretaris hoe het zit met de privacy van de gegevens. De D66-fractie heeft voorgesteld om de Kinderombudsman om advies te vragen in relatie tot waarheidsvinding. In de hele registratie en de keten van de jeugdzorg gaat het soms ook mis. Kinderen en ouders zijn daarvan soms de dupe. Er zijn te veel uithuisplaatsingen in Nederland. Hoe denkt de staatssecretaris over dit dilemma? Een verplichte code heeft geen zin als de zorg voor het gezin daarna onvoldoende is. Wij vinden dan ook dat de versterkte inzet op het signaleren en melden gepaard moet gaan met versterkte zorg voor het mishandelde kind en de vrouw of man die de dupe zijn van huiselijk geweld. Hoe gaat de staatssecretaris dat regelen? Het een kan niet zonder het ander. Volgens de Gezondheidsraad zijn er bijvoorbeeld weinig bewezen effectieve behandelmethoden kindermishandeling. Is de staatssecretaris het met de D66-fractie eens dat er beter gekeken moet worden naar de effectiviteit en de kwaliteit van allerlei programma's en methodes? Moeten deze niet meer evidencebased zijn?
De fractie van D66 heeft zich eerder uitgesproken tegen een meldplicht. Mijn collega van de SP zei al dat het heel stoer is om te zeggen dat je een meldplicht wilt, maar het gaat niet om onze persoonlijke mening of gevoelens maar om bewezen methodes. Juist omdat dit zo'n precair onderwerp is, moeten wij er heel zorgvuldig mee omgaan. Wij hebben eerder ook onze zorgen geuit over de druk die professionals mogelijk kunnen voelen om te melden. Uit internationaal literatuuronderzoek blijkt dat een meldplicht niet werkt en zelfs negatieve gevolgen heeft. Alleen Canada en een paar staten in de Verenigde Staten werken ermee. Daar is het behoorlijk omstreden. De autonomie en het zelfbeschikkingsrecht van het slachtoffer zijn in het geding omdat hij of zij geen keuzes kan maken. Vandaar mijn vrees dat er in een of ander compromisvoorstel toch weer een verplichting tot melding komt. Ik maak mij daarover grote zorgen. Ik hoop dat de staatssecretaris mij kan helpen en kan bevestigen dat hij de lijn die de vorige staatssecretaris heeft ingezet, gaat volgen. Dat betekent: wel een verplichte meldcode, maar geen meldplicht, op geen enkele manier. Niet dat ik het onderwerp niet wil aanpakken, maar dat zou grote nadelige consequenties hebben. Met alle respect: een pilot of een best practice in één gemeente is voor mij nog niet afdoende bewijs dat dit landelijk ingevoerd moet worden, los van het feit dat ik de evaluatie nog niet heb gezien.
De meldcode moet werken voor professionals. Het is dan ook belangrijk dat deze tot stand is gekomen met het veld zelf. Dat is het geval. De fractie van D66 merkt dat er veel steun in de sector is voor de meldcode. In de AMvB is gekozen voor een aantal minimumeisen waaraan de meldcode moet voldoen. Dat is goed. Dat biedt ruimte voor de werksituatie van de professional en het zorgt ook voor de uniformiteit waarvoor wij hebben gepleit. Zou er dan echter niet ook een meer uniforme werkwijze moeten komen van de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling en de Steunpunten Huiselijk Geweld? Zouden de kinderen waarbij het AMK mishandeling vaststelt niet binnen een overeengekomen korte periode een volledige assessment moeten krijgen conform de standaarden van de Gezondheidsraad?
Ik kom nu op de aansprakelijkheid. Het gaat mij er niet om wat de intentie is, ik wil gewoon van de staatssecretaris horen wat de risico's zijn voor de professional. De professional moet zich veilig voelen bij de toepassing van de meldcode. De verplichting van de code roept de vraag op wat de consequentie is bij het niet adequaat toepassen van de code door een professional. Stel dat het misgaat met een kind door niet of te laat melden, met alle ernstige gevolgen van dien. Wat betekent dit dan voor de aansprakelijkheid van de professional? De verplichte meldcode wordt een soort toetssteen voor de toezichthouder of het Openbaar Ministerie. Mocht uit onderzoek blijken dat het stappenplan niet adequaat is doorlopen, dan is de professional verantwoordelijk. De Raad van State concludeert ook dat daar een risico in zit. Wat betekent dit voor de aansprakelijkheid van de professional? Wat betekent het voor de rechtszekerheid van de professional dat de meldcode is opgenomen in de AMvB? Wat betekent dit voor de rechtszekerheid van degene in de organisatie die de eindverantwoordelijkheid heeft?
