11 VAO maatschappelijk verantwoord ondernemen

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 11 april 2012 over maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Wij hebben een uitgebreid overleg gehad met de staatssecretaris over mvo. Wij hebben geconstateerd dat er op een aantal puntjes wel schot in de zaak zit, maar op een heleboel punten wat ons betreft nog niet of veel te weinig. Daarom heb ik voor dit VAO maar liefst drie moties voorbereid.

Ik begin met het maken van het eerste statement. Dat heeft alles te maken met de discussie die wij hebben gevoerd, niet alleen in de commissie voor ELI, maar naar ik heb begrepen ook in de commissie voor Buitenlandse Zaken over de inmenging van Nederland in een proces dat in de Verenigde Staten werd gevoerd naar aanleiding van vermeende misdragingen door een Nederlands-Britse oliemaatschappij in de Nigerdelta.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat zowel Nederlandse bedrijven als dochters van Nederlandse bedrijven die opereren in een complexe buitenlandse samenleving zich dienen te houden aan de geldende regels en normen ten aanzien van zorg voor mens en milieu zoals die zijn vastgelegd in nationale en internationale afspraken;

overwegende dat de Nederlandse regering dient toe te zien op de naleving van nationale en internationale afspraken betreffende zorg voor mens en milieu;

van mening dat de Nederlandse regering gepaste afstand hoort te behouden en zich in principe niet dient te mengen in de rechtsgang van een andere staat;

van mening dat indien de Nederlandse regering bezwaar heeft tegen inmenging in een conflict door een derde staat, welke staat geen direct verband heeft met het vermeende delict, zij zelf de handschoen op dient te pakken door te onderzoeken of vervolging van een mogelijke of vermeende wetsovertreder middels het Nederlandse rechtssysteem zal moeten en kunnen plaatsvinden;

verzoekt de regering om meer dan nu het geval is te bevorderen dat bedrijven die in den vreemde van schendingen van mensen- en/of arbeidsrechten beschuldigd worden te vervolgen in Nederland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gesthuizen, Smeets, Voordewind en Braakhuis. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 127 (26485).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het inzichtelijk hebben van de concreet behaalde resultaten van ambassades op het gebied van mvo belangrijk is voor de beoordeling van het mvo-beleid;

van mening dat ambassades een belangrijke rol dienen te spelen in het stimuleren en begeleiden van bedrijven bij mvo;

verzoekt de regering om de Kamer te informeren over de concrete resultaten die ambassades op mvo-gebied bereikt hebben, waarbij de focus ligt op de hoeveelheid bedrijven die geholpen zijn, de tevredenheid van deze bedrijven en de door ambassades gesignaleerde problemen van dit nieuwe mvo-beleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gesthuizen, Voordewind en Braakhuis. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 128 (26485).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid concludeert dat het mvo-beleid van de regering te afstandelijk is, waardoor de suggestie wordt gewekt dat deze onderwerpen beperkte relevantie hebben;

van mening dat het bij mvo juist gaat om grote thema's als mensenrechten, duurzaamheid en arbeidsomstandigheden;

verzoekt de regering om de aanbevelingen van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid te vertalen in het huidige beleid en daarmee een normatief kader te scheppen dat mvo stimuleert en steviger verankert,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Gesthuizen, Voordewind en Braakhuis. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 129 (26485).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor zijn beantwoording, en voor zijn positieve reactie als het gaat om het transparant maken van de hele keten voor de OESO-richtlijnen. Wij waren daar blij mee, want daarover hebben wij eerder een motie ingediend die we hebben aangehouden, omdat de staatssecretaris toen nog de motie ontried. Dat was gekoppeld aan het financiële buitenlandinstrumentarium en het meegaan op handelsmissies, alleen door bedrijven die voldoen aan de hernieuwde OESO-richtlijnen. Die motie is toen aangehouden, en ik wil haar alsnog in stemming gaan brengen, en wel morgen. Ik hoop dat de Kamer die motie dan aanneemt, omdat de teksten van de staatssecretaris, de laatste keer toen we hierover spraken, veel positiever waren. Ik hoop dat nu ook de CDA-fractie die motie zal ondersteunen.

