32 Sociale Zaken en Werkgelegenheid (begroting)

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2012 (33000-XV).

De algemene beraadslaging wordt hervat.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Vorige week donderdag opende de Miljonair Fair haar deuren. Exclusiviteit is het motto, nog mooier, nog groter, nog luxer. Waarom ook niet? Het aantal miljonairs is in de afgelopen crisisjaren gegroeid, in 2010 met ruim 10% naar een record van 134.100. Een dag eerder, vorige week woensdag, spraken wij met de premier over de sociale staat van Nederland, de groeiende tweedeling en armoede. Een grote groep mensen, laag opgeleid, blijft achter. Zij leven korter en zijn vaker werkloos en armer. De premier weet niet dat er armoede in Nederland bestaat, want wij hebben toch geen ontwikkelingshulp nodig? Wij hoeven onze kleren niet in de grachten te wassen en je ziet in Nederland ook geen kinderen met holle buiken van de honger. Nee, dat is Afrika. Vindt de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ook dat armoede niet bestaat?

Nederland is Afrika niet. Nederland is op Luxemburg na het rijkste land in Europa. Wat vindt de minister ervan dat er wachtlijsten zijn ontstaan bij de voedselbank? Dat er mensen worden weggestuurd omdat andere behoeftigen voor moeten gaan? Dat veel mensen die hun verantwoordelijkheid nemen, zoals het kabinet graag ziet, bij de voedselbank moeten aankloppen, zelfstandigen zonder personeel, geraakt door de crisis bijvoorbeeld? Vindt de minister het normaal dat het Amerikaanse verschijnsel van "working poor", werkende armen, de afgelopen jaren ook in ons land zijn intrede heeft gedaan? Wat gaat de minister hiertegen doen?

Premier Rutte kon zich ook niets meer herinneren van zijn verkiezingsbelofte, namelijk dat de chronisch zieken en gehandicapten en de uitkeringsgerechtigden van de VVD nooit, maar dan ook nooit de rekening van de crisis gepresenteerd zouden krijgen. Nee, die kregen zij wel. Zij moeten voor het vierde achtereenvolgende jaar fors inleveren. Mijn motie om hen te compenseren is weggestemd door de coalitie. Is de minister bereid om een schriftelijke reactie te geven op het rapport van de CG-Raad, dat aantoont dat deze mensen honderden euro's moeten inleveren door de kabinetsplannen, niet alleen omdat uitkeringen worden verlaagd, niet alleen omdat armoederegelingen sterk worden versoberd en de categorale bijstand voor chronisch zieken en gehandicapten verdwijnt, maar ook vanwege hogere huren, lagere huurtoeslag, lagere zorgtoeslag, gestegen ziektekostenpremies, eten, drinken, eigen bijdrage in de zorg, in de ggz?

Mijn voorstel om te komen tot een nationaal actieplan tegen armoede is ook weggestemd door de coalitie, gedoogpartner PVV en D66. Waarom? Om de kloof tussen rijk en arm, ziek en gezond, en lager en hoger opgeleid nog groter te maken? Ik zal een nieuw voorstel doen en zal hiervoor ook een amendement indienen. Er moet een nationaal actieplan tegen armoede komen. Hiermee moet niet alleen voedsel voor iedere Nederlander geregeld worden, maar ook de categorale bijstand voor chronisch zieken en gehandicapten, voor mensen die de stijgende ziektekosten niet meer kunnen betalen, voor kinderen die niet meer kunnen meedoen. Ik ben dan ook benieuwd wat de partijen nu gaan doen.

Dit kabinet wil dat mensen meer en langer gaan werken: werk, werk en nog eens werk. Daar ben ik het mee eens. Werk is belangrijk om te kunnen leven. Werk is belangrijk voor de eigenwaarde. Maar wat doet het kabinet? De minister is hard aan het solliciteren naar de titel van minister van werkloosheid. Door het kabinetsbeleid verdwijnen 60.000 banen in de sociale werkplaatsen, 5000 in het speciaal onderwijs, 3000 in het openbaar vervoer, 7700 id-banen, 7000 banen in de ggz en 22.000 als gevolg van de pgb-bezuinigingen.

