2 Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Peters aan de minister van Buitenlandse Zaken over de dreigende escalatie in de Straat van Hormuz als gevolg van de nieuwe EU-oliesancties.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Gisteren hebben de EU-ministers van Buitenlandse Zaken een onmiddellijke olieboycot afgekondigd voor import van olie uit Iran. Vlak daarvoor werd bekend dat een hoge delegatie van het Internationaal Atoomenergieagentschap komende zaterdag naar Teheran afreist om te praten over dat nucleaire programma en onderdelen die vermoedelijk deel uitmaken van een militair project. Dat is een doorbraak, een diplomatieke doorbraak die Teheran jarenlang heeft geweigerd. Intussen spreekt het Iraanse regime dreigende taal over afsluiting van de Straat van Hormuz met militaire middelen. Iran heeft zijn militaire aanwezigheid in het gebied verhoogd. Amerikaanse, Britse en Franse marineschepen zijn vervolgens ook naar de regio vertrokken. Dat kan maar één doel hebben. Minister Rosenthal sluit een militaire actie niet uit.

Hier hollen twee partijen, Iran en het Westen, in de fuik van militaire escalatie. De geschiedenis leert dat dreigen en het klaarzetten van militaire middelen het risico op een daadwerkelijk gewapend conflict verhoogt. Dat het voor je het weet, misgaat bij zo'n wedstrijdje "wie heeft het grootste schip?". Ik wil weten waar het de-escalatiescenario is. Wat wordt er gedaan om een militair scenario te voorkomen? Is de minister het met mij eens dat een militair conflict in het Midden-Oosten desastreuze gevolgen kan hebben voor de stabiliteit en dat het dit allerlaatste is wat wij moeten willen? Ik krijg graag de verzekering van de minister dat hij alles op alles zet om ten koste van alles te voorkomen dat het daadwerkelijk op een militair conflict uitdraait. Waarom is niet eerst de IAEA-inspectie afgewacht? Is de minister bereid om zijn Franse, Britse en Amerikaanse collega's te vragen, af te zien van een militaire ophoping in de regio? Is de minister bereid om alles op alles te zetten om het diplomatieke traject alle kracht, ernst en kans van slagen te geven die het verdient? En hoe wordt de bevolking ontzien bij deze oliesancties? Welke maatregelen zijn daartoe getroffen?

Minister Rosenthal:

Voorzitter. Dank aan mevrouw Peters voor haar vragen. Zij vroeg naar de situatie van nu, inclusief de komst van de vertegenwoordigers van het IAEA in Teheran. De internationale gemeenschap en de EU zijn zeer verontrust over de ontwikkelingen na het laatste rapport van de IAEA, inclusief de constatering dat er ver onder de grond in Fordow een opwerkingsfabriek is geopend door de Iraniërs.

Het volgende punt is de-escalatie. De Straat van Hormuz is vrije zee en de Iraniërs dreigen met afsluiting ervan. Zoals bekend zou dat een schending van het internationaal recht zijn. In die zin zou ook de internationale gemeenschap gerechtigd zijn, als het zover mocht komen, om een blokkade op te heffen. Ik zeg er echter met nadruk bij dat dit nu niet aan de orde is. Hormuz behoort net als andere wateren tot de vrije zee.

