4 Vragenuur

Vragen van het lid Dikkers aan de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken over de verspilling van ontwikkelingsgeld bij de aanleg van een nieuwe haven in Guatemala.

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Voorzitter. De Nederlandse baggeraar Van Oord heeft broddelwerk geleverd in Guatemala. De haven van Champerico is met behulp van Nederlands ontwikkelingsgeld uitgebaggerd en loopt weer vol met zand. Fouten in de berekening en fouten in de uitvoering hebben ervoor gezorgd dat de vissers de zee niet meer kunnen bereiken met een vissersbootje. Champerico is een vissersdorp met 8000 à 9000 inwoners, allemaal afhankelijk van de visvangst.

Kan de staatssecretaris mij vertellen wie de schade gaat betalen? Ik bedoel zowel de schade van het opnieuw aanleggen van de haven als de schadeloosstelling van de vissers, die in inkomen enorm achteruit zijn gegaan. Ik heb begrepen dat de Nederlandse overheid de Guatemalteekse overheid heeft aangeboden om een nieuwe financieringsaanvraag te doen in Nederland en om dus wederom geld te vragen aan de Nederlanders om de haven opnieuw te laten uitbaggeren. De staatssecretaris gaat mij toch niet vertellen dat dit staand beleid is? Een Nederlands bedrijf levert slecht werk en het antwoord van de Nederlandse overheid is: dan mag je het werk wel laten overdoen en dan betalen wij vanuit ontwikkelingsgeld nog wel een keertje bij. Dat geld was bedoeld om armoede te verlichten, en niet om Nederlandse baggeraars de hand boven het hoofd te houden. Ik wil van de staatssecretaris weten wat voor afspraken hij gemaakt heeft met Van Oord over het herstel van de haven en over compensatie van de vissers. Gaat de staatssecretaris daar weer aan meebetalen? Ik mag toch hopen van niet.

Ik wil ook graag weten van de staatssecretaris wat de rol van Royal Haskoning hierin is. Op basis van hun onderzoek is Van Oord aan de slag gegaan. Welke gesprekken voert de staatssecretaris of zijn collega Bleker met Royal Haskoning? Ik wil onomwonden van de staatssecretaris horen dat hij de rekening van slecht geleverd werk niet neerlegt bij de overheid van het straatarme Guatemala. Als Van Oord hier de fout in is gegaan, zullen ze dat zelf moeten betalen. Er mag geen cent ontwikkelingshulp bij.

Staatssecretaris Knapen:

Voorzitter. Veel dank voor de gestelde vragen. Ze geven mij de mogelijkheid om hier wat opheldering te geven. Het enige punt waarover opheldering lastig te geven is, is de vraag of je spreekt van Champerico of van Champérico. Ik dacht Champérico.

De voorzitter:

Mevrouw Ferrier weet dat precies. De staatssecretaris zegt het goed, nietwaar?

Mevrouw Ferrier (CDA):

Champérico.

Staatssecretaris Knapen:

Champérico. Goed.

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Ze zeggen zelf wat anders.

Staatssecretaris Knapen:

Dan past mij bescheidenheid.

De vraag is: hoe zit het met het vergoeden van de schade en hoe zit het met het opnieuw aanbieden om de haven op orde te brengen? Ik moet voor dit onderwerp even een stukje terug in het verleden. In de zomer van 2009 hebben de twee partijen in deze zaak, namelijk Van Oord/Royal Haskoning aan de ene kant en de havenautoriteit in Guatemala aan de andere kant een take over certificate getekend en vastgesteld dat de zaak in orde was en goed was afgeleverd. Vervolgens heeft Royal Haskoning een jaar later aan mijn ambtsvoorganger laten weten dat er sprake was van onverwachte zandaccumulatie, zoals men dat noemde. Het slibde weer dicht, zouden wij zeggen. Mijn ambtsvoorganger de heer Koenders heeft toen geattendeerd op ORIO-middelen om het eventueel opnieuw en beter uitbaggeren van de haven mogelijk te maken.