Ik heb twee moties over het IDH, een belangrijk instrumentarium ook van dit kabinet, hoewel nu demissionair. Ze gaan over het hanteren van de OESO-richtlijnen als instapcriterium voor bedrijven die meedoen aan het IDH-programma.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Initiatief Duurzame Handel (IDH) een significante speler is in het verduurzamen van productieketens en dat de samenwerking tussen bedrijfsleven, overheid en "civil society" kan leiden tot het terugdringen van armoede en onrecht binnen de productieketens waarbinnen het IDH opereert;

van mening dat van deelnemende bedrijven in het IDH mag worden verwacht dat zij volgens de OESO-richtlijnen handelen, door de risico's voor mensenrechten in productieketens in kaart te brengen en zich in te spannen om misstanden te voorkomen en tegen te gaan;

verzoekt de regering, de OESO-richtlijnen te hanteren als instapcriterium voor bedrijven binnen sectorprogramma's van het IDH door te verlangen dat ze de OESO-richtlijnen onderschrijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Schouten en Braakhuis. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 130 (26485).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. De laatste motie is eigenlijk een heel vanzelfsprekende motie. Ik hoop dat de staatssecretaris haar wil ondersteunen, want het gaat om de ontwikkelingsimpact van de IDH-programma's, zoals die ook gelden voor alle andere gesubsidieerde ontwikkelingsprojecten.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Initiatief Duurzame Handel (IDH) een significante speler is in het verduurzamen van productieketens en dat de samenwerking tussen bedrijfsleven, overheid en "civil society" kan leiden tot het terugdringen van armoede en onrecht binnen de productieketens waarbinnen het IDH opereert;

verzoekt de regering, het IDH jaarlijks de ontwikkelingsimpact en de invloed op de millenniumdoelen van sectorprogramma's inzichtelijk te laten maken en dit aan de Kamer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Schouten en Braakhuis. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 131 (26485).

Behalve de twee moties die zijn ingediend, brengt de heer Voordewind morgen ook nog een motie van 22 december in stemming.

De heer Koppejan (CDA):

Voorzitter. Dank aan de staatssecretaris voor zijn toezeggingen tijdens het laatste AO. Op het gebied van social return bij aanbestedingen wil het CDA graag het tempo erin houden, met alle goede voornemens. Ook willen wij meer inzicht in de obstakels met betrekking tot transparantie van de herkomst van steenkool. Daarom de volgende twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bij het aanbesteden van werken en diensten het Rijk een positieve rol kan spelen door het opnemen van het criterium "social return", het aan het werk helpen van (kwetsbare) groepen die een grote(re) afstand hebben tot de arbeidsmarkt;

overwegende dat vooral Rijkswaterstaat en de Rijksgebouwendienst, maar ook andere baten-lastendiensten van het Rijk, deze positieve rol kunnen vervullen aangezien zij grote werken aanbesteden;

overwegende dat het wenselijk is dat alle onderdelen van het Rijk hierbij het goede voorbeeld geven, zodat deze groepen de noodzakelijke opstap krijgen naar een volwaardige positie op de arbeidsmarkt;

constaterende dat hier reeds enkele moties (bijvoorbeeld Koopmans/van Hijum) over zijn aangenomen in de Kamer;

verzoekt de regering, de Kamer voor het zomerreces van 2012:

  • - inzichtelijk te maken hoe het met de verschillende pilotprojecten op dit punt staat;

  • - inzichtelijk te maken in welke mate "social return"-criteria reeds onderdeel uitmaken van de aanbestedingseisen van aanbestedingen van de rijksoverheid;

  • - aan te geven welke maatregelen nog genomen kunnen worden om "social return" verder te stimuleren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koppejan, Smeets en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 132 (26485).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de energiebedrijven gezamenlijk met mijnbouwbedrijven, ngo's en vakbonden sinds 2010 een dialoog voeren over transparantie in de toeleveringsketen van steenkool en over de milieutechnische en sociale impact van deze keten;

constaterende dat een van de twee doelstellingen van deze dialoog is het verbeteren van de transparantie in de steenkoolketen richting Nederlandse eindconsumenten;

constaterende dat de energiebedrijven aangeven dat er obstakels zijn die het hun onmogelijk maken om de consument inzicht te geven uit welke mijnen zijn energieleveranciers steenkool betrekken;

verzoekt de regering, in kaart te brengen welke deze obstakels zijn en op welke wijze deze kunnen worden weggenomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koppejan, Smeets, Voordewind en Braakhuis. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 133 (26485).

