15 Internationaal cultuurbeleid

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het verslag van een algemeen overleg over internationaal cultuurbeleid (31482, nr. 78).

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Buitenlandse Zaken van harte welkom.

Ik wijs de leden op een wijziging van het Reglement van Orde die inhoudt dat men binnen de twee minuten spreektijd moet blijven.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ik zal dan ook niet beginnen met een toelichting maar meteen met het indienen van de moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het voor kleinere landen, zoals Nederland, steeds moeilijker is geworden om in internationaal toonaangevende musea aandacht te krijgen voor hun kunst en kunstenaars;

constaterende dat er bij buitenlandse musea grote belangstelling is voor Nederlandse kunst, maar dat praktische of financiële bezwaren het veelal verhinderen dat tot aanschaf van Nederlandse kunstwerken wordt overgegaan, en dat grotere landen in het voordeel zijn door een actieve cultuurpolitiek;

overwegende dat Dutch Art Works meerdere malen succesvol heeft bemiddeld tussen toonaangevende buitenlandse musea, Nederlandse kunstenaars, bedrijven en overheden, waardoor met beperkte middelen, effectief en duurzaam internationaal cultuurbeleid gevoerd kan worden, door permanente aanwezigheid van Nederlandse kunst in buitenlandse museumcollecties;

verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat de missie en werkwijze van Dutch Art Works binnen de huidige budgetten onderdeel worden van het internationaal cultuurbeleid zodat Nederlandse hedendaagse kunstenaars van invloed blijven in de internationale artistieke discussie en culturele meningsvorming door permanente en prominente aanwezigheid in belangrijke buitenlandse collecties van moderne kunst,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 79 (31482).

De heer Van der Ham (D66):

Het is een kunststukje op zichzelf, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat diverse overheidsgesubsidieerde organisaties, overheden en instituten zich bezighouden met internationaal cultuurbeleid;

overwegende dat voor de effectiviteit van de Nederlandse aanwezigheid in het buitenland en het goed besteden van overheidsmiddelen afstemming noodzakelijk is;

verzoekt de regering, met overheden en door de overheid gesubsidieerde organisaties en instituten afspraken te maken over activiteiten en reizen inzake internationaal cultuurbeleid, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 80 (31482).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Raad voor Cultuur kritisch is over het beleid ten aanzien van internationaal cultuurbeleid, waaronder statelijke manifestaties;

overwegende dat zowel in de voorbereiding, als in de samenwerking tussen overheden en ministeries verbetering noodzakelijk is om effectief te kunnen zijn in het buitenland;

overwegende dat vooraf duidelijk afrekenbare doelen noodzakelijk zijn teneinde de effectiviteit van het gevoerde beleid ook te kunnen evalueren;

verzoekt de regering, naar aanleiding van het gevoerde internationaal cultuurbeleid de eisen aan organisatie, samenwerking en evaluatie aan te scherpen, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Ham en Van der Werf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 81 (31482).

De heer De Liefde (VVD):

Voorzitter. Het internationaal cultuurbeleid moet ergens aan bijdragen, een nuttig doel dienen, bijvoorbeeld de diplomatieke en economische positie van Nederland. Internationaal cultuurbeleid kan een belangrijke meerwaarde hebben voor Nederland. Met de nadruk op "kan", want als het niet goed georganiseerd, ingezet of begeleid wordt, doet het juist afbreuk. En dat is zonde van onze tijd, energie en belastinggeld. De VVD heeft tijdens het AO ingezet op een strakke regie en een einde aan de versnippering. De staatssecretaris en de minister hebben hier positief op gereageerd, waarvoor dank. Maar die strakke regie en aanpak geldt wat de VVD betreft niet alleen voor beide departementen, maar ook voor al die initiatieven, clubs, contactorganen, raden, stichtingen, fondsen en verenigingen die onder de Nederlandse vlag cultuur komen brengen in de wereld, maar niet altijd meetbaar effectief zijn. De staatssecretaris heeft op 20 december gezegd, daar waar er overlap is of waar dingen niet helemaal synchroon lopen, de zaken gelijk te willen schakelen. Ik hoop van harte dat de staatssecretaris daarmee dus niet alleen doelt op de departementen maar ook op de genoemde clubs.