Mevrouw Peters vroeg ook naar de sancties. Die hebben nu juist tot doel om te voorkomen dat we daarbuiten zouden moeten gaan op een bepaald moment of daarover zouden moeten speculeren. Wat het treffen van de bevolking aangaat, kan ik zeggen dat de sancties zo zijn ingericht dat ze het regime moeten treffen en de bevolking, die toch al zoveel te lijden heeft, zo veel mogelijk moeten ontzien. Dat is terug te zien in de manier waarop er wordt omgegaan met het bevriezen van de tegoeden van de Iraanse centrale bank. Er wordt heel gericht te werk gegaan. Zo kan de bevolking gewoon haar centen uit de pinautomaat halen in Teheran en in andere Iraanse plaatsen.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Uit de antwoorden van de minister maak ik op dat met deze EU-sancties gereageerd wordt op het laatste rapport van het IAEA en dat de ministers in de laatste bespreking niet de flexibiliteit hebben gehad om in te spelen op een nieuwe ontwikkeling, namelijk het feit dat het IAEA een nieuwe inspectie gaat uitvoeren die een doorbraak betekent ten opzichte van de jarenlang vastzittende diplomatie. Kan de minister daarop reageren? Waar is die flexibiliteit? Het traject dat nu is gekozen, loopt uit op een escalatie. Zo zwemmen we in de fuik van zich ophopende militaire middelen. Wat gaat er gebeuren als er wordt geschoten? Gaat Amerika terugschieten? Neemt Nederland daar dan onmiddellijk afstand van? Of schieten we dan in de reflex van de geschiedenis en verlenen we politieke steun? Ik hoop dat dat laatste niet het geval zal zijn. Ik heb de minister niets horen zeggen over de manier waarop de bevolking wordt ontzien. Ik weet welke sancties er getroffen zijn wat betreft de centrale bank. Oliesancties treffen echter het hart van de economie en de energiebehoefte van de bevolking. Het is bijna onmogelijk dat zij daar níét door wordt getroffen. Graag krijg ik hier meer toelichting op. Omdat ik het antwoord nu zo mager vind, vraag ik de minister met een brief te komen waarin het escalatiescenario en het de-escalatiescenario worden uitgewerkt. Ik wil niet blind worden meegesleurd in een oorlog.

Minister Rosenthal:

De Europese Unie heeft wat betreft Iran strakke sancties afgekondigd en zal die ook uitvoeren. Dat is allemaal bedoeld om de Iraniërs echt aan tafel te krijgen bij de besprekingen van de E3+3; de vijf permanente leden van de Veiligheidsraad en Duitsland. Daar zal resultaat uit moeten komen. Bij eerdere besprekingen is dat in de E3+3-context niet het geval geweest, noch in Genève, noch daarna in Istanboel. Het is echt een appel op de Iraniërs om bij zinnen te komen. Daar zetten we op in. Daarom willen we alles wat te maken heeft met een mogelijke militaire follow-up nu niet aan de orde hebben. Ik ga daar op dit moment dus ook niet op in. Wel wil ik de opmerking herhalen dat de Straat van Hormuz vrije zee is. De Iraniërs dreigen met afsluiting van dat deel van de vrije wateren. Dan is de internationale gemeenschap op zichzelf gerechtigd om die blokkade op te hebben. Meer of minder kan ik daarover niet zeggen.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Mijn vragen gingen niet over de vraag of wij het recht hebben op oorlog. Ik vroeg of de minister het met mij eens is dat we coûte que coûte moeten proberen niet in een oorlogsscenario terecht te komen. Het antwoord van de minister stelt mij teleur. Hij holt achter de geschiedenis aan. De schepen hebben zich er al opgehoopt. Nederland kijkt toe en spreekt zich niet uit. Ik vraag de minister nogmaals het hier niet bij te laten zitten, maar schriftelijk met de Kamer te delen wat volgens hem het de-escalatiescenario is, wat de uitkomsten van het IAEA-traject zullen zijn en hoe daarvan gebruik gemaakt kan worden om de militaire ophoping terug te trekken.

Minister Rosenthal:

Met het antwoord op deze vragen begin ik in een cirkel rond te draaien. De sancties zijn juist bedoeld om te voorkomen wat mevrouw Peters ook wil voorkomen. Daar gaat het om. We willen de Iraniërs het signaal geven dat het de internationale gemeenschap ernst is. Zij zullen openheid van zaken moeten geven over wat zij volgens het IAEA hebben gedaan. Ik wijs ook op Fordow. Daarnaast willen we dat de Iraniërs aan tafel komen en dat zij afzien van wapengerelateerde nucleaire programma's. Daar gaat het om, niet meer en niet minder. We moeten ons niet af laten leiden door de dreigende taal over Hormuz. Ik heb eerlijk gezegd ook geen brief aan de Kamer nodig om dat nogmaals aan de Kamer te melden.