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Voorzitter. Wij hebben in het AO alles gezegd. Ik beperk mij vandaag daarom tot de moties. De eerste motie gaat over Shell.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Shell zegt, de rechtsorde in Nigeria te willen versterken;

overwegende dat de regering zich heeft gemengd in een lopende rechtszaak tegen Shell in de Verenigde Staten;

verzoekt de regering, in gesprek te gaan met Shell en maximale druk uit te oefenen om ervoor te zorgen dat Shell uitspraken van het Nigeriaanse Hooggerechtshof accepteert en indien nodig uitvoert;

verzoekt de regering tevens, zich in de toekomst niet meer te mengen in lopende rechtszaken tegen Shell,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Braakhuis en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 134 (26485).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat volgens de Stichting Onderzoek Multinationale Ondernemingen (SOMO) en de Landelijke India Werkgroep nog steeds jonge meisjes worden uitgebuit bij de productie van textiel in India en dat ook kledingbedrijven die actief zijn op de Nederlandse markt, gebruikmaken van "fout textiel";

overwegende dat kinderarbeid en uitbuiting moeten worden aangepakt;

verzoekt de regering, in samenwerking met de kledingbranche tot afspraken te komen over volledige ketentransparantie en het uitbannen van kinderarbeid in de textielketen en de Kamer te informeren over de resultaten daarvan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Braakhuis, Gesthuizen en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 135 (26485).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de commissie-Streppel tot doel heeft de actualiteit en bruikbaarheid van de corporate governance code te bevorderen en de naleving ervan door de Nederlandse beursgenoteerde vennootschappen te bewaken;

constaterende dat we van de crisis geleerd hebben dat grote beursgenoteerde ondernemingen losgezongen kunnen raken van de samenleving;

constaterende dat de minister van Financiën heeft toegezegd in overleg te treden met de Sociaal-Economische Raad om een commissie maatschappelijke verantwoordelijkheid in te stellen binnen de raden van commissarissen van banken;

verzoekt de regering, in overleg met de commissie-Streppel, de Sociaal-Economische Raad en MVO Nederland te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om de corporate governance code uit te breiden met het instellen van een commissie maatschappelijke verantwoordelijkheid binnen de raden van commissarissen van beursgenoteerde ondernemingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Braakhuis en Verhoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 136 (26485).

Mevrouw Smeets (PvdA):

Voorzitter. Ik heb geen motie, maar ik wil terugkomen op een toezegging die gedaan is in het algemeen overleg. Het gaat om de aangenomen motie-Smeets/Gesthuizen van 22 december 2011. De staatssecretaris heeft toegezegd die motie uit te voeren. Het gaat om een stappenplan, met een tijdpad en doelstellingen. Hij heeft aangegeven de motie in het najaar te hebben uitgevoerd. Daar wil ik hem graag aan houden, ware het niet dat dit kabinet demissionair is. Ik hoor graag van de staatssecretaris of de voorbereiding op ambtelijk niveau toch kan doorgaan, zodat wij bij het aantreden van het volgende kabinet gewoon tot uitvoering kunnen overgaan.

Mevrouw Schaart (VVD):

Voorzitter. Tijdens het debat heeft de VVD-fractie aangegeven dat maatschappelijk verantwoord ondernemen vooral bij de bedrijven zelf vandaan moet komen. Zij zien het nu vaak al als mogelijkheid om te concurreren. Hun motivatie om een goed mvo-beleid te voeren ligt dus vooral bij henzelf. Dat zal in de toekomst, onder druk van consumenten en de maatschappij, alleen maar toenemen. Wel zien wij een rol van de overheid om toe te zien op een goed functionerende markt en om misstanden aan te pakken. Wat ik ook al in het debat heb gezegd, is dat wij het vervelend vinden dat bij aanbestedingswetgeving in specifieke gevallen marktwerking en innovatie in het gedrang komen. Zo wordt bijvoorbeeld in Groningen het FSC-keurmerk voor duurzaam hout verplicht gesteld bij aanbestedingen. Ik dien dan ook een motie in om dit tegen te gaan.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat lokale overheden zoals gemeenten in strijd met de aanbestedingswetgeving specifieke duurzaamheidscertificering zoals bijvoorbeeld het FSC-keurmerk voor duurzaam hout verplicht stellen bij aanbestedingen waardoor marktwerking, innovatie en economische groei worden tegengewerkt;

overwegende dat het ook met de toevoeging "of gelijkwaardig" niet is toegestaan om een specifiek keurmerk te eisen;

overwegende dat het wel is toegestaan om de criteria uit een keurmerk te gebruiken bij de opdrachtverlening, maar dat deze dan niet strijdig mogen zijn met de beginselen van transparantie, proportionaliteit en non-discriminatie;

overwegende dat bedrijven weliswaar naar de rechter zouden kunnen om dergelijke misstanden te corrigeren, maar dat deze route maar beperkt wordt gevolgd omdat het de relatie met de betreffende overheden in gevaar kan brengen;