Tot slot, de verplichte meldcode is een hulpmiddel. Natuurlijk is die onvoldoende om het probleem op te lossen, maar desalniettemin nodig.
Mevrouw Hilkens (PvdA):
Voorzitter. De schrikbarende cijfers zijn vanochtend al een paar keer genoemd. Daar ben ik blij om, want dat onderstreept dat wij het hier hebben over de grootste geweldsvorm die in onze samenleving voorkomt. Ik noem ze dus nog maar even. 200.000 tot 230.000 mensen worden elk jaar slachtoffer van huiselijk geweld. Ruim 100.000 kinderen worden elk jaar opnieuw verwaarloosd, seksueel misbruikt of mishandeld. 1 miljoen mensen worden elk jaar opnieuw slachtoffer van incidenteel misbruik of incidentele mishandeling.
De Partij van de Arbeid is, zeker met de omvang van dit probleem in haar achterhoofd, heel blij dat wij vandaag spreken over de bij wet in te voeren verplichte meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling. De code draagt enerzijds bij aan wat wij deskundigheidsbevordering noemen. Dus de leraar, huisarts of reclasseringsmedewerker, om maar wat voorbeelden te noemen, leert signalen van misbruik en mishandeling beter te herkennen. Dat is belangrijk omdat de praktijk uitwijst dat veel professionals het daar nog moeilijk mee hebben. Anderzijds wijst de code de weg naar de mogelijkheid van melding van mishandeling bij een daarvoor aangewezen instantie of motiveert de meldcode tot het zelf op gang brengen van een hulptraject voor een slachtoffer. Bij de vijf stappen hoort bijvoorbeeld een gesprek met het mogelijke slachtoffer en een deskundige collega. Als een professional zich na het doorlopen van de vijf stappen bevestigt weet in zijn vermoedens, dan mag hij daarna zelf besluiten wat wijsheid is: een officiële melding maken bij het AMK of Steunpunt Huiselijk Geweld of zelf aan de slag gaan met het maken van een goed programma om het slachtoffer te helpen.
De partijen die de verplichte meldcode te vrijblijvend vinden en die daarom een meldplicht bepleiten, snap ik. De emotie achter de wens van zowel de PVV als de VVD heb ik ook. Als ik met mijn nuchtere verstand nadenk, dan kan ik mij bijna niet voorstellen dat je niet zelf meldt wanneer je een vermoeden van misbruik hebt. En toch, als je het beetje aan feiten – mevrouw Agema noemde ze: flinterdunne verkenningen – die wij kennen over het functioneren van de meldplicht bestudeert, dan zie je dat er te veel beren op de weg liggen. Ik ben het dus met de VVD en PVV erover eens dat je kindermisbruik niet mag ontkennen, dat je kindermisbruik niet mag verzuimen te melden en dat kindermisbruik verplicht tot actie. Die boodschap geldt niet alleen voor zorgprofessionals maar ook voor u en mij, voorzitter.
De redenen waarom wij ondanks dat tegen die meldplicht blijven, zal ik heel kort opsommen. Zo kan een van de onbedoelde effecten zijn dat een meldplicht ervoor zorgt dat een ouder die een kind heeft mishandeld, besluit dat kind dan maar niet naar de huisarts, eerstehulpafdeling of school te laten gaan uit angst dat een zorgverlener daar vervolgens melding van maakt. Ergo, het risico dat het kind uit zicht raakt, ligt altijd op de loer. Dat lijkt mij nooit de bedoeling.
De meldplicht kan ook leiden tot een overschot aan meldingen. Dat blijkt ook uit onderzoek. Zorgverleners gaan eerder melden uit angst iets niet te melden waartoe ze bij wet verplicht zijn, dan op grond van redelijke vermoedens. Ook dat lijkt mij niet de beweging waarnaar we op zoek zijn.