Het kabinet snoeit zo hard en zo fout dat mensen veel minder te besteden krijgen, minder uitgeven, het mkb minder verdient, de economie meer hapert en uiteindelijk de boel totaal stil zal vallen. We zien de werkloosheid nu al oplopen. Kan de minister mij uitleggen hoe werk, werk, werk zich verhoudt tot het schrappen van tienduizenden banen? Waarom investeert het kabinet niet in wat belangrijk is voor ons allemaal: het openbaar vervoer, de zorg, het onderwijs, de sociale werkplaatsen en de gesubsidieerde banen? Dat houdt niet alleen de economie draaiende, maar biedt mensen ook het onderwijs, de zorg en de begeleiding, de banen en inkomens die ze nu harder dan ooit tevoren nodig hebben. Graag een reactie.

Wat is de doelstelling van de minister? Hij zegt: werk, werk, werk, maar hoeveel werk? Hoe verhoudt dat werk, werk, werk-adagium zich tot de fikse bezuiniging in de kinderopvang? Uit onderzoeken blijkt dat heel veel mensen zich genoodzaakt zien om te stoppen met werken. Onder het mom van eigen verantwoordelijkheid wijst het kabinet naar de werklozen, de zieken en gehandicapten; zij willen niets, het is hun eigen schuld dat zij te weinig verdienen of onzeker werk hebben, ze moeten het zelf maar oplossen, eigen verantwoordelijkheid.

Diana is de moeder van prachtige tweelingdochters, waarvan de ene gehandicapt is en 22 schedeloperaties achter de rug heeft. De andere werkt in de horeca met een nulurencontract. Soms werkt ze 40 uur, soms 20 uur, het is maar wat de werkgever wil. Al twintig jaar zoekt Diana naar werk. Ook haar gehandicapte dochter zoekt naar werk. Diana is ook na haar herseninfarct blijven zoeken naar werk; van re-integratie naar een baan met behoud van uitkering, maar zij heeft nooit een eerlijke baan voor een eerlijk loon gevonden. Nu wordt ook nog de gezinstoets ingevoerd, waardoor de ene dochter uit huis moet gaan, want anders moet zij voor haar moeder en haar gehandicapte zus gaan zorgen. Die gehandicapte zus weet al helemaal niet hoe zij een eigen toekomst moet opbouwen.

Diana schrijft: wij hebben er niet om gevraagd om gehandicapt geboren te worden of tijdens ons leven gehandicapt te raken. Deze maatregel maakt ons erg verdrietig en boos. Mijn vraag is: is het haar schuld dat zij een gehandicapt kind heeft. Dat zij een herseninfarct heeft gehad, is dat haar schuld? Dat zij al jaren actief op zoek is naar een betaalde baan, maar iedere keer weer wordt afgewezen? Of is het de schuld van het kabinet dat nu haar ene dochter het huis uit moet gaan en de andere dochter en de moeder nog minder te besteden overhouden? Zeg het maar. Misschien kan het CDA mij dat wel uitleggen.

Wat is het antwoord voor de ouderen van boven de 45 jaar die bijna nergens aan de bak komen? Wat moeten straks al die werklozen van minister Kamp? In de vrieskou aan de slag in het Amsterdamse Bos misschien? Of nee, wacht, de minister voert een verhuisplicht in, dus dan mag je gaan trekken door Nederland; hoppen van job naar job. De minister betaalt de stacaravan. Vanuit Noordoost-Groningen mag je met je caravan in het Amsterdamse Bos bivakkeren en klussen doen. En als je lief bent, mag je hond mee. Vrouw en kind passen niet in de caravan.

