5 Vragenuur

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor de gegeven antwoorden.

Vragen van het lid Van Tongeren aan de staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, bij afwezigheid van de minister, over het bericht "Brabant bezorgd over opslag kernafval".

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. De provincie Noord-Brabant en het waterbedrijf Brabant Water maken zich zorgen over de opslag van hoog radioactief kernafval in de grensregio met België. Onze zuiderburen willen kernafval opslaan in ondiepe kleilagen. Wij halen drinkwater uit ditzelfde gebied. Brabant Water maakt zich dan ook zorgen over risico's voor de drinkwatervoorziening. Iedereen weet dat mensen echt niet zonder drinkwater kunnen. Wij mogen niet gokken met de veiligheid van drinkwater. In Brabant wil men graag nader onderzoek naar het opslaan van kernafval in die ondiepe kleilaag. Ook de provincie wil serieus betrokken worden bij de plannen voor de opslag van radioactief afval. Wij weten dat de relatie tussen de staatssecretaris en onze zuiderburen niet altijd even geweldig is. Toch wil de fractie van GroenLinks graag dat hij het gesprek met de Belgen aangaat. Verschillende Belgische en Nederlandse experts plaatsen vraagtekens bij de opslag van kernafval in de ondiepe kleilagen. Deelt de staatssecretaris deze analyse? Zo nee, waar is dat op gebaseerd?

Dit brengt mij tot het Nederlandse kernafval. De Belgen horen in elk geval nog van hun regering wat de plannen zijn voor de opslag van hoogwaardig radioactief afval. Nederlanders maken zich ook zorgen, maar die horen daar helemaal niets over. In Nederland wordt dit afval bovengronds in een loods opgeslagen en verder weten wij het niet. De staatssecretaris moet het met mij eens zijn dat dit geen structurele oplossing van een verantwoordelijke regering is. Wil de staatssecretaris duidelijk in kaart brengen wat de plannen voor kernafval in Nederland zijn? Wil hij dit transparant doen? Wil hij deze plannen ter inzage brengen? Wil hij de plannen bespreken met de lokale en provinciale bestuurders? De fractie van GroenLinks vindt natuurlijk dat je, als je geen oplossing hebt voor het afvalprobleem, maar beter helemaal niet aan kernenergie kan beginnen. Deelt de staatssecretaris deze mening?

Staatssecretaris Bleker:

Voorzitter. Er is in België geen sprake van een locatiekeuze, maar van een onderzoek om uiteindelijk tot een standpunt te komen over ondergrondse opslag. Dat onderzoek richt zich op twee kleigebieden: de Boomse en de Ieperiaanse. Tot dat onderzoek is de Belgische regering overigens gehouden, omdat wij vanuit de Europese Unie de verplichting hebben om in 2015 zicht te bieden op hoe wij op de heel lange termijn het kernafvalprobleem oplossen. Wanneer er sprake is van processen die in de richting gaan van een locatiekeuze, zullen de Nederlandse burgers, zowel de lokale als provinciale Nederlandse overheden, alsook ons ministerie daar nauw bij betrokken zijn. In de huidige fase hebben wij hier ambtelijke contacten over met de Belgische autoriteiten. Dat wat betreft het proces dat nu in België met een besluit van, ik geloof, medio september in gang is gezet.

Dan kom ik op de vraag over de zorgen. Aan de ene kant kunnen zorgen begrijpelijk zijn. Ik begrijp ook de reacties. Aan de andere kant duiden alle onderzoeken tot nu toe over opslag van kernafval en radioactief afval in de diepe ondergrond erop dat dat een, mede voor de volksgezondheid, veilige methode is. Ook het beheer dat daaraan gekoppeld is, kan op een veilige wijze gebeuren.

Dat sluit meteen aan op de tweede vraag van mevrouw Van Tongeren: wanneer horen de Nederlanders iets van het standpunt van het kabinet? Al vanaf 2001 is het standpunt van de opeenvolgende kabinetten hetzelfde, namelijk: opslag in diepe bodemlagen is veilig, technisch uitvoerbaar enzovoort. Dat is standpunt één. Standpunt twee is dat wij de komende 100 jaar, tot 2080, eerst gaan voor bovengrondse opslag. Rond 2015 prepareren wij ons op de vraag hoe wij adequaat in opslag kunnen voorzien als het 2080 is.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Het antwoord van de staatssecretaris verbaast mij, want met name de CDA-bestuurders in Noord-Brabant dringen aan op overleg en contact. Het is dus echt niet voldoende om te zeggen: gaat u rustig slapen, dit komt vanzelf goed, tegen de tijd dat wij eraan toe zijn, gaan we wel een keer praten. In de verkiezingsprogramma's van het CDA in Noord-Brabant, Drenthe, Groningen en Zeeland staat dat zij onder hun provinciegrond geen kernafval willen. Als dat nu bij de buren aan de orde is, wat wel degelijk zo is en wel voor de ondiepe kleilagen, dan is enig overleg echt aan de orde. Het is tekenend dat zelfs CDA-bestuurders in deze provincies niet de consequenties willen dragen van de keuze van dit kabinet voor kernenergie. Ik hoor dan ook graag van de staatssecretaris dat hij zeker in overleg gaat zowel met de relevante Belgen als met zijn eigen bestuurders in Noord-Brabant.