Tot slot. De VVD ziet kansen bij de aanwezigheid van cultuur tijdens handelsmissies en stelt voor cultuur vaker in te zetten bij die missies, mits uiteraard die goede regie wordt gevoerd, zoals ik al eerder heb betoogd. Neem bijvoorbeeld Den Haag, dat met succes over de grens paradeert met zijn culturele pareltjes zoals het Gemeentemuseum, het Mauritshuis en het Nederlands Danstheater. Is de regering bereid om daar waar mogelijk dit soort culturele instellingen die rijkssubsidie ontvangen, vaker in te zetten bij nationale handelsmissies?

Mevrouw Klijnsma (PvdA):

Voorzitter. Wij hebben vlak voor het kerstreces inderdaad een interessant AO gehad, waarin we met z'n allen hebben geconstateerd dat kunst en cultuur geen grenzen kennen. Dat is prachtig, want wij willen graag dat kunst en cultuur worden gestimuleerd, in de brede zin van het woord.

Ik benut mijn twee minuten om op rustige toon de motie voor te lezen die mevrouw Van der Werf en ik hebben voorbereid.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de laatste kabinetsvisie op het internationale cultuurbeleid, Grenzeloze Kunst geheten, stamt uit september 2008 en afloopt in 2012;

verzoekt de regering om voor het zomerreces te komen met een voorzet voor een heldere en uitgebreide nadere visie op internationaal cultuurbeleid, waarin tevens wordt aangegeven welke doelen het kabinet wil behalen, zo veel mogelijk geconcretiseerd, welke activiteiten in binnen- en buitenland op dit moment voor de komende jaren zijn ingepland en welke instelling of persoon het beleid gaat coördineren en ondersteunen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Klijnsma en Van der Werf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 82 (31482).

Mevrouw Klijnsma (PvdA):

Voorzitter. Ik vervang hier mijn collega Hilkens, omdat zij ziek is.

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Voorzitter. Internationaal cultuurbeleid als doel of als smeermiddel? Natuurlijk heeft cultuur een rol als middel voor het bevorderen van diplomatieke en economische belangen, maar het CDA meent dat dit niet de overhand moet krijgen, als er cultuurbudget mee is gemoeid. Dan is de verbetering van de positie van de Nederlandse kunst en cultuur alsook van onze kunstenaars eigenlijk het belangrijkste. Ik vond dit toch een heel lastige discussie in het AO dat wij hebben gehad. De woordvoerder van de VVD heeft er net ook enkele opmerkingen over gemaakt. Cultuurbudget als smeermiddel of als doel op zich? Ik zou het prettig vinden als de bewindslieden daar nog een keer op willen reageren.

Dutch Art Work is genoemd door D66 in verband met een betere positie voor Nederlandse kunstenaars. Ik ben benieuwd naar de reactie op deze interessante motie. Wij hebben de evaluatie van New York gehouden en daarbij rijst weer de vraag waarop wij evalueren. Wanneer noemen wij iets een succes? Daarom heeft de CDA-fractie samen met D66 een motie over betere criteria voor evaluatie ingediend.

Vandaag werd ook bekend dat Europa 4,8 mln. uitkeert aan Nederlandse instellingen. Kan de staatssecretaris ingaan op de vragen wat hiermee gebeurt en welke verplichtingen erbij horen, ook internationaal? Dit alles roept nog steeds een beeld op dat er veel kan gebeuren en dat er veel gebeurt. In welke verhouding staat dat tot elkaar, in binnen- en buitenland? Wat zijn de doelstellingen? De CDA-fractie heeft hierover samen met de PvdA een motie ingediend, waarin wordt gevraagd om een uitgebreide visie.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Toen ik afgelopen voorjaar in Caïro was, logeerde ik in het prachtige Nederlands instituut, in het hartje van de stad, waar Arabische en Nederlandse les wordt gegeven. Er staan net zulke instituten in Ankara, Damascus, Rabat, Amman en in Beiroet. Het is zo jammer dat deze zich niet ook richten op kunstenaars en culturele instellingen in die steden. De Nederlandse ambassades hebben wel de taak om dat te doen, maar zij komen daar nauwelijks aan toe, hoezeer dat ook anders zou moeten zijn. Daarom dien ik de volgende cultuurvriendelijke en budgetneutrale motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat zeker in landen in ontwikkeling of transitie kunstenaars een belangrijke voorhoederol kunnen spelen in maatschappelijke ontwikkelingen;

verzoekt de regering, Nederlandse wetenschappelijke instituten in het Midden-Oosten en Noord-Afrika uit te breiden met een culturele taak en de Matra-Zuid-middelen ook voor hen open te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 83 (31482).