Dan hebben we ook nog het plan van de minister om de zieken te zieken. In plaats van ervoor te zorgen dat werknemers met een tijdelijk contract niet meer maar minder worden uitgeknepen, dat zij minder onzekerheid krijgen en meer zekerheid, heeft de minister bedacht dat zij wel een klein corrigerend tikje nodig hebben. Als het aan de minister ligt, krijg je straks in plaats van twee jaar ziektegeld van 70% van je laatstverdiende loon dat nog maar drie maanden en daarna val je terug naar 70% van het minimum, tenzij je heel lang hebt gewerkt, dan wordt het met een maand verlengd. Dat is gewoon armoe troef. Het betekent dat je 24 jaar gewerkt moet hebben om te krijgen waar je nu recht op hebt. Het komt eigenlijk neer op een verbod op ziekte. Een ziek en misselijk makend plannetje dat wat de SP betreft direct weer van tafel moet. Graag een reactie. Is het wel bij de minister opgekomen dat mensen misschien ziek worden door de onzekerheid waarin zij voortdurend verkeren?

Dan kom ik bij de plannen om mensen met beperkingen en uitkeringsgerechtigden van de bank te halen. De staatssecretaris zegt in een interview in de NRC van afgelopen week: Mij gaat het erom mensen thuis van de bank te krijgen. Nou, dat krijgt de staatssecretaris! Die kan hij alvast in zijn zak steken. Afgelopen zaterdag sprong het dak van de Brabanthallen. Duizenden mensen hebben de staatssecretaris 126.341 handschoenen aangeboden voor respect, eerlijk werk, eerlijk loon, waardering, fatsoenlijke banen en een fatsoenlijk inkomen. Zij worden gesteund door een meerderheid van de Nederlandse bevolking die zegt: handen af van de sociale werkplaatsen. Niet mensen met een beperking discrimineren door hen onder het minimumloon aan het werk te zetten, maar behoud van een fatsoenlijke cao.

De staatssecretaris wil af van het zieligheidsdenken, zegt hij in de NRC. Dat delen wij dan met elkaar, kan ik de staatssecretaris zeggen. Maar zit het zieligheidsdenken niet vooral bij de staatssecretaris zelf en bij het kabinet dat mensen met een beperking, en alle andere werklozen, in de toekomst negen jaar lang onder het minimumloon aan het werk wil kunnen zetten? Mensen met tijdelijke contracten in de SW worden nu al ontslagen. Er zijn plannen om hele afdelingen en bedrijven te sluiten. Gemeenten zitten met giga financiële problemen en de medewerkers van de sociale werkplaats staan met dank aan de PVV drie jaar lang op de nullijn. Zij vinden het terecht onaanvaardbaar dat zij en in de toekomst hun kinderen niet meer dat werk en dat inkomen krijgen wanneer zij het nodig hebben. Er is ook een enorme wachtlijst ontstaan van ruim 21.000 mensen. Waar blijft het kabinet met de banen voor deze mensen? Zij zitten achter de geraniums. Een praktijkschool hier in Den Haag meldt dat hun kinderen als die van school komen en aan het werk willen, nergens meer aan de bak komen. Er is een stop ingesteld. Zij komen niet meer in de SW. Bij een gewoon bedrijf komen zij niet aan de bak. Zij zijn te sterk voor een dagbesteding. Wat moeten zij nu? Wat kost dit de samenleving, wil ik het kabinet vragen. Wat levert het op als deze mensen wel aan de slag zouden gaan, bijvoorbeeld bij de sociale werkplaatsen?

Het is, denk ik, heel simpel. Als je bezig bent, maakt dat je niet alleen gelukkiger en gezonder en krijg je niet alleen een inkomen, maar lever je ook bij aan de productie. Waar blijft het kabinet met het banenplan dat het al maanden geleden heeft beloofd? Is het kabinet bereid om een maatschappelijke kosten-batenanalyse, oftewel social return on investment, uit te laten voeren naar de sociale werkplaatsen, afgezet tegen de eigen plannen? Ik denk dat de plannen van het kabinet op langere termijn funest zullen zijn. Ik daag het kabinet uit om het tegendeel te bewijzen.

