6 EU-Groenboek afzetbevordering

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het verslag van een algemeen overleg met de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over het Groenboek EU afzetbevordering en voorlichting landbouwproducten.

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik wijs de leden er ten overvloede op dat er een maximale spreektijd geldt van twee minuten per fractie, inclusief het indienen van moties.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Kip is het meest mishandelde stukje vlees. Toch kunnen we op de radio spotjes horen waarin wordt gejubeld dat kip het meest veelzijdige stukje vlees is. Die spotjes zijn mede door de Europese en dus ook de Nederlandse belastingbetaler betaald. Als het aan het kabinet ligt, gaan we dat soort spotjes nog veel vaker horen en wordt dat, nogmaals, mede met Europees belastinggeld gefinancierd. De Partij voor de Dieren ziet dat niet zitten en dient daarom de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een grote noodzaak bestaat voor een transitie naar een meer vegetarisch dieet omdat de productie en consumptie van vlees een groot beslag legt op landbouwgronden en verantwoordelijk is voor een substantieel deel van de uitstoot van broeikasgassen en aantasting van de biodiversiteit;

van mening dat het met belastinggeld promoten van de verkoop van vlees, eieren en zuivel binnen en buiten de Europese Unie, zoals nu wordt voorgesteld in het Groenboek EU afzetbevordering en voorlichting landbouwproducten, daarom niet gewenst is;

verzoekt de regering om zich, mocht er een Europese promotieregeling komen voor landbouwproducten, te verzetten tegen het opnemen van dierlijke producten in deze regeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening van deze motie voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1226 (22112).

De heer Koopmans (CDA):

We kennen natuurlijk de aversie van de Partij voor de Dieren tegen de promotie van vlees. Maar als we nu eens het woord "groenten" invullen, vindt mevrouw Ouwehand het dan wel een goed idee?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat willen we niet per se uitsluiten. We zijn geen groot voorstander van de promotieregelingen. We kunnen ons echter voorstellen dat er in het kader van het klimaatbeleid van de EU manieren denkbaar zijn waarop voor de promotie van een meer vegetarisch dieet, zoals ook in de routekaart naar een koolstofarme economie keurig staat beschreven, gebruik gemaakt zou kunnen worden van een promotieregeling. We zijn er echter op die manier geen grote fan van; dat weet de heer Koopmans.

De voorzitter:

Ik zie overigens dat er veel belangstellenden zijn op de publieke tribune.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Voorzitter. Ik heb geen motie, maar wel een aantal verzoeken aan het kabinet. Op 14 juli 2011 presenteerde Commissaris Ciolos het Groenboek over afzetbevordering en voorlichting ten behoeve van landbouwproducten. Met het Groenboek heeft de Commissie het startsein gegeven voor een debat over de toekomst van de voorlichtings- en afzetbevorderingsregelingen voor landbouwproducten in de EU. Sinds 2000 maakt de promotieregeling deel uit van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Beroepsorganisaties kunnen daarin bij de Commissie programma's indienen voor voorlichting en afzetbevordering van landbouwproducten op de interne markt en in derde landen.

Het Nederlandse kabinet is van mening dat afzetbevordering en voorlichting vooral een zaak zijn van de sector zelf. De VVD deelt deze mening en is ook van mening dat dit eigenlijk geen taak is van de EU. Zij vindt dan ook dat de promotieregeling eigenlijk geen deel zou moeten uitmaken van het GLB. Volgens ons stelt het kabinet dat ook in de brief. De VVD wil daarom ook dat de sector hierin vanaf 2014 gewoon zelf verantwoordelijkheid neemt. Wij gaan ervan uit dat dit ook aansluit bij de reactie van het kabinet. De VVD verzoekt de staatssecretaris dus om dit punt mee te nemen in de onderhandelingen over het GLB.

De leden van mijn fractie hebben tijdens de schriftelijke vragenronde gevraagd of er mogelijkheden zijn om dit tot stand te brengen en te versnellen. De staatssecretaris heeft aangegeven dat hij eigenlijk geen andere mogelijkheden ziet dan die promotieregeling. De VVD-fractie zou toch graag weten of er andere mogelijkheden zijn, omdat wij willen dat juist die mogelijkheid in crisissituaties worden benut. Daarom verzoeken wij de staatssecretaris bij de Europese Commissie aan te dringen op een versnelling van de procedure in crisistijd. Wij hopen dat het kabinet de definitieve reactie gericht aan de Europese Commissie tegelijkertijd naar de Kamer stuurt.

