15 Uitspraken minister over individuele asielaanvragen

Aan de orde is het debat over uitspraken van de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel om soepeler te kunnen omgaan met individuele asielaanvragen.

De voorzitter:

Ik heet de minister van harte welkom. Wij hanteren een spreektijd van vier minuten per woordvoerder. De eerste spreker in de eerste termijn is mevrouw Dijksma. Zij spreekt namens de fractie van de PvdA.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Voorzitter. Wij voeren deze avond dit debat, omdat minister Leers op 26 mei jongstleden in het VPRO-programma Argos heeft aangekondigd de mate van worteling van individuele asielzoekers in onze samenleving voortaan een plek te willen geven in zijn beleid. Teletekst kopte onmiddellijk daarna: Leers wil soepeler asielbeleid. Daarmee lijkt de huid verkocht voordat de beer is geschoten. Want wie de inhoud van de brief van hedenmiddag op zich laat inwerken, moet in de omhaal van woorden met een loep op zoek naar die versoepeling. Ik heb het grote gebaar er in elk geval niet in kunnen vinden.

Ik voer vanavond het woord mede namens de heer Voordewind van de ChristenUnie. Hij kan vanwege privéomstandigheden vanavond niet bij dit debat aanwezig zijn. Het is bekend dat de ChristenUnie en de Partij van de Arbeid een initiatiefwetsvoorstel bij de Kamer aanhangig hebben gemaakt. Wij stellen daarin voor dat in Nederland gewortelde kinderen die al langer dan acht jaar in ons land verblijven en van wie de situatie schrijnend is, alsnog mogen blijven. Dat de minister kennelijk met ons initiatief in zijn maag zit, kan ik mij goed voorstellen. Talloze adviezen van experts, waaronder de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ), de Kinderombudsman en vele maatschappelijke organisaties, hebben luid en duidelijk uitgesproken dat kinderen ook ernstige psychische schade kunnen oplopen indien zij na een zo lange tijd alsnog worden uitgewezen. Ik wijs er ook maar op dat binnen de partij van de minister zelf, dus binnen zijn achterban, de steun voor dit initiatiefwetsvoorstel groeit. De minister zegt nu, het advies van de ACVZ over te nemen, waarbij hij een andere uitvoering voorstelt. Wie de vijf kantjes reactie doorworstelt, kan echter niet anders dan concluderen dat de minister met veel warme woorden vooral heel veel adviezen in de wind slaat. De "ja, maar" blijft indringend in de lucht hangen.

Voordat ik inga op de adviezen en de precieze reactie van de minister, wil ik graag een principieel punt aan de orde stellen. Ook vandaag zegt de minister weer dat er in het regeerakkoord is afgesproken dat hij terughoudend blijft omgaan met zijn discretionaire bevoegdheid. Hij stelt dat zijn strenge toelatingsbeleid geen communicerend vat kan krijgen door middel van gebruik van zijn discretionaire bevoegdheid. Dat klopt in de zin dat deze discretionaire bevoegdheid een zelfstandig instrument voor de minister is. Het is iets wat losstaat van de wet. Het is ook iets wat losstaat van politieke afspraken, zeg ik er maar hardop bij. Want misschien is deze ellende juist daarbij wel begonnen. De minister heeft bij aanvaarding van zijn ambt ingestemd met een beperking van zijn eigen beleidsvrijheid. Het mooie van ons systeem is, dat de discretionaire bevoegdheid ruimte biedt in de schrijnende gevallen waarvoor de wet geen mogelijkheden meer kent. Het is iets waarmee je per definitie terughoudend omgaat. Juist daarom bevreemdt ons de continue nadruk die hierop wordt gelegd, tot en met het maken van afspraken hierover in het regeerakkoord toe.

Hiermee ben ik aangeland bij mijn grootste bezwaar tegen de inhoudelijke reactie die de minister vandaag heeft gegeven. Hij voert ons mee in een eindeloze cirkelredenering, waarbij hij hoopt dat we na een paar rondjes zwieren de tel vanzelf wel zijn kwijtgeraakt.

De heer Knops (CDA):

Ik hield wat afstand van de microfoon, voorzitter, om aan te geven dat mevrouw Dijksma wat mij betreft haar verhaal ook eerst mocht afmaken. Ik begin echter met u te feliciteren met uw "maidenvoorzitterschap".

De voorzitter:

Dit is niet de eerste keer dat ik de vergadering voorzit, mijnheer Knops.

De heer Knops (CDA):

Sorry, dan leek het alleen maar zo te zijn. Mevrouw Dijksma zei zojuist dat de minister volledig kan beschikken over zijn discretionaire bevoegdheid. Is zij het met mij eens dat deze bevoegdheid feitelijk in 2007 is ingeperkt? Er is een soort juridische beperking aangebracht op het vlak van schrijnendheid.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Uiteraard is er ook altijd jurisprudentie die bij de afweging zal meespelen. De echte beperking zit hem natuurlijk in de afspraak die de fractie van de heer Knops in het regeerakkoord heeft gemaakt. De minister heeft zijn handtekening gezet onder de afspraak om op voorhand terughoudend gebruik te maken van zijn bevoegdheid. Mijn stelling is dat je die bevoegdheid altijd terughoudend gebruikt. Kennelijk vond de heer Knops het nodig om een extra afspraak te maken. Dat maakt de ruimte voor deze minister nog veel kleiner.

De heer Knops (CDA):

Die terughoudendheid sloeg niet direct op de discretionaire bevoegdheid, maar was meer bedoeld om te voorkomen dat er een soort communicerend vat zou zijn met een aantal maatregelen en plannen betreffende het asielbeleid. Deze zouden leiden tot een soort verstrengeling van het asielbeleid. De afspraak was dat deze niet kunnen worden gecompenseerd via de discretionaire bevoegdheid. Mijn vraag blijft echter staan. Door de juridische beperking die de Kamer enige tijd geleden bekend is geworden, is er wel degelijk sprake van een inperking van de discretionaire bevoegdheid ten opzichte van de manier waarop die indertijd beoogd is. Is mevrouw Dijksma dat met me eens?

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Kennelijk had u daar bij het maken van het regeerakkoord onvoldoende vertrouwen in, want in zijn brief van vandaag beroept de minister zich opnieuw op de afspraak die hij in het regeerakkoord heeft gemaakt – althans, die voor hem gemaakt is; ik moet wel heel precies zijn – en schrijft hij dat hij terughoudend moet zijn in het gebruik van de discretionaire bevoegdheid. Mijn stelling is: dat moeten ministers altijd zijn, dat staat los van het beleid. Daarom bevreemdt het mij iedere keer dat de coalitie en deze minister het kennelijk nodig vinden om een instrument waarmee je sowieso heel voorzichtig moet zijn, als het ware nog verder tussen haken te zetten. Waarom hebt u dat in het regeerakkoord gedaan?

De voorzitter:

De vragen aan de heer Knops kan hij in zijn eigen termijn beantwoorden. Ik geef u, mijnheer Knops, nog de ruimte voor één korte afrondende zin.

De heer Knops (CDA):

Mijn echte vraag was of mevrouw Dijksma het met me eens is dat de discretionaire bevoegdheid niet wordt beperkt door wat zij aangeeft, namelijk een in het regeerakkoord opgenomen zin over het terughoudend omgaan met die bevoegdheid, maar meer vanwege de juridische begrenzing die ons inmiddels is gebleken uit een indertijd door toenmalig minister Hirsch Ballin opgestelde brief op basis van eerdere uitspraken van de Raad van State.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Nogmaals, mijn stelling is dat als de minister dat als een knellend keurslijf zou ervaren, hij daarover te allen tijde met de Kamer van gedachten kan wisselen en dat we daar vervolgens iets aan kunnen doen. Dat hebben de heer Knops en de minister echter niet gedaan. Sterker nog, in het regeerakkoord van de VVD, het CDA en gedoogpartner PVV worden nog even de puntjes op de i gezet en moet de ruimte die de minister zelf heeft, de discretionaire bevoegdheid, kennelijk nog verder worden teruggedrongen. Dat verbaast me helemaal. Ik hoor graag van de heer Knops, in zijn eigen termijn, waarom hij dat heeft gedaan.

De voorzitter:

Met deze appreciatie van u verzoek ik u om te gaan afronden, want u hebt nog een halve minuut.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Ik wil nog even de cirkelredenering nalopen. De minister zegt terughoudend te willen zijn met zijn discretionaire bevoegdheid, maar hij krijgt zelfgevraagde adviezen om ten minste de mate waarin kinderen in deze samenleving zijn geworteld, ruimer te betrekken in zijn afweging. De adviescommissie doet concrete aanbevelingen, bijvoorbeeld over een Härtefallkommission, over meer invloed van de lokale autoriteiten en over het geven van zelfstandige betekenis aan het maatschappelijk belang. In de brief die we vandaag hebben gekregen, plaatst de minister bij elk van die adviezen echter zodanige kanttekeningen dat er eigenlijk niets van overblijft. Vervolgens zegt de minister: laat mij gewoon mijn discretionaire bevoegdheid gebruiken, dan beoordeel ik wel in samenhang of de zaak schrijnend is. Wat beoogde de minister toen hij op de radio wereldkundig maakte dat hij die worteling voortaan zal meenemen? Waarom laat de minister het uitzetten van hier gewortelde kinderen, die mogelijk recht hebben op een verblijf, gewoon doorgaan, terwijl ons initiatiefwetsvoorstel bij de Kamer ligt? Waardoor is het mogelijk dat we in een land met een demissionair kabinet en met verkiezingen in het vooruitzicht dat uitzetten als het ware kunnen doordrukken met slechts één stem verschil? Daar word ik heel verdrietig van.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. De PVV-fractie is fel tegen het voorstel van de minister om soepeler om te gaan met verblijfsaanvragen. De minister heeft aangegeven om bij gebruikmaking van de discretionaire bevoegdheid de lokale situatie mee te wegen: inburgering, mensen om de vreemdeling heen. Nooit eerder speelde dit bij de beoordeling van verblijfsaanvragen een rol en daar was ook een heel goede reden voor. De gestelde inburgering heeft immers plaatsgevonden terwijl de vreemdeling geen verblijfstatus had. Dan is het ook logisch dat hieraan geen rechten kunnen worden ontleend. Als van dit principe wordt afgestapt, zal dat zeer negatieve gevolgen hebben voor het vreemdelingen- en terugkeerbeleid.

Ik pik de belangrijkste vijf er even uit. In de eerste plaats kan er weer een beloning optreden van illegaal verblijf en van het negeren van de vertrekplicht. Vreemdelingen die zonder verblijfstatus toch jarenlang in Nederland hebben gewoond, hebben daarmee immers vaak regels en plichten aan hun laars gelapt. Ik had gehoopt dat dit na de laatste pardonregeling van voormalig staatssecretaris Albayrak niet meer beloond zou worden met een verblijfsvergunning. In de tweede plaats moedigt de minister met het voorstel het procedurestapelen weer aan, iets waarvan wij nu juist af moeten. Nu inburgering en de lokale situatie, mensen om de vreemdeling heen, weer een rol gaan spelen of, beter gezegd, voor het eerst een rol gaan spelen bij de beoordeling van verblijfsaanvragen, is het natuurlijk aantrekkelijk om door te procederen zodat er meer tijd voor die inburgering ontstaat. Punt drie raakt de achilleshiel van het vreemdelingenbeleid: het terugkeerbeleid. Immers, ook vrijwillige terugkeer zal niet snel plaatsvinden als er een premie komt te staan op in Nederland blijven. Het vierde punt baseer ik op ervaring met een situatie die vreselijk veel op deze situatie lijkt. Een en ander vond plaats in 2003, toen toenmalig minister Nawijn voorstelde om nog eens naar schrijnende gevallen te kijken. Ook hij deed dit met het oog op gebruikmaking van de discretionaire bevoegdheid en ook hij deed zijn uitspraak overigens toen het kabinet waarvan hij deel uitmaakte demissionair was.

De heer Schouw (D66):

Ik heb belangstellend geluisterd naar de inbreng van de heer Fritsma tot zover. Ik vroeg mij echter af of wij het over dezelfde brief hebben. Praat de heer Fritsma over de brief van 5 juni 2012?

De heer Fritsma (PVV):

Ja, wij hebben het over dezelfde brief en over dezelfde uitlatingen van de minister op de radio.

De heer Schouw (D66):

Ik neem aan dat de uitlatingen op de radio hun weerslag gevonden hebben in de brief. Ik ben blij dat wij het over dezelfde brief hebben. Maar daarin staat het eigenlijk toch heel duidelijk? De minister schrijft: ik acht een zelfstandige weging van maatschappelijk belang niet wenselijk, omdat het als criterium onvoldoende afgebakend is. Of, in gewone mensentaal: er gaat helemaal nada, niets, veranderen ten opzichte van het bestaand beleid. Eigenlijk zou de heer Fritsma toch hartstikke blij moeten zijn?

De voorzitter:

We zullen het de heer Fritsma vragen.

De heer Fritsma (PVV):

Bij mij blijft zorg bestaan, omdat in de brief staat dat de minister burgemeesters in staat gaat stellen of uitnodigt om informatie over de lokale situatie te verstrekken. Dat betekent natuurlijk dat er gelobbyd gaat worden bij burgemeesters om de lokale situatie mee te laten wegen. We zien dat nu al. Scholen, sportverenigingen en moskeeën worden gemobiliseerd. Ook de media worden natuurlijk gemobiliseerd. Dat gaat in pakketvorm naar de burgemeesters. Burgemeesters worden nu uitgenodigd om al die omstandigheden door te geven aan de minister. Dat is wel degelijk een trendbreuk met de huidige situatie, waarin de lokale omstandigheden juist niet betrokken worden bij de gebruikmaking van de discretionaire bevoegdheid. Anders dan de heer Schouw wil doen voorkomen, is mijn zorg dus absoluut niet weggenomen.

De voorzitter:

Mijnheer Schouw, ik bied u gelegenheid voor een laatste, afrondende zin in deze interruptie.

De heer Schouw (D66):

Ik verbaas mij hogelijk. Ik heb de heer Fritsma altijd hoger geacht dan hij zich nu voordoet. In die vijf pagina's staat eigenlijk maar één ding, namelijk dat de minister een format gaat ontwikkelen, dat facultatief gebruikt kan worden door burgemeesters. Het is dan aan de minister om dat format terzijde te schuiven – hij hoeft er dus niet eens in te lezen – of er kennis van te nemen. Er gaat dus helemaal niks anders gebeuren dan in overleg met het Nederlands Genootschap van Burgemeesters te komen tot een format. Dat moet voor de heer Fritsma een buitengewoon geruststellende opvatting van de minister zijn.

De heer Fritsma (PVV):

Ik blijf herhalen dat mijn zorg absoluut niet is weggenomen. Voor het eerst kunnen lokale omstandigheden via de burgemeester worden ingebracht bij de minister, die dan bepaalt of hij gebruikmaakt van de discretionaire bevoegheid of niet. Dat is wel degelijk een novum.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik heb de woorden van de heer Fritsma ook goed beluisterd. Ik ben een beetje verbaasd. Ik hoor de heer Fritsma namelijk zeggen dat scholen gemobiliseerd worden. Daarmee bedoelt hij volgens mij gewoon te zeggen dat op enig moment klasgenootjes of docenten van kinderen of jongeren die moeten worden uitgezet zich gaan roeren. Die mensen begeven zich dan richting Den Haag en schrijven brieven aan de minister. Dat doen ze op dit moment ook al. Zij schrijven ook nu al brieven aan burgemeesters. Die burgemeesters schrijven op hun beurt soms weer aan de minister. Zo gaat het nu al een hele tijd. Wat vreest de heer Fritsma nu precies voor de toekomst? Dat die mensen dat zullen blijven doen en dat zij misschien een stem krijgen in dit geheel?

De heer Fritsma (PVV):

De huidige situatie is beschreven in het rapport van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken: bij gebruikmaking van de discretionaire bevoegdheid moet sprake zijn van omstandigheden die direct de betrokken vreemdeling raken. Zo wordt dit op dit moment uitgelegd. Vanaf nu kan het gebeuren dat ook omstandigheden buiten de situatie van de vreemdeling om een rol gaan spelen. Dat is het nieuwe punt. Daar ben ik inderdaad bang voor. Daarmee is het hek van de dam.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dat interesseert mij juist. Ik vraag mij namelijk af welk hek er van de dam is. De verkiezingen van 12 september komen eraan. Dan mogen alle burgers, voor wie de heer Fritsma blijkbaar zo bang is, naar de stembus. Durft de heer Fritsma werkelijk te zeggen dat hij bang is voor de Nederlandse bevolking, waarvan een deel behoort tot de PVV-achterban? Is hij bang dat zij zich mogelijk gaan uitspreken? Moeten we in Nederland de vrijheid van meningsuiting beperken van mensen die een brief schrijven of een beroep doen op de barmhartigheid van wie dan ook? Overtreden zij daarmee een bepaalde regel? Is dat waar de PVV naartoe wil?

De heer Fritsma (PVV):

Nee. Als je uitnodigt om de lokale situatie in kaart te brengen, ontstaat de situatie waarbij het signaal wordt afgegeven dat inburgering kan lonen en dat je met die inburgering meer kans hebt op een verblijfsvergunning. Dus het beleid van terugkeer naar het land van herkomst van afgewezen asielzoekers gaat ondermijnd worden, omdat mensen door zo'n signaal denken dat de kans groter wordt op een verblijfsvergunning, waarmee ze toch in Nederland kunnen blijven. En ja, dat kan gepaard gaan met brieven aan de burgemeester, zoals nu ook al het geval is, maar met dit verschil dat de discretionaire bevoegdheid nu alleen nog wordt gebruikt als de omstandigheden direct betrekking hebben op de vreemdeling zelf en niet op mensen om de vreemdeling heen. Als de omstandigheden van mensen om de vreemdeling heen een rol gaan spelen, dan kan er ook misbruik van worden gemaakt. Daar doelde ik net op toen ik het had over het mobiliseren van scholen en moskeeën. En daar ben ik niet bang voor, maar het probleem is dat dat een volkomen oncontroleerbare situatie oplevert.

De voorzitter:

Mevrouw Gesthuizen, u hebt uitgebreid gehoord waar de heer Fritsma bang voor is. U hebt toch nog een vraag. Stelt u die in één zin.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Samenvattend, de heer Fritsma is er bang voor dat uitgeprocedeerde asielzoekers aardig gaan doen tegen hun buren en dat die buren vervolgens een briefje zouden kunnen gaan schrijven aan de minister of de burgemeester.

De heer Fritsma (PVV):

Nee, ik ben er bang voor dat al die brieven niet te controleren zijn.

De heer Dibi (GroenLinks):

Aansluitend op de vorige sprekers, kan de heer Fritsma heel concreet aangeven wat er nu heel precies verandert in het beleid met deze brief van de minister? En kan hij één voorbeeld geven van een moskee die gemobiliseerd is om op te komen voor een asielzoeker? Ik heb die moskee nog nooit gezien, maar misschien heeft de heer Fritsma een voorbeeld.

De heer Fritsma (PVV):

Je hoeft alleen maar te kijken naar de praktijk van de afgelopen tijd om te zien dat dit werkelijk gebeurt. Wij hebben bijvoorbeeld in het jaar 2000–2001 een van de vele pardonregelingen gehad. Toen moesten vreemdelingen aantonen dat ze een bepaalde periode onafgebroken in Nederland hadden verbleven. De heer Dibi kan bij de IND nagaan wat er toen gebeurde. Toen kwam er een karrenvracht van getuigenverklaringen, inderdaad vanuit moskeeën maar ook vanuit sportverenigingen et cetera, waarmee dat onafgebroken verblijf zou worden aangetoond. Dat dreigt nu weer te gebeuren.

De tweede vraag van de heer Dibi was wat er is veranderd aan het beleid. De minister heeft eerst op de radio gezegd: wij moeten naar een situatie waarin de lokale situatie een rol speelt bij verblijfsaanvragen, bijvoorbeeld als de vreemdeling terug wordt gestuurd en er een schrijnende situatie optreedt, niet alleen ten aanzien van de vreemdeling, maar ook ten aanzien van de mensen om de vreemdeling heen. De weging van die lokale situatie is uitgewerkt in de brief van een burgemeester. Het had erger gekund – dat ben ik met de heer Dibi eens – maar mijn zorg is absoluut niet voorbij omdat al die informatie over de lokale situatie nu via de burgemeesters wordt doorgesluisd naar de minister. Ik weet zeker dat er nu al vreemdelingenadvocaten in de rij staan om een beroep te doen op deze situatie.

De heer Dibi (GroenLinks):

De heer Fritsma heeft er dus bezwaar tegen dat er aanvullende informatie naar de minister gaat bij het wegen van de vraag of iemand uitgezet moet worden? Hij wil dus dat de minister die informatie wordt onthouden. Begrijp ik dat goed?

De heer Fritsma (PVV):

Nee, ik heb het bij de vorige interruptieronde ook al gezegd: als al die informatie van sportverenigingen, scholen, noem het maar op, via burgemeesters bij de minister terechtkomt, dan heb je een situatie waarin die gestelde inburgering gewoon niet te meten is. Het wordt heel arbitrair en oncontroleerbaar.