overwegende dat overheden zelfs doelbewust convenanten blijken af te sluiten met een keurmerkorganisatie om zo een specifieke voorkeur voor een bepaald certificaat te communiceren en vervolgens in de aanbesteding op te nemen;

verzoekt de regering, gemeenten en andere lokale overheden die de gewraakte praktijken toepassen er op te wijzen dat het voorschrijven van specifieke certificaten, ook middels convenanten, in strijd is met de wet;

verzoekt de regering tevens, hierop een boeteregime toe te passen zodra er sprake is van verplichtende certificeringsvoorschriften,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schaart en Verhoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 137 (26485).

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter. Ik heb zelf een motie. Ik heb ook een bijzondere-situatiemotie. Ik kan daar iets meer tijd voor krijgen. Dat schijnt mogelijk te zijn, waarvoor dank.

De voorzitter:

Klopt. Ik heb tegen de heer Voordewind gezegd dat als u de motie voorleest wij administratief helemaal op orde zijn.

De heer Verhoeven (D66):

Nu verraadt u al wat van de verrassing, maar inderdaad.

Ik ben blij om op deze heugelijke dag nog een aantal zaken over maatschappelijk verantwoord ondernemen te kunnen zeggen. Wij hebben op 11 april een goed debat gehad. Ik heb daarbij aandacht gevraagd voor het beter inzetten van de macht van consumenten, niet alleen als koper maar ook als aandeelhouder. Ik heb ook gezegd dat het een goede actie is als bedrijven met een smet niet mee mogen op handelsreis. Dat staatssecretaris heeft dat nog niet heel concreet willen maken. De motie van de heer Voordewind, die ik straks zal indienen, gaat daarop in.

Wij hebben het ook gehad over de Europese transparantie-eisen en de vreemde lobby van het kabinet in Brussel tegen de eigen voorstellen op dat gebied. Mijn laatste punt gaat over het rechtsbijstandsfonds, waarover ik ook een motie zal indienen.

Dit brengt mij bij mijn eerste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kamer zich in 2010 heeft uitgesproken voor een onderzoek naar de haalbaarheid van een rechtsbijstandfonds waarop gedupeerden van Nederlandse dochterondernemingen in het buitenland aanspraak kunnen maken;

overwegende dat in de beantwoording op deze uitspraak de regering verwijst naar het fonds van de Raad voor Rechtsbijstand;

overwegende dat er door verschillende instanties zorgen zijn geuit dat het fonds van de Raad voor Rechtsbijstand hiervoor in de toekomst niet toereikend zal zijn;

verzoekt de regering, te garanderen dat buitenlandse gedupeerden ook in de toekomst, maar in ieder geval de komende vijf jaar, aanspraak kunnen blijven maken op het fonds van de Raad voor Rechtsbijstand en dat de financiën hiervoor dus toereikend zullen zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verhoeven en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 138 (26485).

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter. Ik kom bij een motie die ik indien namens de ChristenUnie, omdat deze verlopen bleek te zijn in het licht van de termijn van het weer in stemming mogen brengen na aanhouding.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet bedrijven niet langer in aanmerking laat komen voor publiek-private samenwerking in ontwikkelingslanden wanneer zij niet voldoen aan de nieuwe OESO-richtlijnen;

overwegende dat de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen van toepassing zijn op de gehele toeleveringsketen en onder meer eisen dat kinder- en slavenarbeid wordt uitgesloten en een leefbaar loon wordt betaald;

overwegende dat de OESO-richtlijnen een due-diligenceproces voorschrijven, waarbij de invloed van bedrijfsactiviteiten op onder meer mensenrechten wordt gemeten en bij hoogrisicoketens en hoogrisicolanden intensievere controle kan worden geëist;

verzoekt de regering, van bedrijven die gebruikmaken van het financieel buitenlandinstrumentarium of meegaan op handelsmissies, te eisen dat zij voldoen aan de hernieuwde OESO-richtlijnen en dit inzichtelijk te laten maken door een due-diligenceproces uit te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verhoeven, Schouten, Braakhuis, Gesthuizen en Voordewind.

Zij krijgt nr. 139 (26485).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik merk op dat alleen de indiener van een motie een aanvullende of verduidelijkende vraag kan stellen over de reactie van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Bleker:

Voorzitter. Er zijn dertien moties ingediend. Daar zal ik een korte reactie op geven. Ik zal eerst antwoord geven op een vraag van mevrouw Smeets over het stappenplan. Daar wordt verder aan gewerkt. Wij zullen de Kamer in de loop van september beleidsarme brief doen toekomen over het stappenplan.