Tot zover de geschiedenis. Daar houdt het ook op, want op dat aanbod is niet meer gereageerd. Beide partijen hebben gezegd dat ze het daarbij vooralsnog zouden laten. Volgens het take over certificate, de overdracht, van het opgeleverde werk was het contract volledig en naar tevredenheid van de afnemer uitgediend. Daarmee was op dat moment de kous af.

Mevrouw Dikkers (PvdA):

De kous is nog steeds niet af, want er ligt een schadeherstelplan van 18 mln. om de haven weer bereikbaar te maken voor de vissers. Verder ligt er een schadeclaim van de vissers die aangevoerd worden door de vakbond. De vissers zeggen: wij zijn er in inkomen op achteruit gegaan, wij willen gecompenseerd worden. Ik wil nogmaals van de staatssecretaris horen wat voor gesprekken hij hierover voert met Van Oord en Royal Haskoning.

Staatssecretaris Knapen:

De volgende stap in het verlengde van hetgeen mijn ambtsvoorganger heeft afgesproken zou zijn dat wij wachten totdat er nieuwe aanvraag komt. Deze aanvraag is tot nu toe niet gekomen, omdat geen van beide partijen de stap heeft gezet om hiermee opnieuw aan de slag te gaan. Het is aan de twee uiteindelijk verantwoordelijke partijen in deze zaak, zijnde aan de ene kant de combinatie Royal Haskoning en Van Oord en aan de andere kant de havenautoriteit van Champerico die als opdrachtgever heeft gefungeerd. Daarmee ligt de zaak waar hij ligt, namelijk bij die twee partijen. Als de vissers of de vakbeweging wenst dat er sprake is van herstel of reparatie, heeft men zich via de lokale autoriteiten te melden bij de eigen havenautoriteit. Die moet dan handelen.

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Is de staatssecretaris bereid om stappen te zetten teneinde de vissers te compenseren? Het gaat om Nederlands geld en een Nederlands bedrijf. Ik had van de staatssecretaris een iets proactievere houding verwacht dan achterover leunen en wachten tot men zelf komt. Het staat in de krant, wij ontvangen e-mailberichten, dus graag een iets actievere houding. Waarom gaat de staatssecretaris zelf geen poolshoogte nemen? Het is jammer dat Guatemala van de lijst geflikkerd is, maar laten wij wel wezen ...

De voorzitter:

Mevrouw Dikkers ...

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Excuus, dat is de emotie.

Het is jammer dat het land van de lijst gevallen is, maar het is goed om eens te zien wat daar daadwerkelijk aan de hand is. Is de staatssecretaris het met mij eens dat een en ander betaald is uit ORET-middelen, dat wil zeggen de regeling Ontwikkelingsrelevante Exporttransacties? Er is weinig ontwikkelingsrelevant aan deze hele toestand geweest. Ik vind dat de staatssecretaris beter zijn best moet doen.

Staatssecretaris Knapen:

Dat de zaak nu speelt, moet mede gezien worden tegen de achtergrond van het feit dat enkele betrokkenen binnen de havenautoriteit betrokken zijn bij de aanstaande presidentsverkiezingen. Dat maakt wellicht dat de zaak nu iets meer speelt dan anderhalf jaar geleden, toen het al was geconstateerd. Zoals gezegd, gaat het om twee partijen. Wij zijn geen partij in deze zaak. Wij hebben ook maar een deel van het baggerwerk betaald uit destijds nog ORET-middelen. Er zijn veel meer middelen bijgelegd van andere partijen, die primair als verantwoordelijke partijen aan zet zijn. Wij betreuren het, logischerwijze, maar vastgesteld is ook dat er geen sprake is van slordigheid of boze opzet maar van overmacht waartegen op dit moment heel weinig meer te doen is dan opnieuw te kijken naar het project om te bezien of de haven alsnog toegankelijk kan worden gemaakt. Dat is echter aan die twee partijen. Wij zijn zelf geen baggeraars en ook geen projectontwikkelaars noch havenautoriteiten.