De heer Dibi (GroenLinks):

Pleit de PVV nu voor een verbod op informatie? Want als het allemaal arbitrair is, kan de minister toch gewoon zeggen dat hij er niets mee kan of wel iets mee kan? De enige conclusie die ik kan trekken uit het betoog van de heer Fritsma is dat het allemaal wel meevalt wat er in de brief staat – dat hoorde ik hem letterlijk zeggen – en dat hij vooral wil dat Nederlanders zich niet bekommeren om een ander. De minister moet ze vooral uitzetten en niet luisteren naar wat er allemaal speelt.

De heer Fritsma (PVV):

Nee, dat zeg ik allemaal niet. Ik waarschuw alleen. Ik waarschuw de minister voor de chaos die kan ontstaan als je al deze lokale omstandigheden laat verzamelen door een burgemeester. Kijk, het werkt zo. Asieladvocaten deinzen er niet voor terug om alle procedures aan te grijpen om vreemdelingen een verblijfsvergunning te bezorgen. Nu heeft de minister gezegd: we gaan naar de lokale situatie kijken. Natuurlijk gaan de vreemdelingenadvocaten nu dus zo veel mogelijk van die lokale informatie verzamelen. Die informatie gaat naar de minister toe, maar die informatie is niet te controleren.

Dat sluit aan op mijn volgende punt.

De voorzitter:

En hiermee vervolgt u weer uw betoog, mijnheer Fritsma.

De heer Fritsma (PVV):

Ja. Dat punt heeft te maken met toenmalig minister Nawijn, die ook over zijn discretionaire bevoegdheid begon, wat 19.000 extra procedures opleverde. Het verleden heeft dus al uitgewezen wat er nu kan gebeuren. 19.000 extra procedures. En dan heb ik de bezwaarprocedures en de beroepsprocedures nog niet eens meegerekend. Dat is een-op-een vergelijkbaar met wat er nu gebeurt: een minister zegt dat hij nog eens naar de discretionaire bevoegdheid zal kijken en dat levert tienduizenden extra procedures op. Dat is het punt. En daarom wordt de situatie met al die informatie die via de burgemeesters naar de minister gaat, totaal onwerkbaar.

De heer Knops (CDA):

Voor meer procedures zijn wij ook niet. Daarin ben ik het met de heer Fritsma eens. Ik wil echter nog even terug naar de post en de brieven. Ik probeer me voor te stellen hoe dat gaat. De heer Fritsma zegt dat het niet te controleren is. Als er heel veel brieven komen, is niet te controleren of wat in die brieven staat, klopt. Kan de heer Fritsma dat verder uitleggen?

De heer Fritsma (PVV):

Ja, dat kan ik zeker uitleggen. Ik moest ook denken aan al die verhalen rond die zogenaamde 26.000 gezichten. Toen werden bijvoorbeeld ook de media gemobiliseerd om de verhalen van al deze mensen te vertellen. We hebben gezien waar dat toe leidde. Op de VARA-televisie werden mensen gewoon in staat gesteld om een heel leven bij elkaar te liegen. Dat is aantoonbaar gebeurd.

De voorzitter:

Kort antwoorden alstublieft, mijnheer Fritsma.

De heer Fritsma (PVV):

Er werden in de media aantoonbare leugens verspreid, op grond waarvan mensen in al die lokale gemeenschappen zich een beeld hebben moeten vormen, wat dus niet juist was. Daar ben ik bang voor. Het heeft in het verleden vaak genoeg plaatsgevonden en die dreiging zie ik nu weer.

De heer Knops (CDA):

Ik denk dat het zinvol is om in deze discussie niet te generaliseren, maar zaken specifiek te maken. Ik vraag dus nogmaals aan de heer Fritsma wat er gewijzigd is ten opzichte van de situatie die we nu hebben, waarin het burgemeesters en organisaties ook vrij staat om brieven te sturen over bepaalde zaken, naar de minister maar bijvoorbeeld ook naar de Kamer. Wat verandert er ten aanzien van het sturen van brieven? Laat ik mijn vraag daartoe even beperken.

De heer Fritsma (PVV):

Nogmaals, en dat haal ik ook uit de stukken van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken: normaal wordt bij gebruikmaking van de discretionaire bevoegdheid alleen gekeken naar de omstandigheden die direct betrekking hebben op de vreemdeling zelf, dus niet naar omstandigheden die betrekking hebben op inburgering of op de mensen om de vreemdeling heen. Daar zit de trendbreuk en daar ben ik bang voor, want daar gaan nu alle asieladvocaten een beroep op doen. Zij gaan zeggen: mijn cliënt is zo ingeburgerd dat het een schrijnende situatie oplevert als we hem van die school afhalen, van die sportclub afhalen of uit die straat weghalen. Daar moeten we voor waken.

De voorzitter:

Uw laatste zin, mijnheer Knops.

De heer Knops (CDA):

Dat die asieladvocaten dat allemaal doen en dat er allemaal brieven worden gestuurd, is prima, maar het is uiteindelijk aan de minister om te beoordelen of de informatie klopt en op basis daarvan een besluit te nemen.

De heer Fritsma (PVV):

En daar ben ik dus bang voor. Ik wijs nogmaals op de 14.1-brieven. Dat is echt een vergelijkbare zaak. Er kwamen 19.000 extra procedures, waarbij de bezwaar- en beroepsprocedures nog niet eens zijn meegerekend. Hoe kun je al die informatie bij zo veel procedures op waarde schatten? Moet je ambtenaren sturen naar al die straten en lokale gemeenschappen om dat te controleren? De burgemeester doet het niet, denk ik. Die stuurt alles door; dat hebben we in het verleden ook gezien.

De voorzitter:

Mijnheer Fritsma, u hebt duidelijk geantwoord. We gaan afwachten wat de minister ervan vindt. Ik verzoek u nu om door te gaan met uw betoog.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Ik vrees een herhaling van de geschiedenis met de 14.1-brieven die ik zo-even heb geschetst. Dat is precies waarvoor ik bang ben.

Mijn vijfde bezwaar betreft het punt dat het voorstel in praktische zin onuitvoerbaar is. Er gaat een doos van Pandora open als iedereen wordt uitgenodigd om een beschrijving te geven van de lokale situatie. Alle informatie gaat via de burgemeesters naar de minister. Dat die informatie verzameld wordt en dat mensen daar een beroep op doen, lijkt mij duidelijk. De toelating van vreemdelingen zal daardoor arbitrairder worden dan ooit, want om burgmeesters in te zetten om alle informatie door te geven aan de minister, zal degene met de beste pr-campagne winnen. Ook hierbij geldt – daar rond ik bijna mee af, voorzitter – dat …

De voorzitter:

Nee, daar gaat u mee afronden.

De heer Fritsma (PVV):

Ook hierbij geldt dat vreemdelingen die zich wel aan de regels houden en na een afwijzing terugkeren naar het land van herkomst, worden benadeeld ten opzichte van degenen die dat juist niet doen. Gelet op al deze bezwaren, roep ik de burgemeester op om af te zien van het voorstel om deze lokale situatie mee te laten wegen bij de beoordeling van verblijfsaanvragen.

De voorzitter:

U rondde hiermee uw betoog af. Ik neem aan dat u dat deed met een oproep aan de minister en niet aan de burgemeester.

De heer Fritsma (PVV):

De minister inderdaad.

De voorzitter:

Ik zal u helpen.

De heer Fritsma (PVV):

Dan roep ik de burgemeesters op om geen informatie aan de minister door te sturen, want dat is een onwerkbare situatie.

De voorzitter:

Uw betoog is afgerond, maar er is nog een interruptie voor u van mevrouw Dijksma.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Als er vanavond één doos van Pandora is opengegaan, is dat wel die met alle complottheorieën die de heer Fritsma zou kunnen verzinnen. Daar hebben we kennis van kunnen nemen. Ik heb inderdaad een andere brief gelezen dan u. Een vraag heb ik er wel over. Die brief begint en eindigt ermee dat de minister vaststelt dat hij zich houdt aan het in het regeerakkoord afgesproken terughoudend gebruik van de discretionaire bevoegdheid. Is die afspraak er op uw instigatie in gekomen?

De voorzitter:

U bedoelde dat via de voorzitter, mevrouw Dijksma.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Heeft de heer Fritsma invloed gehad op die afspraken in het regeerakkoord?

De heer Fritsma (PVV):

In het gedoog- en dus ook regeerakkoord is inderdaad het punt opgenomen dat terughoudend moet worden omgesprongen met gebruikmaking van de discretionaire bevoegdheid. Dat is ook naar de wens van de PVV-fractie, omdat dit ook logisch is. Inherent aan het gebruik van de discretionaire bevoegdheid behoort die terughoudendheid er te zijn, om de enkele reden dat eigenlijk bijna alle situaties al door het huidige beleid worden gedekt, of het nu gaat om medische omstandigheden, veiligheid in het land van herkomst, familieleden, noem het allemaal maar op. Als er situaties zijn die niet daardoor gedekt worden, is dat automatisch al een bijzondere situatie.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Op dat punt vinden we elkaar wel. Maar mijn vraag is: waarom vond de heer Fritsma het indertijd nodig om deze afspraken in het regeerakkoord op te nemen? Vertrouwde hij de komende minister niet?

De heer Fritsma (PVV):

Ook daarbij verwijs ik weer naar het verleden. Er is aangetoond dat bijvoorbeeld voormalig staatssecretaris Albayrak niet zo terughoudend was met het gebruik van de discretionaire bevoegdheid. Het kan, gelet op het verleden, dus zeker geen kwaad om nog eens te bekrachtigen dat terughoudendheid op haar plaats is.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Maakt het feit dat de minister het kennelijk nu nog nodig vindt – misschien wel speciaal voor u – om dat in zijn brief te zetten, niet dat uw argwaan over de informatie van de burgemeester, die op dit moment ook al wordt doorgegeven, misschien iets zou kunnen worden afgezwakt?

De heer Fritsma (PVV):

Nee. Weliswaar wordt ook nu informatie door burgemeesters doorgespeeld, maar in de toekomst gaat daarmee meer gebeuren dan nu. Dat is het verschil. Nogmaals: de lokale situatie wordt op dit moment niet meegewogen.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Voorzitter. Wij hebben onlangs een paar mooie warme dagen gehad. Ik heb het gevoel dat deze niet iedereen even goed bekomen zijn. De minister is misschien wat oververhit geraakt. Wij hebben met grote verbazing kennisgenomen van zijn uitspraken in het radioprogramma Argos. Ik wil daarover een aantal opmerkingen maken.

Mijn eerste punt is procedureel. Waarom heeft de minister hierover eerst in de media gesproken en pas daarna de Kamer geïnformeerd? Wat vindt hij daar achteraf zelf van? Mijn tweede punt betreft de status van de minister. De minister is demissionair en wij vinden het buitengewoon merkwaardig dat hij een koerswijziging voorstelt. Ik vraag de minister of dit een "Spiesje" is – ik heb dit punt inmiddels ook in het CDA-verkiezingsprogramma zien staan – of dat het door het hele kabinet wordt gedragen.

Het belangrijkste is echter de inhoudelijke kritiek die wij hebben. Waar gaat het eigenlijk om? "Discretionaire bevoegdheid" betekent in gewoon Nederlands: de vrije beslissingsruimte van de minister. Daarbij moet het gaan – ik heb het even nagezocht – om een samenspel van unieke omstandigheden die specifiek op de betreffende persoon van toepassing zijn. De minister wil hierin nu het lokaal belang of het maatschappelijk belang meewegen. Wat is echter het lokaal of maatschappelijk belang? Dat is een ongelooflijk vaag begrip.

De heer Dibi (GroenLinks):

Het gaat mij even iets te snel. Mevrouw Van Nieuwenhuizen vroeg aan de minister of hij namens het kabinet sprak. Waarom zou de minister niet namens het kabinet spreken? Er is gewoon een brief gekomen van een van de demissionaire ministers.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Dat heeft vooral te maken met de invulling, want de uitspraken in Argos zie ik in een ander verband dan die in deze brief. De uitspraken in Argos gingen wat verder dan wat er in de brief staat. Ik ben er nog steeds niet tevreden over, laat dat duidelijk zijn. Daar kom ik straks inhoudelijk op terug. De strekking daarvan leek veel verder te gaan dan wat nu voor ons ligt.

De heer Dibi (GroenLinks):

De minister heeft om dat advies gevraagd bij de ACVZ. Deze kwestie speelt al langer. Toen was het kabinet nog missionair, volledig bevoegd om alles te doen wat het wilde doen. Er is nu een reactie gekomen. De VVD-fractie, een van de grootste fracties die deelneemt aan de coalitie, vraagt nu of deze brief wel namens het hele kabinet geschreven is. Dat is een nogal vergaande vraag. Heeft mevrouw Van Nieuwenhuizen de indruk dat dit standpunt niet gedragen wordt door andere bewindspersonen in het kabinet, bijvoorbeeld van de VVD?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Die vraag stel ik aan de minister. Wat hierin naar voren komt, vind ik immers nogal vergaand. De heer Dibi noemt het ACVZ-advies. Dat hebben wij van het begin af aan afgewezen. Wij vonden dat geen goed advies en ik vind het vreemd dat de minister het wil overnemen.

De heer Dibi (GroenLinks):

Hoe beoordeelt de VVD-fractie deze brief? Is deze brief van het hele kabinet, of is deze brief van een individuele minister met een misschien partijgekleurde opvatting? Moet deze brief van tafel? Welk van beide is het: moet het kabinet het advies in essentie overnemen, of wil de VVD dat het nu van tafel gaat?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Ik stel de minister niet voor niets de vraag of dit wordt gedragen door het hele kabinet. Ik weet dat niet. Het lijkt mij merkwaardig dat dit gedragen zou worden door het hele kabinet. Het kan natuurlijk ook een brief zijn van de minister, aangezien het de discretionaire bevoegdheid betreft en de minister daar zelf over gaat. Vandaar dat ik de minister vraag: is dit een brief van de minister en is het misschien een "Spiesje", of is dit een visie van het hele kabinet?

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Mevrouw Van Nieuwenhuizen vraagt of dit een brief van de minister is of beleid van het kabinet, maar sinds wanneer gaan er brieven uit namens ministers die geen kabinetsbeleid zijn?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Als dat nog nooit eerder is voorgekomen, hoor ik dat zo meteen. Ik heb nooit anders begrepen dan dat de discretionaire bevoegdheid een bevoegdheid van de minister zelf is. Dit gaat over die bevoegdheid. Ik wil dus gewoon weten of het in dit geval ook zo is, of dat dit een brief is van het hele kabinet. Het is toch niet zo raar dat ik die vraag stel?

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Jawel, dat is wel heel raar. U moet er echt van uitgaan dat iedere brief waaronder de handtekening van minister Leers staat, gewoon een brief namens het hele kabinet is, dus ook namens uw VVD-ministers. Dat betekent niet dat zij er altijd van weten; dat is een tweede. Als de VVD-ministers in het kabinet het hier niet mee eens zijn, zou de minister de brief bij wijze van spreken terug moeten halen. Zou dat eventueel een optie voor u zijn?

De voorzitter:

Mevrouw Van Nieuwenhuizen, u geeft hier antwoord op en vervolgt daarna uw betoog.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Ik wacht eerst het antwoord van de minister af en hoor graag van hem hoe het precies zit. Als het is zoals u zegt en als een brief standaard, altijd namens het hele kabinet wordt gestuurd, zal ik dat zo meteen ook te horen krijgen.

De heer Fritsma (PVV):

Heb ik het goed begrepen dat de VVD-fractie het met de PVV-fractie eens is dat de lokale situatie, de mate van inburgering et cetera geen plaats moeten hebben bij het gebruik van de discretionaire bevoegdheid?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Dat heeft de heer Fritsma goed begrepen. Als hij het goed vindt, zal ik nu in mijn betoog onderbouwen waarom ik dat vind.

De voorzitter:

Dat vind ik een mooie zin waarmee u uw betoog kunt vervolgen.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Dank u. Ik was net gebleven bij de vraag wat het lokaal en maatschappelijk belang is en hoe je dat gaat definiëren. Die vraag leg ik meteen aan de minister voor. Hoe wil hij dit concreet omschrijven? Ik zie nu voorbeelden als de vraag of je de Nederlandse taal beheerst, of je al dan niet vrijwilligerswerk doet, of je lid bent van verenigingen enzovoorts. Al deze zaken zouden eronder kunnen vallen. Dat lijkt misschien sympathiek, maar is het wat ons betreft niet. Dit zal namelijk tot willekeur en rechtsongelijkheid leiden. Wat als de ene burgemeester wel fanatiek lobbiet en de andere niet? Wat doe je met mensen die niet zo sociaal vaardig of mediageniek zijn, of mensen die graag op zichzelf zijn en helemaal niet hun weg zoeken in de lokale gemeenschap? Dit roept bij ons een nare sfeer op van een soort wedstrijd wie de leukste en best geïntegreerde vreemdelingen zijn. Zij kunnen dan wat extra punten scoren om toch aan een verblijfsvergunning te komen. Dat is een soort So you think you can stay, met in de voorronde, bij de lokale verkiezingen, de burgemeester als juryvoorzitter en in de finale de minister. Wat ons betreft mag dat nooit gebeuren, al helemaal niet in combinatie met het voorstel van het CDA om de discretionaire bevoegdheid ook niet meer onder de Wet openbaarheid van bestuur te laten vallen.

De voorzitter:

Dat is bijna uitlokking. Ik zie de heer Knops al bij de interruptiemicrofoon staan.

De heer Knops (CDA):

Met alle respect, maar ik heb het idee dat ik een ander brief gelezen heb dan mevrouw Van Nieuwenhuizen. Ik begrijp niets van haar verhaal over een beautycontest. Burgemeesters en verenigingen of instellingen kunnen nu ook besluiten om wel of niet een brief te schrijven. De situatie dat er voor sommige mensen wel pleidooien worden gehouden en voor andere niet, verandert toch niet? Kan mevrouw Van Nieuwenhuizen dat uitleggen?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Dat kan nu inderdaad ook, maar ik ben er niet geheel gerust op en ik steun daarom eigenlijk ook het pleidooi van de heer Fritsma, omdat nu in de brief staat dat het maatschappelijk belang straks in een totale, systematische weging wordt meegenomen. Er staat ook in de brief dat er geen formele adviestaak komt, maar wel een gestructureerde informerende rol. Dat schept verwachtingen en geeft bij burgemeesters en lokale groeperingen een bepaalde indruk. Je gaat niet al die informatie vragen en er een structuur voor opzetten als je niet van plan bent om er iets mee te doen. Als de burgemeester dan geen brief schrijft en er geen lokale actiegroep is, heeft iemand een achterstand ten opzichte van anderen.

De voorzitter:

Ik verzoek u allen wat korter en puntiger te interrumperen.

De heer Knops (CDA):

Mevrouw Van Nieuwenhuizen spreekt haar zorgen uit over de structuren. Daar kan ik me iets bij voorstellen, maar daarom neemt de minister dat punt van de ACVZ ook niet over, met het bouwen van allerlei structuurtjes en bureaucratie. Hierdoor worden wellicht ook weer verwachtingen gewekt. Het is heel simpel. Mensen kunnen een pleidooi houden op basis van criteria en kunnen dit melden. De minister neemt uiteindelijk het discretionaire besluit. Dat is nu ook zo. Ik begrijp niet dat mevrouw Van Nieuwenhuizen een groot verschil ziet tussen de brief met de voorstellen en de huidige situatie. Er is wel een verschil, maar volgens mij niet zo groot als zij zegt.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Ik ben benieuwd hoe de minister een en ander precies wil definiëren en hoe hij het precies wil doen. Ik wacht zijn antwoorden af. In de brief staat namelijk dat het een totale, systematische weging wordt. Het gaat om een gestructureerde, informerende rol. Er komen dus wel degelijk vastomlijnde settings voor de wijze waarop je dat kunt doen. Dan zie ik niet zo veel verschil meer met het advies van de ACVZ. Ik ben benieuwd hoe de minister dit straks gaat uitleggen en hoe hij dit invult. Ik hoop dat het in de brief gewoon ongelukkig is opgeschreven, maar zoals het er nu staat, ben ik er absoluut niet gerust op.

De heer Schouw (D66):

Laat ik nu toch denken dat de verkiezingscampagne begonnen is. Slaat het woordje "gestructureerd" op een facultatief format dat samen met het Nederlands Genootschap van Burgemeesters wordt ontwikkeld om facultatief informatie te kunnen doorgeven? Dat lees ik namelijk op pagina 4 van de brief. Dat is eigenlijk het enige resultaat dat ik zie. De rest zie ik dus niet.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Ik kan niet beoordelen of dat het enige is wat eronder valt, maar ook dan ben ik er geen voorstander van. Ik ben er sowieso geen voorstander van dat het lokale belang op een structurele manier wordt meegewogen. De minister heeft een discretionaire bevoegdheid voor schrijnende omstandigheden die hij van persoon tot persoon kan meewegen. Hij alleen heeft die bevoegdheid en dat moet ook echt zo blijven.