De heer Koopmans (CDA):

Mevrouw Snijder zegt dat promotie zou kunnen plaatsvinden indien er sprake is van een crisis. Is er, gezien de margeverdeling en de opbrengstprijzen, eigenlijk niet in de hele agrarische sector sprake van een permanente crisis?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Dat is een mooie vraag. Ik deel dat beeld, maar ik denk dat het van een andere orde is. Dat onderwerp zouden we op een ander niveau moeten aanpakken en hoort in een heel ander debat thuis.

De heer Koopmans (CDA):

Maar het zou toch een beetje kunnen helpen om uit die crisis te komen?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Juist dit stuk biedt volgens mij te weinig handvatten om echt iets te doen aan het voorbeeld dat de heer Koopmans noemt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik vraag me af waarom de VVD-fractie wel deze vraag stelt, maar niet met een motie komt om aan te dringen op een Nederlandse inzet die stelt dat we die promotie niet zien zitten. Dat zou eigenlijk moeten voortvloeien uit het betoog van mevrouw Snijder.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ik wil verschil maken tussen "gewone" promotie en promotie of afzetbevordering als er crisis is. Wij vinden dat bij het laatste wel inzet moet worden gepleegd en een versnelling moet komen. Het kabinet zegt in zijn reactie dat alle andere vormen van promotie meer iets voor het bedrijfsleven zijn en daar zijn wij het mee eens. Volgens mij is dat de inzet van het kabinet. Mocht dit Nederlandse standpunt onverhoopt geen meerderheid krijgen in Europa, dan zeggen wij natuurlijk niet tegen ons bedrijfsleven dat het geen gebruik mag maken van de regeling. Het is echter niet onze inzet om de promotie op Europees niveau te regelen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Als ik het goed begrijp, vindt de VVD-fractie dat promotie alleen onder bepaalde voorwaarden kan, bijvoorbeeld als maatschappelijke waarden in het gedrang zijn. Voor mevrouw Snijder zou een crisis een aanleiding zijn. Zij wil in ieder geval geen ongeclausuleerde promotieregelingen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ja, en dat is volgens mij ook de inzet van het kabinet.

De voorzitter:

Dan komen we bij de volgende spreker: de heer Koopmans van het CDA. Hij heeft morgen een belangrijke dag, want dan wordt een belangrijk rapport gepresenteerd over arbeidsmigratie. Ik zie de staatssecretaris een beetje vreemd kijken, maar dat gaat de heer Koopmans morgen doen. Maar, dat is morgen pas.

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. Ik heb een motie en een vraag. De motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de in het Groenboek genoemde producten zoals groenten, zeker na de EHEC-crisis, promotie behoeven en voorlichting noodzakelijk is;

overwegende dat de promotieregeling voorlichting en afzetbevordering landbouwproducten deel uitmaakt van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en daarmee communautair beleid is;

overwegende dat vanuit communautair beleid de verplichting voor de nationale overheid bestaat om een aantal zaken te regelen zoals beoordeling en naleving van ingediende programma's en de uitbetaling van de cofinanciering;

constaterende dat programma's enkel kunnen worden ingediend door voor een bepaalde sector representatieve beroeps- of bedrijfsorganisaties en dat vereenvoudiging van de regelgeving speerpunt van de voorstellen is;

constaterende dat de Nederlandse inzet zal zijn dat cofinanciering in haar huidige vorm wordt voortgezet en daarmee wederom de nationale cofinancieringsbijdrage overlaat aan de sector;

verzoekt de regering, de sector te faciliteren om de promotieregeling te kunnen benutten en de financiering van het nationale deel van de cofinanciering te kunnen blijven realiseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Koopmans. Naar mij blijkt, wordt de indiening van deze motie voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 1227 (22112).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voordat ik mijn grote fractie kan adviseren over deze motie, zou ik graag horen of de heer Koopmans misschien ook voorkeur heeft voor de promotie van biologische groente.

De heer Koopmans (CDA):

De geachte afgevaardigde Koopmans heeft een grote voorkeur zowel voor biologische groenten en als voor gewone groenten in een bakje naast een flink stuk vlees.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat was de vraag niet. Die ging over de promotieregeling, de centjes die wij gaan uitgeven. Is het CDA bereid om de staatssecretaris mee te geven dat het wel goed zou zijn als wij vooral groenten promoten die geen extra kosten met zich brengen voor bestrijdingsmiddelen? Dat zou namelijk kosten besparen. Is het de bedoeling van de heer Koopmans om vooral de productie en de teelt van groenten die verder geen nadelen hebben, als eerste hiervoor in aanmerking te laten komen?