Verder blijft mijn tweede vraag staan. Hebben wij Nederlanders geen recht op inzicht over wat er in onze ondergrond gestopt gaat worden? Dat het ergens naartoe moet, is immers duidelijk. Dit kabinet is van het vooruitschuiven en verdoezelen. Ik zeg: maak het helder, laat mensen weten wat ze te wachten staat, zodat er geen verrassingen komen. Mensen kopen huizen en verhuizen; zij willen zekerheid. Ik wil de staatssecretaris dus twee dingen vragen. Ga overleggen zowel in Noord-Brabant als in België en geef Nederlanders goed inzicht in de vraag waar het gevaarlijke hoogradioactieve afval in Nederland heen moet.

De voorzitter:

Voordat ik het woord geef aan de staatssecretaris, wil ik het volgende zeggen. U gebruikt twee keer de term "CDA-bestuurders". Ik denk dat u bestuurders van CDA-huize bedoelt.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik bedoel bestuurders van CDA-huize en ook een aantal van VVD-huize.

De voorzitter:

Ik zeg dat omdat zij niet als CDA'er besturen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Zij zijn van die partij en zij zijn bestuurder.

De voorzitter:

Oké, maar dat luistert nauw.

Staatssecretaris Bleker:

Dank u wel voor de verduidelijking, ook van uw zijde, mevrouw de voorzitter. Soms is het kennelijk een aanbeveling uit welke huize je stamt. In dit geval ook.

Hoe het ook zij, wij zijn ambtelijk op de hoogte van de voortgang der dingen in deze fase in België. Nogmaals, het gaat om onderzoek gericht op deze twee kleilagen. Dat is nog helemaal in de onderzoeksfase. Als daar van de zijde van de provincies behoefte aan bestaat, ben ik bereid om ze ambtelijk op de hoogte te stellen van de informatie die wij uit de contacten met België hebben, maar dat verkeert nog niet op het bestuurlijke niveau. Wanneer wordt er duidelijkheid geschapen over hoe het in Nederland gaat? In 2014–2015 behoren wij conform de verplichtingen van de Europese Unie een plan van aanpak te schetsen over de vraag hoe wij ons prepareren voor de periode na de bovengrondse opslag. De huidige periode duurt nog ongeveer 80 jaar. We zullen rond 2014–2015 omschrijven hoe wij dan gaan handelen, hoe wij ons daarvoor prepareren en welke werkwijze wij volgen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Bij elke discussie over de vraag waar we wat gaan opslaan in de ondergrond, ontstaan een heleboel onderzoek, dynamiek, overleg en dingen die ter inzage worden gelegd. Het vooruitschuiven tot 2014–2015 met het idee dat we dan wel met een plannetje komen is dus rijkelijk laat. Ik wil een toezegging van de staatssecretaris dat dit transparant met de bevolking en met de Kamer wordt gedeeld. Die plannen zweven vast ergens rond op verschillende departementen. Dan kan er een ordentelijk proces zijn.

Staatssecretaris Bleker:

Het gaat inderdaad transparant. Nogmaals, het standpunt van het kabinet is dat we vooralsnog met bovengrondse opslag een reeks van decennia vooruit kunnen. We zullen rond 2014–2015 schetsen hoe we ons prepareren voor de periode daarna. Dat lijkt mij volstrekt transparant. Ik ben het met mevrouw Van Tongeren eens dat het veel emotie en inspanning met zich kan brengen. Ik heb in mijn jonge jaren nog gedemonstreerd tegen opslag in mijn eigen buurt. Mevrouw Van Tongeren vindt in mij op dat punt dus een oude kompaan.

Mevrouw Van der Werf (CDA):

Dit kabinet ziet kernenergie als transitie-energie. Dat geldt ook voor het CDA. Er is nu grote onrust ontstaan in Brabant. Het ligt nog wel ver weg, maar de zorg gaat over de meest veilige oplossing en over een wat minder veilige oplossing. Die zorg vinden wij volstrekt terecht. Kernenergie: ja, maar dan helemaal veilig voor mensen en milieu. Wij steunen de vraag van de GroenLinks-fractie om zo snel mogelijk bestuurlijk overleg te voeren met de gedeputeerde in Brabant. Als er sprake is van een keuze tussen een veilige en een minder veilige situatie, kan de staatssecretaris dan voor nu en in de toekomst garanderen dat we dergelijke discussies over kernenergie in Nederland hier in de Kamer niet meer zullen hebben, maar dat we altijd uit zullen gaan van de veilige optie?

Staatssecretaris Bleker:

Volgens mij hebben wij over dat laatste dezelfde opvatting. Wat betreft het eerste punt zeg ik het volgende: wij zullen de Brabantse bestuurders, het Brabantse college van Gedeputeerde Staten, informeren over informatie die wij hebben uit de ambtelijke contacten. Als van die zijde behoefte bestaat aan een bestuurlijk gesprek, dan zal dat plaatsvinden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De Partij voor de Dieren vindt al die gevaarlijke stoffen in de bodem maar niets. Ik wijs de staatssecretaris op de plannen die er ook voor de Brabantse bodem zijn om schaliegas te winnen met behulp van het injecteren van chemische middelen. Lijkt hem dit verstandig? Waar kiest de staatssecretaris voor? Wil hij liever gevaarlijk radioactief afval in de bodem hebben of chemische middelen om er gas uit te halen?

Staatssecretaris Bleker:

Daar geef ik nu geen antwoord op.

Naar boven