Hoe moet het volgens de staatssecretaris verder met de cao voor de sociale werkplaatsen? Zeg eens eerlijk, hij wil toch gewoon af van die cao? Hij vindt het niet erg dat die soberder worden. De herindicaties, wanneer vinden die plaats, met welke criteria en hoe worden bestaande SW'ers geïndiceerd? Graag een reactie. Het meest triest van alles is dat het kabinet, gesteund door PVV en CDA, mensen met een arbeidsbeperking onder het minimumloon wil tewerkstellen met een instrument dat zij heel ingewikkeld loondispensatie noemen. Welnu, de resultaten van de proeven in 32 gemeenten die hieraan mee hebben gedaan zijn bedroevend. Maar de staatssecretaris zegt dat het fantastisch is en dat hij het gaat invoeren. Wat vindt hij er geweldig aan dat vijf plaatsingen in Amsterdam zijn gerealiseerd voor twee ton? Is dat zo geweldig? Mensen armer maken en bakken met geld uitgeven aan een fout iets?Ook de ILO zegt: dit moet je niet doen. Je krijgt hierdoor twee soorten werknemers: werknemers die recht hebben op een minimumloon en werknemers met een beperking die naar volste vermogen werken en die dat niet hebben. Daarom vraag ik de staatssecretaris om alstublieft met deze plannen te stoppen. Wij hebben niet voor niets het minimumloon. Dit is een politieke keuze om mensen uit te knijpen. Na de thuiszorg, de schoonmakers, de post en de catering moeten nu ook mensen met een arbeidsbeperking en in de toekomst alle werklozen eraan geloven: veel onzekerheid, een laag inkomen, zorgen en nog meer zorgen. Dat wil ik niet en dat willen de mensen terecht ook niet. Het kabinet wil dat, over de ruggen van de mensen die heel hard hun best doen en die hun verantwoordelijkheid nemen.

Alle werklozen krijgen straks de superprikkel van Rutte en zijn team: u bent werkloos, eigen schuld, jammer. Uw straf? Werken onder het minimumloon. Ik kan de staatssecretaris vertellen: wij gaan dit niet pikken.

Dan de jong gehandicapten. Zij hebben veel begeleiding nodig, maar die wordt ingekort en na drie jaar komen mensen niet meer in aanmerking voor begeleiding. Philadelphia schrijft hierover dat jongeren die bezig zijn met werk en stage, nu niet meer aan de bak komen. De werkgevers zeggen dit. Zijn de bewindslieden bereid om de jobcoachregeling uit te breiden?

Klopt het dat Wajongers die het minimumloon verdienen, dus hoger opgeleiden, geen instrumenten meer hebben om aan het werk te komen, bijvoorbeeld door een werkplekaanpassing? Hoe zit het met de stagecoach? Ik krijg hierop graag een reactie van de staatssecretaris?

Ik wijs op het merkwaardige gedrag van de VVD. Als het om plebs gaat, spreekt zij alleen over sancties en straffen, maar zij zal falende topbestuurders of frauduleuze gemeenteraadsleden niet aan de schandpaal nagelen. Dit is zo ontzettend meten met twee maten. Doen alsof de hele Occupy-groep op het Malieveld die het VVD-systeem aanklaagt, vol zit met uitkeringsgerechtigden die niets willen en kunnen en gewoon lui zijn, terwijl deze mensen zich hard maken voor een betere wereld. Er was niet één uitkeringsgerechtigde te bekennen. Ik weet wel waarom al deze rookgordijnen worden opgetrokken. Mensen worden voor de gek gehouden alsof werkloosheid iets is wat hen overkomt of hun eigen schuld is. Daarmee wordt verhuld dat de VVD kampioen banen schrappen wordt en dat dit systeem niet deugt en mensen uitsluit. Zo wordt voorkomen dat het systeem beter wordt. Wij zullen dit niet pikken en ernaar streven dat hier snel een einde aan wordt gemaakt.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Sterk van de fractie van het CDA. O, mannen gaan eerst bij het CDA, hoor ik nu. Dat is genoteerd. Ik geef graag het woord aan de heer Van Hijum.

