2 Maximering beloning onderwijsbestuurders

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 14 december 2011 over maximering beloning van onderwijsbestuurders.

De voorzitter:

Ik heet de minister en de staatssecretaris welkom. Bij dit debat geldt het nieuwe Reglement van Orde dat vorige week is vastgesteld. Dat betekent dat de spreektijd twee minuten is, inclusief de moties. Er worden alleen interrupties toegestaan als er echt onduidelijkheden zijn.

Er zijn problemen met de treinen, waardoor her en der de woordvoerders wijzigen. Zo zal de heer Çelik het woord voeren in plaats van de heer Dijsselbloem. Ik geef de heer Çelik daarom als eerste het woord.

De heer Çelik (PvdA):

Voorzitter. Op deze manier krijg ik in één keer drie moties op mijn naam, terwijl dat niet voorzien was. Ik begin meteen met het voorlezen van de moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering bezoldigingsmaxima voorstelt voor bestuurders in het onderwijs;

overwegende dat het aan het veld wordt overgelaten om binnen de sectoren een nadere differentiatie aan te brengen in salarisklassen;

overwegende dat het gewenst is dat er geen misverstand mag bestaan over de "hardheid" van de gedifferentieerde beloningsnormen voor bestuurders in het onderwijs;

verzoekt de regering, de uitwerking van de bezoldigingsmaxima binnen de onderwijssectoren bij ministeriële regeling vast te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Çelik, Dijsselbloem en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 126 (27923).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering beloningsmaxima wil vaststellen voor bestuurders in het onderwijs;

constaterende dat de aanvankelijk voorgenomen beloningsmaxima na overleg met "de sector" naar boven zijn bijgesteld;

verzoekt de regering, van de voorgestelde verhoging van beloningsmaxima in het onderwijs af te zien,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Çelik, Dijsselbloem en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 127 (27923).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat bestuurders in het onderwijs vanuit een houding van soberheid en dienstbaarheid zich ten dienste moeten stellen van hun organisatie;

overwegende dat bestuurders in het onderwijs zich steeds bewust moeten zijn van hun verantwoordelijkheid, de afstand tussen bestuur en management enerzijds en werkvloer anderzijds zo klein mogelijk te houden;

overwegende dat redelijke beloning en gematigde beloningsverschillen in de verhouding tussen bestuurders en de werkvloer van groot belang zijn;

constaterende dat het in de Tweede Kamer inmiddels aanvaarde wetsvoorstel normering topinkomens hiervoor een helder wettelijk kader biedt, maar nog een overgangstermijn kent van vier plus drie jaar;

roept de bestuurders en toezichthouders in het onderwijs op, de beloningen in het onderwijs zo spoedig mogelijk in overeenstemming te brengen met het wetsvoorstel normering topinkomens,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Çelik, Dijsselbloem en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 128 (27923).

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Ik heb eveneens drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bonussen voor onderwijsbestuurders nog steeds mogelijk zijn;

verzoekt de regering, bonussen voor onderwijsbestuurders, bijvoorbeeld per ministeriële regeling, onmogelijk te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 129 (27923).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de vakbonden niet zijn betrokken bij het opstellen van de maximumsalarissen van onderwijsbestuurders;

overwegende dat deze betrokkenheid wel is afgesproken in de "wet goed bestuur";

verzoekt de regering, alsnog met de vakbonden te overleggen over de beloningsmaxima in het onderwijs en deze waar nodig aan te passen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 130 (27923).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat circa zestig onderwijsbestuurders meer verdienen dan de afgesproken normen;

verzoekt de regering, deze bestuurders te bewegen hun salaris naar beneden bij te stellen en anders te bezien of zij op non-actief kunnen worden gesteld,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 131 (27923).