Mevrouw Kooiman heeft stilgestaan bij de consequenties van de onterechte melding. Die zijn niet gering. Gezinnen die onterecht onder de loep van onderzoek kwamen te liggen, ervoeren dat als zeer traumatiserend. Daar moeten we niet minachtend over doen. Hoe meer we onterechte meldingen dus kunnen voorkomen, hoe beter.
De Partij van de Arbeid gaat ervan uit dat de professionals op alle terreinen waarop de verplichte meldcode zal worden ingevoerd, zorgvuldig en aandachtig met die code en dus met de slachtoffers aan de slag gaan. Het lijkt ons niet handig om, nog voordat de code officieel van kracht is, met alweer een volgende Haagse maatregel op de proppen te komen.
Tot slot merk ik in dit verband nog op dat niet de melding het doel is, maar de hulp: de hulp voor het misbruikte kind, de hulp voor de mishandelde vrouw, de hulp voor ieder slachtoffer van huiselijk geweld.
Wij zijn dus van mening dat we met de invoering van deze meldcode een belangrijke stap in de goede richting zetten, wat niet wegneemt dat ook wij nog een aantal zorgen hebben. Ook wat ons betreft is de meldcode pas een effectief middel in de strijd tegen kindermishandeling en huiselijk geweld als er ook voldoende capaciteit en deskundigheid aanwezig zijn bij de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling en de Steunpunten Huiselijk Geweld. Die instanties moeten de verwachte stijging van het aantal meldingen op de juiste en adequate manier kunnen afhandelen, zonder dat er ellenlange wachtlijsten ontstaan. Het lijkt mij onverantwoord als de overheid oproept om kindermishandeling te melden, als er vervolgens niets met de signalen gebeurt omdat er te weinig mensen zijn om met een melding aan de slag te gaan.
Nog te vaak blijkt dat professionals vermoedens doorgeven aan het AMK, maar dat daar niets mee gebeurt. Dat melden ons althans de professionals zelf. Wij betwijfelen daarom of de AMK's en de Steunpunten Huiselijk Geweld voldoende zijn toegerust voor een eventueel sterk toenemend beroep op hun diensten, en ook of hun huidige functioneren wel voldoende is. Verder vragen wij ons af wat momenteel de gemiddelde wachttijd is van een melding bij het AMK tot aan een onderzoek.
De PvdA is ook van mening dat collegiale consultatie en het zo nodig raadplegen van het AMK of het SHG essentieel kunnen zijn voor het inschatten van het risico op huiselijk geweld of kindermishandeling. We vinden dan ook dat het raadplegen van het AMK of het steunpunt kan bijdragen aan het wegen van geweld of kindermishandeling bij twijfel, ook na overleg met een deskundige zoals een aandachtsfunctionaris huiselijk geweld of kindermishandeling binnen de eigen organisatie of het zorg- en adviesteam van de school. Ik overweeg een motie op dit punt, omdat het raadplegen van het AMK of het SHG bij twijfel over huiselijk geweld en kindermishandeling bij stap 4 van de code, het wegen van het geweld, wat mij betreft expliciet als element moet worden opgenomen bij de uitwerking van de minimumeisen. Ik krijg daarop graag een reactie van de staatssecretaris.
De PvdA is verder, net als de VVD, van mening dat onafhankelijk forensisch onderzoek in een kindvriendelijke omgeving essentieel onderdeel kan zijn, of misschien zelfs moet zijn, in de ketenzorg van kindermishandeling. De gevolgen van een melding kunnen verwoestend zijn voor alle betrokkenen. Wat ons betreft, is objectief onafhankelijk onderzoek naar letsel noodzakelijk, omdat het kan ondersteunen in het vervolgtraject. Ook op dit punt zie ik graag een reactie van de staatssecretaris tegemoet. Wij overwegen hierover samen met de VVD een motie in te dienen.
