6 Landbouw in ontwikkelingslanden

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 17 november 2011 over landbouw in ontwikkelingslanden.

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris welkom. Aan mijn collega's zeg ik dat ook voor dit VAO de nieuwe regel van twee minuten spreektijd geldt, inclusief de indiening van de moties. Wij zijn dus streng bij de interrupties. Ik wil alleen vragen ter verheldering.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Ik zal drie moties indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de westerse wereld meer consumeert dan zijn eerlijk aandeel, en dat dit grotendeels komt door de hoge vleesconsumptie die een groot beslag op het wereldlandbouwareaal legt;

verzoekt de regering, de eigen voedselproductie en -consumptie te verduurzamen door actief een vermindering van de binnenlandse vleesconsumptie na te streven door het geven van voorlichting en het stimuleren van plantaardige alternatieven voor vlees, vis en zuivel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 80 (31250).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat kleine boeren, van wie het grootste deel bestaat uit vrouwen, de voedselproductie in ontwikkelingslanden dragen;

constaterende dat de speciaal rapporteur voor voedselzekerheid van de Verenigde Naties na onderzoek heeft geconstateerd dat kleine boeren en een agro-ecologische wijze van landbouw de beste garantie bieden op voedselzekerheid op de lange termijn;

verzoekt de regering, de ontwikkelingsgelden die besteed worden aan voedselzekerheid ten goede te laten komen aan kleine boeren en het ondersteunen van agro-ecologische landbouwpraktijken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 81 (31250).

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dan ga ik snel door naar mijn laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Initiatief Duurzame Handel (IDH) ruim 100 mln. aan belastinggeld besteedt ten behoeve van het vrijwillig verduurzamen van ketens voor multinationale bedrijven die zelf enorme winsten maken;

constaterende dat de langstlopende ketenverduurzamingsprojecten die het IDH ondersteunt, namelijk de Round Table on Responsible Soy (RTRS) en de Round Table on Sustainable Palmoil (RSPO), nog steeds leiden tot ontbossing, verdrijving van mensen van hun land en vergiftiging van rivieren;

verzoekt de regering, de overheidssteun, zowel in financiële als in faciliterende zin, van RTRS en RSPO te staken;

verzoekt de regering tevens, de 100 mln. aan overheidssubsidies aan het Initiatief Duurzame Handel drastisch terug te brengen en de programma's op gebied van soja, palmolie, suikerriet, tropisch hout en kweekvis te staken en in plaats hiervan over te gaan tot het opstellen en afdwingen van bindende duurzaamheidseisen voor deze producten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 82 (31250).

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter, ik heb drie moties. Graag krijg ik daarna nog ruimte voor één korte vraag.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat met ontwikkelingsgeld gesteunde PPP's en activiteiten van het bedrijfsleveninstrumentarium bij dienen te dragen aan de doelstellingen van ontwikkelingssamenwerking;

overwegende dat de impact op lokale duurzame ontwikkeling en armoedebestrijding, zoals het creëren van werkgelegenheid, in het bijzonder voor gemarginaliseerde groepen, het bereiken van vrouwen, boeren en kleine ondernemers en het versterken van lokale ketens momenteel onvoldoende doorslaggevend onderdeel is van de beoordeling van aanvragen voor het bedrijfsleveninstrumentarium;

overwegende dat de regering zich ten aanzien van landbouw in ontwikkelingslanden wil richten op kleine producenten en op vrouwen;

verzoekt de regering, doorslaggevende criteria te ontwikkelen waarin armoedebestrijding en lokale duurzame ontwikkeling centraal staan en deze toe te passen in de beoordeling en selectie van aanvragen bij de bedrijfsleveninstrumentaria en PPP's en verzoekt de regering geen aanvragen te honoreren die onvoldoende scoren op internationale mvo-standaarden of duurzame armoedebestrijding,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink en El Fassed. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 83 (31250).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de nota "Uitwerking voedselzekerheidsbeleid" de samenhang tussen landbouw en water in het Nederlandse ontwikkelingsbeleid niet of nauwelijks noemt;

constaterende dat de landenlijst van het programma Water Mondiaal sterk afwijkt van de prioriteitslanden voor voedselzekerheid en dat voor het programma Partners voor Water nog niet duidelijk is hoe de activiteiten in de partnerlanden zullen aansluiten op het beleid voor voedselzekerheid;

van mening dat een goede aansluiting van het waterbeleid op het beleid voor voedselzekerheid een absolute noodzaak is;

verzoekt de regering om in de aangekondigde beleidsnotitie over water, zowel voor de programma's Water Mondiaal en Partners voor Water als voor andere programma's en activiteiten op het gebied van water in ontwikkelingslanden, de samenhang met het voedselzekerheidsbeleid expliciet te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink en El Fassed. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 84 (31250).