De motie op stuk nr. 127 ontraad ik. De brief waaraan wordt gerefereerd, was geen inmenging. De kwestie had ook in Nederland onder de rechter kunnen worden gebracht, want Shell is een Nederlands bedrijf. Ook vanwege de overwegingen, ontraad ik dus het aanvaarden van deze motie.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Nu de staatssecretaris de motie stellig ontraadt, vraag ik hem waarom dat niet in Nederland is gebeurd.

Staatssecretaris Bleker:

In het dictum staat: "van mening dat indien de Nederlandse regering bezwaar heeft tegen inmenging in een conflict door een derde staat, welke staat geen direct verband heeft met het vermeende delict, zij zelf de handschoen op dient te pakken (...)." Dat gaat gebeuren als daar aanleiding toe is. Mevrouw Gesthuizen vraagt om dat meer dan nu het geval is te doen. Conform de regels, worden bedrijven die in den vreemde schendingen van mensen- of arbeidsrechten plegen, vervolgd als wij daar rechtens toe in de positie zijn. Het principe is echter dat vervolging plaatsvindt in het land waar de schending plaatsvindt.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik ben heel erg verbaasd, want ik hoorde de staatssecretaris net zeggen dat het in principe ook in Nederland had kunnen plaatsvinden.

Staatssecretaris Bleker:

Inderdaad, het had ook in Nederland kunnen plaatsvinden.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dat had dus ook in Nederland kunnen plaatsvinden, maar dat is niet gebeurd. Ik hoor nu van de staatssecretaris hetzelfde antwoord als een paar maanden geleden van minister Rosenthal in reactie op een andere motie. Intussen heeft er een incident plaatsgevonden. Er was een rechtszaak in de VS en Nederland vond het nodig om daar een brief over te sturen, wat ik wel als enige bemoeienis beschouw. De vraag is hoe de staatssecretaris kan volhouden dat het in Nederland kunnen gebeuren en dat dit ook wordt gedaan. Hij constateert hier dat het had gekund. Waarom is het dan niet gebeurd?

Staatssecretaris Bleker:

Omdat er staat: "door Kiobel in Nederland onder de rechter is gebracht."

Ik laat het oordeel over de motie-Gesthuizen c.s. op stuk nr. 128 aan de Kamer, want deze is ondersteuning van beleid. De motie op stuk nr. 129 die beschouw ik evenzeer als ondersteuning van beleid. Het oordeel daarover laat ik dus ook aan de Kamer.

Als de motie-Voordewind c.s. op stuk nr. 130 enigszins aangepast zou worden, als achter "onder OESO-richtijnen onderschrijven" een punt zou worden geplaatst, zou ik haar als ondersteuning van beleid kunnen beschouwen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik denk dat de staatssecretaris doelt op het dictum. Dat gaat over het onderschrijven van de OESO-richtlijnen om deel te kunnen nemen aan het IDH-programma. Wij stellen dat dit een instapcriterium moet zijn. Ik weet niet of wij nu ver van elkaar af zitten.

Staatssecretaris Bleker:

Ik denk het ook niet. Er staat nu: "en regelmatig over de uitvoering rapporteren". Dat duidt op een activiteit die al heeft plaatsgehad.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Die zinsnede heb ik al weggestreept.

De voorzitter:

De motie wordt dus "oordeel Kamer". Ze luidt nu zodanig dat het dictum eindigt met "onderschrijven".

Staatssecretaris Bleker:

Ja. Er was mogelijkerwijs een misverstand, maar nu is het duidelijk.

De motie op stuk nr. 131 ontraad ik. Het IDH rapporteert jaarlijks aan de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking over millenniumdoel 1 inzake armoede en honger, en over de doelen 7 en 8. Er wordt gevraagd om een aparte, nieuwe informatiestroom vanuit de sectorprogramma's aan de Tweede Kamer. Hiervoor moet capaciteit worden onttrokken aan de lopende programma's. Wij vinden dit dus gewoon niet praktisch, terwijl het wel tijd, geld en menskracht kost. Om die reden wordt de motie ontraden.

De motie op stuk nr. 132 zie ik als ondersteuning van beleid. Ik laat het oordeel aan de Kamer.

De motie op stuk nr. 133 is te vroeg, want de steenkooldialoog loopt nog. Ik zou dus zeggen: houd de motie aan. Indien dat niet gebeurt, ontraad ik de motie.