Het toezicht op naleving van de verplichte meldcode komt vanaf nu te liggen bij de reguliere toezichthouders in de betreffende sectoren. De PvdA is benieuwd of de inspecties en de gemeenten wel voldoende zijn uitgerust voor deze taak. Kan de staatssecretaris de Kamer vertellen waaruit de maatregelen bestaan die de inspecties en de gemeenten kunnen nemen als een organisatie tekortschiet? Op welke wijze is uniformiteit in het toezicht op naleving van de meldcode gewaarborgd door de verschillende inspecties en gemeenten? Welke sancties kunnen er precies aan niet-naleving worden verbonden? Verder vraagt de PvdA zich af of de staatssecretaris inzicht heeft in het aantal gevallen waarin een professional serieuze signalen ten onrechte niet heeft gemeld. Zijn daar mogelijk civielrechtelijke en/of strafrechtelijke consequenties aan verbonden? Mevrouw Bergkamp vroeg daar zojuist in relatie tot de in te voeren ouderprotocollen ook al naar. Wij beogen absoluut geen heksenjacht op zorgverleners.
Deze wet verplicht samenwerking tussen de steunpunten en de meldpunten voor kindermishandeling. Hoe denkt de staatssecretaris over deze verplichte samenwerking? Komt er niet te veel versnippering in het aantal meldpunten? Ik noem bijvoorbeeld de meldpunten voor mishandeling gepleegd door zorgprofessionals en het meldpunt voor seksueel misbruik. Hoe wordt de uitwisseling van meldingen tussen de AMK's en de SHG's gemonitord?
Mevrouw Kooiman (SP):
Mevrouw Hilkens noemt terecht de noodzaak voor de behandeling van slachtoffers van kindermishandeling. Ik heb aandacht gevraagd voor een structurele oplossing voor het kinder- en jeugdtraumacentrum in Friesland. Ik zou daarop graag een reactie krijgen van mevrouw Hilkens. Ze spreekt namelijk wel over behandeling, maar niet over dit specifieke, belangrijke punt.
Mevrouw Hilkens (PvdA):
Ik weet dat mijn voorgangster, Khadija Arib, altijd goed heeft samengewerkt met de SP wat betreft het behoud van deze centra. Wat mij betreft gaan we er alles aan doen om te bekijken of we beide traumacentra kunnen behouden. Ik hoop dat de staatssecretaris ons daarover in zijn beantwoording goed nieuws kan brengen. Ik zeg het wel met enige voorzichtigheid. Mevrouw Keijzer van het CDA sprak al over een grove bezuiniging. Het is nu eenmaal crisis en er ligt nergens een zak met geld te wachten. Als iemand 'm heeft, mag hij 'm komen brengen. Wat mij betreft gaan we echt heel erg ons best doen om te bekijken of we die traumacentra kunnen behouden.
De heer Van der Staaij (SGP):
Voorzitter. Bij sommige wetsvoorstellen is er weleens discussie over de vraag of er eigenlijk wel een probleem is dat opgelost moet worden. Dat speelt bij dit wetsvoorstel in ieder geval niet. Die luxe is er helaas niet. Alle woordvoerders hebben beklemtoond hoe ernstig de problematiek van kindermishandeling en huiselijk geweld is. Het is een trieste werkelijkheid, niet alleen qua aantallen. Zelfs als je je maar in één, twee of drie gevallen zou verdiepen, stuit je al op immens leed. Het is dus een probleem om zeer serieus te nemen.
De kernvraag is hoe we dit probleem het beste aanpakken. Daarover kunnen wél snel meningsverschillen optreden. Voor onze fractie is het van groot belang om heel pragmatisch te bekijken wat het beste instrument is om het probleem aan te pakken. Hoe help je kindermishandeling en huiselijk geweld zo vroeg mogelijk te signaleren en zo goed mogelijk aan te pakken? Om die vraag draait het voor ons. Ik moet wel zeggen dat wij niet direct op het idee van een verplichte meldcode zouden zijn gekomen. Dan ben je eigenlijk al heel wat stappen verder. Normaalgesproken zou je zeggen: wie wil dat niet? Niet alleen de partijen hier, maar ook alle mensen bij de instellingen willen af van kindermishandeling en huiselijk geweld. Het is hun eer te na die problemen niet te signaleren en aan te pakken. Ik zie gelukkig ook veel voorbeelden in de praktijk dat er op die manier gewerkt wordt binnen instellingen. Dan is het echt niet zo dat Den Haag met iets moet komen om hier iets aan te veranderen. Maar ook hiermee zijn we er nog niet. De partijen die vandaag hebben beklemtoond dat de primaire verantwoordelijkheid bij de organisaties zelf ligt, hebben wel een punt als zij zeggen dat we er al jaren over praten en dat er toch in te veel gevallen nog onvoldoende scherp wordt gehandeld naar aanleiding van signalen van kindermishandeling en huiselijk geweld. Zij wijzen erop dat er nog onvoldoende professioneel wordt opgetreden. Tegen die achtergrond heb ik begrip voor het voorliggende wetsvoorstel. Daarmee kan een meldcode worden opgelegd als het te traag gaat en de bewustwording hier en daar tekortschiet. Op die manier kan worden gepoogd om een impuls te geven aan een goede bestrijding van huiselijk geweld en kindermishandeling.