De heer Schouw (D66):

Dit moet geen semantische discussie worden, maar in de brief staat niet dat de lokale omstandigheden systematisch en gestructureerd worden meegewogen. Dat meewegen is facultatief. Het enige wat er in de brief staat, is dat de informatie uit de lokale gemeenschap facultatief wordt gestructureerd. Er wordt een format ontwikkeld, zoals we dat allemaal noemen. Iets anders staat er niet. Waar kan ik volgens mevrouw Van Nieuwenhuizen lezen wat zij erin leest? Als ik dat niet kan lezen, dan zijn we bezig met mijn eerste constatering, namelijk dat er sprake is van een verkiezingscampagne. Dat mag ook, alleen lost dat het probleem van veel kinderen in nood niet echt op.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

De heer Schouw zegt het eigenlijk al. Het begint namelijk met het woord "facultatief". Dat betekent dat sommige burgemeesters uit sommige gemeenschappen er inderdaad voor zullen kiezen om iets aan te leveren, al dan niet volgens het format. Nu hoeven ze zich niet te beperken tot het format. Iedereen kan gewoon brieven schrijven en de minister kan daar nu ook al rekening mee houden. In die zin zie ik de toegevoegde waarde helemaal niet. We vinden juist dat deze manier leidt tot willekeur en rechtsongelijkheid. Dat kan niet de bedoeling zijn.

Als een en ander wordt uitgevoerd zoals ik het lees, vind ik het een onzalig plan. Ik hoor graag van de minister dat ik het verkeerd heb gelezen. Zoals het er nu staat, ben ik er niet gerust op. Wij denken ook dat dit het terugkeerbeleid zal frustreren. Nogmaals, de minister heeft alleen zelf de bevoegdheid om schrijnende aspecten specifiek met betrekking tot personen mee te wegen. Die verantwoordelijkheid moet hij zelf dragen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Ik begin met een reactie op de vorige spreker. Ik heb even meegeschreven. Het mensbeeld van de VVD behelst dat mensen alleen vrijwilligerswerk doen, goed voetballen, kinderen trainen, aardig zijn voor de buren of een taal leren, omdat ze misbruik willen maken van onze samenleving en onze regels. Als de VVD, samen met de PVV, zo bang is voor precedentwerking of voor bergen brieven, moet zij misschien een tegenvoorstel indienen waarin staat dat mensen die vinden dat iemand per se weg moet, een briefje kunnen schrijven aan de minister. Misschien is dat een aardige suggestie.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Mevrouw Gesthuizen lokt mij uit. Zij legt mij woorden in de mond die voor een deel van de heer Fritsma komen. Ik heb niet gezegd dat ik er bang voor ben dat er heel veel verzoeken gaan komen, hoewel hij mij wel op een idee heeft gebracht. Dat zeg ik er eerlijk bij. Het gaat ons erom dat het oneerlijk is en dat het rechtsongelijkheid en willekeur geeft. Het lokaal en maatschappelijk belang is geen rocketscience. Dat kun je nooit goed definiëren in welk format dan ook. Daarom moet minister Leers die bevoegdheid zelfstandig houden en die verantwoordelijkheid zelfstandig dragen. Het moet niet bij commissies of burgemeesters terechtkomen.

De voorzitter:

U hoeft niet op uitlokking in te gaan, maar u hebt dat bij dezen gedaan.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik zal hierop kort reageren. Volgens mij houdt de minister die bevoegdheid zelf. Ik zie in de brief geen ruimte voor bevoegdheid aan de maatschappij, aan de gemeenschap of aan de burgemeester waarmee zij kunnen bepalen of een persoon hier mag blijven.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Is mevrouw Gesthuizen het met mij eens dat de suggestie wordt gewekt dat het invloed heeft, als je via dit gestructureerde proces een bijdrage opstuurt? Dat kan toch valse hoop geven?

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dat laatste is niet het geval. Het eerste lijkt mij inderdaad de bedoeling. De minister zal niet voor niets zeggen dat mensen een brief mogen schrijven of dat daarvoor ruimte is. Ik zou het niet erg chic vinden van de minister als hij tegelijkertijd zou zeggen dat iemand wel kan schrijven maar dat die niet hoeft te denken dat hij ernaar zal luisteren. Het heeft dus inderdaad invloed. Ik zal er in mijn betoog op wijzen hoe dit nu bij de rechter gebeurt.

Voorzitter. Ook voor veel burgers in ons land is het zonneklaar dat immigratie en asiel lastige thema's zijn. Vrijwel alle mensen willen, gelukkig, dat Nederland een veilige haven is voor degenen die vluchtten voor terreur en vervolging. Ook de SP staat hiervoor. Tegelijkertijd is er een breed besef in onze samenleving dat het opnemen van vluchtelingen gepaard gaat met de nodige problemen. Dat is ook niet zo gek. Deze mensen hebben immers niet vrijwillig huis en haard verlaten en de plek waar hun wieg, die van hun kinderen of die van andere dierbaren heeft gestaan vaarwel gezegd. Ook voor het land waar zij vervolgens een nieuw leven op willen bouwen, zoals Nederland, kan dat lastig zijn.

Iedereen heeft behoefte aan duidelijkheid. Keer op keer vertelde minister Leers dat ook hij voor duidelijkheid was. Dat heeft mij heel wat ervaring opgeleverd met een toch starre minister die tot weinig concessies bereid was. Ik dacht vaak: jammer. Een mens is namelijk zoveel meer dan alleen het economische nut voor Nederland, zoveel meer dan cijfertjes en statistieken, en betekent voor zijn omgeving zoveel meer dan de uitkomst van een procedure, die zijn beperkingen kent.

Tot voor kort was ik nog in de veronderstelling dat de minister de strenge leer van de PVV – na vanavond mag ik daarbij zeker ook de VVD noemen – niet had losgelaten. Ik was dan ook verrast toen ik in de media vernam dat hij bij de toepassing van zijn discretionaire bevoegdheid voortaan rekening zou houden met lokale belangen en de mate van inburgering. Ik vraag mij echter af waarom hij dit niet heeft meegewogen in de zaken waarbij hij bijvoorbeeld in hoger beroep ging tegen mensen die volgens de rechter precies op zulke gronden recht hadden op verblijf. Dat is ook weer een antwoord op een vraag van mevrouw Van Nieuwenhuizen. Er zijn talloze individuele zaken te noemen waarbij dat had gekund en had gemoeten. Ik noem als voorbeeld de bij minister Leers welbekende heer Yilmaz. Al twee keer heeft de rechtbank deze man gelijk gegeven. Door alle samenhangende factoren verblijft hij inmiddels twaalf jaar in onzekerheid, met ernstige psychische klachten als gevolg van onder andere procedures en zijn verleden. Deze minister ging echter in hoger beroep. Ik zie wel enig licht in wat hij op de radio heeft gezegd en in wat hij in zijn brief schrijft, maar als de minister deze weg ingaat, legt hij zich eigenlijk neer bij datgene wat door de eerste rechters al zo vaak is gedaan: kijken naar de unieke omstandigheden van een individueel geval en daar dan een menselijke beslissing bij nemen.

Laat ik er duidelijk over zijn: de SP hecht aan een streng en rechtvaardig asielbeleid. Toch hebben we allemaal tientallen voorbeelden voorbij zien komen waarbij de minister geen rekening heeft gehouden met integratie, terwijl het wel vreemdelingen betrof die buiten hun schuld om en door een ongelukkige samenloop van omstandigheden jarenlang in onzekerheid hebben gezeten over hun toekomst. Natuurlijk is de SP blij met deze sociale – ik noem het toch maar eventjes – "draai", maar zij is ook wel een beetje verbaasd. Waarom nu deze wijziging van inzicht? Waarom niet eerder? Wat houdt die wijziging nu precies in? De SP is ervan overtuigd dat de draai van de minister een goede eerste stap is naar een structureel beleid voor gewortelde kinderen. Daar heeft mevrouw Dijksma, een van de indieners van een initiatiefwetsvoorstel, al het nodige over gezegd.

Het is wel nog steeds onduidelijk welke factoren en omstandigheden verder in het geheel worden meegenomen. De minister verwijst naar de gronden in zijn brief van februari 2007 waarop hij de bevoegdheid alleen terughoudend en in unieke gevallen zal toepassen. Wat is dan de concrete invulling van de terughoudendheid? Wat is het verschil in deze tactiek en die van zijn voorgangers?

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. "Valse hoop"; dat is de terechte waarschuwing die steeds in debatten met minister Leers terugkomt. We moeten uitgeprocedeerde asielzoekers geen valse hoop geven. Toch bekruipt mijn fractie het gevoel van valse hoop als zij de abracadabrabrief van minister Leers van hedenmiddag leest. Wat wordt hier nou concreet door deze minister voorgesteld? Is het een half ei, een lege dop of een canard, of is de buit nu echt binnen voor het CDA en kan het sociale gezicht worden opgepoetst?

Op een heel koude februariavond ruim een jaar geleden liet minister Leers in de studio van Pauw & Witteman een geweldige warme luchtballon op. Hij kwam op het lumineuze idee om burgemeesters te betrekken bij zijn discretionaire afweging, om de positie van asielzoekers in de lokale gemeenschap betekenis te geven voor hun verblijf in ons land. Mijn fractie vindt het een interessante gedachte en een opmerkelijke boodschap, want met dat voorstel zegt de minister eigenlijk dat zijn huidige discretionaire afweging incompleet is, dat worteling in een lokale gemeenschap niet zomaar terzijde geschoven kan worden en dat worteling van asielzoekers die hier al jaren verblijven, er dus wel degelijk toe doet. Al maanden ligt hier een doorwrocht advies voor van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken. Nu kom ik op het "politieke leugentje" – ik permitteer mij de vrijheid om dat zo te noemen – in de brief van hedenmiddag. De minister schrijft dat hij het advies in essentie overneemt, maar met een heel andere uitvoering en, als mijn fractie het goed leest – ik denk dat wij het goed kunnen lezen – ook met een heel andere invulling. Het lokaal maatschappelijk belang krijgt namelijk geen zelfstandige betekenis bij de toepassing van de discretionaire bevoegdheid. Men kan de brief erop nalezen. De minister zal dit dadelijk ook gaan bevestigen, neem ik aan. Er komt geen zelfstandige bevoegdheid.

Het enige wat gaat veranderen, is dat deze minister een proces op gang brengt om samen met de VNG en het Genootschap van Nederlandse burgemeesters een format te gaan ontwikkelen dat facultatief kan worden gebruikt door de burgemeesters en dat de minister eventueel kan betrekken bij zijn afwegingen in het kader van de discretionaire bevoegdheid. Dat is eigenlijk niet anders dan staande praktijk, waarbij burgemeesters, gemeenteraadsleden, fractievoorzitters van CDA, VVD, D66 en Partij van de Arbeid brieven sturen …

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

De heer Schouw begon zijn betoog met de vraag aan de minister of dit geen valse hoop zou geven. Vervolgens is hij nu in de sfeer beland dat het eigenlijk allemaal niet zoveel om het lijf heeft. Is hij met mij van mening dat je, wanneer je een gestructureerde plek geeft aan het meewegen van het lokale, dan wel maatschappelijke belang, mensen valse hoop biedt?

De heer Schouw (D66):

Nee, dat ben ik niet eens met mevrouw Van Nieuwenhuizen. Mijn fractie was zeer verheugd met het advies van de Adviescommissie Vreemdelingenzaken. Wij zouden heel wel bereid zijn om positief en constructief mee te werken aan alle elementen die in dat advies staan, want dan doe je echt wat op een gestructureerde manier aan de geworteldheid en de maatschappelijke binding van asielzoekers. We kunnen er nu heel veel woorden aan vuil maken, de minister heeft er vandaag vijf pagina's over volgeschreven, maar er verandert geen fluit.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Wat verstaat de heer Schouw onder het lokale maatschappelijke belang dat doorslaggevend moet zijn? In de afgelopen jaren is er jurisprudentie ontstaan waaruit blijkt dat het spreken van de taal, het inburgeringstraject en het geworteld zijn op zich geen grond voor verblijf kan zijn. Dan kom je terecht in de sfeer van andere zaken: het lid zijn van de plaatselijke fanfare of koffieschenken als vrijwilligerswerk. Zouden die factoren moeten bepalen of je wel of niet mag blijven?

De voorzitter:

Ik verzoek u allen toch om wat puntiger te debatteren. Anders gaat het erg lang duren.

De heer Schouw (D66):

Het is natuurlijk altijd aantrekkelijk om in te gaan op de lokale fanfares of de bijdragen aan het lokale koffie drinken. Als er maar de bereidheid is, is het heel wel mogelijk om een set van criteria te ontwikkelen op basis waarvan dat redelijk geobjectiveerd te meten is. Wij willen daar graag over meedenken.

De heer Knops (CDA):

De heer Schouw begon zo enthousiast en lijkt nu wat teleurgesteld. Hij zei in zijn eerdere betoog dat hij alle adviezen van de ACVZ het liefst overgenomen had gezien door deze minister. Een van die adviezen is dat de Härtefallkommission een zwaarwegend advies geeft, dat de minister feitelijk moet opvolgen. Is de heer Schouw het met mij eens dat, als die aanbeveling wordt opgevolgd, het asielbeleid de facto decentraal wordt belegd, zodat de burgemeester bepaalt of iemand mag blijven en vindt hij dat wenselijk?

De heer Schouw (D66):

Dit is een doorwrocht advies. Mijn fractie is heel wel bereid om te kijken of we de hoofdpunten van dat advies kunnen overnemen. Daarvoor hebben we de minister meermalen gevraagd, te komen met een voorstel. Wat mij een beetje verrast, is dat we naar aanleiding van een brief over uitspraken van deze minister in een radio-uitzending eigenlijk zijn definitieve oordeel krijgen over hoe om te gaan met dat advies. Ik vind dat we dat als Kamer een beetje onzorgvuldig behandelen en bespreken, maar goed, dat is een werkelijkheid die we met elkaar aangaan.

De heer Knops (CDA):

De heer Schouw heeft zelf ingestemd met dit debat, maar goed. Ik heb dan toch de volgende vraag voor hem over dat zwaarwegende advies van die Härtefallkommission. Steunt hij dat specifieke advies, dat de facto het decentraal beleggen van asielbeleid behelst?

De heer Schouw (D66):

Een zwaar advies van zo'n commissie spreekt ons erg aan. Ik deel niet de conclusie van de heer Knops dat dit decentralisatie van het beleid betekent.

De heer Fritsma (PVV):

De heer Schouw vroeg mij eerder of ik de brief goed had gelezen. Nu weet ik bijna zeker dat hij die brief zelf niet goed heeft gelezen. Hij stelt dat er helemaal niets verandert met betrekking tot de gebruikmaking van de discretionaire bevoegdheid. Ik leg hem nu even de oude situatie voor en de situatie die de minister schetst. De heer Schouw kan niet beweren dat er niets verandert. Nu is de situatie, ik citeer: "Er moet sprake zijn van unieke omstandigheden die specifiek op het individu betrekking hebben en die maken dat het weigeren van een verblijfsvergunning een onbedoelde hardheid tot gevolg heeft". Ze hebben dus specifiek betrekking op het individu. Nu voorziet de minister in een situatie waarbij, ik citeer, "niet alleen wordt gekeken naar schrijnende aspecten, maar ook oog te hebben voor de bijdrage aan de samenleving die zij leveren. Dit kan zich bijvoorbeeld uiten in kinderen die het goed doen op school, al dan niet in combinatie met ouders die een groot participatiepotentieel laten zien". Als de heer Schouw nu nog beweert dat er helemaal niets verandert tussen de huidige situatie en de situatie die de minister heeft geschetst, heeft hij het echt niet begrepen.

De heer Schouw (D66):

De heer Fritsma kletst uit zijn nek. Hij heeft dezelfde brief gelezen als ik. Daarin schrijft de minister, en het staat er nog net niet vetgedrukt: "Ik acht een zelfstandige weging van maatschappelijk belang niet wenselijk, omdat dat als criterium onvoldoende afgebakend is". Dat zegt genoeg. Er worden dan een paar voorbeeldjes aangehaald, maar die zijn betekenisloos, omdat er verder geen limitatieve opsomming staat. De minister schrijft ook nog op pagina 4 – en dat zeg ik ten overvloede tegen de heer Fritsma – dat het beleid ongewijzigd is, met uitzondering van zijn wens om op een gestructureerde wijze relevante informatie over de lokale situatie van de vreemdeling toe te voegen. Er gebeurt dus helemaal geen fluit.

De heer Fritsma (PVV):

De heer Schouw leest het zelf voor: er wordt nu informatie toegevoegd over de lokale situatie. Hij zegt dat dit geen zelfstandige grond is om een verblijfsvergunning te geven. Dat zou er ook nog eens bij moeten komen! Het novum is natuurlijk dat dit gaat meewegen. Erkent de heer Schouw dat? Daar gaat het nu namelijk precies om. Het zou voor het eerst zijn dat deze omstandigheden worden meegewogen.

De heer Schouw (D66):

Het lijkt wel of de heer Fritsma in de afgelopen jaren op een andere planeet heeft gewoond. Het moet hem namelijk ook zijn opgevallen dat wij per maand enkele tientallen brieven van burgemeesters en allerlei burgergroepen krijgen over individuele zaken, waarin allerlei aspecten met betrekking tot geworteldheid en maatschappelijke binding staan. Die brieven bereiken de Kamer, maar ze bereiken ook de minister. De heer Fritsma moet daar kennis van dragen. Dit is gewoon een bestaande situatie en die bestaande situatie wordt gehandhaafd. Het enige wat gaat veranderen, is dat er een proces in gang wordt gezet om een format te ontwikkelen

De voorzitter:

Meneer Schouw, u gaat nu uw betoog afronden. U hebt nog een halve minuut.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Ik kan u blij maken. Ik begrijp dat u ambitieus bent en voortvarend, maar u moet de zorgvuldigheid niet uit het oog verliezen. Afrondend: er gaat geen fluit veranderen. Het is een dode mus waarmee de minister komt. Ik snap wat de PVV zegt, ik snap wat de VVD zegt, maar het is echt verkiezingsretoriek. Materieel verandert er niets. Mijn fractie vindt dat jammer

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter. Was het maar een koerswijziging, zo zeg ik tot de fracties van de VVD en de PVV. Was het maar waar dat wij een brief hadden ontvangen van de minister waarin echt sprake zou zijn van afstand nemen van het regeer- en het gedoogakkoord op dit punt. Het is helaas niet zo.

Wat mij tot nu toe het meest bevreemdt aan dit debat is dat wij al jarenlang, tien jaar lang, pleiten voor integratie. Wij willen dat nieuwkomers meedoen. Wij willen dat ze de taal leren, wij willen dat ze aan het werk gaan, dat ze niet afhankelijk zijn van een uitkering en dat ze contact maken met hun omgeving. Dan doen ze dat voortvarend en dan is het exit, dan is het nog niet goed, dan mogen we vooral niet van de lokale gemeenschap horen welke positieve bijdragen er allemaal mogelijk zijn als mensen meedoen in Nederland. Het is werkelijk bizar dat wij deze mensen niet gewoon verwelkomen omdat ze hebben laten zien dat ze een bijdrage leveren aan de Nederlandse samenleving. Ik zeg dat tot de fracties van de VVD en van de PVV.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Mag ik het betoog van de heer Dibi zo uitleggen dat hij eigenlijk vindt dat die hele asielprocedure er niet toe doet en dat het er uiteindelijk gewoon om gaat of mensen hier een goede bijdrage kunnen leveren?

De heer Dibi (GroenLinks):

Absoluut niet. Als mensen hier echter door lange procedures – dat kan deels door de overheid zijn veroorzaakt en deels door asieladvocaten en mensen zelf – acht jaar lang zijn, dan mag je zeker meewegen welke bijdrage zij hebben geleverd aan de Nederlandse samenleving.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Dat is toch wel een essentieel verschil met hoe het net werd gebracht. Ik heb een vervolgvraag aan de heer Dibi. Hoe ziet hij dan precies dat lokaal belang, dat maatschappelijk belang gewogen? Wat zijn voor hem de dingen die daarin de doorslag moeten geven? Jurisprudentie heeft de afgelopen jaren al geleerd dat het niet de beheersing van de Nederlandse taal en de integratie zijn.

De heer Dibi (GroenLinks):

Niet schrikken: ik ben het voor een deel ook wel eens met de kritiek van de VVD-fractie op het aspect van de willekeur en de rechtsongelijkheid. Er is maar een echte oplossing en dat is de kinderasielwet. Dat is een structurele oplossing. Wij zijn dan niet afhankelijk van "Idols" of van wie er bij Pauw & Witteman of De Wereld Draait Door zit voor een verblijfvergunning. De criteria kent mevrouw Van Nieuwenhuizen heel goed.

Voorzitter. In het regeer- en het gedoogakkoord is een afspraak gemaakt over het terughoudend omgaan met de discretionaire bevoegdheid. Dat heeft ertoe geleid dat minister Leers, als minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, in de periode van oktober 2010 tot en met april 2012 ongeveer 120 mensen in het bezit heeft gesteld van een verblijfsvergunning op grond van zijn discretionaire bevoegdheid. Ik zeg daarbij dat ex-minister Verdonk dat 28 keer per maand deed. Dat is acht keer zo veel als deze minister. Nu is het kabinet gevallen. Er zit een demissionair kabinet. De minister kan afstand nemen van de afspraak met de PVV en dan gaat hij er toch gewoon mee door. Sterker nog, hij schrijft expliciet in zijn brief dat hij gewoon doodleuk verder gaat met de afspraak om terughoudend om te gaan met de discretionaire bevoegdheid, waarmee zelfs minister Verdonk ruimhartiger omging. Hoe zit dat? Wil de minister daarop reageren?