De heer Koppejan (CDA):

Het gaat om een dialoog waarin obstakels voorkomen, waarover de sector zelf spreekt. Men zegt: er zijn obstakels die het ons onmogelijk maken om inzicht te krijgen. Daarom denk ik: laat de staatssecretaris het gesprek aangaan, laat hem vragen wat die obstakels zijn, en laat hem de Kamer daarover informeren. Zo moeilijk kan het toch niet zijn?

Staatssecretaris Bleker:

Als er een verzoek van de dialoogpartners komt om in gesprek te gaan over de obstakels en deze in kaart te brengen, zal ik de Kamer rapporteren over de bijdrage die wij daaraan hebben geleverd.

De heer Koppejan (CDA):

Het is de Kamer die het u nu vraagt. Dat is toch minstens zo belangrijk? Wij willen gewoon geen halfjaar moeten wachten. Wij kunnen nu toch al die vraag stellen? U bent aanwezig als waarnemer bij die dialoog. Hoe moeilijk kan het dan zijn?

Staatssecretaris Bleker:

Het is wel een dialoog van partners. Wij zijn waarnemer. Als die dialoogpartners ons vragen om de obstakels in beeld te brengen en er een analyse op toe te passen, zullen wij zowel aan de partners als aan de Kamer rapporteren wat de uitkomsten daarvan zijn. Wij nemen echter nu niet zelf het initiatief daartoe.

De voorzitter:

Mijnheer Koppejan, hebt u behoefte aan een afrondende opmerking?

De heer Koppejan (CDA):

Nee, het is duidelijk. Het kabinet is demissionair. Ik houd mijn motie zoals die is en laat haar in stemming komen.

Staatssecretaris Bleker:

Ik dacht dat u wilde zeggen: ik houd mijn hart vast. Maar dat is weer iets anders. Twee constateringen zijn inderdaad juist: dat het kabinet demissionair is en dat de Kamer bepaalt welke moties worden aangehouden en welke niet.

De voorzitter:

Maar deze gedachtewisseling leidt niet tot een ander oordeel van de kant van het kabinet?

Staatssecretaris Bleker:

Nee, voorzitter.

De voorzitter:

Dat betekent: "ontraden".

Staatssecretaris Bleker:

De motie op stuk nr. 135 zou ik willen ontraden, want de bedrijven zijn hiermee op dit moment zeer actief doende. Het is dus in zekere zin een overbodige motie, omdat men doende is om tot afspraken te komen over de transparantie in de keten en het uitbannen van kinderarbeid in de textielketen. Zodra er uitkomsten zijn, zal ik de Kamer daarover informeren. Ik onderken echter dat het een urgent punt is. Daarom stel ik voor dat de Kamer in ieder geval over de voortgang wordt geïnformeerd in de loop van oktober.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Het enige wat ik vraag is volledige ketentransparantie. Dat wordt in deze motie gevraagd. Wij hebben bewijzen dat de kledingbranche daartoe tot nu toe niet in staat is geweest. Dit keer was het C&A, de vorige keer was het Hennes & Mauritz, maar het blijkt steeds niet volledig te zijn. Daarom vraag ik de staatssecretaris dit. Ik wil gewoon volledige ketentransparantie. Dat lijkt mij een meer dan redelijk verlangen. Nederland heeft van alles ondertekend en wij kunnen ons daar niet zomaar van losmaken.

Staatssecretaris Bleker:

De regering wordt in de motie gevraagd om in samenwerking met de kledingbranche tot afspraken te komen over volledige ketentransparantie en het uitbannen van kinderarbeid in de textielketen, en de Kamer te informeren over de resultaten daarvan. Ik zeg dat ik de Kamer in september, oktober zal informeren over de voortgang van de lopende besprekingen in de branche en de contacten met ons daarover.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Dan lijkt de motie me dus eigenlijk ondersteuning van het beleid, want dan zegt de staatssecretaris eigenlijk: ik zal aandringen op volledige ketentransparantie en ik neem dit mee. Dan hoeft de motie dus niet ontraden te worden.

Staatssecretaris Bleker:

Dan zijn wij het eens over wat wij gaan doen. Daarom ontraad ik de motie niet.

De voorzitter:

Goed, de staatssecretaris laat het oordeel over de motie op stuk nr. 135 dus aan de Kamer. Staatssecretaris, u kunt mij nog even helpen door terug te gaan naar de motie op stuk nr. 134 over Shell. Wat is uw oordeel over deze motie? Dat zijn wij kwijt.