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. Dit is bijna aanleiding om ervan af te zien.

De Nederlandse economie leek zich snel te herstellen van de crisis van 2008 en 2009 en toonde veerkracht, maar dankzij de Europese schuldencrisis lijkt de situatie nu toch weer een stuk somberder. Ik zeg "lijkt", want wie de CPB-rapporten van vandaag leest, ziet ook dat dit nog met heel veel onzekerheden gepaard gaat. De situatie kan in veel opzichten nog in positieve maar ook in negatieve zin afwijken van de cijfers die nu worden voorspeld. Het kabinet stelt vandaag terecht in zijn reactie dat dit niet alleen een financieel vraagstuk is. Wij moeten er uiteindelijk voor zorgen dat Nederland sterker uit de crisis komt. Ook op het terrein van arbeidsmarkt en sociale zekerheid kunnen wij daaraan een bijdrage leveren. Wij moeten doen wat nodig is, maar ook oog houden voor kwetsbare groepen.

Nederland heeft gelukkig een goede uitgangspositie. Wij hebben een lage werkloosheid, een relatief goed draaiende economie en, niet te vergeten, een traditie van verantwoordelijke werkgevers en vakbonden die doen wat nodig is op het moment dat dit nodig is. Niettemin moeten wij een aantal zaken regelen om sterker uit de crisis te komen. Ik zal daar in mijn inbreng bij stilstaan.

In de eerste plaats is het van groot belang dat wordt nagedacht over manieren om de economie sterker te maken via innovatie, de keuze voor duurzaamheid en door slimmer en harder te werken. Benut het arbeidspotentieel optimaal. Wij moeten de kwaliteiten van mensen inzetten waar die nodig zijn. Daarnaast kunnen wij de arbeidsproductiviteit verhogen. Het thema arbeidsproductiviteit blijft naar het oordeel van mijn fractie toch nog wat onderbelicht. Hoe kunnen wij door middel van innovatie en slimmer werken de economie werkelijk versterken? Ik daag het kabinet uit om op dit vraagstuk in te gaan. Ik heb dit een tijdje geleden ook in de Kamer geprobeerd, maar die poging is helaas gestrand doordat aan een ander onderwerp prioriteit werd gegeven. Ik verwacht echt dat het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hieraan ook een bijdrage kan leveren bijvoorbeeld uit het oogpunt van sociale innovatie. Aan JSF-programma's bijvoorbeeld wordt veel geld uitgegeven, maar wij weten niet wat die opleveren.

Het tweede vraagstuk waarbij wij nadrukkelijk zullen moeten stilstaan, is de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. In tal van sectoren hebben wij te maken met dreigende tekorten, ondanks de oplopende werkloosheid. Ik noem de bouw, de metaal, de logistiek, maar ook de zorg. In die sectoren zijn tal van vacatures die maar moeilijk vervuld kunnen worden. De vraag is hoe dit kan worden verklaard. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de arbeidsmarkt zo werkt dat werkzoekenden naar de vacatures en mogelijkheden worden geleid als die er zijn? Ik zeg erbij dat daarvoor soms meer nodig is dan prikkels voor werklozen. De heer Rinnooy Kan heeft hierover onlangs een interessant betoog gehouden. Hij stelt dat maar liefst 6 mld. per jaar verloren gaat aan een verkeerde studiekeuze. Klopt dat? Kan de minister dat bedrag bevestigen? Hoe kunnen we het vraagstuk van de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt aanpakken? Wat wordt daar samen met het ministerie van OCW aan gedaan? Er zijn ongeveer 30 regionale werkpleinen overgebleven die zich met dat vraagstuk bezighouden. Wij verwachten dat in tijden van crisis deze werkpleinen zich ook nadrukkelijk zullen bezighouden met het in beeld brengen van waar de kansen en de vacatures zich op de arbeidsmarkt bevinden. Zij moeten dat ook vertalen naar gerichte wervings- en scholingsinspanningen van werkgevers.