Ik kan echter niet om het stellen van een aantal kritische vragen heen. Ik heb mij ingeschreven voor dit debat, omdat ik zag dat eigenlijk alle partijen enthousiast waren over het wetsvoorstel. Ik werd namelijk aan het denken gezet door het vrij kritische advies van de Raad van State. Is het wel helemaal de juiste methode; zijn er geen grote nadelen aan verbonden? Wij spreken er allemaal over dat we vanuit Den Haag niet telkens met nieuwe regels en verplichtingen moeten komen en dat de bureaucratie verminderd moet worden. Kunnen we dan niet op een intelligentere manier een wettelijke plicht opleggen en organisaties zelf aanzetten tot het nemen van hun eigen verantwoordelijkheid? Die vraag stel ik ook aan de staatssecretaris. Als je je erin verdiept, valt het mij op dat het nog vaak misgaat door onvoldoende bewustwording en scholing. Is het dus naast scholing van professionals niet beter om meer nadruk te leggen op hun eigen verantwoordelijkheid?
Mevrouw Hilkens (PvdA):
Ter geruststelling van de heer Van der Staaij merk ik het volgende op. Wie de memorie van toelichting goed leest, constateert dat een groot deel van de professionals behoefte heeft aan meer opleiding en deskundigheidsbevordering. Ik meen ergens te hebben gelezen dat die behoefte bij 83% van de professionals bestaat. Dat duidt er volgens mij op dat men tevreden zou zijn met de implementatie van een verplichte meldcode. Als de heer Van der Staaij dat niet met mij eens is, hoor ik graag waar hij het idee vandaan haalt dat de sector de verplichte meldcode als extra administratieve last of bureaucratie zou ervaren.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik heb in de memorie van toelichting inderdaad gelezen dat professionals die noodzaak zien. Als het echter breed bezien wordt, kun je ook zeggen dat je geen wettelijke verplichting nodig hebt om er werk van te maken. Ik wil in ieder geval voorkomen dat bij de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling constant naar Den Haag wordt gekeken. Als de meldcode dan onvoldoende blijkt, zegt men: staatssecretaris, wat zet u eigenlijk in die meldcode; u kunt via een AMvB toch precies bepalen wat er in de meldcode staat? De ene partij wil er dan nog iets bij, terwijl een andere partij nog weer een ander idee heeft. Dan trekken wij het helemaal naar Den Haag in plaats van dat wij tegen organisaties zeggen: jullie kunnen wel naar Den Haag kijken, maar jullie hebben vanuit jullie professionaliteit zelf de plicht om er werk van te maken. Wij steken van tijd tot tijd de thermometer erin om te bekijken of de nodige vaart wel wordt gemaakt. Gelet op de ernst van de problematiek doen wij dat heel vaak. Ik blijf dus een zeker gevoel van onmacht hebben dat het nodig is om vanuit Den Haag met een verplichte meldcode voor instellingen te komen, terwijl daar breed het inzicht leeft: dit mogen we niet laten gebeuren, en ja, het is onze beroepseer om er op een professionele manier mee om te gaan.