U hebt nog achttien seconden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de brief "Uitwerking voedselzekerheidsbeleid" voor elk van de vier pijlers een aantal resultaatsindicatoren formuleert, maar niet aangeeft wat de huidige stand van zaken is, wie verantwoordelijk is voor het te behalen resultaat en hoeveel resultaat er geboekt moet zijn aan het einde van deze kabinetsperiode;

van mening dat, gelet op de prioriteit die dit kabinet geeft aan het stimuleren van voedselzekerheid in de partnerlanden, een goed inzicht in de behaalde resultaten van groot belang is;

verzoekt de regering om per indicator de huidige stand van zaken weer te geven, (nulmeting), wie verantwoordelijk is voor de realisatie en waar de regering aan het eind van deze kabinetsperiode wil staan;

verzoekt de regering eveneens om door middel van jaarlijkse voortgangsrapportages de Kamer te informeren over de gemaakte voortgang,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink en El Fassed. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 85 (31250).

Mevrouw Wiegman, u bent ruim door uw spreektijd heen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik begrijp het. Het is wel een heel mooie vraag! Helaas interrumpeert niemand mij.

De voorzitter:

Nee, maar zo gaan wij het ook niet doen. Het spijt mij, maar wij houden ons aan de afspraken. Dat heb ik bij de andere sprekers ook gedaan.

De heer Driessen (PVV):

Voorzitter. Ik dien twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, Zuid-Afrika te vragen eigendomsrechten, zoals landrechten, waaronder die van minderheden, nu en in de toekomst te respecteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Driessen en Bontes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 86 (31250).

De heer Driessen (PVV):

Mijn tweede motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in Zuid-Afrika veel ernstige geweldsmisdrijven plaatsvinden;

constaterende dat deze misdrijven mede gericht zijn tegen minderheden;

verzoekt de regering, Zuid-Afrika te vragen tegen dit geweld daadkrachtig op te treden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Driessen, Bontes en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 87 (31250).

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Voorzitter. Ik zal er snel doorheen gaan, want ik heb drie moties voorbereid.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de wereldwijde competitie om toegang tot land voor de productie van voedsel en biobrandstoffen met name in ontwikkelingslanden sterk is toegenomen en blijft toenemen;

constaterende dat landrechten in ontwikkelingslanden vaak niet eenduidig zijn vastgelegd en dat de meeste grootschalige investeringen in deze landen vaak betrekking hebben op land waarvan de eigendomsrechten onduidelijk zijn;

overwegende dat het gebruik en beheer van land niet op zichzelf staat maar nauw verbonden is met mensenrechten, milieu, biodiversiteit, armoedebestrijding, duurzame ontwikkeling en mondiale voedselzekerheid;

van mening dat de landrechten van lokale leefgemeenschappen in ontwikkelingslanden onvoldoende gewaarborgd zijn;

verzoekt de regering, heldere criteria voor Nederlandse bedrijven, investeerders, banken en pensioenfondsen te ontwikkelen waarmee landgrabbing in ontwikkelingslanden voorkomen kan worden en deze criteria minimaal in lijn te laten zijn met de herziene OESO-richtlijn en de Performance Standards van de Wereldbank/IFC en op naleving toe te zien;

verzoekt de regering tevens, dit zo snel mogelijk op Europees niveau aan te kaarten om een Europees gelijk speelveld te bevorderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dikkers, Irrgang, Hachchi en El Fassed. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 88 (31250).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat 500 miljoen kleinschalige boeren en boerinnen samen 2 miljard mensen voorzien van voedsel;

constaterende dat in 2030 de vraag naar voedsel met 50% zal stijgen en in 2050 met 70%;

constaterende dat kleinschalige landbouw heeft bewezen op het gebied van armoedebestrijding betere resultaten te boeken dan grootschalige landbouw;

overwegende dat investeringen in kleinschalige boeren een positief effect hebben op werkgelegenheid en bovendien meer opleveren voor armoedebestrijding dan investeringen gedaan door grootschalige landbouwondernemingen;

verzoekt de regering, nadrukkelijk te investeren in kleinschalige landbouw in ontwikkelingslanden en erop toe te zien dat het bedrijfsleveninstrumentarium bijdraagt aan een verbetering van de positie van kleinschalige landbouw;

verzoekt de regering tevens om binnen de Wereldbank als een van de grote donoren aan het Global Agriculture and Food Security Program Trust Fund (GAFSP) erop aan te dringen, prioriteit te geven aan de steun voor kleinschalige en duurzame landbouw,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dikkers, Irrgang, El Fassed en Ferrier. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 89 (31250).