De heer Koopmans (CDA):

Als mevrouw Ouwehand mijn motie zal steunen als ik hierop ja zeg, dan zeg ik ja. Ik wil echter zeker niet de gewone groenten uitsluiten. Die moeten ook hiervoor in aanmerking kunnen komen.

Ik heb nog een vraag. Kan de door het kabinet vastgestelde inbreng voor het Groenboek naar de Kamer gestuurd worden? Dit is gebruikelijk, maar de laatste tijd gebeurt dit wat minder.

Staatssecretaris Bleker:

Voorzitter. Wij zien een regeling voor promotie- en afzetbevordering op Europees niveau als nuttig in de omstandigheden waarover mevrouw Snijder spreekt. Zij doelt op het tijdelijk ondersteunen van Europese land- en tuinbouwproducten om een genormaliseerde marktsituatie te bevorderen en vraaguitval weg te nemen, als er op Europees niveau sprake is van een bijzondere marktsituatie. Het gaat dus niet om een generieke, permanente promotie-inzet en afzetbevordering, maar om afzetbevordering en promotie in situaties – je kunt het crisissituaties noemen, maar dat klinkt zwaar – waarin er sprake is van bijzondere, negatieve marktomstandigheden voor bepaalde land- en tuinbouwproducten die niet behoren tot de reguliere op- en neergang in de markt.

Welke producten komen daarvoor in aanmerking? Het kabinet vindt dat alle producten die aan de hoge standaarden voldoen die binnen de Europese Unie gelden, hiervoor in aanmerking komen. Dat kunnen dus ook dierlijke producten zijn die aan de hoge standaarden van dierenwelzijn voldoen wat betreft de wijze waarop de producten tot stand gekomen zijn.

Is het kabinet van mening dat een promotieregeling zoals door mevrouw Snijder omschreven en door mij nader geduid voor de periode na 2014 bij voorbaat moet worden uitgesloten? Ik vind dat te ver gaan. Ik vind dat een promotieregeling en afzetbevorderingsregeling met het oog op en geldend in de omstandigheden zoals door mevrouw Snijder geformuleerd ook voor de toekomst serieus te overwegen zijn.

Het kabinet wil zich verder absoluut en met name in crisissituaties inzetten voor een snellere besluitvorming over het inzetten van middelen voor afzetbevordering en promotie. De EHEC-crisis heeft ons immers geleerd dat dingen te lang duren. Ik denk daarbij niet alleen aan de aanpak van de crisis op korte termijn, maar ook aan de afzetbevorderende promotieprogramma's. Wij hebben nu als het ware twee lagen die zich daarmee bemoeien: aan de ene kant de lidstaat met een heel protocol en een procedure richting de producentenorganisaties en aan de andere kant de Europese Commissie. Ik heb in de Raad van landbouwministers gezegd dat de Commissie de primair instantie moet zijn als er een duidelijke regeling is en het gaat om een Europese kwestie. De Commissie moet dit alles dan rechtstreeks met de gezamenlijke producentenorganisaties uit de diverse landen kunnen afwikkelen. De lidstaten moeten dat niet telkens willen dubbelchecken; dat kost heel veel tijd. In ieder geval moet het in een kortere klap, waarbij in beginsel één bestuurslaag betrokken is.

De heer Koopmans heeft gevraagd of ik bereid ben om het Groenboek met mijn reactie naar de Tweede Kamer te sturen. Dat ben ik. De Nederlandse inbreng is in de brief van 7 september geformuleerd. Op 27 september heeft de Kamer het verslag van het schriftelijk overleg gehad. Deze goede gewoonte willen we zeker continueren.

Dan de moties. Ik heb zojuist al enige argumenten gegeven waarom ik de motie op stuk nr. 1226 ontraad. Het is niet reëel om producten die volgens de hoge Europese standaarden tot stand zijn gekomen, uit te zonderen van de promotieregeling. Daarom ontraad ik de motie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Wat zijn dan precies de gezichten van de Nederlandse regering en de Europese Commissie? Er ligt een routekaart naar een koolstofarme economie en er wordt expliciet gesproken over de noodzaak om ons dieet te veranderen. Het past toch niet om in het klimaatbeleid de doelstelling te hebben dat we plantaardiger gaan eten in Europa, terwijl we op basis van het landbouwbeleid spotjes voor kip, kalfsvlees of iets dergelijks financieren? Dat gaat toch niet samen?