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Dit soort debatten is voor mij niet gebruikelijk. Mevrouw Voortman zou nu het woord voeren, maar zij heeft mij gevraagd om haar even te vervangen voor één korte motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een aanzienlijke schaalvergroting is opgetreden in alle lagen van het onderwijs;

constaterende dat het salaris van bestuurders onder meer samenhangt met de grootte van de onderwijsinstelling;

overwegende dat persoonlijk gewin bewust noch onbewust een rol mag spelen in de beslissing om een onderwijsinstelling uit te breiden;

verzoekt de regering om te regelen dat bestuurders niet persoonlijk kunnen profiteren van een fusie of andersoortige grote uitbreiding van de onderwijsinstelling die zij hebben gerealiseerd, doordat zij als gevolg hiervan in een hogere schaal komen of een hogere beloning krijgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grashoff en Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 132 (27923).

De voorzitter:

Wij wachten even tot de minister alle moties heeft ontvangen.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Dank voor de reactie van de Kamer in dit VAO. Ik ga alle moties langs.

De eerste motie van de heer Çelik, op stuk nr. 126, verzoekt de regering om de uitwerking van de bezoldigingsmaxima binnen de onderwijssectoren bij ministeriële regeling vast te leggen. Ik ken deze wens, de heer Dijsselbloem uitte hem in het algemeen overleg. Ik heb toen gezegd dat wij al verder gaan dan in andere sectoren, dat ik het wil laten bij de hoofdlijnen en dat ik de sectoren de ruimte wil geven om dit op een goede manier in te vullen. Ik houd het de komende jaren in de gaten, zodat dit daadwerkelijk gebeurt, maar ik wil dit niet bij voorbaat vastleggen. Ik ontraad dus deze motie.

Wat betreft de wo- en po-sector het volgende. Wij hebben het zeker niet zomaar even opgehoogd op aanvraag van de mensen die bij ons aan tafel zaten. Sowieso hebben wij die inbreng heel kritisch benaderd. Dat heeft ertoe geleid dat we in ieder geval het vo en mbo zo hebben gelaten. Wel hebben we naar aanleiding van ingebrachte punten van de wo-kant en van po-zijde die we verder hebben onderzocht, overwogen dat er redenen zijn om twee sectoren een stapje hoger te zetten. Dit is nog in het algemeen overleg aan de orde geweest. Voor universiteiten geldt immers de dubbele taak van onderwijs en onderzoek. De grote onderzoekscomponent maakt de functiezwaarte gelijk aan die van grote onderzoeksinstellingen zoals KNAW en NWO, waarvoor de WNT maximaal geldt. De verbondenheid met de universitaire medische centra is ook belangrijk. In dat kader hebben wij besloten om het met één stapje te verhogen. Wij hebben dat bij het primair onderwijs gedaan, omdat deze onderwijssector echt in ontwikkeling is en vanwege de voorschoolse educatie. Met het oog op de ontwikkelingen van de komende tijd zetten wij in op een duurzame lijn. Het is dan ook niet zo – de heer Dijsselbloem suggereerde dat in het algemeen overleg – dat het steeds wordt bijgesteld. Integendeel: wij hebben gekozen voor een lijn die de komende jaren, ondanks alle nieuwe ontwikkelingen, houdbaar is. Ik ontraad de motie dan ook.

In de derde motie op stuk nr.128 doet de heer Dijsselbloem een morele oproep. Ik zei al tegen de heer Dijsselbloem dat ik daar in principe weinig op tegen heb, als zo'n oproep maar terecht is. In dit geval lijkt het mij een terechte oproep en ik laat het oordeel over de motie dan ook aan de Kamer. Mocht de motie aangenomen worden, dan zal ik in mijn brief uiteraard naar deze motie verwijzen, mits de Kamer die motie heeft aangenomen. De motie is dan een extra aansporing.

In de vierde motie, een motie van de heer Van Dijk op stuk nr. 129, wordt de regering verzocht, bonussen voor onderwijsbestuurders onmogelijk te maken, bijvoorbeeld per ministeriële regeling. Uit deze motie blijkt dat de heer Van Dijk zijn eigen handelen onderschat, want hij heeft eerder bij de behandeling van het wetsvoorstel een amendement ingediend. Dat amendement is aangenomen en regelt dat er geen bonussen mogen worden gegeven in de publieke sector. En daar hoort het schoolbestuur natuurlijk bij.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Het is een amendement van de heer Heijnen!

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Pardon. Dan onderschat de heer Van Dijk de heer Heijnen. Dat is ook erg!