Minister Rosenthal:

Voorzitter. Dank aan de leden voor hun inbreng in dit VAO. Ik zal reageren op een motie van de heer Van der Ham en op twee vragen dan wel opmerkingen.

Tegenover de motie-Van der Ham op stuk nr. 80 sta ik zeer sympathiek. Ik zal voldoen aan wat er in het dictum staat. Ik verwijs in dit verband ook nadrukkelijk naar de strategische reisagenda van de regering. Het dictum van de motie past daar uitstekend in.

De heer De Liefde heeft gevraagd naar het betrekken van culturele instellingen bij handelsmissies. Daar ben ik zeer voor, want het is zeer nuttig. We proberen het al in gang te zetten. Een van de belangrijkste punten daarbij is het vroegtijdig plannen. In het topsegment van de Nederlandse kunst en cultuur vindt planning meestal heel ver van tevoren plaats.

Mevrouw Van der Werf van het CDA vroeg naar de tegenstelling tussen dan wel combinatie en wederzijdse versterking van economische diplomatie en cultuur. Die zaken moeten echt direct op elkaar aansluiten. Ik zie er geen tegenstelling in, maar een wederzijdse versterking. Ook culturele instellingen, kunstenaars en artiesten voelen dat in toenemende mate zo. In dit kader, de samenwerking van economie en cultuur in Nederland, wijs ik op de door mij geopende Rembrandttentoonstelling in Praag. Sponsoring door het Nederlandse bedrijfsleven bleek daarbij buitengewoon nuttig. Verder heb ik vorige week samen met president Gül in Ankara een tentoonstelling van oude meesters geopend in het Sakip Sabanci Museum. Dit blijkt een groot succes. Kortom, ik zoek het in wederzijdse wisselwerking en versterking.

Staatssecretaris Zijlstra:

Voorzitter. Ik ga nog in op een paar vragen en moties, te beginnen met de vraag van mevrouw Van der Werf over het Europese geld. Om precies te zijn, gaat het om een bedrag van 4,8 mln. dat gaat naar de Nederlandse Dansdagen, de presentatie-instelling BAK, Museum Boerhaave en het Centraal Museum Utrecht. Het totale budget binnen Europa is 60 mln. en Nederland haalt daar 4,8 mln. uit.

De minister is ingegaan op de andere vragen, dus kan ik doorgaan met de moties.

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Ik dank de staatssecretaris voor zijn uitleg over de bestemming van het geld, maar dat heb ik ook gelezen. We hebben het over internationaal cultuurbeleid en mijn vraag is of hier ook een internationale verplichting tegenover staat. Weet de staatssecretaris dat?

Staatssecretaris Zijlstra:

Moet het geld internationaal worden uitgegeven? Ik kijk nu heel wanhopig naar een bepaald deel van de zaal. We hebben dit niet aan de orde gehad in het AO. Vindt u het een bezwaar als we u dit schriftelijk melden? Ik zie dat dit niet het geval is, dus gaan we dat doen.

Dan kom ik bij de motie van de heer Van der Ham op stuk nr. 79, over Dutch Art Works. Deze discussie komt met zekere regelmatigheid terug en ik complimenteer de heer Van der Ham met zijn consistentie. De heer Van der Ham vraagt het werk van Dutch Art Works binnen de huidige systematiek in te passen. Het is echter niet gratis. Hij kan vragen om het werk binnen de huidige systematiek in te passen, maar het kost wel geld. Daardoor kan ik iets anders niet doen, maar dat wordt niet aangegeven in de motie. Daarmee is het een ongedekte motie.