Mevrouw Hilkens (PvdA):
Ik heb nog een extra geruststelling. Allereerst merk ik op dat de meldcode zorgvuldig tot stand is gekomen. Het betreft een optelsom van best practices uit de praktijk en het veld zelf. Het gaat dus niet zozeer om een Haags idee dat wij de sector opdringen als wel om een mooie samenvatting van alles waarvan het veld zelf heeft geconstateerd dat het werkt. Misschien wordt de heer Van der Staaij daar iets optimistischer van. Daarnaast geloof ik dat het mooie van de verplichte meldcode juist is dat hij een leidraad biedt waarin ruimte blijft bestaan voor door de sector zelf als juist of effectief ingeschatte stappen. Daarop krijg ik een reactie van de heer Van der Staaij. De vijf stappen vormen de leidraad en daarbij zeggen wij nadrukkelijk dat er binnen de verschillende sectoren voldoende ruimte overblijft om vooral te doen wat werkt voor het specifieke werkveld.
De heer Van der Staaij (SGP):
Ik herken wat mevrouw Hilkens zegt. Het is me ook opgevallen dat in de vormgeving, ook in de memorie van toelichting en de nota naar aanleiding van het verslag, nadrukkelijk over de eigen verantwoordelijkheid van organisaties wordt gesproken. Men ziet ook het gevaar van een soort standaard die overal maar op wordt toegepast, terwijl het veel verschil maakt of je over een jeugdgevangenis of een onderwijssituatie spreekt.
Je kunt ook zeggen: waarom doe je zo moeilijk over die paar extra regels? Het is immers een zeer ernstige problematiek. Echter, in dit geval klopt het gezegde "baat het niet, dan schaadt het niet" niet helemaal. Daar vraag ik aandacht voor, net als de Raad van State, juist als die protocollen verdere invulling krijgen en er wellicht onder invloed van de politieke en maatschappelijke discussie aanscherpingen worden doorgevoerd. Vandaag wordt al gezegd dat er een AMvB et cetera bij moeten komen. Bestaat dan niet het gevaar dat de ruimte voor professionaliteit wordt beperkt en dat het veel meer gaat om het navolgen van bepaalde checklists? Hoe voorkomen we dat instellingen er vooral op gericht zijn dat zij keurig en netjes volgens het stappenplan handelen in plaats dat zij zich de vraag stellen hoe zij met hun professionaliteit en in het besef van de urgentie op de beste manier op de signalen reageren? Hoe voorkomen we dat de meldcode een soort doel op zichzelf wordt? Hoe ziet de staatssecretaris dat risico?
Wat de status van de meldcode betreft, trekt één zin in het bijzonder de aandacht: "Handelen conform de meldcode werkt volgens de regering in principe disculperend". Terecht merkt de regering op dat afwijken van de meldcode niet meteen schuld oplevert. Wij willen echter op een ander risico wijzen. De functie van de meldcode kan ertoe leiden dat het voor professionals veilig is om zo veel mogelijk de meldcode af te vinken, waarbij het kritisch vermogen verzwakt. Dat risico blijkt in de praktijk ook bij protocollen niet denkbeeldig. Ook kan het zijn dat professionals uit voorzorg gaan melden. De regering meldt geruststellend dat het niet de bedoeling is om meer meldingen op gang te brengen. Hier staat tegenover dat een toename van het aantal meldingen als indicatie wordt aangevoerd dat het beleid succesvol is, zonder het resultaat van die meldingen te beoordelen. Kan daarover meer duidelijkheid komen?
Er werd net al gesproken over de verschillen tussen de sectoren. Ik vraag de bijzondere aandacht voor de sectoren die niet primair op zorg gericht zijn, zoals het onderwijs. Zijn het basismodel en de werkwijze van de meldcode voldoende toegespitst voor de onderwijswereld, bijvoorbeeld voor een vakleerkracht wiskunde. Is die meldcode daar de goede basis voor?
Inspectie Jeugdzorg heeft in 2011 kritische opmerkingen gemaakt over drie van de vijftien meldpunten voor kindermishandeling, de zogenaamde AMK's. Consulten bleken onvoldoende bruikbaar. Bovendien hadden de meldpunten onvoldoende inzicht in de bruikbaarheid van hun adviezen. De inspectie wijst er specifiek op dat dit probleem urgenter kan worden bij de invoering van de verplichte meldcode. De regering relativeert dit punt en zegt dat de meldpunten prima op orde zijn. Welke verbeterprocessen zijn ingezet? Is het niet de omgekeerde wereld als professionals verplicht worden om beter na te denken over een melding, als adviezen bij die melding nog onvoldoende bruikbaar zijn. Moet daar niet allereerst aandacht aan worden besteed?