U bent door uw tijd heen, mevrouw Dikkers.

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Ik heb nog één motie, voorzitter.

De voorzitter:

Ja, maar u bent door uw tijd heen. Wij hebben een spreektijd van twee minuten afgesproken. Iedereen houdt zich daaraan. Zonet ging iemand er licht overheen.

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Het is een heel korte motie.

De voorzitter:

Voor de toekomst doe ik u de suggestie om veel kortere moties in te dienen.

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Ik zal veel kortere moties indienen. Ik zal dit nooit meer doen, voorzitter.

De voorzitter:

Als iedereen dat nu noteert, kunt u nu uw motie indienen, mevrouw Dikkers.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, op de ambassades specifieke expertise te ontwikkelen met betrekking tot het ondersteunen bij het verkrijgen van landrechten en het verhogen van de productiviteit van boerinnen in ontwikkelingslanden;

verzoekt de regering tevens, bij het afsluiten van contracten met landbouwondernemingen ervoor te zorgen dat deze contracten zo veel mogelijk vrouwelijke agrarische ondernemers en boerinnen in ontwikkelingslanden bereiken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dikkers en El Fassed. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 90 (31250).

De heer El Fassed (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat verschillende rapporten van de VN en andere gerenommeerde organisaties concluderen dat het potentieel om de voedselproductie en voedselzekerheid in ontwikkelingslanden te vergroten, ligt in het investeren in kleine producenten en vrouwen;

overwegende dat in de uitwerking van het voedselzekerheidsbeleid resultaatsindicatoren zijn opgenomen om de effecten van het Nederlandse beleid te kunnen meten en beoordelen;

verzoekt de regering, resultaatsindicatoren te formuleren in de uitwerking van het voedselzekerheidsbeleid die gericht zijn op het versterken van de positie van kleine producenten en vrouwen en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden El Fassed, Hachchi, Dikkers en Wiegman-van Meppelen Scheppink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 91 (31250).

Mevrouw Hachchi (D66):

Voorzitter. Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de OECD recentelijk heeft aanbevolen om over te gaan tot een verdere afbouw van bestaande handelsbarrières om de verstoring van landbouwondernemerschap als gevolg van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) tegen te gaan;

constaterende dat volgens het WRR-rapport Minder pretentie, meer ambitie economische groei in de agrarische sector een cruciale stap is in de economische ontwikkeling van landen;

overwegende dat Nederland zich naar aanleiding van de unaniem gesteunde motie-Jacobi c.s. reeds actief inzet om de gevolgen van de GLB-voorstellen onder de aandacht te brengen in de onderhandelingen over het gemeenschappelijk landbouwbeleid;

verzoekt de regering, bij de GLB-onderhandelingen niet alleen de gevolgen voor ontwikkelingslanden onder de aandacht te brengen, maar ook in te zetten op een afbouw van resterende handelsbarrières voor ontwikkelingslanden, waaronder in ieder geval wordt verstaan de door de OECD genoemde beperkingen in markttoegang en exportsubsidies waar deze gelden voor landbouwproducten zoals suiker,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hachchi en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 92 (31250).

Mevrouw Hachchi (D66):

Ik heb nog een minuut, dus ik stel de vraag die mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink wilde stellen. In het artikel in het blad P+ geeft topambtenaar Kitty van der Heijden, die bij Buitenlandse Zaken de thema's water en milieu beheert, aan dat haar grootste angst bij publiek-private programma's is dat het geld niet kan worden weggezet. Ik ontvang daarop graag een reactie van de staatssecretaris. Ik ben nog binnen de tijd.