De heer Van der Ham (D66):

In het dictum staat "missie en werkwijze". Het gaat dus niet om Dutch Art Works op zichzelf, maar om zijn manier van werken. Het interessante aan zijn missie en werkwijze is dat Dutch Art Works bijvoorbeeld het bedrijfsleven uitnodigt bepaalde kunstwerken aan te kopen en ervoor zorgt dat onze kunstwerken ergens in een museum komen te hangen. Daarom vraag ik de staatssecretaris deze werkwijze te omarmen. Voor deze methode is het namelijk noodzakelijk dat een overheid de regie voert. Dat hoeft niet altijd te leiden tot een financiële bijdrage. Het gaat om een soort aanwezigheid. Daarom vraag ik de missie en de werkwijze mee te nemen in de toekomst van het internationale cultuurbeleid.

Staatssecretaris Zijlstra:

We hebben hierover afspraken gemaakt in de fondsenstructuur. Als de strekking van Dutch Art Works is dat Nederlandse kunst in het buitenland gepromoot moet worden, zijn we het eens. Dutch Art Works doet echter iets heel anders. Het zorgt namelijk voor een financiële tegemoetkoming waardoor buitenlandse musea Nederlandse kunstwerken ver onder de marktprijs kunnen kopen. Ik heb in het AO al gezegd dat ik dit in feite een vorm van marktverstoring vind, waar de overheid niet aan mee moet werken. Als de heer Van der Ham met deze motie wil oproepen Nederlandse kunst in het buitenland te promoten, ben ik het met hem eens, maar dat lees ik niet in de motie. Daarom blijf ik deze motie ontraden.

De minister van Buitenlandse Zaken is ingegaan op de motie op stuk nr. 80. Dat brengt mij bij de motie op stuk nr. 81, van de heer Van der Ham en mevrouw Van der Werf, waarin wordt verzocht naar aanleiding van het gevoerde internationale cultuurbeleid de eisen qua evaluatie en dergelijke aan te scherpen. Ik ben het hiermee eens. Ik denk dat de motie uitdrukking geeft aan iets wat het kabinet ook vindt. Dat hebben we ook aangegeven. We willen minder bureaucratie en we willen niet dat allerlei organisaties elkaar in de weg zitten. Er moeten dus veel minder organisaties zijn. Daarnaast willen we geografische focus. Daarom richten we ons op veel minder landen. Bovendien willen we een veel strakkere regie op de fondsen. Ook daarin gebeurde van alles en nog wat, waarin we niet altijd de beleidsrichtingen konden herkennen. Dat is nu veel sterker neergezet. Het betekent dat er in de beschikkingen die in september worden afgegeven duidelijke afspraken worden gemaakt over wat we wel of niet zullen doen. Met de motie wordt dus iets gevraagd wat we al doen en daarmee is de motie overbodig. De lijn die we hebben afgesproken, is dat we deze dan ontraden.

De heer Van der Ham (D66):

In een van de overwegingen staat dat er vooraf duidelijk afrekenbare doelen moeten zijn. Bij New York 400 hebben we gezien dat het succes hiervan zo ongeveer werd bepaald door de hoeveelheid "mentions" op internet. Dat vind ik niet een voldoende afrekenbaar doel dat je van tevoren kunt afspreken en waarop je vervolgens kunt evalueren. Wij vinden dus wel degelijk dat de doelen van tevoren hoger moeten worden gesteld en dat de evaluatie strikter moet. Daarover verschilden wij wel degelijk van mening tijdens het AO.

Staatssecretaris Zijlstra:

De minister van Buitenlandse Zaken heeft tijdens het AO al gesteld dat gewoon helder moet zijn dat bij internationale programma's verbeteringen kunnen worden aangebracht in de doelen die worden gesteld. Dat vindt de regering net als de heer Van der Ham. Ik stel nu echter dat in het nieuwe beleid, dat vorig jaar juni is neergelegd bij de Kamer, die stap is gezet. De heer Van der Ham vraagt nu eigenlijk een herbevestiging van het beleid dat wij hebben ingezet. Daarom stel ik dat de motie overbodig is. Volgens mij zijn de heer Van der Ham en ik het overigens inhoudelijk eens.