Toen kwamen de uitspraken bij Argos en was ik net zoals mevrouw Dijksma verheugd. Ik dacht namelijk dat er wel een koerswijziging aan kwam, die ertoe zou leiden dat wij worteling wel degelijk gaan meewegen. Toen kwam de brief. Toen zag ik eigenlijk dat de burgemeesters wat meer informatie mogen opsturen en dat de minister iets meer informatie van scholen, verenigingen en buren erbij betrekt. Ik ging ervan uit dat dit normaal was en dat het allang standaardbeleid was. Dan kom ik toch tot de conclusie dat er helemaal niets verandert, behalve dat de minister nog even een uitnodiging doet, voor de bühne, aan de gemeenten om hem zoveel mogelijk informatie op te sturen, zodat hij er nog een keer overheen kan.

Ik zei het al: de enige echte structurele oplossing is de kinderasielwet van de PvdA en de ChristenUnie. Ik zeg erbij dat daaraan gesleuteld kan worden en dat partijen hun opvatting erover kunnen geven. Dat is de ideale oplossing, gekoppeld aan kortere procedures, en dat voornemen hebben we niet controversieel verklaard, zodat de minister kan voorkomen dat deze kinderen hier te lang zijn en vervolgens wortelen. Op een of andere manier lukt het ons niet om beide kanten van de medaille hier te bespreken. Deze minister is nu anderhalf jaar minister, maar hij is er nog niet in geslaagd om beide kanten van de medaille op te lossen. Wanneer gaat dat wel lukken? Wanneer gaan we én de procedures verkorten, én een oplossing vinden voor gewortelde kinderen? Tot die tijd stel ik opnieuw een moratorium voor op de uitzetting van gewortelde asielkinderen tot het einde van de behandeling van de kinderasielwet.

De voorzitter:

Dan bent u hiermee gekomen aan het einde van uw betoog, maar de heer Fritsma heeft nog een vraag aan u.

De heer Fritsma (PVV):

Helaas spreekt de heer Dibi zich in een relatief kort betoog toch heel vaak tegen. Ik heb hem bijvoorbeeld horen zeggen dat er kortere procedures moeten komen, want dan is er geen sprake meer van worteling en gaat iedereen terug. De praktijk bewijst echter dat vreemdelingen die procedures hebben doorlopen en terugmoeten, juist van de GroenLinksfractie niet terug hoeven, bijvoorbeeld als ze in Ter Apel gaan kamperen.

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heer Fritsma (PVV):

Of de heer Dibi zich realiseert dat hij zich tegenspreekt, door te zeggen: procedure doorlopen, afgewezen, terug, en door hier in de Kamer de ene na de andere motie in te dienen die erop neerkomt dat afgewezen asielzoekers juist niet terug hoeven.

De heer Dibi (GroenLinks):

Op welke motie doelt u?

De heer Fritsma (PVV):

Het debat over Ter Apel heeft drie moties opgeleverd, die u alle drie hebt meeondertekend. Ze roepen er allemaal toe op, uitgeprocedeerde asielzoekers toch op te vangen. Dat strookt dus niet met het mooie verhaal dat u net had, dat als er procedures worden doorlopen en vreemdelingen zijn afgewezen, ze terug moeten naar het land van herkomst.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ten eerste waren de mensen in Ter Apel niet aan het kamperen. Ook al is de heer Fritsma streng op asiel- en immigratiebeleid, iets meer gevoel jegens de mensen zou hem sieren. Er zijn van mijn kant twee moties ingediend. Een ging over de medische zorg. Die over het niet-uitzetten ging erover dat we mensen niet naar Al-Shabaab moeten sturen in Somalië. We moeten mensen niet afsturen op die radicale islamitisch-terroristische organisatie. Dan wachten we even met uitzetting. GroenLinks wil mensen pas uitzetten als het ook veilig is in die landen. Los daarvan zeg ik de heer Fritsma wel na dat als je uitgeprocedeerd bent in Nederland en het is veilig in het land van herkomst, uitzetting volgt, desnoods gedwongen. Dat heb ik altijd herhaald.

De heer Fritsma (PVV):

Dat klopt dus gewoon niet. Als de GroenLinksfractie een generaal pardon ondersteunt waarbij 26.000 uitgeprocedeerde asielzoekers toch moeten blijven, dan klopt het verhaal van de heer Dibi gewoon niet. Daarmee is bewezen dat tienduizenden uitgeprocedeerde asielzoekers, die veilig terug kunnen naar het land van herkomst, toch van de GroenLinksfractie een verblijfsvergunning moeten krijgen. Daarmee zorgt de heer Dibi ervoor dat er steeds een herhaling van zetten komt. Het ene pardon na het andere dreigt te komen en er komt nooit een echte oplossing, omdat steeds weer het signaal wordt afgegeven dat het loont om illegaal in Nederland te verblijven. Daar bent u verantwoordelijk voor, mijnheer Dibi.

De voorzitter:

Ik hoor geen vraag, maar een constatering en ik geef de heer Dibi kort de tijd om op deze constatering te antwoorden.

De heer Dibi (GroenLinks):

Als wij geen pardonregelingen willen, dan moeten wij korte en snelle procedures hebben. Waarom kwam er een generaal pardon? Omdat die mensen tig jaar in Nederland verbleven, tig jaar in onzekerheid verkeerden en omdat het op een gegeven moment wel genoeg was. Ik ben supertrots op het feit dat GroenLinks dat generaal pardon heeft gesteund met een meerderheid in deze Kamer. Wat mij betreft, komen er korte procedures, maar kinderen die minimaal acht jaar in Nederland zijn, mogen hier blijven. Het is mij overigens opgevallen dat er ook PVV'ers zijn die hiervan een voorstander zijn. Het is goed om te weten dat een ex-PVV-raadslid uit Almere voorstander is van een kinderpardon. Er zijn dus nog wel PVV'ers met gevoel in hun lichaam.

De heer Knops (CDA):

Voorzitter. Het is goed dat wij nu spreken over de brief van de minister waarin hij reageert op het advies van de ACVZ. Om dat advies is in maart 2011 gevraagd. Ik heb samen met de heer Voordewind in een motie de minister opgeroepen om spoedig op dit advies te reageren. Ik ben blij dat wij daarover nu kunnen spreken.

De ACVZ brengt regelmatig adviesrapporten uit, die zijn gericht op de minister en op de Kamer. Ik moet zeggen dat het soms een genoegen is om zo'n rapport te lezen, maar soms ook niet. Ik zou liegen als ik zei dat alle rapporten van de ACVZ door mij met belangstelling worden ontvangen. Dit rapport echter, bevat enkele elementen die volgens de CDA-fractie absoluut aandacht verdienen en die het verdienen om te worden ingevuld. Dat heb ik ook al gezegd tijdens het debat over de begroting voor 2012. Het gaat met name over het lokale belang.

Laat ik, voordat ik daarop inga, ook nog even zeggen dat volgens de CDA-fractie de huidige asielprocedure gewoon staat. De procedure zou alleen nog moeten veranderen op het punt van de lengte, om worteling van asielzoekers te voorkomen. De lengte van de procedure zou dus korter moeten worden. In grote lijnen staat de asielprocedure echter gewoon. Wij mogen daarop volgens mijn fractie trots zijn. De kern van de procedure bevat het principe dat mensen die bescherming nodig hebben, die bescherming ook krijgen in Nederland. Nog steeds hebben duizenden mensen per jaar die bescherming nodig. Wij staan er in Nederland op dit punt gelukkig nog steeds goed voor ten opzichte van andere landen. Wij nemen op dit punt onze verantwoordelijkheid.

Tijdens het begrotingsdebat heb ik samen met de heer Van der Staaij een motie ingediend waarin wij de regering vragen, de discretionaire bevoegdheid in haar oorspronkelijke vorm te herstellen. Naar aanleiding van het debat over Mauro – ik noem de naam één keer, want die zaak wil ik verder niet uitdiepen – bleek namelijk dat het "schrijnend" in de discretionaire bevoegdheid juridisch was begrensd tot ziekte, sterfgevallen in de directe familie en dergelijke zaken. Er was dus, zo bleek, geen sprake meer van een discretionaire bevoegdheid in volle omvang. Mevrouw Dijksma zei zojuist tegen de CDA-fractie dat zij dit geluid van ons nog niet eerder had gehoord. Tijdens de behandeling van de begroting voor 2012 hebben wij er echter voor gepleit om het advies van de ACVZ op de een of andere manier daarin te betrekken. Wij hebben dat toen niet verder uitgewerkt, maar wij hebben de minister toen wel gevraagd om dit mee te nemen.

De minister schrijft dat het lokale belang dat wordt geduid in het ACVZ-rapport, nooit aanleiding mag zijn voor een eigenstandige afweging. Dat ben ik met de minister eens. Wij hebben in Nederland een asielprocedure. Aan het einde van die procedure is er nog een mogelijkheid om een aantal zaken mee te wegen. Die mogelijkheid is er bij de uitoefening van de discretionaire bevoegdheid. Door het op die manier betrekken van het lokale belang in de eindfase, pas je de procedure weliswaar niet aan, maar geef je wel ruimte. De minister kan dat belang namelijk meewegen bij het uitoefenen van de discretionaire bevoegdheid. Volgens mij wordt daarmee recht gedaan aan de essentie van het rapport van de ACVZ. In de brief wordt daaraan volgens mij dus ook recht gedaan.

Daaraan wordt recht gedaan zonder dat het Duitse voorbeeld een-op-een wordt ingevoerd. Er werd zojuist al gezegd dat bij dat voorbeeld namelijk vraagtekens kunnen worden gezet. Er kunnen vraagtekens worden gezet bij de bureaucratie, bij de procedures, maar misschien ook wel bij de zware rol die het lokale niveau zou krijgen. Daardoor zou je in feite het nationale asielbeleid decentraliseren. Daardoor zou het verschil kunnen gaan uitmaken of je in Amsterdam woont of in Horst aan de Maas. Of een asielzoeker in Nederland mag blijven, mag niet afhankelijk zijn van de vraag of hij valt onder de burgemeester van Amsterdam, of onder die van Horst aan de Maas. Dat zou pas willekeur zijn, zeg ik tegen degene die deze opmerking maakte.

Over het verhaal dat nu voorligt, zeggen sommigen in de Kamer: 't is niet veel. Anderen zeggen: het gaat helemaal de verkeerde kant op. Ik vraag de minister hoe hij dit verder gaat concretiseren. Mijn fractie adviseert hem om dit niet te preciseren en te juridificeren. Dat leidt namelijk mogelijke tot een stapeling van procedures. Hoe wil de minister deze elementen inpassen in de discretionaire bevoegdheid, die alleen bij de minister ligt?

De heer Schouw (D66):

Wat is volgens de heer Knops nieuw aan deze brief?

De heer Knops (CDA):

De brief is sowieso nieuw. Wat er in de brief staat, wijkt in die zin af van het staande beleid dat de discretionaire bevoegdheid niet in relatie staat tot het huidige asielbeleid – dat is de vermenging die is gemaakt naar aanleiding van het regeerakkoord – maar wel tot de begrenzing die in 2007 is opgetreden. Dat had alles te maken, zo zeg ik tegen de heer Schouw, met het feit dat er zo veel discretionaire besluiten werden genomen door toenmalig minister Verdonk dat de Raad van State zei: u moet die bevoegdheid begrenzen. De toenmalige minister heeft toen gezegd: dan gaan we die begrenzen. Toen werd de discretionaire bevoegdheid juridisch begrensd tot "schrijnendheid". In deze brief staat dat de minister daarvan af wil en dat hij daaraan bovendien dat element van de ACVZ wil toevoegen. Dat is het verschil met het beleid dat nu geldt.

De heer Schouw (D66):

Ik ben op zoek naar wat er echt nieuw is in de procedure of in de weging die de minister kan maken ten aanzien van zijn discretionaire bevoegdheid. Ik wil best met de heer Knops meedenken, maar ik kan het serieus niet vinden. Wat is nu echt anders?

De heer Knops (CDA):

De discussie in de debatten van zojuist ging ook over de vraag in hoeverre de discretionaire bevoegdheid arbitrair of willekeurig is. Als je kiest voor de discretionaire bevoegdheid als laatste fase in een proces waarin alle andere wegen zijn afgesloten, dan is er per definitie sprake van een eigenstandige afweging door de minister. In een brief aan de Kamer, in een briefing aan de Kamer zelfs, over de casus M. heeft de minister echter toegelicht dat die discretionaire bevoegdheid niet meer discretionair was zoals bedoeld, maar dat die juridisch was ingevuld, waardoor toetsbaar was of je wel of niet schrijnend was. Als je dan niet te maken had met bijvoorbeeld ziekte of overlijden in eigen kring, dan was het al niet schrijnend. Dat is een onbedoelde verenging. Dat heb ik bij de begrotingsbehandeling samen met collega Van der Staaij in een motie vastgelegd. Ik ben blij dat de minister daar in deze brief op terugkomt en aangeeft dat hij dat wil repareren.

De heer Schouw (D66):

In het verkiezingsprogramma van het CDA voor 2012 staan behartigingswaardige woorden over dit onderwerp: "In zijn uiteindelijke beslissing over een asielverzoek laat de verantwoordelijke bewindspersoon in schrijnende gevallen meewegen of een asielzoeker een positieve rol in zijn gemeenschap speelt en er geworteld is geraakt". Is met deze brief invulling gegeven aan wat het CDA wil volgens het verkiezingsprogramma?

De heer Knops (CDA):

Het zou te makkelijk zijn om te zeggen dat aan het verkiezingsprogramma, dat – ik zeg het voor de zorgvuldigheid – overigens nog niet formeel is vastgesteld maar een concept is, nu volledig door deze brief wordt beantwoord. De details zijn natuurlijk heel belangrijk. Hoe ga je dit in de praktijk toepassen? Nogmaals, we pleiten niet voor een set van criteria die je publiek maakt, maar we willen dat die discretionaire rol exclusief bij de minister ligt. Tegen de heer Schouw zeg ik: ja, als ik deze brief leg naast die drie zinnen over dit punt uit het CDA-verkiezingsprogramma, dan zie ik heel veel congruentie.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik heb dat verkiezingsprogramma ook aandachtig gelezen, zeker deze paragraaf. Er staat een mooie zin in over de manier waarop in schrijnende gevallen de minister mag meewegen of een asielzoeker een positieve rol in zijn gemeenschap heeft gespeeld. Wat is die positieve rol precies? Mijn volgende vraag gaat over de CDA-resolutie die eerder is aangenomen, waarin wordt gezegd dat we gewortelde kinderen die hier zolang zijn en die we op de arbeidsmarkt gewoon ook nodig hebben, niet meer gaan uitzetten. Staat dat nog of kan dat er later nog in verschijnen? En wat is "een positieve rol" precies?

De heer Knops (CDA):

Ik zou bijna tegen de heer Dibi willen zeggen dat amendementen nog kunnen worden ingediend, tot volgende week, geloof ik. Maar goed, ik neem aan dat hij geen lid van onze partij is. Ons verkiezingsprogramma heet Iedereen, dus we sluiten ook de heer Dibi niet uit. De teksten moeten echter nog definitief worden vastgesteld. Laat ik eerst aangeven wat we verstaan onder "lokaal belang" en "schrijnendheid". Dat zijn de zaken die ook de ACVZ aandraagt, die ook sinds 2005 in Duitsland succesvol worden toegepast. Het gaat er heel concreet om hoe je dat kunt invullen en hoe de minister daar met een set van handreikingen een eindoordeel over kan vellen, zonder dat je vooraf precies bepaalt dat het voldoen aan bepaalde voorwaarden automatisch leidt tot verblijf. Laat ik een voorbeeld geven. Ik deel met de heer Dibi de opvatting, die hij zojuist in zijn eigen betoog gaf, dat actief burgerschap voor elke Nederlander van groot belang is. Als iemand zich in die periode heeft onderscheiden op een positieve manier – dat hoeft echt geen schoonheidswedstrijd te worden – dan kan dat worden meegewogen, maar wel als onderdeel van een totaalpakket en niet als een eigenstandige afweging.

Wat die geworteldheid en de resolutie van het CDA-congres betreft: de heer Dibi heeft goed genoteerd dat die resolutie er nog steeds ligt. Er ligt een initiatiefwetsvoorstel-Samsom/Voordewind. Wij wachten de reactie van de indieners op het commentaar van de verschillende fracties af. Dat traject loopt. Wij zijn hierover overigens zeer kritisch, met name over het generieke karakter. Wij vinden dat je in individuele situaties een oordeel moet vellen. Dat laat echter onverlet – de heer Dibi heeft hier een punt – dat er een groep amv's is. Op het CDA-congres is aan deze groep gerefereerd. Ik wil de minister vragen om zo snel mogelijk te komen met een voorstel ten aanzien van deze groep. Ik ben het met de heer Dibi eens dat het geen goed signaal is om deze hele groep verder te laten wortelen en in onzekerheid te laten. Wellicht kun je op basis van de in de brief genoemde criteria ook die oude groep beoordelen. Ik hoor graag de reactie van de minister op dit punt.

De voorzitter:

Een korte afrondende opmerking van de heer Dibi.

De heer Dibi (GroenLinks):

Dank voor het antwoord. Het punt van het kinderasiel komt later. Mauro werd genoemd. Ik kan ook Sahar noemen. Mauro en Sahar hebben allebei een soort regeling gekregen. Zou het met de wijziging in het verkiezingsprogramma van het CDA en met deze brief van de minister anders gelopen zijn? Dit zijn twee voorbeelden van zeer actief burgerschap. Zou de discretionaire bevoegdheid dan wel aan de orde zijn geweest in deze gevallen?

De heer Knops (CDA):

De discretionaire bevoegdheid zou aan de orde kunnen zijn geweest, maar dat is een afweging die bij de minister ligt en niet bij mij als individueel Kamerlid. Misschien kunt u de vraag aan de minister stellen.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

De heer Knops sprak in zijn betoog over actief burgerschap. Ik deel zijn standpunt dat dit voor ons allemaal heel belangrijk is. De heer Knops zei dat het feit dat iemand zich hierin onderscheidend getoond heeft, van groot belang moet zijn. Kan hij daarvan een voorbeeld geven? Of je kinderen het al dan niet goed doen op school – dit voorbeeld komt uit de brief van de minister – lijkt mij geen goed criterium.

De heer Knops (CDA):

Laat ik van mijn hart geen moordkuil maken. Ik vond met name de passage die daarover ging, niet het sterkste voorbeeld. Actief burgerschap gaat over de vraag hoe iemand zich opstelt in de samenleving: gaat hij achterover leunen en afwachten wat anderen gaan doen of neemt hij zelf de verantwoordelijkheid om dingen te doen, en niet omdat hij daarna weet dat hij in aanmerking komt voor verblijf? Het is immers geen onderdeel van de procedure, maar van de discretionaire afweging die aan het einde van de procedure openstaat. Ik benadruk dat het geen eigenstandig verhaal moet zijn – daarom zijn wij ook blij met wat in de brief staat – maar dat het een onderdeel moet zijn van de bestaande criteria rondom schrijnendheid. Je rekt de discretionaire bevoegdheid op tot haar oorspronkelijke vorm. Niet om vervolgens zoals mevrouw Verdonk deed, alles wat je niet met beleid kunt doen via de discretionaire bevoegdheid af te wikkelen, maar wel om in bijzondere gevallen – dat is de afweging van de minister – te besluiten dat iemand toch kan blijven.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

De heer Knops zegt dat je moet voorkomen dat mensen het erom gaan doen. Is de heer Knops niet bang, nu eenmaal bekend is dat dit een afwegingscriterium gaat worden, dat mensen zich daar bewust op gaan instellen en dat zij gaan voorsorteren, misschien wel om lid te worden van het CDA als er een CDA-burgemeerster zit?

De heer Knops (CDA):

Het lijkt mij heel positief als mensen lid worden van het CDA, maar dit zou geen afweging moeten zijn. Wie weet is de volgende minister voor Immigratie en Asiel een niet-CDA'er. Dat zou, heel theoretisch gesproken, best kunnen.

Ik ben niet zo snel bang. Ik hoor vanavond heel vaak het woord "bang". Ik ben niet bang voor actief burgerschap. Maar ik ben er ook niet bang voor dat als mensen actief burgerschap tonen, dit automatisch zou leiden tot verblijf alhier. Dat is niet de bedoeling van de brief. Ik denk dat de angst van mevrouw Van Nieuwenhuizen op dat punt eenvoudig weg te nemen is.

De heer Fritsma (PVV):

Ik wil even een praktisch punt aanstippen. Is de CDA-fractie niet bang dat er een onwerkbare situatie optreedt als op al deze aspecten gecontroleerd wordt? In de brief staat bijvoorbeeld dat sociale contacten een rol kunnen spelen en dat de beheersing van het Nederlands een rol kan spelen. Als hier duizenden aanvragen op komen, moeten dan duizenden ambtenaren checken of de betrokken vreemdeling inderdaad Nederlands spreekt? Alle asieladvocaten zullen dat natuurlijk claimen.

