6 Vragenuur

Vragen van het lid Van der Ham aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht "Bijscholende leraar krijgt langstudeerboete".

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Een goedgeschoolde leraar, een leraar met kennis van zaken, gemotiveerd om het beste uit zijn leerlingen te halen, die ook voldoende tijd heeft om elke leerling de aandacht te geven die hij of zij verdient; dat willen wij. Het klinkt allemaal heel logisch, maar zulke leraren zijn er natuurlijk niet met de slag van een toverstok. Steeds meer leraren gaan met pensioen, er dreigt een lerarentekort en de steeds hogere eisen die wij terecht stellen aan de kwaliteit van docenten vereisen goede opleiding en goede bijscholing. Maar wat doet de regering? De regering bevriest de lerarensalarissen en bezuinigt grof en te snel op zorgleerlingen, waardoor 5000 gespecialiseerde docenten hun baan verliezen.

Vandaag sta ik hier weer vanwege een andere blunder van het kabinet. De staatssecretaris wil dat elke leraar minstens op het masterniveau geschoold is. Dat is een ambitie die D66 van harte deelt. Maar terwijl de leraren die zich bijscholen zelfs een vergoeding krijgen van de staatssecretaris om dat te doen, krijgen zij tegelijkertijd te maken met een langstudeerboete omdat zij bij een eerdere studie een vertraging hebben opgelopen: € 3000. Deze leraren zitten helemaal in de knel. Sneller studeren kan niet omdat zij naast hun deeltijdstudie ook nog voor de klas moeten staan. Zij kunnen ook niet stoppen, want dan moeten zij de beurs terugbetalen, wat ook kan oplopen tot enkele duizenden euro's. Dat kan natuurlijk niet. Wij moeten hier gewoon ons gezond verstand gebruiken. De oplossing is natuurlijk heel simpel. Staatssecretaris, pas gewoon de wet zo snel mogelijk aan, komend jaar al. De langstudeerboete is toch niet bedoeld voor leraren die zich bijscholen?

D66 heeft het al vaak voorgesteld en wij hopen graag op een toezegging van de staatssecretaris op dat punt.

Staatssecretaris Zijlstra:

Voorzitter. Dit onderwerp heeft zeer de aandacht van de Kamer. Ik denk dat dit de negende, tiende keer is dat wij het hierover hebben. Ik zal, met excuses, hetzelfde antwoord geven als de voorgaande keren, namelijk dat wij bij de wetsbehandeling in de Tweede en Eerste Kamer hebben aangegeven te luisteren naar de zorgen die bij beide Kamers leven op het gebied van deeltijders in het algemeen. Wij doen een exercitie rond de vraag of de definitie van deeltijd moet worden aangepast. Op dit moment is de definitie niet anders dan: wel of geen studiefinanciering ontvangen. Die exercitie is afhankelijk van een SER-advies over postinitieel onderwijs, dat in december zou komen, maar dat vertraagd is tot maart. In een brief van 24 november heb ik de Kamer laten weten dat wij de discussie in maart zullen voeren op basis van de feiten en de feitelijke problemen die zich voordoen.

Wij bevorderen het werven van mensen voor het vak van leraar. Dat betekent niet dat wij aan hen andere eisen stellen voor het volgen van een opleiding. Het betekent wel dat zij voor een tweede opleiding wettelijk collegegeld moeten betalen. Als dat niet het geval is, wordt de lerarenbeurs door het kabinet verhoogd naar € 7000. Dat is het generieke beleid waarmee wij de zaak proberen rond te krijgen. Wij zullen moeten wachten tot maart. Ik wijs de heer Van der Ham erop dat hij met deze motivering op 1 december bij de behandeling van de begroting zijn motie op dit punt heeft aangehouden naar aanleiding van dit antwoord.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Die motie heb ik hier voor mij liggen. In de motie staat dat het bij ingang van het schooljaar 2012–2013 geregeld moet zijn. De staatssecretaris zegt dat hij een beetje gaat evalueren en dat hij eens gaat kijken wat hij in maart kan doen. Maar ik vraag hem om nu alvast een wetstraject in te gaan om de wet met ingang van het nieuwe schooljaar aangepast te hebben. Dat is wat ik vandaag vraag. Ik heb de motie inderdaad aangehouden, maar als de staatssecretaris er nu lekker de tijd voor wil nemen en zegt dat wij het later wel zien, dan hebben wij daar niets aan. Deze studenten, deze leraren hebben hier volgend schooljaar een probleem mee. Dat probleem moet de staatssecretaris oplossen. Als hij dat niet toezegt, gaan wij vandaag nog over de motie stemmen.