De heer Van der Ham (D66):

Het punt is dat wij het daarover niet eens zijn. Ik zal de motie daarom absoluut niet intrekken. De doelen die werden gesteld, zijn namelijk niet erg verscherpt.

De voorzitter:

De staatssecretaris vervolgt zijn betoog.

Staatssecretaris Zijlstra:

Ik doe nog even een stapje terug in het debat, om daarmee te voorkomen dat wij de Kamer nog een brief moeten sturen. Tegen mevrouw Van der Werf zeg ik dat het om geld gaat waarbij de instellingen moeten samenwerken met instellingen uit andere EU-lidstaten. De Europese en internationale component zit er dus wel degelijk in. Anders zou je het geld niet krijgen.

Ik kom op de motie van mevrouw Klijnsma en mevrouw Van der Werf. Tijdens het AO is de discussie gevoerd over wat in de motie wordt gevraagd, ook nadat mevrouw Van der Werf naar een ander AO moest. Ik heb tijdens het AO al gezegd dat in de brief van juni, om precies te zijn op de pagina's 5 tot en met 7, al staat beschreven wat het internationaal cultuurbeleid van het kabinet is. Ik zeg nogmaals dat dit beleid ertoe zal leiden dat wij, bij de beschikkingen die in september worden afgegeven, op basis van de instellingsplannen afspraken zullen maken over concrete doelen. Wat wordt wel gedaan en wat niet? Daarmee wordt een en ander ook beter afrekenbaar, zeg ik nogmaals tegen de heer Van der Ham. In de brief staat dus de visie van het kabinet. Wij hebben er geen behoefte aan om die visie opnieuw op te schrijven. Deze motie is daarom wat ons betreft overbodig. Wij ontraden de Kamer daarom het aannemen ervan.

Mevrouw Klijnsma (PvdA):

Het zal de twee bewindspersonen niet vreemd voorkomen dat wij het juist belangrijk vinden dat er een follow-up komt op de kabinetsvisie die er nog ligt tot dit jaar. In de follow-up moet goed worden opgesomd wat er de komende vier jaar gaat gebeuren. Je zou dus kunnen zeggen dat wat gevraagd wordt in deze motie, zeer in het verlengde ligt van wat wordt gevraagd in de motie van de heer Van der Ham. Deze motie is eigenlijk de paraplu. Mevrouw Van der Werf en ik hechten er zeer aan dat dit inzicht wordt geboden.

Staatssecretaris Zijlstra:

Wij kunnen hierover een exegese houden. Naar onze mening wordt de kabinetsvisie verwoord in de brief van juni. Als de Kamer er echter behoefte aan heeft dat het kabinet nog eens helder maakt, in een apart stuk, hoe het zit met het internationale cultuurbeleid, dan heeft het kabinet daartegen geen bezwaar. Dan zullen wij dat stuk opstellen.

Mevrouw Klijnsma (PvdA):

Ik vind dat het kabinet het zelf ook van groot en wezenlijk belang zou moeten vinden om het internationaal cultuurbeleid echt voor het voetlicht te brengen. Eigenlijk geven mevrouw Van der Werf en ik de staatssecretaris dus juist een heel plezierige handreiking.

Staatssecretaris Zijlstra:

Plezierige handreikingen van mevrouw Klijnsma kan ik niet afslaan. Daarom zeg ik nogmaals dat wij bereid zijn om wat vorig jaar in meer dan kwaliteit is neergezet, nog eens helder te formuleren voor de Kamer in een separaat stuk. Wat doen wij op het gebied van internationaal cultuurbeleid? Ik blijf van mening dat wij het belang van het internationaal cultuurbeleid onderstrepen, juist door dit integraal op te nemen in het totale cultuurbeleid. Dit cultuurbeleid hebben wij vorig jaar juni bij de Kamer neergelegd. Als de Kamer dit echter nog eens goed, helder en duidelijk separaat wil ontvangen, om hierover de discussie te kunnen blijven voeren, dan heeft het kabinet daartegen geen bezwaar.