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Voorzitter. Wij zijn wel financiers. Ik zou dus erg graag willen dat de staatssecretaris er opnieuw induikt en kijkt wat Nederland kan doen om ervoor te zorgen dat zo'n bedrijf zijn werk goed doet.

Staatssecretaris Knapen:

Voorzitter. De zaak is zoals hij is. Dat wil zeggen dat tussen de twee partijen, Van Oord en de havenautoriteit afspraken zijn gemaakt. Er zijn contracten getekend en er is een take over certificate vastgesteld. Dat kan ik niet openbreken. Het enige wat ik kan doen is nogmaals duidelijk maken dat wij niet erg gelukkig zijn met het resultaat. Ik neem aan dat wij dat met alle partijen en met iedereen hier in de Kamer delen.

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Ik zie nog wel een mogelijkheid voor de staatssecretaris – laat ik hem een stukje helpen – namelijk dat hij Van Oord belt om te bekijken of deze zijn werk opnieuw, goed, wil doen.

Staatssecretaris Knapen:

Voorzitter. Zoals gezegd, mijn ambtsvoorganger heeft een brief gekregen van Van Oord waarin staat dat het is uitgepakt zoals het is uitgepakt. Hij heeft Van Oord verzocht om te kijken of er mogelijkheden zijn om met de havenautoriteiten opnieuw afspraken te maken om tot reparatie te komen en vervolgens te kijken of daarvoor ORIO-middelen beschikbaar zijn. Van Oord en Royal Haskoning zijn daarvan op de hoogte. Ook de havenautoriteiten zijn van deze mogelijkheid op de hoogte. Ik ben graag bereid om deze brief nogmaals naar hen te sturen om aan te geven dat ook deze Kamer vindt dat het doodzonde is, maar veel meer kan ik niet doen. Wij zijn geen partij.

De voorzitter:

Dank u wel. Het woord is aan de heer El Fassed van GroenLinks. Ik vraag hem en de staatssecretaris om de vraag te stellen in een halve minuut en te beantwoorden in een halve minuut.

De heer El Fassed (GroenLinks):

Dat zal ik doen.

Voorzitter. Dit is typisch een voorbeeld van gebonden hulp waarvan wij in de jaren tachtig de ellende al hebben kunnen zien. We hadden er eigenlijk al lang afstand van moeten nemen. Hoe gaat de staatssecretaris, nu het Nederlandse ontwikkelingsbeleid veel meer het Nederlandse bedrijfsleven gaat betrekken bij ontwikkelingssamenwerking, voorkomen dat wij ook in de toekomst dergelijk miskleunen zullen zien?

Staatssecretaris Knapen:

Wie weleens op de Wadden heeft gevaren, weet dat ophopingen van zand heel lastig te voorspellen zijn. Ik kan hierover dus geen garanties geven. Het enige wat ik kan vaststellen is dat het uit elkaar halen van de ontwikkeling van en de studie naar een project aan de ene kant en het uitvoeren van het project aan de andere kant, wellicht een wat betere garantie kan geven dat het ingenieurswerk dat voorafgaat aan het baggeren in maximale onafhankelijkheid gebeurt. Zo is het in ORIO ook geconstrueerd. Garanties op dit terrein zijn echter niet te geven. Overigens … Mijn halve minuut is om.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik zou bijna willen zeggen dat dat niet uitmaakt, omdat het antwoord van de staatssecretaris toch al niet overtuigde. Het is niet voor het eerst dat Nederland de lokale vissersbevolking in problemen brengt. Is dit voor het kabinet aanleiding om de jubelende stemming dat het Nederlandse bedrijfsleven wel even alle problemen in de ontwikkelingslanden zal oplossen misschien wat te matigen?