Staatssecretaris Bleker:

Het tweede dictum luidt: "verzoekt de regering tevens zich in de toekomst niet meer te mengen in lopende rechtszaken tegen Shell". Ik heb gezegd dat dit ondersteuning van het beleid is, maar wij hebben ons niet gemengd in een lopende rechtszaak. Wel hebben wij een kwestie aangekaart bij de autoriteiten in de Verenigde Staten, omdat uit de zaak zou kunnen voortvloeien dat de rechtsautoriteiten in de Verenigde Staten zich te zeer bemoeien met de rechtsgang in een ander land.

De voorzitter:

Ik hoor dat de heer Braakhuis zegt dat het hem nog niet helder is. Het was ons ook niet helder. Daarom hebben wij de staatssecretaris om verheldering gevraagd. Gaat u nu licht op de zaak werpen, mijnheer Braakhuis?

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Er zijn twee moties over Shell ingediend. Eentje is van mevrouw Gesthuizen en eentje is van mij. In mijn motie staat dat Shell zou moeten accepteren dat er in Nigeria ook een hooggerechtshof is dat uitspraken doet en dat Shell zich daaraan moet houden. Ik roep in de motie de regering op om zich verre te houden van het hebben van een mening over lopende rechtszaken tegen Shell.

Staatssecretaris Bleker:

Ik lees voor wat in de motie op stuk nr. 134 staat. "verzoekt de regering in gesprek te gaan met Shell en maximale druk uit te oefenen om ervoor te zorgen dat Shell de uitspraken van het Nigeriaanse hooggerechtshof accepteert en indien nodig uitvoert". Daarop is mijn reactie: ja, in regulier overleg wordt dat aangekaart. Verder staat het volgende in de motie: "verzoekt de regering tevens zich in de toekomst niet meer te mengen in lopende rechtszaken tegen Shell". Zou de heer Braakhuis deze twee verzoeken niet kunnen ontkoppelen? Of zou hij kunnen kiezen voor de volgende formulering: "verzoekt de regering zich niet te mengen in lopende rechtszaken tegen Shell"? Als de heer Braakhuis het daartoe beperkt, is er geen probleem. De heer Braakhuis suggereert door de formulering in de motie echter dat wij ons via de VS-kwestie en de amicebrief gemengd hebben in een lopende rechtszaak. Dat is niet het geval. Het is in ieder geval niet gebeurd in het belang van Shell, maar in het belang van het rechtssysteem.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Ik ben bereid om mijn eerste overweging aan te passen, als de staatssecretaris dat vraagt.

De voorzitter:

Nee, nee. Ik treed even als voorzitter op. Het verzoek van de staatssecretaris is om het woordje "meer" te schrappen uit het tweede dictum van de motie. Daardoor zal de tekst als volgt luiden: "Verzoekt de regering tevens zich in de toekomst niet te mengen in lopende rechtszaken tegen Shell".

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Ik ben bereid om dat woordje door te strepen, voorzitter.

De voorzitter:

De motie-Braakhuis/Voordewind (26485, nr. 134) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Shell zegt de rechtsorde in Nigeria te willen versterken;

overwegende dat de regering zich heeft gemengd in een lopende rechtszaak tegen Shell in de Verenigde Staten;

verzoekt de regering, in gesprek te gaan met Shell en maximale druk uit te oefenen om ervoor te zorgen dat Shell uitspraken van het Nigeriaanse hooggerechtshof accepteert en indien nodig uitvoert;

verzoekt de regering, tevens zich in de toekomst niet te mengen in lopende rechtszaken tegen Shell,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 140 (26485).

Nu de motie is gewijzigd, zal de staatssecretaris het oordeel over de motie aan de Kamer laten.

Staatssecretaris Bleker:

Zo is het precies.

De voorzitter:

Dan zijn we nu bij de motie op stuk nr. 136.

Staatssecretaris Bleker:

Dat schiet op, voorzitter. Ik ontraad deze motie. De SER is reeds benaderd om zich over deze vraag te buigen. Ik wacht het advies van de SER af. De indiener van de motie loopt enigszins vooruit op het advies van de SER.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Het verzoek aan de SER gaat over de Code Banken. Mijn verzoek gaat over de corporate governance code. Dat is een groot verschil. Ik wil deze code in de volle breedte van de markt van beursgenoteerde ondernemingen toegepast zien.

Staatssecretaris Bleker:

Ik ga eerst doen wat ik gezegd heb. Dit kan mogelijk gevolgd worden door wat de heer Braakhuis vraagt, maar ik zeg hem toe wat ik heb toegezegd.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Dat betekent dat de staatssecretaris bereid is om mijn verzoek mee te nemen in het overleg met de SER.