Staatssecretaris Zijlstra:

Voorzitter. Ik heb het bij de begrotingsbehandeling al gezegd. Wij gaan die exercitie rond deeltijdonderwijs in brede zin doen. Het maakt niet uit of je elektrotechnisch ingenieur bent en daarnaast een opleiding doet, of leraar. Wij stimuleren het leraarschap op een andere manier. Daar gaat het om. Die exercitie wacht op het SER-rapport dat begin maart uitkomt. De Kamer hoort nog in maart van het kabinet hoe wij zullen omgaan met de definitie van deeltijdonderwijs en welke impact dat heeft op studenten, ook studenten die leraar willen worden. Als dat moet leiden tot aanpassing van wetgeving voor langstudeerders – die toezegging heb ik eerder gedaan – dan zullen wij dat doen. Dat heb ik in het verleden gezegd en dat zeg ik ook vandaag.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Wij hebben de cijfers gezien. Honderden docenten komen hierdoor in de problemen. Wij weten al dat de wet op dat punt niet deugt. De staatssecretaris kan de wet dus gaan aanpassen. Als hij pas in maart met een reflectie komt, dan halen wij het nooit om er voor het volgend schooljaar een wetswijziging doorheen te krijgen. Nogmaals, ik vind dat de staatssecretaris een toezegging moet doen. Anders vraag ik straks bij de regeling om de aangehouden motie in stemming te brengen. De staatssecretaris moet niet langer treuzelen, hij moet de wet gewoon aanpassen. Als hij om zich heen kijkt, ziet hij dat dat noodzakelijk is.

Staatssecretaris Zijlstra:

Voorzitter. Wij moeten eerst vaststellen of het een probleem is. Pas dan gaan wij maatregelen nemen. Mijn antwoord is niet anders dan in voorgaande debatten. Wij willen de feiten op een rijtje. Dan gaan wij praten over de vraag of het beleid moet worden aangepast. Dat is de volgorde der dingen.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Voorzitter. Ik dacht even dat de staatssecretaris tot de erkenning was gekomen dat er een probleem is. Dat ligt er bij leraren die op dit moment naast hun baan bezig zijn met hun bijscholing. Dat willen en verwachten wij allemaal van leraren. In zijn laatste zin nam de staatssecretaris die erkenning weer terug. Hij wil in maart pas verder kijken. De motie-Van der Ham zegt: volgend schooljaar moet de wet gecorrigeerd zijn. Is de staatssecretaris bereid om voor die leraren die op dit moment aan het bijscholen zijn en nu in de problemen komen met die langstudeerdersboetes, een praktische oplossing te bieden vanuit zijn lerarenbeleid en een financiële tegemoetkoming vanuit de lerarenbeurs te regelen?

Staatssecretaris Zijlstra:

Ik kan hetzelfde antwoord geven als in voorgaande debatten. Wij gaan eerst de feiten op een rijtje zetten. Als we de feiten op een rijtje hebben, gaan we vaststellen of het inderdaad een probleem is. Want ik zie geen verschil tussen een leraar die naast zijn werk een opleiding doet of een elektrotechnisch ingenieur of wie dan ook die dat doet. Wij stimuleren het werven van leraren op andere manieren. Dus: eerst de feiten op een rijtje en dan gaan we vaststellen of we nader beleid moeten voeren.

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. De CPB-cijfers laten zien dat er in 2012 90.000 werklozen extra op ons afkomen. En die elektrotechnicus zal extra omscholing en bijscholing nodig hebben. Wat is het effect van deze langstudeermaatregel en van het voorstel om straks de tweede master niet meer te bekostigen, op de baanmobiliteit en daarmee op de tekorten in het onderwijs? Wil de staatssecretaris alstublieft vaart maken met het komen met een oplossing?

Staatssecretaris Zijlstra:

Voorzitter. Wij zijn continu bezig om te bekijken hoe we het lerarentekort dat er met name richting 2017 aan zit te komen, kunnen opvangen. Daar hoort ook deze exercitie bij.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Leraren zitten in de val door deze constructie. Als ze stoppen met hun studie, zitten ze met schulden. Als ze doorgaan met hun studie krijgen ze een boete door de langstudeermaatregel. Dat is heel slecht, want we hebben juist hoger opgeleide leraren nodig. Dus ik sluit mij volledig aan bij het pleidooi om een uitzondering te maken voor deze groep.

Dan nog een vraag over deeltijdstudies in het algemeen. Ik maak mij daar grote zorgen over. Deeltijdstudenten worden in feite uitgeroeid op dit moment. Is de staatssecretaris ervan op de hoogte dat de Hogeschool Utrecht en de Hogeschool Amsterdam erover nadenken om volledig te stoppen met deeltijdstudies en vindt hij dat ook een slechte zaak?

Staatssecretaris Zijlstra:

Voorzitter. Daarvan ben ik niet op de hoogte. Maar hiervoor geldt hetzelfde verhaal als de afgelopen keren: we moeten eerst al die zaken op een rijtje hebben om gefundeerd te kunnen besluiten of we tot beleidsaanpassing moeten komen. En dat doen we pas nadat we geconstateerd hebben dat er feitelijk een probleem is.

Ten slotte moet mij nog het volgende van het hart. Als partijen – met uitzondering van de PvdA – hulde wie hulde toekomt – dit zo'n groot probleem vinden, had het hen gesierd om bij de tegenbegroting dan ook die zaken terug te draaien. En ik moet constateren dat dit niet is gebeurd.

De voorzitter:

Ik pleeg hier de constatering dat de staatssecretaris hier niet is om …

De heer Jasper van Dijk (SP):

Dat is onjuist, voorzitter.

De voorzitter:

Dat moet de staatssecretaris hier ook niet doen. Dat is zijn rol niet op dit moment.

Naar boven