De voorzitter:

Heel goed. Dit is praktisch opgelost. Daarmee zijn wij aan het eind aan de inbreng van de Kamer. Ik denk dat de bewindsman even wil wachten tot hij alle moties heeft en straks zal antwoorden op alle vragen. Ik begrijp dat bij het AO ook de staatssecretaris van EL&I aanwezig was, maar dat de Kamer ervan kan uitgaan dat deze bewindsman alle vragen zal beantwoorden

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Knapen:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de moties. De motie op stuk nr. 80 van mevrouw Thieme verzoekt de regering de binnenlandse vleesconsumptie actief te verminderen. Deze motie ontraad ik. Dit kabinet wil niet treden in de keuzevrijheid van consumenten. Daarnaast stimuleren wij zowel in als buiten Nederland duurzame productiemethoden.

De motie op stuk nr. 81 van mevrouw Thieme verzoekt ontwikkelingsgelden die worden besteed aan voedselzekerheid ten goede te laten komen aan kleine boeren ter ondersteuning van agro-ecologische landbouw. Deze motie is ondersteuning van het beleid.

De motie op stuk nr. 82 van mevrouw Thieme ontraad ik. De motie gaat over het verminderen van financiële overheidssteun aan de IDH. Wij zijn van mening dat platforms een nuttige bijdrage kunnen leveren aan de verduurzaming van handelsketens. Het publiek-private karakter geeft nu juist ruimte aan maatschappelijke organisaties en bedrijven om tot standaarden te komen en dat achten wij effectiever dan dwang van bovenaf.

De motie op stuk nr. 83 van mevrouw Wiegman gaat over het opstellen van criteria waarin armoedebestrijding en lokale duurzame ontwikkeling centraal staan en wil dit toepassen op het bedrijfsleven. Wij beschouwen deze motie als ondersteuning van beleid, maar wel met de kanttekening dat wij er voor willen waken dat dit niet leidt tot extra administratieve lasten.

De motie op stuk nr. 84 van mevrouw Wiegman gaat over het verzoek om in de aangekondigde beleidsnotitie over water de samenhang met voedselzekerheid expliciet te maken. Ik verzoek deze motie aan te houden. In de tweede week van januari 2012 zullen wij de Waterbrief publiceren, waarin de samenhang tussen water en voedselzekerheid wordt vermeld. Water Mondiaal is een programma met allerlei activiteiten die losstaan van ontwikkelingssamenwerking. Wij willen daar niet in treden. Als op grond van de brief blijkt dat het toch interessant is om een nadere discussie te voeren over de raakvlakken tussen die twee, moeten wij dat zeker doen. Misschien dat wij op basis van de documentatie die dan voorhanden is een specifiekere discussie kunnen voeren.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Ik kijk natuurlijk uit naar de Waterbrief. Ik meen dat deze motie als ondersteuning van beleid kan worden beschouwd. Vervolgens kan het verzoek worden bevestigd als de brief er is. Ik begrijp niet zo goed waarom deze motie moet worden aangehouden.

Staatssecretaris Knapen:

De motie vraagt de programma's Water Mondiaal en Partners voor Water mee te nemen in het voedselzekerheidsbeleid. Op een aantal terreinen heeft het programma Water Mondiaal een heel andere focus dan het OS-waterprogramma. Wij willen daar niet in treden. In de Waterbrief komt de relatie tussen voedselzekerheid en water specifiek aan de orde. Wat het programma Water Mondiaal en Partners voor Water daaraan kunnen bijdragen, zal daarin ook aan de orde komen. Ik wil niet de suggestie wekken dat wij ook gaan treden in allerlei andere activiteiten van het programma Water Mondiaal. Het is een ander instituut, dat ook voor andere organisaties dan alleen maar ontwikkelingssamenwerking werkt. Wij kunnen er gedetailleerder over discussiëren als de Waterbrief er is.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Het is mij duidelijk geworden. Ik houd de motie aan en ik kijk uit naar de discussie in het volgende jaar.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink stel ik voor, haar motie (31250, nr. 84) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Knapen:

De motie op stuk nr. 85 van mevrouw Wiegman en de heer El Fassed over het meten beschouw ik als ondersteuning van beleid. We nemen het monitoringsysteem vanaf het begin mee. De resultaten van de rapportage ten aanzien van voedselzekerheid zullen wij daaraan toevoegen, dus in die zin zit het in het systeem en is het niet nodig om er een aparte rapportagelijn voor te maken, los van de bestaande rapportagelijnen. Er is een nulmeting, het is geregistreerd, dus we kunnen rapporteren.