Ook mevrouw Peters houdt een consistent verhaal. Het toevoegen van taken aan wetenschappelijke instituten is natuurlijk niet gratis. Hetzelfde geldt voor wat mevrouw Peters in haar motie op stuk nr. 83 vraagt. Ook hierover hebben wij tijdens het AO al gediscussieerd. Wij vinden dat deze taken uiteindelijk bij de ambassades thuishoren. Die hebben een makelaarsfunctie op het vlak van de culturele uitwisseling. Daar moeten wij dit laten plaatsvinden. Als de wetenschappelijke instituten hierbij ook een rol kunnen spelen en dit kan worden gefinancierd, dan kunnen wij uiteraard altijd bekijken of wij dit kunnen gaan doen. Als zaken elkaar kunnen versterken, zal het kabinet dat niet nalaten, maar het is een wezenlijke taak van de ambassades. Die instituten zijn kleinschalig en gespecialiseerd. Zij hebben geen specifieke, culturele kennis. Wij moeten ervoor oppassen om er taken bij te zetten die hun wezensvreemd zijn.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Op het gevaar af dat ik mij nu op glad ijs begeef of mogelijk op tenen ga trappen …

Staatssecretaris Zijlstra:

Ik trek ze alvast even terug.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik ben in één zo'n instituut en op de ambassade in de stad geweest. Het instituut draait, met alle respect voor die mensen, toch een beetje op de automatische piloot: jaar in, jaar uit Nederlandse les en Arabische les geven en het inkomende, wetenschappelijke onderzoek faciliteren. De ambassade moet elke keer inspelen op nieuw beleid en actuele Arabische ontwikkelingen. Die wil best culturele taken erbij doen. Dat doen ze ook waar het kan, maar in de praktijk is daar vaak weinig ruimte voor, hoe jammer ik dat ook vind. De instituten hollen niet op die manier mee met de ontwikkelingen. Omdat er nu zoveel politiek strategisch belang is bij het versterken van de banden met die regio, zouden wij dit erbij kunnen nemen.

De voorzitter:

Mevrouw Peters, dit is een VAO.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Als wij dit kunnen doen, vraag ik de regering hen daartoe aanmoedigend aan te spreken conform de lijn van deze motie.

Staatssecretaris Zijlstra:

De wetenschappelijke instituten daar hebben een wetenschappelijke rol. Daarom hebben wij ze daar zitten. Die in Caïro staat goed aangeschreven overigens. Daar moeten wij geen rolvermenging inbrengen. Als de ambassade in Egypte een taak naar de mening van mevrouw Peters – dat wil ik er wel bij zeggen – niet goed genoeg oppakt, dan moet de discussie gevoerd worden of ze die taak beter moet oppakken, en niet of dat via de band, eventueel via een wetenschappelijk instituut zou moeten. Dat is geen goede verdeling van rollen en verantwoordelijkheden. Het kabinet blijft van mening dat wij dat niet moeten doen en ik ontraad dan ook de motie.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

De staatssecretaris is niet consistent, want het instituut in Jakarta en het instituut in Parijs voeren wel degelijk een combinatie van deze taken uit. Laat de instituten in deze Arabische landen dat ook doen.

Staatssecretaris Zijlstra:

Wetenschappelijke instituten doen bij deze staatssecretaris wetenschappelijke taken. Als zij additionele taken vervullen, dienen die van additionele financiering te zijn voorzien. Dat zie ik niet in deze motie staan, dus zij blijft ontraden.

De voorzitter:

De heer De Liefde had aarzelingen over het advies op de vierde motie.

De heer De Liefde (VVD):

Het gaat om de motie waar de minister over geadviseerd heeft. Ik neem aan dat zijn positieve woorden vertaald kunnen worden naar: oordeel Kamer. Ik hoor de minister nu bevestigend antwoorden.

De voorzitter:

Excuus, ik had u net verkeerd begrepen, mijnheer De Liefde. Dus het kabinet laat het oordeel over de motie-Van der Ham op stuk nr. 80 aan de Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de bewindslieden voor hun antwoorden.

De stemmingen over de moties zijn volgende week dinsdag.

De vergadering wordt van 18.30 uur tot 19.30 uur geschorst.

Naar boven