De motie is gewoon overbodig en daarom ontraad ik haar.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Een kleine correctie. Het amendement-Heijnen laat nog steeds de mogelijkheid open dat er uitzonderingen worden gemaakt. Daarover hebben wij vorige week ook gesproken. Mijn motie is explicieter, vandaar.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik heb inderdaad in het algemeen overleg aangegeven dat ik mij kan voorstellen dat er in heel extreme gevallen iets mogelijk moet zijn. De hoofdlijn is helder en die hoeft niet te worden aangescherpt. Ik ontraad dan ook de motie.

In de volgende motie van de SP-fractie op stuk nr. 130 wordt de regering verzocht om alsnog met de vakbonden te gaan overleggen over de beloningsmaxima in het onderwijs en deze maxima waar nodig aan te passen. Op grond van de Wvo stelt de raad van toezicht de arbeidsvoorwaarden van de bestuurders vast. Vo-bestuurders worden in de Wvo aangemerkt als personeelsleden en vallen daarmee onder het cao-stelsel. Men heeft daar ook een verband voor opgericht. Er is dus keurig en conform de wet overlegd. Ik heb niet de behoefte om in dat overleg te interveniëren, sterker nog: de minister van Sociale Zaken heeft de onderhandelingspartners al aangegeven dat ze voldoen aan de eisen. Hij zal uiteindelijk moeten beoordelen of hij de cao algemeen verbindend kan verklaren, maar hun verzoek is dus al aanvaard. Ik ontraad daarom de motie.

In de motie op stuk nr. 131 verzoekt de heer Van Dijk bestuurders op non-actief te stellen. Dat kan als de motie van de heren Çelik en Dijsselbloem wordt aangenomen. Als die motie wordt aangenomen is het verder aan de mensen zelf om een afweging te maken. Wij hebben ook geen enkele rechtsgrond om mensen zomaar weg te zetten. Dat is een ander punt, maar hoe dan ook: mensen zullen uiteindelijk zelf een afweging moeten maken. Ik ontraad de aanneming van de motie.

De heer Jasper van Dijk (SP):

De minister reageert een beetje kort door de bocht op mijn moties. Zij vat het dictum samen als: bestuurders moeten op non-actief worden gesteld. Dat staat er niet. Er staat: verzoekt de regering, deze bestuurders te bewegen hun salaris naar beneden bij te stellen en anders te bezien of zij op non-actief kunnen worden gesteld. Dat is toch net iets anders.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Dat klopt. De heer Van Dijk heeft gelijk, want de motie is inderdaad wat genuanceerder. Maar dat laat onverlet dat een deel van de motie overbodig is, omdat ik al heb aangegeven dat ik het ga doen en dat een ander deel niet wenselijk is vanwege de redenen die ik zojuist noemde.

De volgende motie die ik ga behandelen, is de motie-Grashoff/Klaver op stuk nr. 132. Daarin wordt de regering verzocht om te regelen dat bestuurders niet persoonlijk kunnen profiteren van een fusie of andersoortige grote uitbreiding van de onderwijsinstelling die zij hebben gerealiseerd doordat zij als gevolg hiervan in een hogere schaal komen of een hogere beloning krijgen. Die motie is niet helemaal vrij van cynisme, mijnheer Grashoff! Maar niet alleen daarom ontraad ik de motie. Als mensen een stap zetten die gewenst is door alle betrokkenen – volgens de fusietoets een belangrijke voorwaarde – vind ik dat iemand ook recht heeft op een stap vooruit als hij die zwaardere taken op zich neemt. Een alleingang van het college van bestuursvoorzitters die tot iets leidt waarmee haast niemand instemt behalve de top, is wel voorbij door de fusietoets. Die vereist namelijk een fusie-effectrapportage, waarin de instemming c.q. het positief advies van de MR een belangrijk punt is. Als het goed is hebben wij het in de toekomst, meer dan in het verleden, over gedragen fusies. Nogmaals, dan vind ik dat iemand ook het recht heeft om die stap te zetten. Ik ontraad de motie dus.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over de moties zullen morgen plaatsvinden.

Naar boven