In de motie op stuk nr. 86 van de heer Driessen wordt de regering verzocht, Zuid-Afrika te vragen eigendomsrechten te respecteren. Het aannemen van deze motie moet ik ontraden. Waarom? De Zuid-Afrikaanse regering beschermt eigendomsrechten. Daar heeft ze ook belang bij, want anders krijg je een uittocht van investeerders en werkloosheid en alles wat daarbij hoort. Ze ondersteunt ook wettige opkoopprogramma's om de ongelijkheid uit apartheid te verminderen. Het gaat daarbij om wettige opkoopprogramma's. Er zijn stemmen binnen het ANC die pleiten voor een gedwongen herverdeling, maar dat is een minderheid. Een belangrijke voorstander van de gedwongen herverdeling, Malema, is vrij recent nog geschorst. Mocht de Zuid-Afrikaanse regering in de toekomst eigendomsrechten niet beschermen, hetgeen ik niet verwacht, dan zal Nederland de regering daar natuurlijk op aanspreken.

In motie op stuk nr. 87 van de heer Driessen wordt de regering gevraagd om de regering in Zuid-Afrika erop te attenderen dat tegen geweld krachtig moet worden opgetreden. Dat beschouwen wij als ondersteuning van beleid.

De motie op stuk nr. 88 van mevrouw Dikkers betreft "land grabbing". Daarin zit een aantal sympathieke elementen, maar toch wil ik het aannemen van deze motie ontraden. Waarom? Een ding moeten wij vooropstellen. Waar met ontwikkelingsgelden ondersteuning wordt verleend, gelden de OESO-regels en de IFC Performance Standards. De indiener wijst hier terecht op. Daarbuiten, waar wij niet met een bedrijf van doen hebben, is het aan de overheid van het betreffende land en aan het bedrijfsleven om dat serieus aan te pakken. Het bedrijfsleven doet dat, het Nederlandse bedrijfsleven is daar over het algemeen serieus mee bezig. Gaat het toch mis, dan is er een nationaal contactpunt waar klachten kunnen worden ingediend. Het aantal klachten is overigens beperkt, dus dat is op zichzelf goed nieuws. Als er een zaak speelt met een bedrijf waarmee wij niets van doen hebben, dan speelt de juridische afwikkeling in het betreffende land. Nederland is daarbij geen partij. Ik zeg er meteen bij dat die bedrijven bij mij niet hoeven aan te kloppen als wij daar weet van hebben, maar dat is iets anders dan wanneer wij ons er op voorhand formeel mee bemoeien. Vandaar dat ik het moet ontraden, hoe sympathiek sommige overwegingen ook zijn.

In de motie op stuk nr. 89 van mevrouw Dikkers wordt gevraagd om te investeren in kleinschalige landbouw en erop toe te zien dat het bedrijfsleveninstrumentarium bijdraagt aan de verbetering van de positie. Ik beschouw die motie als ondersteuning van beleid.

Dan de motie op stuk nr. 90. Daarin vraagt mevrouw Dikkers als eerste ondertekenaar de regering om op de ambassade specifieke expertise te ontwikkelen met betrekking tot het ondersteunen bij het verkrijgen van landrechten en het verhogen van de productiviteit van boerinnen in ontwikkelingslanden. Ik zit een beetje met deze motie. Als ik haar mag duiden, dan beschouw ik die als ondersteuning van beleid. Wij kunnen niet in alle landen expertise op het gebied van het verhogen van de productiviteit van boerinnen installeren. Dat gaat niet. Wel hebben wij ons voorgenomen om het aantal landen waar wij bilateraal actief zijn te reduceren. De reden daarvoor is dat we in die landen dan meer ter beschikking hebben om in te investeren, zo ook in de professionaliteit op de ambassades. Het is de bedoeling om de deskundigheid op speerpunten op de ambassades te vergroten.

Ten aanzien van de partnerlanden is aangegeven dat ervoor gezorgd moet worden dat als daar wordt geïnvesteerd in expertise, er ook geïnvesteerd moet worden op het gebied van landrechten en de gender issues die samenhangen met landrecht en erfrecht. In die zin zou ik dat willen beschouwen als ondersteuning van beleid. Als het echter over de gehele breedte zou gaan, kan ik het niet als ondersteuning zien. Daar zou ik dan toch een wat beter gevoel bij moeten krijgen.

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Kan de staatssecretaris toelichten wat hij bedoelt met de woorden over de gehele breedte?