Staatssecretaris Bleker:

De ambitie ten aanzien van een koolstofarme economie moet er vooral toe leiden dat we hogere eisen gaan stellen aan het productieproces dat voorafgaat aan hetgeen in de schappen ligt. Dat is een aspect van verduurzaming. Het is echter niet zo nuttig om producten die op de meest duurzame wijze zijn geproduceerd, uit te sluiten van deze regeling, in de situatie die mevrouw Snijder net schetste, omdat ze afkomstig zijn van dieren.

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand, tot slot op dit punt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat kan deze staatssecretaris wel vinden, maar de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu onderschrijft wel degelijk de routekaart. Daarin staat expliciet dat het van groot belang is dat het consumptiepatroon in Europa gaat veranderen; het gaat over een expliciet plantaardiger dieet. Dat heeft niets te maken met de wijze waarop vleesproducten tot stand komen; het betekent minder vlees eten. Als de staatssecretaris van milieu met dat beleid op pad gaat terwijl de staatssecretaris van landbouw erdoorheen fietst omdat hij wel kipspotjes wil blijven financieren, doen we hier zinloos werk dat wel heel veel geld kost.

Staatssecretaris Bleker:

Mijn oordeel over de motie is een oordeel namens de Nederlandse regering.

Ik kom bij de motie op stuk nr. 1227. Mag ik die zo duiden dat promotie en afzetbevorderende middelen bedoeld zijn om in te zetten als er sprake is van tijdelijke marktverstoring, die vaak veroorzaakt is door exogene omstandigheden, waar mevrouw Snijder ook op wees? En hoef ik "faciliteren" niet direct te vertalen met "geld geven", maar mag ik dat opvatten als "in staat stellen en ondersteunen" van de nationale producentenorganisaties? In dat geval is de motie ondersteuning van beleid.

De heer Koopmans (CDA):

Met die formulering bindt de staatssecretaris Frau Antje met beide handen. Reeds jarenlang heeft Nederland met Frau Antje een fantastische, succesvolle promotieactiviteit in Duitsland. De CDA-fractie wil dat mogelijk houden. Staatssecretaris, bind de handen van Frau Antje niet!

Staatssecretaris Bleker:

Ik heb kennisgemaakt met de voormalige en met de huidige Frau Antje, en ik heb niet de ambitie om haar handen te binden. Het gaat er echter ook om dat de algemene lijn zoals door mij verwoord en waarbij ik aansluit bij hetgeen mevrouw Snijder heeft gezegd, een basis kan vormen om dit gezamenlijk te gaan uitvoeren. Promotie als een reguliere en normale activiteit, in alle omstandigheden en langdurig, moet de sector uiteindelijk zelf regelen. Volgens mij wordt Frau Antje voornamelijk door de sector zelf gefinancierd en mag ik zelfs niet aan haar handen komen.

De heer Koopmans (CDA):

Dan past de vraag of de regering dát wel wil blijven faciliteren.

Staatssecretaris Bleker:

De vraag is onduidelijk. Bedoelt u Frau Antje?

De heer Koopmans (CDA):

Nee. De staatssecretaris gaf aan dat hetgeen waar hij op duidde meer een taak van de sector zelf is.

Staatssecretaris Bleker:

De reguliere promotie en afzetbevordering, ja.

De heer Koopmans (CDA):

De vraag aan de regering is dus relevant. Ik hoorde positieve woorden over Frau Antje; ik zag de ogen van de staatssecretaris ook een klein beetje glinsteren.

Staatssecretaris Bleker:

Ja, het is onvoorstelbaar.

De heer Koopmans (CDA):

De vraag is dus of de regering dat financieren door de sector blijft faciliteren.

Staatssecretaris Bleker:

Faciliteren op de wijze zoals wij dat nu ook faciliteren, ja.

De voorzitter:

Heeft de staatssecretaris nog iets toe te voegen aan zijn laatste woorden over de motie?

Staatssecretaris Bleker:

Ja, ik heb een vraag gesteld over de duiding van de motie, ook in lijn is met hetgeen door de VVD-fractie is gezegd, maar volgens mij is het nu wel duidelijk dat dit op een lijn zit.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Morgen zal worden gestemd over de ingediende moties.

De vergadering wordt van 19.02 uur tot 19.45 uur geschorst.

Naar boven