Dan kom ik bij het overgangstraject. We hebben ook nog te maken met de overgang van jeugdzorg naar de gemeenten. Dit wetsvoorstel loopt daar in zekere zin op vooruit. Zorgt het niet voor onduidelijkheid in de praktijk, als bijvoorbeeld het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en het Steunpunt Huiselijk Geweld wellicht anders gepositioneerd gaan worden? Het wetsvoorstel voert de plicht voor gemeenten in om de samenwerking tussen het AMK en het SHG te bevorderen. Hoe is dat in de nieuwe situatie? Het risico bestaat dat je nu iets gaan opleggen wat door de reorganisatie, door de decentralisatie van jeugdzorg, weer op een andere manier zijn beslag gaat krijgen.
Dat waren mijn kritische vragen. Dit moet men zien tegen de achtergrond van het feit dat wij weinig zorgen hebben over de vormgeving als zodanig. Wij vinden dat dit in het wetsvoorstel op een verstandige manier is uitgewerkt. Juist om de discussie met elkaar zorgvuldig te voeren, stel ik toch nog de volgende vraag: is dit de beste en de noodzakelijke aanpak? Is het nodig om zo'n verplichte meldcode blijvend in te voeren? Als je het meer een kortstondig probleem vindt dat er nog niet overal bewustwording is, kun je dan ook niet op termijn zeggen dat wij gelukkig weer zonder kunnen en dat de sector daaraan nu op eigen kracht verder invulling moet geven? Wat helpt? Dat is voor ons de kernvraag, want dat hier een ernstig probleem ligt, daarover verschillen wij niet van mening met elkaar.
Mevrouw Keijzer (CDA):
Voorzitter. Het is deze week de Week van het Vergeten Kind. 31.000 kinderen verblijven in allerlei instellingen, bijvoorbeeld Bram van 6 jaar, die door zijn vader van een balkon gegooid is. Jaren geleden heb ik een keer een interview gelezen met een volwassene die in zijn jeugd kindermishandeling had meegemaakt. Mij is daarvan bijgebleven dat hij het het meest verschrikkelijk vond dat niemand iets deed om hem uit die situatie te halen. Dat er een probleem is en dat wij met elkaar iets moeten met kindermishandeling, staat voorop.
En toch is dit wetsvoorstel een worsteling. Het advies van de Raad van State komt in essentie neer op de vraag of deze meldcode niet weer een zoveelste wettelijke plicht is met als vervolgvraag of die echt gaat bijdragen aan de oplossing van het probleem, namelijk het aanpakken van huiselijk geweld en kindermishandeling. Is hij effectief? Het gaat namelijk uiteindelijk om de vraag of iemand die denkt dat er sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling ook echt iets doet. Het gaat namelijk niet vanzelf over, zoals wij inmiddels in zeer ingrijpende filmpjes kunnen zien. Het probleem is dan ook: wat te doen wanneer je kindermishandeling of huiselijk geweld vermoedt? Doordat mensen niet weten wat zij moeten doen, aarzelen zij om te handelen of handelen zij niet. Het basismodel meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, dat er nu al is, helpt daarbij. Helaas moeten wij met elkaar constateren dat nog maar 40% van de professionals dat gebruikt, en dat al jaren na allerlei intensiveringsgelden die daarop zijn gericht. De argumentatie op dit punt van de regering overtuigt uiteindelijk, maar er blijven wel vragen.
Nogmaals, een handelingslijn helpt, maar alle zorg, jeugdzorg, begeleiding en dagbesteding worden met onnodig grote kortingen over de schutting naar de gemeenten gegooid. Ik heb er net al iets over gezegd bij de interruptiemicrofoon. Gemeenten zitten straks met uitgebreide takenpakketten en onvoldoende geld om die uit te voeren. Hoe voorkomt de staatssecretaris dat er straks wel een protocol in de kast staat, dat daarnaar gehandeld wordt en dat de ordners gevuld worden, maar dat er geen geld en dus geen tijd meer is om ook daadwerkelijk wat te doen en om dat kind of de volwassene daadwerkelijk uit die situatie te helpen?