De voorzitter:

We zijn hiermee toe aan de tweede ronde voor de leden. De spreektijd bedraagt een halve minuut voor de vragensteller en een halve minuut voor de minister.

De heer Ormel (CDA):

De minister zegt dat de Iraanse bevolking niet getroffen moet worden door sancties. Dat is natuurlijk moeilijk vol te houden als we zien dat de rial, de Iraanse munt, enorm devalueert. Dat treft de bevolking. Kan de minister aangeven dat specifieke sancties die gericht zijn op de bevolking niet zullen worden ingesteld? Medicijnen moeten bijvoorbeeld wel aan Iran kunnen worden blijven geleverd en gewone Iraniërs moeten gewoon naar het buitenland kunnen reizen.

Minister Rosenthal:

Het antwoord daarop is ja. Ik wijs erop dat wat dat betreft ook wordt gezegd – we kunnen het niet mooier maken dan het is – dat de sancties het regime moeten treffen en dat de bevolking, die toch al zo veel te lijden heeft, zo veel mogelijk moet worden ontzien. De voorbeelden die de heer Ormel noemt, zijn verdisconteerd. Ik wijs erop dat de extra listing die nu heeft plaatsgehad in het kader van de visaban, juist betrekking heeft op degenen die verbonden zijn aan het nucleaire programma van Iran.

De heer Ten Broeke (VVD):

Het bijzondere van deze vragen van GroenLinks over de mogelijke afsluiting van de Straat van Hormuz is niet zozeer dat ze vandaag worden gesteld, maar dat ze niet tien dagen geleden al zijn gesteld. We weten namelijk al tien dagen dat dit een voornemen is. Zou het wellicht iets te maken hebben met het feit dat de EU eindelijk een rechte rug heeft laten zien en in gemeenschappelijkheid heeft besloten tot sancties jegens Iran? Hulde daarvoor in de richting van de minister. Wil de minister ervoor zorgen dat Iran ten enenmale duidelijk wordt gemaakt dat er gevolgen zullen zijn als het de Straat van Hormuz afsluit en dat Iran in dat kader op het internationale recht wordt gewezen?

Minister Rosenthal:

Iran is de afgelopen tijd voortdurend duidelijk gemaakt dat het land strenge sancties te wachten zouden staan als het niet ter zake zou komen. De verstrakking van de sancties heeft nu plaatsgehad. Ook is Iran naar aanleiding van de dreigende taal over de Straat van Hormuz een- en andermaal duidelijk gemaakt dat deze tot behoort tot de vrije wateren en dat een blokkade ervan een schending van het internationale recht zou zijn.

De heer Van Bommel (SP):

Druk op Iran om volledige openheid te geven over zijn nucleaire activiteiten is nodig. Tegelijk moeten we wel bij de feiten blijven die het Internationaal Atoomenergieagentschap ons aanreikt. Als de minister zegt, zoals hij zojuist deed, dat Iran moet stoppen met zijn wapengerelateerde nucleaire activiteiten, gaat hij een stap verder dan het Internationaal Atoomenergieagentschap. Dat constateert namelijk dat Iran vragen te beantwoorden heeft en meer openheid van zaken moet geven. Is deze minister bereid, het IAEA en de VN leidend te laten zijn bij de beoordeling van de nucleaire activiteiten van Iran?

Minister Rosenthal:

De vraag van de heer Van Bommel is duidelijk. Het gaat vooral om twee conclusies uit het rapport van het IAEA. Op dat punt herhalen wij de discussie die we eerder hierover hebben gevoerd. In de eerste plaats moet Iran volledige openheid van zaken geven. We zijn het erover eens dat dit nodig is. In de tweede plaats moet alle onzekerheid over de possible militairy dimension worden weggenomen. Op dat punt volg ik de heer Van Bommel. Het IAEA is natuurlijk de arena waar het op dit ogenblik om gaat. Daarom zijn we zo benieuwd naar wat dit komende week zal opleveren.

De voorzitter:

Ik dank de minister van Buitenlandse Zaken.

Naar boven