Ik ben ook benieuwd welke lessen de minister trekt uit het Maaslandmodel. Onder meer in de gemeente Hardenberg is met dit model geëxperimenteerd. Daar is nadrukkelijk geprobeerd om, op het moment dat mensen worden ontslagen en in de WW terechtkomen, ze naar vacatures toe te leiden in sectoren waar een tekort is aan personeel. Kunnen wij in deze crisistijd iets leren van dat model? Kunnen wij dit model op andere plekken in Nederland uitrollen?

Er zullen, hoe dan ook, nieuwe arrangementen voor omscholing moeten komen. Mijn fractie is benieuwd hoe het in dit kader staat met het beloofde budget voor van werk naar werk. Deze maatregel heeft de minister aangekondigd in zijn brief over het Vitaliteitspakket. De noodzaak daarvoor dreigt echter versneld actueel te worden. Het is de vraag of deze maatregel tot 2013 kan wachten. Tegelijkertijd zien wij dat weinig werkgevers en sectoren enthousiast zijn over dat idee. Ik vraag de minister daarop in te gaan. Kan hij al iets concreter zeggen hoe dit voorstel wordt vertaald? In het komende jaar zullen we de noodzaak voor van werk naar werk vaker tegenkomen. Zijn er dan mogelijkheden om mensen door middel van scholingsbudgetten daarvoor te faciliteren?

In de analyse van het Centraal Planbureau en ook van de minister over de toename van de werkloosheid, valt op dat deze toename nog niet in de eerste plaats wordt veroorzaakt door een toename van het aantal faillissementen en ontslagen, maar vooral door een toename van het arbeidsaanbod. Deze toename van het arbeidsaanbod wordt onder andere veroorzaakt door een groeiend aantal schoolverlaters. Dit is mede een gevolg van de crisismaatregel die wij in de vorige periode hebben getroffen, waardoor jongeren langer op school beleven zitten. Deze jongeren stromen nu in groteren getale uit naar de arbeidsmarkt. Als deze jongeren niet aan de slag komen, dan lopen wij het risico dat er een verloren generatie ontstaat, die wordt overgeslagen als de volgende lichtingen de arbeidsmarkt betreden. Werpt deze situatie nieuw licht op de evaluatie van de verlenging van de flexbepaling, die de minister heeft laten uitvoeren? Met andere woorden: kan het verlengen van deze zogenaamde flexwet, waarbij extra mogelijkheden worden geboden om het arbeidscontract met tijdelijke verlenging voort te zetten, voor deze groep uitkomst bieden? Ik zeg erbij dat zo'n verlenging voor de CDA-fractie bespreekbaar is, hoewel ik ook de keerzijde ervan wel zie.

Ik kom op de bredere noodzaak om in te zetten op scholing en arbeidsmarktbeleid. Mijn fractie is al langer van mening dat op een dynamische arbeidsmarkt scholing, dus het op peil houden van kennis en vakmanschap, van groot belang is voor de kansen op werk. Een baangarantie kan helaas niemand geven, maar perspectief op de arbeidsmarkt, en daarmee perspectief op werk en inkomen, kunnen wij wel geven. Inzet op weerbaarheid en wendbaarheid op de arbeidsmarkt, ook wel employability genoemd, en het fit en gezond houden van mensen op de werkvloer, is van groot belang voor de kansen van mensen op werk. Met weerbaarheid en wendbaarheid doel ik overigens niet in de eerste plaats op de plicht om te verhuizen. Daarover wil ik tussendoor de volgende vraag stellen. Schiet de minister met zijn voorstel voor een verhuisplicht niet een klein beetje door? Er zijn toch al volop middelen om mensen te stimuleren en te activeren bij het werken aan de eigen arbeidsinschakeling? Ik denk daarbij aan de Bijstandswet. Hoe gaan wij bij een verhuisplicht om met het werk van de partner, met wellicht bestaande zorgplicht, met de tijdelijkheid van aangeboden werk, met huisvestingsproblemen? Daarbij zwijg ik nog maar over het risico dat gemeenten onderling met werkzoekenden en bijstandsgerechtigden gaan schuiven. Is dit wel een gelukkig voorstel? Ik hoor graag een reactie van de minister.