Hoe verhoudt deze wettelijke meldcode zich tot allerlei andere, aanstaande of al bestaande protocollen en kwaliteitseisen, bijvoorbeeld tot die waarover wij afgelopen maandag spraken, de Taskforce kindermishandeling en seksueel misbruik, van Eberhard van der Laan, de aanbevelingen van de commissie-Samson naar aanleiding van kindermisbruik in jeugdinstellingen, de commissie-Rouvoet, die op grond van dat rapport bezig is met kwaliteitseisen, de commissie-Gunning met 80 aanbevelingen naar aanleiding van de zaak Robert M.? Hoe verhoudt deze meldcode zich tot de verplichting op grond van de verwijsindex, waarmee alle mensen die betrokken zijn bij kinderen en die zich over hen zorgen maken, een melding moeten doen? De inhoud van de meldcode wordt uiteindelijk bij nadere regelgeving geregeld. De staatssecretaris wil daarin minimumeisen opnemen. Hoe verhouden deze zich tot de bestaande meldcode? Hoe voorkomen wij risicomijdend gedrag bij betrokken instellingen en organisaties in de trant van: als ik nou maar meld, dan heb ik het gedaan en hoef ik verder niets meer te doen? Dat is volgens mij de essentie van onder meer het advies van de Raad van State. Regels hebben ook nog de neiging om vanuit zichzelf uit te dijen. Dat merk ik vaak sinds ik hier ben. De ene helft van de debatten gaat over het toevoegen van nieuwe regelgeving en de andere helft van de debatten gaat over regelgeving die goede uitvoering onmogelijk maakt. Dat is lang niet altijd regelgeving die wij hier met elkaar vaststellen, maar ook regelgeving die organisaties zelf invoeren.
Wat de steunpunten huiselijk geweld betreft, voorzie ik een papieren tijger. Het AMK, het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, meldt aan het steunpunt huiselijk geweld, dat meldt weer aan de politie en in elk geval melden ze allemaal, als het goed is, in de verwijsindex. De bedoeling is dat in de jeugdwet het steunpunt huiselijk geweld en het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling samengevoegd worden. Er staat een grote decentralisatie op stapel. In 2015 moet de jeugdzorg naar de gemeenten. Waarom de inwerkingtreding van artikel 21b en verder, het wettelijk verankeren van het steunpunt huiselijk geweld, niet uitgesteld tot aan het moment dat de wet op de jeugdzorg is vastgesteld en wordt uitgevoerd? Ik overweeg hiertoe een amendement. Graag hoor ik van de staatssecretaris waarom dit echt nu moet en hoe voorkomen wordt dat er vervolgens niets gebeurt of dat instellingen bezig gaan met een fusie in plaats van bezig te zijn met het helpen van mensen die slachtoffer zijn van huiselijk geweld.
Wat het takenpakket betreft wordt veel in kennis gesteld en worden veel adviezen doorgegeven. In welke mate wijkt het nieuwe takenpakket af van het takenpakket dat de steunpunten huiselijk geweld nu al hebben? Ook hier geldt weer dat alles straks op papier is geregeld. De telefoon wordt opgenomen als het goed is en van ontvangen e-mails wordt een ontvangstbevestiging verzonden, maar is er straks ook nog tijd en geld om echt te handelen?
Het laatste punt is een wetstechnisch punt, want wij zijn hier tenslotte ook wetgever. Er is flink doorgenummerd en hernummerd in de wetsteksten. Verwijst straks het artikel over het standaard bewaren van vijftien jaar van de meldingen ook naar het artikel waarin korter bewaren kan als dit op verzoek van de belanghebbende gewezen is? De verwijzing in het nieuwe artikel 21i naar 21k lijkt naar 21j te moeten zijn. Ik voeg er nog een laatste vraag aan toe: moet alles bewaard worden? Is het niet beter om daar waar meldingen onterecht blijken te zijn, die niet op te nemen in de archieven?
De algemene beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Hiermee is een einde gekozen aan de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Mijn voorstel aan de Kamer is om nu te schorsen voor de lunch en om 13.45 uur verder te gaan, eerst met de regeling van werkzaamheden en dan de termijn van de zijde van de regering waarin zij antwoordt.
De vergadering wordt van 12.59 uur tot 13.45 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20122013-47-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.