Staatssecretaris Bleker:

Ik ben bereid om het verzoek mee te nemen in het overleg met de SER.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Ik stel vast dat de motie daarmee ondersteuning van het beleid is.

Staatssecretaris Bleker:

Goed zo!

De voorzitter:

Wat is de reactie van de staatssecretaris?

Staatssecretaris Bleker:

Ik ben bereid om het verzoek mee te nemen in het overleg met de SER.

De voorzitter:

Met die interpretatie laat de staatssecretaris het oordeel aan de Kamer, begrijp ik?

Staatssecretaris Bleker:

Ja.

De voorzitter:

Dan vraag ik om de reactie van de staatssecretaris op de volgende motie, die op stuk nr. 137.

Staatssecretaris Bleker:

Ik heb er volstrekt geen bezwaar tegen om gemeenten erop te wijzen dat het voorschrijven van keurmerken in strijd is met de aanbestedingsregels. Maar als gemeenten wel keurmerken voorschrijven, is er nu echter geen mogelijkheid om een boeteregime toe te passen. Wel kan op basis van wetgeving gecorrigeerd worden. Door het ontbreken van een toepasbaar boeteregime is het voor mij niet mogelijk om de motie als ondersteuning van beleid te zien. Om die reden ontraad ik de motie.

Mevrouw Schaart (VVD):

De staatssecretaris heeft bij andere punten al bewezen dat hij zijn oordeel makkelijk kan aanpassen. Ik wil hem een voorstel doen voor aanpassing van het dictum van deze motie. Daardoor kan de staatssecretaris het oordeel over de motie hopelijk aan de Kamer laten.

Staatssecretaris Bleker:

Ik geef geen blanco cheque, maar als de wijziging tegemoetkomt aan hetgeen ik zopas heb geformuleerd, is daar ruimte voor.

De voorzitter:

Goed. Mevrouw Schaart kondigt aan dat zij de motie zal wijzigen. Bij de stemmingen zal blijken of de Kamer steun geeft aan die gewijzigde motie. Als de wijziging zodanig is dat zij past bij wat de staatssecretaris heeft gezegd, laat hij het oordeel aan de Kamer.

Staatssecretaris Bleker:

Zo is het, voorzitter.

In de motie-Verhoeven/Voordewind op stuk nr. 138 wordt de regering verzocht om te garanderen dat buitenlandse gedupeerden ook in de toekomst, maar in ieder geval de komende vijf jaar, aanspraak kunnen blijven maken op het fonds van de Raad voor Rechtsbijstand en dat de financiën hiervoor dus toereikend zullen zijn. Deze motie vraagt ontzettend veel; zij wil een soort absolute garantie dat er gebruik kan worden gemaakt van het rechtsbijstandsfond. In het AO heb ik duidelijk gemaakt dat er op dit moment nog geen probleem is. Er zijn voldoende middelen aanwezig in het rechtsbijstandsfonds. Bovendien heb ik gezegd dat indien aanvragen voor het rechtsbijstandfonds om financiële redenen niet meer gehonoreerd kunnen worden, ik de Kamer daarover apart zal informeren. Op dat moment kunnen we met elkaar bekijken wat te doen. Ik kan echter niet nu al een absolute garantie geven. Ook willen wij graag het lokale rechtssysteem verbeteren. Het rechtsbijstandsfonds is dus geen doel op zich. Gelet op deze argumentatie in het AO, ontraad ik aannemening van deze motie.

De motie-Verhoeven c.s. op stuk nr. 139 zie ik als ondersteuning van beleid. Het oordeel erover laat ik aan de Kamer.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Gesthuizen heeft nog een opmerking over een eerdere motie.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

De motie-Gesthuizen c.s. op stuk nr. 128 vraagt om het inzichtelijk maken van concreet behaalde resultaten van ambassades. Ik vraag in deze motie dus om informatie. Als de staatssecretaris kan zeggen wanneer de regering de Kamer zal informeren, bijvoorbeeld voor het zomerreces of direct na het zomerreces, kan ik deze motie natuurlijk aanhouden of zelfs intrekken.

Staatssecretaris Bleker:

Direct na het zomerreces.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dan trek ik de motie in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Gesthuizen c.s. (26485, nr. 128) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Bleker:

Mooi. O sorry, ik mag natuurlijk niet oordelen hierover.

De beraadslaging wordt gesloten.

Sluiting 18.31 uur.

Naar boven