Staatssecretaris Knapen:

Met de gehele breedte bedoel ik alle landen die volgens de ODA-criteria een ontwikkelingsland zijn en waar wij een ambassade hebben.

Mevrouw Dikkers (PvdA):

Het gaat de PvdA-fractie en de andere ondertekenaars specifiek om de landen waar wij investeren in voedselzekerheid en in de agrarische sector.

Staatssecretaris Knapen:

Ik vertaal het dan als volgt. In de landen waaraan wij prioritair aandacht besteden en waarvoor we ook middelen kunnen vrijmaken in de begroting, zullen wij het punt van investeren in expertise nadrukkelijk meenemen.

Dan ga ik verder met de motie op stuk nr. 91 van de heer El Fassed c.s. In deze motie gaat het om het formuleren van resultaatsindicatoren van voedselzekerheid die gericht zijn op kleine producenten en vrouwen. Ook voor ons weegt dat zwaar en derhalve is het ook een belangrijk motief om het te doen. We willen het ook graag bijhouden, maar met de kanttekening dat dit niet moet leiden tot een verhoging van de administratieve lasten, maar tot een betere focus op datgene wat we beogen. Ik beschouw de motie dan ook als ondersteuning van beleid.

Ten slotte ga ik in op de motie op stuk nr. 92 van mevrouw Hachchi over de afbouw van handelsbarrières. Ik vind dat een buitengewoon sympathieke motie. Natuurlijk hebben wij bij de minst ontwikkelde landen al een volledig vrije markttoegang. Mevrouw Hachchi weet dat dit ook voor veel ACP-landen geldt en dat is ook heel goed. Ik heb echter een probleem met de volgende woorden: de resterende handelsbarrières voor ontwikkelingslanden. In de Wereldhandelsorganisatie zijn ook landen vertegenwoordigd die vallen onder de categorie ontwikkelingsland, maar die luisteren naar de naam Saudi-Arabië of Noord-Korea. Het gaat ons te ver om voor dat soort landen te spreken over de afbouw van resterende handelsbarrières. Ik vind de ondertoon sympathiek, maar in die zin moet ik deze motie ontraden. Wij willen niet zo ver gaan dat wij dit soort afspraken in de Wereldhandelsorganisatie voor die categorie landen generiek overnemen.

Mevrouw Hachchi heeft ook nog een kanttekening geplaatst bij de middelen voor voedselzekerheid en water. Ik spreek zelf nooit in termen van wegzetten, want ik beschouw het als een waardevolle investering als we het doen en anders doen we het niet. Als het om de publiek-private partnerships gaat, dan vertrouwen wij erop dat er een groot aantal vragen is om die middelen vervolgens goed te kunnen inzetten. Mocht dat heel anders zijn, dan nemen wij contact met u op, want deze afspraken hebben wij gemaakt. Wij zijn hier niet om middelen weg te zetten met het doel dat zij weg zijn. Zij moeten een goede bestemming hebben. Wij hebben wat die publiek-private partnerships betreft tot nu toe het beeld dat zij een goede bestemming kunnen krijgen, maar het is een programma dat nog wordt ontwikkeld.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Een woord als "wegzetten" moet inderdaad helemaal geen negatieve connotatie hebben in dit debat. Het is juist heel positief als wij dit geld ook echt kunnen kwijtraken, in de zin dat het kan worden ingezet. Wanneer heeft de staatssecretaris er zicht op dat het ook daadwerkelijk gaat lukken en wanneer wij daarover als Kamer worden geïnformeerd?

Staatssecretaris Knapen:

Het woord "kwijtraken" is ook zoiets, want kwijt is weg. Wij willen dat het niet kwijtraakt maar dat het zichtbaar wordt, zodat je ziet wat er met het geld gebeurt. Wij zijn nu de programma's aan het voorbereiden. De planning van de ambassades hebben wij teruggekregen. Daarop hebben wij bijna oké kunnen geven. Als dat oké er is, kan men daar fysiek aan de slag en kan men afspraken gaan maken. Dus ik denk dat wij in het tweede kwartaal van volgend jaar hierop voldoende zicht hebben om met u van gedachten te wisselen over de vraag of wij hier nu goed op weg zijn of dat hier moet worden bijgestuurd.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen zijn morgen.

De vergadering wordt van 12.54 uur tot 13.25 uur geschorst.

Naar boven