De heer Knops (CDA):

Ook de heer Fritsma gebruikt het woord "bang". Maar nee, ik ben niet bang. Burgemeesters moeten niet slechts een doorgeefluik naar een minister zijn, maar moeten ook een eigen afweging maken over wat ze wel en niet doorsturen. Volgens mij gebeurt dat nu in een heel aantal gevallen al. Burgemeesters moeten zichzelf vergewissen van de situatie. Zij zijn immers degenen die het beste op de hoogte zouden moeten zijn van de situatie in hun gemeente. Ik vraag mij wel eens af of alle burgemeesters op de hoogte zijn van het nationale asielbeleid. Het is natuurlijk heel gemakkelijk voor een burgemeester om een brief direct door te sturen. Ook in dat geval zou een burgemeester echt een goed verhaal moeten hebben, want anders wordt zijn inbreng niet meegenomen. Het is niet zo dat degene die de meeste brieven schrijft, de meeste kans maakt.

De heer Fritsma (PVV):

Burgemeesters zijn vaak niet objectief. Daarvan bestaan gewoon bewijzen. Als al die informatie over taalbeheersing en over sociale contacten wordt aangedragen, heeft de CDA-fractie dan een dekking voor al die ambtenaren die moeten worden aangenomen om de feiten te checken? We weten namelijk dat alle voorwaarden in het vreemdelingenbeleid worden gecheckt. Er wordt gecheckt of mensen echt aan het inkomensvereiste voldoen et cetera. Hoe gaan we dit checken en waar halen we het geld vandaan om al die ambtenaren dit te laten doen?

De heer Knops (CDA):

Ik ben het met de heer Fritsma eens dat brieven die van de burgemeester komen op waarheid berusten. Als er gecheckt wordt en als blijkt dat de burgemeester een fabeltjesbrief heeft gestuurd aan de minister, werkt dat niet bevorderend voor de behandeling van de volgende brief die hij schrijft. We moeten de verantwoordelijkheid zodanig beleggen dat mensen de feiten ook op lokaal niveau checken. Je zult af en toe steekproeven moeten doen. De informatie moet verifieerbaar zijn. Ik ben er niet zo bang voor dat dit onmiddellijk leidt tot grote drommen ambtenaren die dit werk moeten uitvoeren. Ik ben het wel met de heer Fritsma eens dat deze informatie objectief moet kloppen. Inderdaad zijn burgemeesters niet helemaal objectief. Maar wie is er wel objectief? Meestal zijn zij lid van een partij en hebben zij een bepaalde opvatting. Een burgemeester zou hierin een eigen verantwoordelijkheid moeten hebben bij het toetsen van de informatie.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

De heer Knops zei zojuist tussen neus en lippen door iets over de groep amv's. Hij vroeg of deze brief misschien betekenis kon hebben voor die groep. Bedoelt de heer Knops eigenlijk aan de minister te vragen of die groep niet gewoon zou kunnen blijven, op basis van een uitgebreid criterium binnen de discretionaire bevoegdheid? Ik geloof dat het om zo'n 500 jongeren gaat.

De heer Knops (CDA):

Ik vraag niet of die hele groep kan blijven. Dan zouden wij afwijken van de lijn die wij altijd volgen. Wij zijn namelijk voor individuele toetsing en niet voor een groepsgewijze benadering. Wel vraag ik de minister, naar aanleiding van een interruptie van de heer Dibi, wat er zou gebeuren als de minister deze groep zou toetsen op basis van de brief die de minister naar de Kamer heeft gestuurd. Mevrouw Dijksma zegt dat deze groep uit 500 jongeren bestaat. Misschien is het goed als de minister nog even meldt hoeveel het er zijn. Daar is namelijk wat spraakverwarring over. Als de minister deze groep op basis van deze brief zou toetsen, zou er dan een aantal mensen uit die groep kunnen blijven?

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Dat betekent eigenlijk dat de heer Knops vraagt of de groep individueel getoetst kan worden op basis van het meewegen van de lokale inbedding, de worteling. Dat zou dan specifiek de groep amv's zijn.

De heer Knops (CDA):

Dat is correct, maar niet alleen op basis van het lokaal of maatschappelijk belang, maar als onderdeel van het geheel.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Nou, dat is een goede vraag, dus die wil ik graag steunen.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij aan het einde gekomen van het betoog van de heer Knops en aan het einde van de eerste termijn van de Kamer.

De vergadering wordt van 21.37 uur tot 21.47 uur geschorst.

Minister Leers:

Voorzitter. Ik begin met het bedanken van de geachte afgevaardigden voor hun inbreng. Vanavond spreken wij over de zogenaamde discretionaire bevoegdheid. Dat is inderdaad een belangrijk onderwerp, dat vaak ter sprake is gekomen, zeker in de afgelopen periode, maar waar we niet eerder een debat over hebben gevoerd. Ik vind dat persoonlijk begrijpelijk, want het betreft hier geen wetgeving maar een bevoegdheid die bij de minister is neergelegd. Het is dus terecht dat de Kamer enigszins terughoudend is ten opzichte van de discussie over het beleid, maar natuurlijk wel geïnteresseerd is in de toepassing van dat beleid wanneer het aan de orde is.

Misschien is het goed om, alvorens ik inga op de vragen die zijn gesteld, de achtergrond van de bevoegdheid nog eens te schetsen en de precieze werking ervan nog eens te beschrijven. De meeste Kamerleden zijn daarvan heel goed op de hoogte, maar ik denk dat het van belang is voor de context van waaruit ik heb geopereerd en tot mijn conclusie ben gekomen.

De heer Schouw (D66):

Voordat de minister over de bevoegdheid begint, heb ik een procedurele vraag. Mijn collega's hebben terecht de vraag gesteld of de brief van 5 juni 2012 een kabinetsbrief is, of een brief die vanuit de individuele verantwoordelijkheid van de minister is geschreven.

Minister Leers:

Zoals elke brief van een minister zich bevindt binnen de eenheid van het kabinetsbeleid, is dat ook met deze brief het geval. Ik heb de brief echter wel geschreven vanuit mijn bevoegdheid. Het is een brief die ik in de uitvoering en de uitwerking zie als mijn verantwoordelijkheid. Ik wijk ook niet af van het regeerakkoord. Ik houd me aan de afspraken en er is geen stelselwijziging aan de orde. Dus ja, elke brief die de Kamer krijgt, is een brief namens het kabinet, maar het is wel een brief die ik op mijn initiatief zo heb neergezet en aan de Kamer heb toegestuurd. Dat lijkt me ook logisch.

De heer Schouw (D66):

Even feitelijk. Eén. Het is een brief van de minister en, zoals dat staatsrechtelijk gaat, daarmee ook een brief van het kabinet. Twee. Het is echter niet een brief die expliciet in het kabinet aan de orde is geweest. Drie. Dat hoeft ook niet, want er staan geen belangrijke beleidswijzigingen in. Vat ik het in deze drie punten goed samen?

Minister Leers:

De heer Schouw komt een heel eind. Inderdaad, ik weeg iets mee en volgens mij hoef ik het kabinet niet op de hoogte te stellen van elke brief die ik aan de Kamer schrijf.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Minister Leers:

Zoals gezegd heb ik er behoefte aan om de context nog eens te beschouwen. We moeten teruggaan naar de introductie van de Vreemdelingenwet 2000, toen ernaar werd gestreefd om een duidelijke, heldere asiel- en vreemdelingenwet te creëren. Toen is ook duidelijk gemaakt dat er strakke kaders moesten komen, waarmee de reden voor de afwijzing of de inwilliging uit de wet zou volgen. Dat was nodig in die periode, omdat in de praktijk bleek dat in het toelatingsbeleid behoorlijk veel beleidsruimte zat. Dat had als gevolg dat in de jurisprudentie steeds hogere motiveringseisen werden gesteld. De wetgever heeft toen, om de rechtszekerheid te vergroten en te komen tot duidelijkheid, in ieder geval een heldere systematiek willen neerzetten rond het vreemdelingenbeleid en de manier waarop dat wordt toegepast.

U snapt hoe het dan aan de andere kant gaat. Als je een heel strak, duidelijk stelsel hebt, zeggen anderen weer dat er te weinig ruimte is om af te wijken van de wet in individuele gevallen. Om te voorkomen dat onvoorziene gevallen niet onder de reikwijdte van de wet zouden kunnen worden gebracht, is toen de discretionaire bevoegdheid ingebracht. Het is goed om dat nog even in herinnering te brengen. Er is een helder stelsel van regels, maar die regels waren op een gegeven moment zo stevig ingesnoerd dat geen rekening meer kon worden gehouden met de persoonlijke afwegingen die soms nodig waren. Daarom is de discretionaire bevoegdheid ingevoerd. Daarmee werd beoogd om in onvoorziene situaties, in geval van bijzondere omstandigheden waarin normaliter geen verblijf kon worden verleend op grond van een van de verblijfsdoelen in het Vreemdelingenbesluit, alsnog te kunnen instemmen met het verblijf van de vreemdelingen. Dat is neergelegd in het Vreemdelingenbesluit. Daarin is uitdrukkelijk bepaald – ik hecht eraan om dit te onderstrepen – dat de discretionaire bevoegdheid de bevoegdheid van de minister is en dat deze uitsluitend aan hem is voorbehouden. Zo moet de Kamer deze brief ook zien.

Een tweede aspect van de discretionaire bevoegdheid dat interessant is om nog eens te noemen, is dat het zowel om groepen als om individuen kan gaan. In de toelichting bij het artikel heeft de wetgever gesteld dat bij de discretionaire bevoegdheid het in de hoofdregel moet gaan om een specifieke groep van vreemdelingen. Dat hebben we meegemaakt. Een voorbeeld is een regeling voor specifieke groepen die slachtoffer zijn geworden van eergerelateerd of huiselijk geweld. Dat is een aparte groep die discretionair zou kunnen worden behandeld.

Naast die groepen – zo staat het ook in de wet – kan het bij uitzondering gaan om incidentele en individuele gevallen. Over die categorie hebben we het vanavond: de gevallen die bij uitzondering individueel getoetst moet worden. Dit zijn de mensen die zich in een schrijnende situatie bevinden.

Ik denk dat de leden allemaal wel weten dat niet alleen de minister over een discretionaire bevoegdheid beschikt. Ook op andere terreinen zijn er vaak instrumenten die bedoeld zijn om manoeuvreerruimte te houden bij de uitvoering van bestuurstaken. Daarbij kan worden gedacht aan de eenvoudige politieagent, die zelf discretionair kan beslissen of een bepaalde bekeuring uitgeschreven wordt. Hij of zij moet namelijk afwegen hoe de feitelijke situatie zich voordoet. Er kan ook worden gedacht aan de bevoegdheid van de gemeente op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning om in aanvulling op de bijstand maatregelen te nemen. Het bijzondere aan mijn bevoegdheid is dat deze op het niveau van het Vreemdelingenbesluit is neergelegd, waarbij de uitoefening van een discretionaire bevoegdheid altijd is gebonden aan de algemene eisen van rechtsstatelijkheid van beleid. Dit houdt in dat je niet op basis van willekeurige gronden of ongemotiveerd gebruik mag maken van deze bevoegdheid. Het moet altijd gemotiveerd worden. Het mag niet zomaar willekeur zijn.

We komen daarmee langzaam in de buurt van de discussie waar dit debat over gaat, namelijk de dilemma's die we bij adviesaanvragen hebben. Ik zeg het maar meteen: zolang er toelatingsregels bestaan voor vreemdelingen, vindt er ook discussie plaats over de rechtspositie van degenen die niet of niet meer aan de regels voldoen, maar die desalniettemin in Nederland verblijven. Maatschappelijke organisaties en individuele burgers doen vaak een beroep op mij met de vraag om mijn discretionaire bevoegdheid toe te passen, gelet op de bijzondere, schrijnende omstandigheden. De leden weten dat zelf ook als geen ander, omdat zij er zelf ook vaak voor benaderd worden. Ook burgemeesters doen dat zeer regelmatig. Ik kan de Kamer verzekeren dat ik iedere week een behoorlijk aantal van dat soort verzoeken ontvang. In bijna alle gevallen gaat het om vreemdelingen die geen vergunning hebben gekregen, maar die in de ogen van de aanvrager wel te maken hebben met schrijnende omstandigheden die een inwilliging rechtvaardigen. Deze beroepen zijn meestal gebaseerd op schrijnende elementen in een individuele situatie, al dan niet in combinatie met lokale betrokkenheid en inburgering van de vreemdeling in de plaatselijke samenleving.

Burgemeesters hebben goed zicht op wat zich in hun gemeente afspeelt. Zij bekijken zo'n vraag in de lokale context. Veelal gaat het om vreemdelingen, al dan niet jong, die tijdens hun jarenlange verblijf op allerlei manieren verbonden zijn met de lokale gemeenschap. Deelname van die vreemdelingen aan het maatschappelijk leven is wat hen betreft in ieder geval een element waardoor zij tot de conclusie komen dat de betreffende persoon een van hen is geworden. Ieder zegt dat op zijn eigen manier. In het Limburgs zegt men het zo mooi: "eine van us". Anderen zeggen weer: dat is er een van ons geworden. Kortom, het geeft aan dat iemand die jarenlang in een gemeenschap actief is, deel is gaan uitmaken van zo'n gemeenschap. Dan is het vaak hard dat er toch besloten wordt om de vreemdeling die men kent uit te zetten, terwijl hij ook gewaardeerd vrijwilliger is, lid van de sportvereniging of een klasgenoot. Dat leidt dan tot onbegrip. Dat was voor mij de motivatie, de drijfveer, om in dat programma te zeggen – de heer Schouw refereerde daaraan – dat ik dat herkende. Ik herken het gevoel van onbegrip bij mensen die te maken hebben met iemand die kennelijk niet voldoet aan de regels, maar zo ingeburgerd is. Zij vragen zich af hoe dat kan en hoe ik daarmee omga.

De heer Fritsma (PVV):

Ik heb vanmiddag de uitzending van Pauw & Witteman teruggekeken waarin de minister heeft gezegd dat op lokaal niveau burgemeesters juist geen goed zicht hebben op individuele gevallen. De IND-dossiers zijn de burgermeester niet bekend. Omstandigheden als gepleegde misdaden, oorlogsmisdaden en noem maar op zijn de burgemeester niet bekend. Hoe rijmt de minister dit met wat hij nu zegt? Hij wil nu juist bij burgemeesters de taak neerleggen om de lokale omstandigheden in kaart te brengen of in ieder geval deze informatie door te sturen naar de minister. Ik bemerk daarin een tegenstrijdigheid met eerdere beweringen.

Minister Leers:

De heer Fritsma hoeft niet bang te zijn voor tegenstrijdigheid, want die is er niet en die heb ik ook niet uitgesproken. Ik heb gezegd – ik herhaal het – dat de burgemeester zicht heeft op het belang van zijn gemeente en het functioneren van vreemdelingen daarin. Dat wil niet zeggen dat de burgemeester alle ins en outs kent van de procedure en voor het asieldossier van de betreffende persoon. Als de heer Fritsma even had gewacht, had ik precies dat punt kunnen maken. Ieder heeft zo zijn verantwoordelijkheid. De burgemeester komt op voor de gemeenschap en stelt vast dat een bepaalde meneer of mevrouw inmiddels onderdeel is gaan uitmaken van de gemeenschap. De minister heeft een volkomen andere verantwoordelijkheid. Hij moet een afweging maken, kijkend naar niet alleen die persoon, maar ook de hele integriteit van het asielbeleid.

Ik zal het heel concreet maken: dit is precies wat mij overkomen is. Als oud-burgemeester heb ik indertijd de aanvraag van een persoon medeondersteund van wie ik op grond van de situatie zoals ik die kende, dacht dat zijn geval zeker in aanmerking zou moeten komen voor extra aandacht bij de minister. Toen werd ik minister en werd ik geconfronteerd met datzelfde geval. Vanuit je andere verantwoordelijkheid maak je dan een heel andere afweging, die te maken heeft met de integriteit van het asielbeleid, de relatie met andere dossiers en het consequent zijn in je toepassingsbereidheid. Kortom: je hebt te maken met verschillende verantwoordelijkheden. Dat is het antwoord op de vraag van de heer Fritsma. Een burgemeester kent zijn gemeenschap en komt daarvoor op. Een minister heeft een andere verantwoordelijkheid en moet toetsen op basis van het asielrelaas, de geloofwaardigheid daarvan en alle elementen die daarin een rol spelen.

De heer Fritsma (PVV):

De lokale situatie wordt door de burgemeesters doorgegeven aan de minister. De mate van inburgering is echter wel ontstaan in een periode zonder verblijfsrecht, want anders hadden deze mensen al een verblijfsvergunning gehad. Een zekere mate van inburgering die is ontstaan gedurende illegaal verblijf, gedurende een situatie waarin de vertrekplicht is genegeerd, weegt nu plotseling mee bij gebruikmaking van de discretionaire bevoegdheid. Hoe verdedigt de minister dat?

Minister Leers:

Ik kom daar straks op terug, bij de beantwoording van de vijf punten van de heer Fritsma, maar ik verklaar dat eenvoudig als volgt. De heer Fritsma vergeet dat dit aspect wordt meegewogen, maar nooit een zelfstandige betekenis kan hebben. Hij zou gelijk hebben als de lokale maatschappelijke betrokkenheid vanwege haar eigen merites zou kunnen leiden tot een verblijfsvergunning. Dan zou de heer Fritsma een punt hebben en zou hij mij terecht kunnen wijzen op die inconsistentie. De maatschappelijke betrokkenheid is echter slechts een onderdeel van het totale weegproces, waarbij ook dat element wordt betrokken. Het zou uiteraard de doorslag kunnen geven, want anders stelt het niets voor; daar moet je reëel in zijn. Het gaat om een totaal weegproces dat, alles bij elkaar genomen, leidt tot een bepaalde conclusie. Dat betekent dat dit nooit een op zichzelf staande motivering kan zijn om tot een verblijfsvergunning over te gaan.

De voorzitter:

Alvorens ik de heer Dibi het woord geef, wijs ik u allen erop dat ik maximaal drie interrupties per persoon zal toestaan in de termijn van de regering.

De heer Dibi (GroenLinks):

Je zou bijna vergeten dat de minister anderhalf jaar lang de rol van de lokale gemeenschap totaal terzijde heeft geschoven, maar dit is mooi. Wat gaat er nu concreet veranderen? Ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Knops en mevrouw Dijksma: krijgen alle alleenstaande minderjarige asielzoekers nu een nieuwe individuele toetsing op basis van deze brief?

Minister Leers:

Ik zal straks met cijfers aantonen dat de heer Dibi zich vergist. Tijdens mijn ambtsperiode heeft het lokaal belang wel degelijk een rol gespeeld in de manier waarop ik ben omgegaan met mijn discretionaire bevoegdheid. Hij vergist zich in dezen. Helaas wordt beeldvorming in het politieke metier vaak belangrijker geacht dan de feiten; dat is kennelijk ook hier zo. Daar kom ik dadelijk op terug. Dit voorstel kan wat mij betreft een basis voor de toekomst zijn. Ik hoop na de zomer met een concrete uitwerking van het beleid te komen; daarvoor ga ik nog in overleg met de VNG en het Nederlands Genootschap van Burgemeesters. Ik stel mij voor dat het beleid dan op een systematische manier kan worden ingevuld waarbij eventuele lokale elementen en het lokaal belang worden meegenomen in de totale afweging.

De heer Dibi (GroenLinks):

Dat snap ik en dat is goed nieuws. Het lijkt me volstrekt vanzelfsprekend dat we meewegen wat op lokaal niveau gebeurt en dat we er rekening mee houden als Nederlanders betrokken zijn bij een asielzoeker. Er zijn de afgelopen tijd voorbeelden geweest van niet alleen lokale, maar ook nationale en zelfs internationale betrokkenheid. Het voorbeeld van asielzoekers als Mauro is genoemd. Krijgen alleenstaande minderjarige vreemdelingen op basis van de voorliggende brief een nieuwe individuele toetsing?

Minister Leers:

Daarover kan ik klip-en-klaar zijn: nee. Het lijkt mij niet verstandig om bij nieuw beleid alle gevallen die in het verleden beoordeeld of getoetst zijn, opnieuw gaat beoordelen of toetsen. Het gaat om nieuwe gevallen.

De voorzitter:

De minister vervolgt zijn betoog.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik wil graag gebruikmaken van mijn tweede interruptie.

De voorzitter:

Dat mag. Ga uw gang.

De heer Dibi (GroenLinks):

Het wordt in de toekomst dus menselijker, maar nu even niet. Is dat wat de minister nu zegt? Als er in Nederland op dit moment minderjarige asielzoekers zijn van wie de Kamer de lokale betrokkenheid wil meewegen, waarom krijgen zij dan op basis van deze kleine koerswijziging geen nieuwe individuele toetsing?