Staatssecretaris Knapen:

Ach, mevrouw de voorzitter, op het geheel van ontwikkelingssamenwerking is datgene wat voor het bedrijfsleven is gereserveerd iets van 5% of 6%. Dat stelt dus niet veel voor. Tot nu toe. Overigens is het misschien goed om je in het kader van binding en ontbinding het volgende te realiseren. Als je bij ongebonden hulp zou weten hoe water- en zandstromen lopen, was het probleem makkelijk op te lossen. Mevrouw Ouwehand moet overigens ook niet vergeten dat er maar vier grote, serieuze internationale baggeraars in de wereld zijn. Twee daarvan komen uit Vlaams België en twee uit Nederland. Er zijn dus niet ontzettend veel smaken.

Mevrouw Hachchi (D66):

Voorzitter. In de Kamer wordt regelmatig gesproken over dingen die misgaan bij ontwikkelingssamenwerking. Het voorbeeld van Guatemala laat zien dat er ook dingen mis kunnen gaan met het bedrijfsleven. Welke lessen trekt de staatssecretaris hieruit ten aanzien van de rol van het bedrijfsleven bij ontwikkelingssamenwerking?

Staatssecretaris Knapen:

Voorzitter. Het gebeurt vaker dat er iets misgaat. Dat komt voor bij ontwikkelingssamenwerking waar het bedrijfsleven bij betrokken is, maar ook bij ontwikkelingssamenwerking waar het bedrijfsleven niet bij betrokken is. Wij hebben hier recentelijk discussies gehad over noodhulp waar het bedrijfsleven helemaal niet bij betrokken was. Het leert ons dat er tussen de fase van het project, de ingenieursstudie, en de uitvoering een belangrijk ijkmoment is om na te gaan of het haalbaar is en of de kwaliteit van dien aard is dat de volgende stap gezet kan worden. Omdat de adviescommissie ORIO die zaken wat meer probeert los te koppelen, biedt zij wat meer mogelijkheden om daarbij stil te staan.

De heer Irrgang (SP):

Er wordt binnen en buiten het parlement veel gesproken over de effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking. Het lijkt er nu sterk op dat hier letterlijk baggerwerk is geleverd door het bedrijfsleven een rol te geven bij ontwikkelingssamenwerking. Hoe kan de staatssecretaris zo kritiekloos zijn over deze manier van geld uitgeven via het bedrijfsleven? Op het totaal gaat het nu om 5% à 6%, maar de staatssecretaris wil dit percentage verhogen. Moet uit dit soort zaken niet de les getrokken worden dat de staatssecretaris wat minder kritiekloos het bedrijfsleven bij ontwikkelingssamenwerking moet betrekken? Het bedrijfsleven denkt vooral aan zijn eigen belang. Dat blijkt ook nu weer.

Staatssecretaris Knapen:

Ik geloof niet dat het bedrijfsleven er heel veel belang bij heeft om dit soort projecten te laten mislukken. Niemand wil dit. Dat er bij het bedrijfsleven een grotere kans is dat het misgaat dan wanneer een staatsbedrijf hiervoor was ingeschakeld, waag ik te betwijfelen. Ik ben het wel van harte eens met de heer Irrgang dat dit ons waakzaam dient te houden.

De heer Driessen (PVV):

Het is te gek voor woorden dat er in Guatemala 9 mln. aan belastinggeld gewoon is verbrand. Het is misschien nog wel vreemder dat de staatssecretaris ook volgend jaar weer 10 mln. Nederlands belastinggeld wil overmaken aan dat land. Is de staatssecretaris bereid om alle ontwikkelingshulp aan Guatemala vandaag nog te stoppen?

Staatssecretaris Knapen:

In dit geval is het geld eerder verzand dan verbrand. Het is wel duidelijk dat het niet goed is afgelopen. Wij hebben met de Kamer gewisseld hoe wij in de toekomst met ontwikkelingslanden omgaan. Een grote Kamermeerderheid is het daarmee eens en dus zullen wij er ook op die manier mee omgaan. Deze hulp aan Guatemala bouwen wij langzaam af. Deze gebeurtenis heeft geen invloed op het principiële idee dat ontwikkelingssamenwerking wel degelijk nuttig kan zijn.

Naar boven