Minister Leers:

Ik ben de eerste om te erkennen dat dit geen grote stap is. Ik stel geen totale stelselwijziging voor. Na zorgvuldige bestudering van het advies van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken heb ik besloten om het belang van de lokale omstandigheden mee te wegen. Mij lijkt dat dit niet met terugwerkende kracht dient te gebeuren. Sterker nog, ook in het verleden heb ik zorgvuldig gekeken naar individuele zaken. Als er schrijnende omstandigheden waren, zijn die gewogen. Ik ga niet met de Kamer speculeren of de gevallen uit het verleden nu een andere uitkomst zouden krijgen. Ik waardeer de betrokkenheid van de heer Dibi bij individuele gevallen, maar hij doet alsof deze gevallen op zichzelf al voldoende schrijnend waren om tot mijn conclusie te komen. Dat had echter nog maar moeten blijken.

De heer Dibi (GroenLinks):

Afrondend. We hebben het over een beleidswijziging en niet over een wetswijziging. Althans, in de afweging van de minister wordt één ding toegevoegd, namelijk de lokale betrokkenheid. Die jongeren hebben er recht op dat deze nieuwe afweging wordt meegenomen bij het besluit of zij wel of niet mogen blijven. Als de minister het meent als hij zegt dat de lokale gemeenschap ook een rol moet hebben bij de rest van de factoren, waarom geldt dit dan niet voor alle jongeren, ook de Mauro's?

Minister Leers:

Ik zeg het nogmaals en dit antwoord geldt voor heel veel vragen en opmerkingen die u allemaal hebt gemaakt, van links tot rechts: het is een element in de weging, een additioneel nieuwe element. Dit staat niet op zichzelf. Kortom, het kan ertoe leiden dat precies dat aspect, opgeteld bij de andere elementen die leiden tot een schrijnende situatie, de doorslag geeft. Ik denk dat het te ver gaat om nu terug te kijken naar al die andere gevallen. Dat is allemaal casuïstiek en dat moeten we niet willen.

Bij veel gemeenten bestond een gevoel van onbegrip. Men vroeg zich af hoe het eigenlijk zat. Waarom geeft het feit dat een bepaald persoon heel goed is geïntegreerd in de samenleving, uiteindelijk niet de doorslag? Ik denk dat begrip over en weer nu een stapje dichterbij is gekomen. Ik zeg tegen de burgemeesters dat ik van hen een helder en gedocumenteerd antwoord verwacht op de vraag wat het lokale belang inhoudt. Ik zal daar inderdaad, zoals de heer Schouw zei, een format voor aanreiken. Dat betekent ook dat ik de kans heb om aan de burgemeesters te laten zien dat de informatie die zij hebben en de beoordeling die zij geven, incompleet zijn. In mijn afweging spelen ook andere elementen een rol. Dat is over en weer de winst van dit voorstel. We stellen elkaar beter op de hoogte van de lokale, maatschappelijke kanten, maar ook van de andere aspecten die in het asieldossier zitten. Zo komt er duidelijkheid over de vraag waarom er wel of niet wordt ingestemd met het verzoek om een verblijfsvergunning.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Ik doe echt ontzettend mijn best om uit de vraag van de heer Knops aan de minister toch een sprankje hoop te putten. Het antwoord van de minister slaat dit echter gelijk weer de bodem in. De minister zegt dat zijn brief geen enkele consequentie heeft voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen. In het verleden zouden zij zijn afgewezen, maar als in de toekomst het lokale belang en de worteling zouden worden meegewogen, zouden zij misschien wel mogen blijven. Het lijkt echter heel cynisch dat de minister eigenlijk zegt dat hij gewoon beter wil kunnen communiceren met de burgemeesters. Hij wil dat hij en de burgemeesters elkaar op de hoogte stellen van de dossiers, maar daar heeft de minister toch helemaal geen format voor nodig? Dan pakt hij toch de telefoon?

Minister Leers:

Soms ben ik heel erg verbaasd over het flitsend doorsteken van het ene onderwerp naar het andere. Dat is heel goed van de Kamer, omdat zij het ene graag gekoppeld wil zien aan het andere. Ik had de heer Dibi een antwoord gegeven op zijn vraag of ik jongeren wil betrekken bij het hele gebeuren. U hebt het nu, naar aanleiding van de vraag van de heer Knops, over de alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Het is mij ontgaan dat de heer Dibi ook hierover sprak. Dit is namelijk een andere categorie dan jongeren in het algemeen. Als de heer Dibi ook over alleenstaande minderjarige vreemdelingen sprak, hebben we een misverstand. Ik wilde zo de heer Knops beantwoorden, maar ik kan dit nu ook tegen mevrouw Dijksma zeggen. Ik ben bereid om op korte termijn met de uitwerking van dat beleid naar de Kamer te komen.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Ik wil het even helemaal duidelijk krijgen. U zegt nu in de Kamer dat u, op basis van de brief die u vandaag hebt gestuurd, de bereidheid hebt om de groep alleenstaande minderjarige vreemdelingen – de categorie waar de heer Knops het over had – individueel te toetsen op basis van uw nieuwe discretionaire bevoegdheid?

Minister Leers:

Het is misschien nog wat ingewikkelder. Ik heb naar aanleiding van de discussie in de Kamer over het initiatiefwetsvoorstel perspectief en de afwikkeling daarvan, toegezegd dat ik een nieuwe visie zou ontwikkelen voor het amv-beleid. Ik heb gezegd dat daarbij twee aspecten een rol spelen, namelijk het nieuwe beleid en de afwikkeling van de oude situatie. In de oude situatie zullen we alle instrumenten moeten bekijken om zo veel mogelijk perspectief te geven aan de jongeren die er zitten, waarbij een individuele beoordeling vooropstaat en waarbij het ook helder moet zijn dat terugkeer in principe nog steeds aan de orde kan zijn. Over die afweging, dat geheel en de aanpak op dat punt wil ik de Kamer binnenkort informeren.

De heer Dibi (GroenLinks):

Met de brief van de minister is er een nieuwe discretionaire bevoegdheid ontstaan, omdat er een wegingsgrond aan is toegevoegd. In het verleden heeft de minister mensen afgewezen op basis van die discretionaire bevoegdheid, onder anderen Mauro maar er waren meer. Hij gaat in de toekomst opnieuw afwegen of bijvoorbeeld amv's mogen blijven op basis van de discretionaire bevoegdheid. Zij mogen op basis van het nieuwe criterium misschien wel blijven. Dat is totale rechtsongelijkheid ten opzichte van de jongeren die afgewezen zijn. Als ik "jongere" zeg, heb ik het over amv's. Gaat de minister dus voor de mensen die afgewezen zijn op basis van de oude discretionaire bevoegdheid, opnieuw kijken naar de individuele toetsing met de lokale betrokkenheid als onderdeel van de afweging?

Minister Leers:

Ik herhaal mijn antwoord: nee. De heer Dibi gaat namelijk voorbij aan het feit dat de IND, ook als er niet een verzoek ligt van een burgemeester, een Kamerlid of iemand anders, bij de behandeling van een aanvraag altijd kijkt naar schrijnende aspecten. Met andere woorden, als een dossier daartoe aanleiding geeft, omdat er sprake is van schrijnende elementen, zal de IND waar nodig zelf informatie inwinnen en bekijken of die moet leiden tot een toekenning. Dat is bij al die gevallen dus gebeurd. De heer Dibi heeft het ineens over een nieuw discretionair beleid. Dat verbaast mij, want volgens mij heeft hij niet zo lang geleden gezegd dat er niets veranderd was en dat er helemaal geen wijziging is. Ik heb alleen gezegd dat ik er in de totaalweging een aspect bij ga betrekken dat de doorslag zou kunnen geven. Het is echter een totaalafweging waarbij de onderscheidende elementen gezamenlijk tot een uitkomst leiden. Dat is geen nieuw beleid maar bestaand beleid waarbij de weging alleen verbreed is.

De heer Dibi (GroenLinks):

Er vindt geen koerswijziging plaats maar er wordt wel een nieuw criterium toegevoegd aan de discretionaire bevoegdheid, namelijk lokale betrokkenheid. Dat geeft mij een sprankje hoop. Ik vraag de minister niet wat de IND doet maar wat de minister doet als hij een zaak krijgt voorgelegd en moet nadenken over het al dan niet toepassen van de discretionaire bevoegdheid. Als er onlangs mensen zijn afgewezen voordat die nieuwe weging aan de discretionaire bevoegdheid werd toegevoegd, is het oneerlijk als dat in de toekomst wel gaat gebeuren voor anderen. Om even weg te blijven van wat wij tot nu toe hebben gewisseld, vraag ik het volgende: gaat de minister de amv's individueel toetsen op basis van deze brief? Komt er een nieuwe individuele toetsing?

Minister Leers:

Bij de amv's die inmiddels ex-amv zijn, zal een keuze moeten worden gemaakt. Die keuze zal in principe terugkeer zijn, tenzij er een discretionaire situatie is en zij niet kunnen terugkeren. Die afweging moeten wij maken. Ik zal straks een brief schrijven waarin staat hoe dat beleid eruit zal zien.

Dan kom ik nu even op het eerste punt van de heer Dibi. Hij doet net alsof wij nu, in de opbouw van de discretionaire beoordeling, bij al die gevallen dat laatste element nog even moeten meewegen. Hij vergeet dat er altijd eerst sprake moet zijn van een situatie die op zichzelf al schrijnend is. Het lokaal belang kan daarbij vervolgens alleen een doorslag in geven. Dat kan aan de orde zijn. Dat wil ik doen op basis van een nieuwe beoordeling en nieuw beleid.

De heer Fritsma (PVV):

Het hoge woord is er toch uit. Er wordt een wegingsgrond toegevoegd aan het gebruik van de discretionaire bevoegdheid. Iedereen die zegt dat er niets verandert, heeft, helaas voor de PVV-fractie, ongelijk. Er is nu wel degelijk sprake van een versoepeling van het toelatingsbeleid. Ik vraag de minister hoeveel extra procedures hij verwacht. Hoeveel vreemdelingen zullen naar schatting een beroep doen op de discretionaire bevoegdheid nieuwe stijl?

Tegen de heer Dibi kan ik zeggen …

De voorzitter:

Nee, mijnheer Fritsma, u hebt een vraag gesteld aan de minister. Die vraag was duidelijk. Het woord is nu aan de minister.

Minister Leers:

Ook hierbij geldt weer dat beelden vaak van grote betekenis zijn, ook in de politiek. Het beeld dat de heer Fritsma wil oproepen, namelijk dat we nu te maken krijgen met een totale nieuwe weging, die ertoe zal leiden dat er vele honderden discretionaire gevallen zullen ontstaan, is een beeld dat uit de lucht is gegrepen. Ik zou niet weten waar hij dat op baseert. Bij de beoordeling kijk ik altijd naar de schrijnendheid. Dat betekent dat er een samenstel moet zijn van unieke omstandigheden, waardoor je zou kunnen zeggen: geachte persoon, mijnheer/mevrouw, ondanks het feit dat u eigenlijk niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning, krijgt u die vergunning wel door dit unieke samenstel van factoren. Daar speelt het lokaal belang een rol bij, maar wel in de samenhang van de dingen, samen wegend tot die conclusie. De heer Fritsma laat het de hele tijd voorkomen alsof dat element op zichzelf leidt tot een enorme uitbarsting van discretionaire gevallen. Dat is toch een verkeerd beeld, want dat is onjuist.

De heer Fritsma (PVV):

Dat zeg ik niet. Ik zeg dat er een nieuwe wegingsgrond ontstaat. Er zijn nu heel veel advocaten of vreemdelingen die zeggen: de discretionaire bevoegdheid oude stijl heeft niet gewerkt voor mijn cliënt of voor mij, maar de discretionaire bevoegdheid nieuwe stijl met die nieuwe wegingsgrond zou tot een andere uitkomst kunnen leiden. De minister vraagt waar ik op baseer dat er nu plotseling heel veel aanvragen komen. Dat heb ik net gezegd.

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heer Fritsma (PVV):

Dat baseer ik op de 14–1-brieven, waarbij er in een keer tientallen, duizenden nieuwe procedures kwamen. Nogmaals, houdt de minister er rekening mee dat dit nieuwe procedures zal creëren? Zo ja, hoeveel? Ik ben namelijk bang dat de minister en de IND voor een chaotische situatie komen te staan.

Minister Leers:

Ik zeg het opnieuw: nee, ik houd geen rekening met vele procedures. In de eerste plaats wordt het niet met terugwerkende kracht opnieuw op al die gevallen toegepast. In de tweede plaats heb ik duidelijk gemaakt dat zelfstandige betekenis van het lokaal belang niet aan de orde is en dat er ook sprake moet zijn van een schrijnende situatie. Ik kan het niet anders uitleggen: het is één element. Een asieladvocaat heeft het echt mis als hij denkt: ik heb hier iemand die goed ingeburgerd is en nu ga ik het maar proberen omdat de minister wellicht tot de conclusie komt dat deze meneer daarop zijn vergunning kan krijgen.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

De minister zei net dat hij er problemen mee heeft dat er zo veel verschillende beelden oprijzen. Daar is hij dan toch wel zelf verantwoordelijk voor. De minister organiseert namelijk een soort mystificatie over de vraag wat zijn nieuwste voorstel nou concreet betekent. Betekent dit voorstel van vandaag nu dat de worteling van bijvoorbeeld alleenstaande minderjarige vreemdelingen in de toekomst wel wordt meegewogen? Geldt dat dan ook voor de groep die er nu is?

Minister Leers:

"Worteling" als zodanig heeft geen betekenis. "Worteling" betekent namelijk alleen een langjarig verblijf. Maar stel dat die worteling leidt tot betrokkenheid in de gemeenschap, tot actieve participatie, tot een element waarvan je moet zeggen "als je nu nog deze mensen moet terugsturen, maak je de situatie wel heel erg schrijnend", boven op de elementen die er al aan schrijnendheid zijn. Dan heb je een ander geval. Het is dus geen alternatief voor worteling. Ik heb niet in de eerste plaats naar dat element gekeken. Ik denk dat mevrouw Dijksma die mist, die wazigheid, waar zij mij op aanspreekt, zelf creëert.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Dat is een gewaagde stelling van de minister, waarmee ik het hartgrondig oneens ben. Ik denk dat het juist hier en nu aan de minister is om duidelijk te maken: heeft de brief van vandaag op dit moment consequenties voor enigerlei asielzoeker die nu in de procedure zit dan wel uit de procedure is en om hoeveel mensen gaat het? Als het niet zo is en als het gaat om een prettige manier van samenwerken met het lokaal bestuur in de toekomst, dan is dat ook duidelijk, maar dan weten we dat het window dressing blijft. Het is aan de minister om die helderheid nu te bieden en niet aan de Kamer, want hij is degene die het beleid voorschrijft.

Minister Leers:

Daarom stel ik het zo op prijs dat er zoveel scherpe vragen worden gesteld om die helderheid te geven. Om daarop maar meteen scherp antwoord te geven: ja, mijn voorstel kan ertoe leiden dat er eerder in een bepaald geval een discretionaire beslissing zal worden genomen. Als het geen enkel effect zou hebben, dan zit ik de Kamer en mijzelf voor de gek te houden. Dat doe ik dus niet. Ik heb op een eerlijke manier geprobeerd het onbegrip van de samenleving te vertalen in een element dat ik mee kan wegen, en dan moet het ook zijn effect krijgen. Ik verwacht dat dat in de toekomst zal gebeuren. In alle eerlijkheid: ga daar niet van verwachten dat dat grote aantallen zijn, want het is een onderdeel dat bovenop alle andere aspecten die er al zijn moet worden meegewogen.

De heer Schouw (D66):

Die discretionaire bevoegdheid komt echt over als een soort grabbelton waarin kameleon Leers af en toe eens wat dingen pakt en al dan niet verklaart of iemand hier mag blijven of niet. Begrijp ik de minister goed dat hij zegt: in het verleden, dus vóór de brief, kon het lokaal belang niet doorslaggevend zijn om iemand hier te laten blijven, en met deze brief kan dat wel doorslaggevend zijn?

Minister Leers:

Ik heb u duidelijk gemaakt dat in alle gevallen de IND en de DT&V altijd oog hebben gehad voor schrijnende zaken. Dat is niets nieuws, ook al was er geen burgemeester bij betrokken. Tot het moment van feitelijke terugkeer hebben al die diensten telkens gekeken naar schrijnende situaties. Wat nu verandert, is dat in het vervolg ook het maatschappelijk belang erbij wordt betrokken. In de opstapeling van argumenten die aan de orde zijn, waarbij ik kijk of ze schrijnend genoeg zijn om daarvoor mijn discretionaire bevoegdheid in te zetten, wordt ook het maatschappelijk belang betrokken.

De heer Schouw (D66):

Oké, maar dan begrijp ik de minister zo dat hij zegt: nieuw is het maatschappelijk belang, whatever that may be. Dat zeg ik even tussen haakjes, want als je geen criteria hebt, leidt dat tot rechtsongelijkheid en veel juridisering. Dat zien we dan wel weer. Maar zegt dat minister nu ook met zoveel woorden dat in het verleden nooit door een minister het maatschappelijk belang is meegewogen?

Minister Leers:

Voor zover ik weet niet. Het heeft in ieder geval geen eigenstandige positie gehad. Dat een individuele minister ook gekeken heeft naar de situatie van een bijzonder geval sluit ik niet uit. Maar wat ik ga doen, is dat ik het structureel systematisch in het geheel wil betrekken. Dat is precies zoals u het net hebt genoemd, en dat is ook precies de door mij voorgestelde wijziging. Ik ga de burgemeesters via dat format telkens vragen: kom met je informatie. Als dat een rol kan spelen, zal ik het erbij betrekken. Ik ga hen van mijn kant informeren over de achtergronden in dat asieldossier. De kern van alles waren het misverstand, het ongenoegen en de frustratie van gemeenten over de vraag, hoe het kan dat wij hier met deze betrokken personen zitten, terwijl daar een negatieve beslissing valt.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Ik hoor de minister net zeggen dat het wegen van het maatschappelijk belang toch het doorslaggevende element zou kunnen zijn. De minister weet ook dat er in meerdere gevallen herhaalde verzoeken zijn geweest om discretionair te gaan. Een van de gevallen is vanavond aan de orde geweest. Wanneer die mensen horen dat er voor al die gevallen een nieuw element wordt toegevoegd, hoe kan de minister dan denken dat zij niet allemaal een verzoek om die discretionaire bevoegdheid zullen gaan indienen? Het is toch zeer waarschijnlijk dat iedereen die kans zal grijpen?

Minister Leers:

Ik wil het voor alle duidelijkheid nog een keer zeggen, maar ik heb het al drie keer gezegd. De IND en de DT&V kijken per definitie altijd naar schrijnende omstandigheden; dat doen we dus altijd, in alle gevallen. Tot het moment van terugkeer wordt dus bekeken of er schrijnende situaties zijn. In het vervolg zal daarbij ook het maatschappelijk belang bij worden betrokken. Er is daarom helemaal geen reden voor vreemdelingen om massaal aanvragen in te gaan dienen, om een beroep te gaan doen op die discretionaire bevoegdheid. Dat is namelijk allemaal al beoordeeld. In al die gevallen hebben mensen al een beoordeling gehad van eventuele schrijnende situaties die aan de orde zouden kunnen zijn. Dat is kennelijk niet het geval geweest, want anders had ik wel mijn discretionaire bevoegdheid ingezet. Ik denk niet dat er een reden is dat zij met z'n allen nog eens een gok gaan wagen.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Dit gaat er bij mij toch niet in. De minister zegt zelf dat het van doorslaggevende betekenis kan zijn. Dat betekent dus dat er gevallen zijn geweest waarin de minister dit heeft gewogen. Hij zegt dat hij dat tot nog toe niet heeft gedaan en dat hij er zelfs aan twijfelt of zijn voorgangers dat hebben gedaan. Ik denk dat dit wel is gebeurd, want je hoort naar de totale schrijnendheid van gevallen te kijken. Maar als er een element aan wordt toegevoegd dat doorslaggevend is, is dat toch wel degelijk een verandering van de situatie? De minister zegt dat tot nu toe alles wat de IND, de DT&V en de minister zelf hebben afgewogen, nooit de doorslag heeft kunnen geven, vanwege het ontbreken van dat criterium. Maar in dat geval is er toch een nieuwe situatie?

Minister Leers:

Ja, en die nieuwe situatie geldt voor nieuwe gevallen. U doet voorkomen alsof al die oude gevallen nu opeens wel zouden leiden tot de doorslaggevende toepassing van de discretionaire bevoegdheid, als deze opnieuw door de toets zouden worden gehaald. Dat is raar in uw redenering. Dit is dus niet zo.

De voorzitter:

Dit wordt uw tweede interruptie, mevrouw Van Nieuwenhuizen.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Dan wordt dit maar mijn tweede interruptie. Als het van doorslaggevende betekenis is, en het iedereen vrijstaat om opnieuw ... We hebben hier in de loop der jaren regelmatig gevallen voorbij zien komen waarin meerdere keren een verzoek werd gedaan voor het gebruik van de discretionaire bevoegdheid. De minister kan dan toch in ieder geval niet ontkennen dat men de mogelijkheid heeft om opnieuw een verzoek in te dienen voor die discretionaire bevoegdheid, in de verwachting dat dit nieuwe element de doorslag zou kunnen geven?

Minister Leers:

Uit mijn ervaring blijkt dat mensen wel drie of vier keer een verzoek indienen tot discretionaire toepassing. Het gebeurt zelfs dat men afwacht tot er weer een nieuwe bewindspersoon is, en dan weer opnieuw een aanvraag doet; dat kan altijd. Ik geef u als antwoord dat in alle gevallen wordt bekeken of de situatie van de betrokkene schrijnend is. Dat is in alle gevallen gebeurd. In de gevallen waarin ik tot de conclusie ben gekomen dat er schrijnendheid is, heeft men de vergunning gekregen. In de andere gevallen niet. U doet het voorkomen alsof alle gevallen tot een discretionaire toepassing zouden leiden als ze nu opnieuw werden bekeken. Dat is dus niet aan de orde.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Dat heb ik niet gezegd; ik heb niet gezegd dat al die gevallen dan zouden leiden tot een toepassing van de discretionaire bevoegdheid. U kunt echter ook niet uitsluiten dat al die gevallen dat wel gaan proberen, vanuit de overweging dat dit een doorslaggevend element kan zijn om wel een verblijfsvergunning te krijgen. Nieuwe ronde, nieuwe kansen.

Minister Leers:

Over dat eerste zijn we het in ieder geval eens. Ik denk dat we nog wel urenlang zouden kunnen proberen om elkaar van het laatste te overtuigen. "Doorslaggevend" moet zo worden gezien dat in de opbouw van de afweging wordt gekeken naar de schrijnendheid en het samenstel van schrijnende elementen. Dat kan zijn dat iemand een kind heeft verloren dat hier is begraven. Dat kan zijn dat iemand ernstig ziek is. Al die elementen bij elkaar genomen geven niet de doorslag om ja te zeggen tegen het verzoek om "discretionair te gaan". Als zo iemand dan, naast de schrijnende situaties die ik zonet noemde, ook nog maatschappelijk lokaal van betekenis blijkt te zijn, kun je inderdaad tot de conclusie komen dat het leidt tot een andere weging. Neem nu van mij aan dat tot nu toe, in alle gevallen die wij hebben gehad, telkens is gekeken of er een zodanig schrijnendheid aan de orde is dat dit zou moeten leiden tot een toepassing van mijn discretionaire bevoegdheid. Als dat zo was geweest, had ik dat gedaan.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Minister Leers:

Voorzitter. Dit interruptiedebatje ging over het verschil tussen de verantwoordelijkheden van de burgemeester en die van de minister. Ik heb geprobeerd duidelijk te maken dat de minister bij een beoordeling van een beroep op de discretionaire bevoegdheid de informatie betrekt die wordt aangedragen door de burgemeester, maar daarnaast zicht heeft op het totale complex van het vreemdelingendossier. Het is heel belangrijk dat wij dat in de gaten houden. Een van de oorzaken van de frustratie, van het gevoel van "hoe kan dat nou", is dat veel personen in de samenleving onvoldoende weten wat er allemaal speelt in het asieldossier. Daar spelen vaak andere aspecten, contra-indicaties zoals wij ze noemen, die bijvoorbeeld een toepassing of een vergunningverlening in de weg staan. Een voorbeeld is dat iemand heeft gelogen, verkeerde informatie heeft verstrekt, in een 1F-situatie zit of in het voormalige land tot een bepaalde categorie behoorde die hier niet gewenst is. Ik zeg dat zo omdat het in deze discussie erom moet gaan dat de minister, vanuit zijn verantwoordelijkheid, de integriteit van het asielbeleid moet bewaken en dat hij daar nooit afbreuk aan mag doen.

Het feit dat er in delen van de samenleving een verwachtingspatroon bestaat dat niet in overeenstemming is met de praktijk, was voor mij de reden om de ACVZ dat verzoek te doen. Ik ben tot de conclusie gekomen die wij met elkaar hebben gedeeld. Vorige week heb ik tijdens de radio-uitzending van Argos inderdaad aangegeven dat lokale belang te willen meewegen. Het advies van de ACVZ geeft mij namelijk handvatten om bij gebruikmaking van de discretionaire bevoegdheid rekening te houden met het lokaal belang; wij hebben er net lang over gesproken. Ik wijk af van datgene wat de ACVZ aangeeft in die zin dat ik een andere invulling geef. Ik neem het in essentie over maar de uitwerking doe ik anders, omdat ik anders aankijk tegen het maatschappelijk belang als zelfstandig onderdeel. Mij lijkt het niet gewenst om zelfstandige betekenis toe te kennen aan dat maatschappelijk belang. Ik heb de Kamer uitgelegd dat bij de toepassing van de discretionaire bevoegdheid altijd sprake dient te zijn van een uniek samenstel van factoren. Mijn voorstel ziet erop dat de informatie over de positie van de vreemdeling en het gezin altijd vanuit die gedachte wordt bekeken en dat dit uiteindelijk tot een conclusie moet leiden.

Voordat ik op een aantal vragen inga, maak ik een laatste opmerking naar aanleiding van de woorden die verschillende geachte afgevaardigden hebben gewijd aan het regeerakkoord. In het regeerakkoord staat inderdaad dat terughoudend moet worden gebruikgemaakt van de toepassing van de discretionaire bevoegdheid. Ik heb hierover eerder een debatje gevoerd met de heer Dibi waarin ik heb aangegeven dat ik dat ook echt zie als het voorkomen dat er communicerende vaten ontstaan. Wij hebben een stringenter vreemdelingenbeleid afgesproken. Dan moet je dat niet aan de andere kant compenseren via een communicerend vat van meer discretionaire bevoegdheid. Ook hier is weer het beeld ontstaan dat ik als minister daardoor veel terughoudender ben gaan opereren in mijn toepassing van de discretionaire bevoegdheid. Ik zeg u hier dat het mij er niet om is gegaan, in aantallen lager uit te komen dan mijn voorgangers. Ik zou dat ook te gek voor woorden vinden. De discretionaire bevoegdheid moet namelijk gezien worden als een ultieme en laatste mogelijkheid en moet in die gevallen waarin die aan de orde is, ook toegepast worden. Ik heb tegen de heer Dibi gezegd: al waren het er duizend geweest, ik had die bevoegdheid op alle duizend toegepast. Dat kan ik ook bewijzen. Ik ben namelijk eens nagegaan hoeveel keren ik geconfronteerd ben met zaken en wat het percentage is geweest van inwilliging. Aan mij zijn sinds mijn aantreden als minister 231 zaken voorgelegd, waarin een beroep werd gedaan op artikel 3.4, derde lid, Vreemdelingenbesluit. Die 231 zaken betroffen 591 personen. Tussen 1 november 2010, het moment van mijn aantreden, en 31 maart 2012 heb ik hiervan 50 zaken ingewilligd. Dit betreft 121 personen, om precies te zijn 72 volwassenen en 49 kinderen. Ik wil precies zijn, omdat ik er behoefte aan heb om dat fabeltje nu eens uit de wereld te helpen. Met andere woorden, van 591 personen heb ik 121 personen ingewilligd. Dat is precies 21%.

In de vorige kabinetsperiode – en die heeft veel langer geduurd, namelijk van februari 2007 tot oktober 2010 – zijn 1157 zaken voorgelegd, in totaal betreffende 2662 personen, waarvan 590 personen een vergunning hebben gekregen. Dat is 22%. Het inwilligingspercentage in mijn periode is dus net zo groot geweest als in de periode daarvoor. Het is onzin om in aantallen te spreken, omdat iedere periode kan verschillen. Mijn periode heeft anderhalf jaar geduurd, respectievelijk ze duurt tot nu toe anderhalf jaar. Dat is een kortere periode dan die van mijn voorganger. Wat ook interessant is in de overweging, is dat in de periode hiervoor aan 27.000 generaalpardonners vergunningen zijn verleend. Met andere woorden, de meest schrijnende zaken hebben ook daarin hun beslag gekregen. Desondanks ziet u dat in mijn periode het aantal inwilligingen op geen enkele manier afwijkt van het aantal dat in de vorige periode is ingewilligd. Ik hecht eraan om dat te zeggen, omdat ook hier weer beelden spreken, in de trant van: hier staat de minister die wel even op basis van het regeerakkoord dat er ligt, stringent beleid gaat voeren en minder mensen uiteindelijk via dit instrument aan een verblijfsvergunning zal helpen.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Dit is toch echt uitlokking. Ik krijg het gevoel dat de minister nu vooral tegen een aantal partijen aan het praten is over beeldvorming. Volgens mij is deze regering daar zelf mee begonnen door specifiek in het regeerakkoord op te nemen dat er terughoudendheid wordt betracht bij het toepassen van de discretionaire bevoegdheid, terwijl wij allemaal allang weten dat die altijd een ultiem instrument is. Wat voor nut had het dan om dat op te nemen in het regeerakkoord? Dat was toch ook bedoeld als beeld? Dus gaat u hier, minister, nu niet mensen beelden verwijten, terwijl u daar zelf mee begonnen bent!

Minister Leers:

Die afspraak is gemaakt om te voorkomen dat de discrectionaire bevoegdheid gebruikt zou worden ter compensatie van het strengere asiel- en migratiebeleid. De term "terughoudend" die in het regeerakkoord staat, is nooit geconcretiseerd, laat staan genormeerd. Was dat wel gebeurd, dan had ik mij daar fel tegen verzet, want dan had mevrouw Dijksma gelijk gehad. Dan was het geen instrument van de minister neer geweest om in schrijnende situaties tot een conclusie te komen. Dan was het een beleidstool geworden, een politiek tool. Daar had ik mij fel tegen verzet en dan had ik ook gezegd: dit is een aspect dat ik niet kan delen. Wel deel ik dat de terughoudendheid in het gebruik van de discretionaire ruimte ook voortvloeit uit het stelsel van de Vreemdelingenwet en dat je eigenlijk moet zeggen: dat is een vanzelfsprekendheid. Het moet immers het ultimum remedium zijn in gevallen waarin er sprake is van een schrijnende situatie.

De voorzitter:

Met "tool" bedoelt de minister instrument, neem ik aan?

Minister Leers:

Ja.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Dank u wel voorzitter, want dat wist ik nog niet.

Toch nog één keer. De minister zegt: wij hebben nooit een politieke inkleuring gegeven aan dit onderwerp in het regeerakkoord. Het feit dat dit is opgenomen, is daarom dus toch louter bedoeld voor de beeldvorming? De minister kan daarom nu mensen toch niet verwijten dat zij een verkeerd beeld krijgen van zijn beleid? Zelfs de heer Fritsma stelt in dit debat dat het toch wel de bedoeling is dat wij allemaal snappen dat er vooral terughoudend gebruik moet worden gemaakt van de discretionaire bevoegdheid.

Minister Leers:

Waarom kan mevrouw Dijksma niet eens "grosszügig" zijn en erkennen dat er op dat punt niets is veranderd? Laat haar dat erkennen op basis van de feiten die ik noem. Ik permitteer mij toch om dit te zeggen. Dat er niets veranderd is, zie ik overigens als een blijk van hulde aan de mensen van de IND. Zij bekijken deze dossiers op een zorgvuldige manier. Ik heb mevrouw Dijksma gezegd dat het van belang is dat wij de discretionaire ruimte zorgvuldig inzetten. Die moet niet worden gebruikt als communicerend vat. Voor de opstellers van het regeerakkoord was er aanleiding om daarover in ieder geval opmerkingen te maken. Die aanleiding lag bij wat er met de discretionaire ruimte was gebeurd in het verleden. Toen was die wel als een communicerend vat gebruikt. Naarmate het beleid strenger werd, werd de discretionaire bevoegdheid vaker ingezet.

De heer Knops (CDA):

Ik kom nog even terug op het terughoudend inzetten van de discretionaire bevoegdheid. Werd de beperking van de inzet van deze bevoegdheid, dus ook de terughoudendheid, in de praktijk niet meer ingegeven door de juridische begrenzing die in de brief van februari 2007 is neergezet? In die brief is sprake van het definiëren van wat schrijnendheid is. Is de minister het met mij eens dat dit meer invloed heeft gehad op de aantallen dan wat er in het regeerakkoord staat?

Minister Leers:

De heer Knops kaart dit punt terecht aan. De brief uit 2007 is geschreven door mijn voorganger. Mijn voorganger heeft toen, naar aanleiding van de 14–1-zaken, op uitdrukkelijk verzoek van de Raad van State aangegeven hoe de weging zou moeten plaatsvinden. Dat is juist gebeurd omdat de Raad van State vond dat de weging consequent en consistent moest zijn en uiteraard ook voor anderen zou moeten gelden. Toen heeft hij duidelijk gemaakt dat hij dit ten behoeve van de 14–1-zaken zou uitwerken op de manier die in de brief wordt beschreven. De 14–1-zaken zijn inmiddels echter afgerond. Die brief speelt dus als zodanig geen rol meer. Ik heb de discretionaire ruimte veel meer gezien als een ultimum remedium voor schrijnende situaties. De discretionaire bevoegdheid mag volgens mij niet worden ingezet als een soort compensatie van strenger beleid als gevolg van andere elementen uit het regeerakkoord.

De heer Knops (CDA):

Ik wil dit wat explicieter maken. Uit bijdragen van de minister in eerdere debatten heb ik begrepen dat de mogelijkheid om van de discretionaire bevoegdheid gebruik te maken, wel degelijk is ingeperkt door de brief waarop wordt gedoeld. Daarin staat immers gewoon een limitatieve opsomming van de zaken waaraan een situatie moet voldoen om als schrijnend opgevat te worden. Daaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor een discretionair besluit.

Minister Leers:

Het is terecht dat de heer Knops dit zegt. De discretionaire inzet is inmiddels een element geworden in de discussie binnen de asieladvocatuur. Alle beslissingen rond de inzet van het discretionaire element worden inmiddels opgevraagd en worden ook toegepast op andere gevallen. Er wordt dus bekeken of andere gevallen wellicht tekort worden gedaan. Daarom versta ik de oproep van de heer Knops heel goed. Hij vraagt zich af of het wel verstandig is dat al die beslissingen in de openbaarheid moeten worden uitgewerkt en dat alle elementen moeten worden onderbouwd. Volgens mij heeft de heer Knops een punt. Dit is een hulpmiddel geworden in de asieladvocatuur. Hiermee wordt de gelijkheid afgedwongen.

Voordat ik de vragen ga beantwoorden die zijn gesteld, wil ik nog een algemene opmerking maken. Mij is zeer opgevallen dat de wijzigingen die ik in de brief voorstel, volgens sommigen lang niet ver genoeg gaat en niets voorstellen. De heer Schouw had het over een lege dop. Anderen menen juist dat ik met deze wijzigingen veel te ver ga. De heer Fritsma vreest dat ik iets losmaak wat ik niet kan overzien. Precies om die reden heb ik volgens mij het goede midden gevonden. Als de Kamer aan de linkerzijde net zo ontevreden is als aan de rechterzijde, denk ik dat ik een goed instrument heb. Ik heb er met zorgvuldigheid aan gewerkt.

Ik ga snel door de vragen heen. Laat ik beginnen met de lastige vraag waarom er geen uitzettingsstop komt voor gewortelde kinderen. Ik heb de Kamer hierover een brief gestuurd. Laat ik nog eens kort samenvatten wat de kern is. Ik acht een uitzettingsstop niet in het belang van de betrokken kinderen. Een uitzettingsstop verhoudt zich niet met de centrale gedachte om vreemdelingen sneller duidelijkheid te geven over het perspectief op verblijf in Nederland en met de maximale inzet op terugkeer. Stel dat wij nu een moratorium afkondigen en de Kamer dadelijk toch niet akkoord gaat met het initiatiefwetsvoorstel, dan weet ik dat het leed niet te overzien is. Dan hebben wij verwachtingen gewekt die niet waar te maken waren. Dat is een van mijn belangrijkste redenen om te zeggen: dat moeten wij niet doen. De kern van het initiatiefwetsvoorstel-Samsom/Voordewind is dat langdurige onzekerheid dient te worden voorkomen. Door een uitzettingsstop in te stellen, waarbij zowel de duur als het perspectief voor de betrokkenen onduidelijk is, wordt juist de duur van het verblijf verlengd en de hoop en de onzekerheid gevoed. Dat is voor mij reden geweest om hierin niet mee te gaan.

De heer Fritsma vraagt of ik niet net als bij de 14–1-brieven een toestroom van vele duizenden aanvragen vrees. Ook in gevallen waarin de burgemeester geen aandacht voor een zaak vraagt, bekijkt de IND of er sprake is van schrijnende aspecten. Ook de DT&V heeft oog voor schrijnende zaken. Er is dus voor vreemdelingen geen enkele reden om massaal aanvragen in te dienen en daarbij een beroep te doen op mijn discretionaire bevoegdheid, nog los van het feit dat het om nieuwe gevallen moet gaan.

De heer Fritsma zei: ik heb vijf elementen en ik ben bang dat deze in de toekomst onder druk komen te staan, waaronder de bereidheid van mensen om te vertrekken. Volgens de heer Fritsma zal ik vaker een positieve beslissing nemen. Hij wil weten hoeveel vaker en hoe een en ander zich verhoudt tot het regeerakkoord. Eigenlijk is hier maar één antwoord op: het is een van de elementen in de zaak die vanwege een uniek complex van factoren leidt tot een uiteindelijke afweging. De lokaalmaatschappelijke betekenis kan nooit een op zichzelf staande afweging zijn. Het heeft dan ook geen enkele zin om te zeggen dat je ineens maatschappelijk relevant geworden bent. Dat kan niet aan de orde zijn. Brengt deze extra weging geen willekeur met zich?

De heer Fritsma (PVV):

Ik weet dat het pakket van de lokale situatie, het maatschappelijk belang en de mate van inburgering geen zelfstandige rol speelt. Maar alleen al het signaal dat het een rol speelt, zal er natuurlijk toe leiden dat mensen erop gaan mikken. Nogmaals, als je betere kaarten krijgt naarmate je beter bent ingeburgerd, moet de minister toch kunnen begrijpen dat dit wel degelijk invloed heeft op de terugkeerbereidheid van uitgeprocedeerde vreemdelingen of op het toch maar wat langer illegaal in Nederland blijven? Hoe meer je ingeburgerd raakt, hoe groter je kansen zijn op een verblijfsvergunning. Het is niet zelfstandig een grond voor een verblijfsvergunning, maar het speelt wel een rol, en dat is nu precies de crux van het hele verhaal van vanavond.

Minister Leers:

De heer Fritsma overschat de betekenis van dat element. Het moet naast andere schrijnende elementen een rol spelen. Die andere schrijnende elementen zijn er en ze zijn niet voor niets schrijnend. In de optelsom ervan kom je tot een conclusie. Neem het geval waarin je afweegt of iemand terug moet naar het land van herkomst. Er is geen sociale betrokkenheid bij dat land. De kinderen spreken niet de taal. Maatschappelijk ontfermt niemand zich daar over deze mensen. Dan kun je zeggen: het feit dat ze in de gemeenschap een rol hebben, kan doorslaggevend zijn om de vergunning te verlenen.

De voorzitter:

Mevrouw Gesthuizen wil een punt van orde maken.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik hoor de minister voor de achtste keer hetzelfde vertellen vanavond. Het is tien voor elf. Dit is de eerste termijn van het debat. Ik vind dit echt onzinnig. Dit geldt voor de heer Fritsma en mogelijk ook voor anderen: als wij al acht keer hetzelfde gehoord hebben, dan mogen wij op een gegeven moment concluderen dat wij het wel weten met ons allen.

De voorzitter:

Iedereen gaat over zijn eigen vragen. Als die vragen telkens hetzelfde zijn, kunnen we ook dezelfde antwoorden van de regering verwachten.

De heer Fritsma (PVV):

Aan mevrouw Gesthuizen wil ik meegeven dat het om nieuw beleid gaat dat grote gevolgen kan hebben. Ik gebruik nog één vervolginterruptie, mijnheer de voorzitter.

De voorzitter:

Die hebt u niet meer. U hebt nog één afsluitende zin.

De heer Fritsma (PVV):

Eén afsluitende zin, oké. De minister heeft zelf aangegeven dat sommige mensen tot vier, vijf keer toe een beroep doen op de discretionaire bevoegdheid. Gaat hij ervan uit dat dit stopt als er een nieuw soort discretionaire bevoegdheid in het leven wordt geroepen?

Minister Leers:

Nee. Ik kan niet in de toekomst kijken. Mensen zullen altijd een poging blijven wagen om hun geval voor te leggen. Ook dan komt het aan op de weging die ik als minister moet maken. Daarom heb ik het ook bij de minister gehouden en heb ik het niet overgelaten aan een Härtefallkommission of een externe commissie. Ik kan inderdaad snel zijn, ook naar aanleiding van de ontboezemingen van mevrouw Gesthuizen. Volgens mij brengt het geen willekeur met zich mee. Het lokale element is slechts een van de wegingsfactoren. Het frustreert niet het meewerken aan terugkeer. Ik denk dat het belang van de maatregelen die ik nu tref op dit punt wordt overschat. Ik heb zojuist gezegd dat de maatregelen bescheiden van aard zijn. Dat dit element wordt ingebracht, wil nog niet zeggen dat het van doorslaggevend belang zal zijn in alle gevallen.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Ik hoor de minister nu ook zeggen dat het niet zal leiden tot willekeur. Hoe wil de minister dat garanderen? We hebben het nu eigenlijk over containerbegrippen. De begrippen maatschappelijk belang en lokaal belang zijn nog helemaal niet gedefinieerd. Hoe denkt u dit precies concreet te maken?

Minister Leers:

In het advies van de adviescommissie staat een opsomming van de elementen die een rol kunnen spelen. Deze opsomming is overigens niet uitputtend. Het is de zaak van de minister om die weging te maken. Daarom vind ik ook dat de discretionaire bevoegdheid niet bij een ander moet worden ondergebracht. Dan zou je namelijk elk element op zichzelf moeten afbakenen. Er is geen sprake van een laboratorium. Ook werken wij niet met een mathematisch model waarop je bijvoorbeeld honderd punten moet scoren. De elementen zullen altijd gewogen moeten worden. Neemt u van mij aan dat de IND, de minister en elke minister die hierna gaat komen, gebruik zullen maken van de kennis en de ervaring van die weging, door de betrokken mensen bij de IND. Ik zie dus op geen enkele manier in hoe je daar opeens willekeur in gaat krijgen. Een burgemeester heeft geen doorslaggevende invloed. Het wordt een element dat betrokken wordt in het geheel.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

De willekeur kan natuurlijk heel snel ontstaan door de wijze waarop je bepaalt welke elementen er wel of niet toe mogen behoren en wat voor gewicht je daaraan toekent. Zojuist heb ik al als voorbeeld genoemd het element of jouw kinderen het wel of niet goed doen op school. Ook andere factoren zijn daarop van invloed, bijvoorbeeld de capaciteiten van de kinderen. Moet ik het zo opvatten dat de minister zelf gaat bepalen welke factoren in het format voor het lokaal dan wel maatschappelijk belang komen? Bepaalt uiteindelijk alleen hij wat hij ermee gaat doen?

Minister Leers:

Ik heb al een aantal malen gezegd dat ik mij ervoor ga inzetten om samen met het Nederlands Genootschap van Burgemeesters en de VNG een model uit te werken aan de hand van een gestandaardiseerde vragenlijst. Mij lijkt het goed dat ik daarna ook de Kamer informeer en dat ik aangeef hoe die vragenlijst is samengesteld. Dan kan de Kamer ook zien op welke elementen wij precies navraag doen en waar wij de burgemeester of de betrokken personen in die gemeenten een rol in laten spelen.

Waarom heb ik eerst de media geïnformeerd en daarna pas de Tweede Kamer? Ik heb in het radioprogramma Argos in algemene zin aangegeven dat ik bezig was met de uitwerking van het laten meewegen van het lokaal belang en de toepassing van de discretionaire bevoegdheid. Ik heb toen daaraan toegevoegd dat ik nog wel enige tijd nodig had. Dat heb ik toen al gezegd. Niettemin snap ik dat de Kamer er nu wel het fijne van wil weten. Op zich vind ik dit debat dus niet erg. Ik heb aangegeven dat ik daarom nog wel de uitwerking wil maken.

De heer Schouw (D66):

Mijn vraag ging over de nadere uitwerking van de brief, die bestaat uit het ontwikkelen van een formulier en het gesprek met de burgemeesters en de VNG. De minister zegt: als ik dat klaar heb, dan zal ik de Kamer daarover berichten. Betekent dat dat "het nieuwe beleid" – ik durf het bijna niet te zeggen, want het is betwistbaar of er iets nieuws is – eigenlijk pas groen licht krijgt als het ook is uitgewerkt?

Minister Leers:

Ik heb aangegeven dat ik de uitwerking nog moet laten plaatsvinden. Zoals ik ook al heb gezegd, stel ik mij voor dat ik het na de zomer wil effectueren. Ik ga dus in overleg met de VNG en het Nederlands Genootschap van Burgemeesters. Ik wil daarbij kijken naar de adviezen van de adviescommissie. Die heeft elementen genoemd als de beheersing van de Nederlandse taal, opleiding, perspectief op werk, sociale contacten, de bijzondere positie van gezinnen. Al die factoren hebben zij genoemd als een mogelijke, niet uitputtende, niet limitatieve lijst aspecten in dat geheel. Die wil ik op een goede manier verwerken in dat format, die gestandaardiseerde vragenlijst voor burgemeesters. Voordat dat er is, moet je niet al beleid gaan voeren op dit punt.

De heer Schouw (D66):

Dat is een belangrijke vaststelling, want dat betekent heel concreet dat wij na de zomer, in september – dan heb ik het eigenlijk al snel over na de verkiezingen – met een andere Kamer komen te praten over de uitwerkingen van de brief die wij vandaag hebben gekregen en over een go of no-go voor de uitwerking. Dat helpt. Een tweede termijn kan dan overbodig zijn, omdat er pas op zijn vroegst wat gaat gebeuren in de tweede helft van september. Heb ik het zo goed begrepen?

De voorzitter:

Of er een tweede termijn komt, is niet alleen aan u, mijnheer Schouw. Maar de minister antwoordt nu op uw vraag.

Minister Leers:

De heer Schouw zet al heel grote stappen. Vanuit mijn ministeriële verantwoordelijkheid ben ik tot de conclusie gekomen dat ik dat moet laten meewegen. Dat is mijn afweging. Dat wil ik op een gestructureerde, systematische manier doen. Ik wil ook zorgvuldig zijn om te voorkomen dat willekeur ontstaat. Daarom zet ik de stappen zoals ik die heb gezet. Dat er straks een nieuw kabinet aantreedt, zou kunnen betekenen dat er ook andere ideeën ontstaan en dat er met andere werkwijzen wordt verdergegaan. Dat zou kunnen. Maar zolang ik verantwoordelijk ben, wil ik graag de discretionaire bevoegdheid, die mijn verantwoordelijkheid betreft, op dit punt uitwerken. Die stappen ga ik zetten.

De voorzitter:

Kunt u doorgaan met de beantwoording van de nog resterende vragen?

Minister Leers:

Mevrouw Gesthuizen vroeg waarom ik in hoger beroep ben gegaan in de zaak-Yilmaz, bijvoorbeeld. Mij lijkt het niet verstandig om nu in te gaan op allerlei individuele zaken, maar in het algemeen ga ik in hoger beroep als ik meen dat de beschikking in bezwaar op goede gronden is genomen. Dat is vaak niet alleen bedoeld voor het individuele geval waar het om gaat, maar ook om de integriteit van het asielbeleid, ook jegens andere gevallen. Die beslissing neem je dus op basis van een goede afweging.

Ik heb het gehad over de concretisering van het maatschappelijk belang. Ik dacht dat ik hiermee zo'n beetje alle vragen heb beantwoord.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij gekomen aan het eind van de eerste termijn van de minister. Ik zie dat er behoefte is aan een tweede termijn. Dat zal een zeer korte zijn, met maximaal één minuut spreektijd per woordvoerder. Als eerste is het woord aan mevrouw Dijksma.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Voorzitter. De minister heeft geprobeerd in dit debat te laten zien dat hij ook de zware kant van zijn vak – die is er – onder ogen wil zien en dat hij daar heel veel mee doet. Hij heeft gevraagd, ook aan mij persoonlijk, om ruimhartig te zijn – "grosszügig" zei hij – in het erkennen dat hij wel degelijk vaak gebruikmaakt van zijn discretionaire bevoegdheid. Dat wil ik best doen, dus daar gaat, wat mij betreft, de discussie niet over. Waar de discussie wel over blijft gaan, is de vraag wat de concrete betekenis is van de brief van vandaag. Dat is, hoezeer ik mijn best ook doe, voor mij toch niet op alle punten helder. Daarom dien ik een motie in. Ik was heel blij met de suggestie van de heer Knops. U zult het mij niet kwalijk nemen, voorzitter, dat ik meteen boter bij de vis probeer te organiseren.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ongeveer 500 voormalige alleenstaande minderjarige vreemdelingen langer dan vijf jaar in Nederland verblijven en bedreigd worden met uitzetting;

constaterende dat de minister voornemens is om het lokale belang van vreemdelingen en kinderen mee te wegen bij de toets of gebruik wordt gemaakt van de discretionaire bevoegdheid;

verzoekt de regering om ten aanzien van de voormalige alleenstaande minderjarige vreemdelingen die langer dan vijf jaar in Nederland verblijven, individueel te beoordelen of zij in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning mede op grond van het lokale belang van de gemeenschap,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dijksma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1542 (19637).

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de gegeven antwoorden. Ik blijf mij echt grote zorgen maken. Ik denk dat het vreemdelingenbeleid met dit nieuwe voorstel de verkeerde kant opgaat. Ik dien daarom de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet voornemens is om bij verblijfsaanvragen van vreemdelingen de lokale situatie, de mate van inburgering en de mensen om de vreemdeling heen te betrekken;

overwegende dat deze versoepeling in tegenspraak is met het tegengaan van illegaal verblijf, het tegengaan van procedurestapelen en het bevorderen van terugkeer van uitgeprocedeerden naar het land van herkomst;

overwegende dat het voorstel slecht uitvoerbaar is en de toelating van vreemdelingen te arbitrair maakt;

verzoekt de regering om af te zien van het voorstel om soepeler om te gaan met de discretionaire bevoegdheid en om de lokale situatie, de mate van inburgering en de mensen om de vreemdeling heen hier niet bij mee te laten wegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1543 (19637).

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Voorzitter. Ik was blij om te vernemen dat de minister toch zelf ook wel vindt dat er nog meer uitwerking nodig is, dus dat er voorlopig nog niets verandert. Ik denk dat het ook goed is dat de Kamer te zijner tijd nog eens goed kan kijken naar wat de minister precies onder het lokaal dan wel maatschappelijk belang verstaat. Voor de zekerheid dien ik toch een motie in om onze zorgen binnen de perken te houden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in jurisprudentie vastligt dat de omstandigheid dat vreemdelingen al lang in Nederland verblijven en zijn ingeburgerd, onvoldoende onderscheidend is om te leiden tot verblijfsaanvaarding;

overwegende dat deelname van uitgeprocedeerde vreemdelingen aan het maatschappelijk leven op zichzelf niet moet leiden tot het aanvaarden van het verblijf;

overwegende dat het gebruik van de discretionaire bevoegdheid terughoudend moet worden gebruikt en een streng en rechtvaardig asiel- en migratiebeleid van groot nationaal belang is;

overwegende dat het begrip "maatschappelijk belang" een zeer vaag begrip is;

overwegende dat een groter belang hieraan toekennen zal leiden tot uitholling van het terugkeerbeleid en er bovendien een aanzuigende werking van uit zal gaan;

verzoekt de regering, niet meer gewicht toe te kennen aan het maatschappelijk belang om tot verblijfsaanvaarding over te gaan dan tot nu toe het geval is geweest,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Nieuwenhuizen-Wijbenga. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1544 (19637).

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. In ieder geval is mij duidelijk geworden dat de handreiking, de draai van de minister nog geen alternatief is voor de wortelingswet van de PvdA en de ChristenUnie. Die zal ik namens mijn fractie blijven steunen. Wel ben ik, tot op zekere hoogte, tevreden over hetgeen de minister heeft laten zien. Het is misschien geen radicale koerswijziging, maar het is in ieder geval wel een opening om ervoor te zorgen dat er in de maatschappij niet alleen meer draagvlak komt voor het toelaten van vreemdelingen, maar ook dat het omgekeerd wordt, dus dat de maatschappij zelf kan laten zien dat zij vindt dat deze mensen hier horen en dat zij graag wil dat deze mensen hier blijven. Ik zie dat als een positieve stap van de minister. Daar wil ik het bij laten.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Je hebt van die avonden dat je denkt: in welke film ben ik nu beland? Wij hebben een hele avond gepraat over een brief van vijf kantjes, waarbij het antwoord op de belangrijkste vraag – wat staat er nu in die vijf kantjes? – onduidelijk blijft. Niemand weet het. Het is een bord beleidsspaghetti. Is dat erg? Aan de ene kant: ja, want je had ook iets anders kunnen doen vanavond. Aan de andere kant: nee, want wij hebben van de minister gehoord dat er voorlopig niets gaat gebeuren. Het gaat om communicatie. Er is overleg met de burgemeesters. Half september gaan wij weer verder. Dat geldt waarschijnlijk ook voor de ministers voorstellen aangaande minderjarige asielzoekers. Half september is na de verkiezingen. Ik zou zeggen: nieuwe ronde, nieuwe kansen.

De voorzitter:

U hebt toch wel actief deelgenomen aan deze film vanavond, waarvoor dank.

Het woord is aan de heer Dibi.

De heer Dibi (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording. In één deel van zijn beantwoording val ik hem bij: de discussie over individuele gevallen is onlosmakelijk verbonden met de politiek en zeker met asielpolitiek. Wij zullen nooit in een situatie terechtkomen waarbij er geen sprake meer van is dat er ineens iemand verschijnt van wie een gemeenschap zegt: deze persoon kunnen wij niet met goed fatsoen uitzetten. Wij kunnen wel proberen om deze situatie zo veel mogelijk te voorkomen; de minister noemt dat constant "integriteit van beleid". Dat kan door kortere procedures en door de kinderasielwet. Ik zie nu echter vooral een brief waarbij sprake is van meer willekeur. Ik wil graag een motie indienen, maar ik heb de tekst op mijn tafel laten liggen. Ik zal hem snel halen.

De voorzitter:

Haalt u maar snel uw motie.

De heer Dibi (GroenLinks):

Ik dien de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de initiatiefwet voor gewortelde asielkinderen op korte termijn wordt behandeld;

verzoekt de regering, tot de behandeling van de initiatiefwet een vertrekmoratorium in te stellen voor minderjarige asielzoekers die al zo lang in Nederland verblijven dat zij vallen binnen de reikwijdte van de wet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dibi en Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1545 (19637).

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Ik werd aangenaam verrast doordat de heer Dibi zei dat het initiatiefwetsvoorstel van de fracties van de PvdA en de ChristenUnie binnenkort zal worden behandeld. Dat juich ik van harte toe, maar mijn vraag is dan wel of wij inmiddels de antwoorden op de vragen van alle fracties binnen hebben; anders kunnen wij niet overgaan tot behandeling.

De heer Dibi (GroenLinks):

Dat klopt. Die vraag moet vooral gesteld worden aan de leden Dijksma en Voordewind. Volgens mij wordt er voortvarend gewerkt aan de beantwoording van de vragen van de verschillende fracties. De initiatiefnemers zullen hun best doen om dit voorstel zo snel mogelijk op de agenda te zetten. Wij hopen dat er bij de VVD dan ook beweging ontstaat.

De voorzitter:

Ik verzoek mevrouw Van Nieuwenhuizen om dergelijke procedurele vragen verder tijdens een regeling van werkzaamheden te stellen.

De heer Knops (CDA):

Voorzitter. Ik bedank de minister voor de uitvoerige beantwoording, ook over de historie van de discretionaire bevoegdheid. De conclusie na dit debat is voor mijn fractie, ondanks alle beschouwingen van de heer Schouw hierover, dat de minister een brief heeft geschreven waaruit blijkt dat de bestaande asielprocedures overeind blijven. Overigens heeft hij aangekondigd dat het allemaal nog sneller en efficiënter kan, maar het gesprek daarover met de minister zien wij op korte termijn tegemoet. Uit de brief blijkt verder dat er aan de discretionaire bevoegdheid één element wordt toegevoegd, namelijk het lokaal belang.

Ik ben blij dat de minister, waar het ging over de terugwerkende kracht voor een bepaalde groep alleenstaande minderjarige vreemdelingen, welwillend is ingegaan op mijn voorstel om deze groep opnieuw onder de loep te nemen, met een nieuwe bril op en niet op basis van nieuw beleid. Ik verzoek hem om niet alleen naar het lokaal belang als onderdeel van de discretionaire bevoegdheid te kijken, maar ook naar elementen als het buitenschuldbeleid, en om de Kamer daarover op niet al te lange termijn te informeren. Kan hij dat op korte termijn doen?

Mevrouw Dijksma had het over een groep van 500 mensen. Op basis van het interruptiedebatje dat wij zojuist hadden, zou ik graag van de minister vernemen hoe groot die groep precies is. Dat lijkt me relevant.

Er is ook een debat gevoerd over "zal doorslaggevend zijn" en "kan doorslaggevend zijn". Na alle mist heb ik het zo geïnterpreteerd dat het bewuste element doorslaggevend kan zijn en dat dit voorstel dus geen directe consequenties heeft voor een enorme toestroom van nieuwe aanvragen.

Tot slot vraag ik de minister naar aanleiding van de interventie van de heer Fritsma of er inderdaad telkens opnieuw discretionaire aanvragen zouden kunnen worden ingediend. Het lijkt mij dat dit niet mogelijk zou moeten zijn als daar geen concrete aanleiding voor is en dat wij de procedures op dit punt zouden kunnen inkorten zonder de rechtsbescherming van mensen aan te tasten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Leers:

Voorzitter. Dank voor het debat. Het is goed dat we zo expliciet op dit voorstel zijn ingegaan. Ik zal kort ingaan op de moties en een enkele vraag nog beantwoorden.

Zeer veel dank aan mevrouw Dijksma, ook voor de positieve bewoordingen aan het begin van haar betoog. In haar motie op stuk nr. 1542 verzoekt zij de minister om bij voormalige alleenstaande minderjarige vreemdelingen die langer dan vijf jaar in Nederland verblijven, individueel te beoordelen of zij in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning. Mag ik mevrouw Dijksma vragen om die motie aan te houden tot de amv-brief aan de Kamer is gestuurd? Ik vermoed namelijk dat deze motie dan overbodig is, maar ik zal deze in ieder geval bij de uitwerking betrekken.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Wanneer komt die brief ongeveer?

Minister Leers:

Ik moet even goed nadenken. Ik ben er een heel eind mee. De brief komt binnen twee à drie weken, in ieder geval voor het reces.

Mevrouw Dijksma (PvdA):

Onder die voorwaarden ben ik bereid mijn motie aan te houden.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Dijksma stel ik voor, haar motie (19637, nr. 1542) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Leers:

In de motie van de heer Fritsma op stuk nr. 1543 wordt opgeroepen om af te zien van het voorstel. Ik hoop dat de heer Fritsma begrijpt dat ik deze motie moet ontraden. Deze staat namelijk haaks op mijn voornemen.

Datzelfde geldt voor de motie van mevrouw Van Nieuwenhuizen op stuk nr. 1544, waarin zij de regering verzoekt niet meer gewicht toe te kennen aan het maatschappelijke belang dan tot nu toe het geval is geweest. Op dat punt moet ik de motie ontraden.

Ik dank mevrouw Gesthuizen nog eens zeer voor haar positieve bewoordingen. Ik snap dat het altijd een afweging is. De een wil wat meer, de ander wil wat minder. Ik waardeer het echter zeer dat zij de handreiking op haar merites wil beoordelen.

De heer Schouw heeft verder geen vragen gesteld. Dank in ieder geval voor het debat. Ik kan hem niet bedienen met een ander bord spaghetti.

In de motie van de heer Dibi op stuk nr. 1545 vraagt hij om een moratorium. Ik heb in de discussie eerder en ook in mijn brieven al gezegd dat ik het niet verstandig vind om nu een moratorium in te stellen. Ik waardeer het overigens zeer dat de heer Dibi ook oog heeft voor de stroomlijning van de procedures. Ik wil dat wel gezegd hebben. Hoezeer er ook verschillen zijn, ik waardeer het dat hij ook dat aspect ziet. Ik ben het echter niet eens met zijn verzoek en daarom ontraad ik de motie.

De heer Knops vraagt hoe het zit met het stapelen van discretionaire aanvragen. Volgens mij heeft de heer Fritsma dit ook gevraagd. Hij zei dat dit niet moet kunnen. Ik moet echter vaststellen dat ik dit nooit helemaal kan tegengaan. Ik kan niemand verbieden om een hernieuwd verzoek in te dienen bij de minister om zijn discretionaire bevoegdheid te gebruiken. Wel geldt, ook bij deze aanvragen, dat ik via het Programma Stroomlijning Toelatingsprocedures wil versnellen en lik op stuk wil geven waar dat past. Daarvoor zal in de toekomst de eendagstoets worden ingesteld en daarnaast moet de vreemdeling steeds leges betalen. Daarmee ga je ook stapeling tegen.

De heer Knops zegt, een beetje in lijn met mevrouw Dijksma, dat we goed moeten kijken naar de amv's en naar het huidige beleid. Ik heb mevrouw Dijksma gevraagd om haar motie aan te houden en ik vraag de heer Knops eigenlijk hetzelfde.

Als laatste kom ik bij de aantallen amv's. Ik heb de Kamer de afgelopen week een brief gestuurd, namelijk op 31 mei. In die brief heb ik aantallen genoemd. Uit die brief kan de heer Knops afleiden dat het aantal amv's zonder verblijfsvergunning van vijf jaar of meer in de opvang 30 is en dat er 410 amv's niet in beeld zijn van wie er geen registratie is van feitelijk vertrek. Dat is de huidige situatie. Ik verwijs de heer Knops naar de brief op dat punt. Dan blijft de informatie over de cijfers eenduidig.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor zijn beantwoording van de vragen van de zijde van de Kamer. Aanstaande dinsdag stemmen wij over de moties.

Sluiting 23.23 uur.

Naar boven