Met mobiliteit en wendbaarheid op de arbeidsmarkt bedoelt mijn fractie vooral het organiseren van werkzekerheid. Kennis en vakmanschap moeten centraal worden gesteld, zodat de kans van mensen op werk en inkomen toeneemt. Mensen moeten verder fit en gezond op de arbeidsmarkt actief kunnen blijven. In dat perspectief zet mijn fractie vraagtekens bij de dekking voor de toezegging aan de PvdA om het vervroegd uittreden voor een bepaalde groep in de sfeer van de AOW te bevorderen. De dekking voor dat voorstel – het ging volgens mij om 125 mln. – wordt in het vitaliteitspakket gevonden. Ik interpreteer dat toch een beetje alsof het vervroegd uittreden van een bepaalde groep mogelijk gemaakt wordt met het budget dat beschikbaar is om langer doorwerken te stimuleren en scholing en het bevorderen van gezondheid mogelijk te maken. Mijn fractie heeft daar grote moeite mee. Ik kan mij niet voorstellen dat de fractie van de PvdA er wel erg gelukkig mee is. Ik heb mevrouw Hamer daar niet over gehoord; misschien kan zij er in tweede termijn iets over zeggen.

De CDA-fractie heeft al regelmatig gepleit voor een individueel en meeneembaar scholingsbudget. Dat heeft een vertaling gekregen in toezeggingen over het "van werk naar werk"-budget en de vitaliteitsregeling. Over de vormgeving en het maximale bedrag van € 20.000 dat aan de vitaliteitsregeling is gekoppeld, zijn we nog niet helemaal tevreden. Die lijken ook niet echt voldoende om er een succes van te maken. Er zijn sectoren die het instrument van de vitaliteitsregeling graag inzetten om hun werknemers toe te rusten op het gebied van scholing, gezondheid en de combinatie van arbeid en zorg. Een mooi voorbeeld daarvan is de hoveniersbranche, waarmee ik vorige week een gesprek heb gevoerd. Deze branche wil heel graag dit instrument gebruiken om de collectieve afspraken die hij wil maken over budgetten voor scholing, gezondheid en vrije tijd te storten in de vitaliteitsregeling, zodat op de werkvloer heel concreet afspraken kunnen worden gemaakt over het inzetten van het geld.

Tegelijkertijd ziet de branche dat het voor werkgevers en vakbonden niet zo makkelijk is om daar afspraken over te maken, omdat de werknemer het geld ook aan de spreekwoordelijke caravan zou kunnen uitgeven. De vraag is met andere woorden of onder deze condities de vitaliteitsregeling in de onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden een echt succesvolle regeling zal worden. Ik vraag de minister of hij bereid is om een SER-advies te vragen over de uitwerking van de vitaliteitsregeling, zodat hij kan nadenken over de voorwaarden waaronder de regeling succesvol een plek zou kunnen krijgen in het arbeidsvoorwaardenoverleg.

Ook als het gaat om de combinatie van arbeid en zorg, in de vorm van mantelzorg of opvoeding, kan de vitaliteitsregeling naar de mening van onze fractie een rol spelen. De aandacht voor de combinatie van arbeid en zorg is wat onze fractie betreft nog een beetje een blinde vlek in het kabinetsbeleid. Er wordt sterk ingezet op het bevorderen van arbeidsdeelname, maar er is nog geen duidelijke agenda voor de kaders van de combinatie met zorg en opvoeding, terwijl op dat terrein wel steeds meer van de burgers wordt gevraagd. Denk onder andere aan de Wet maatschappelijke ondersteuning. Als je met een zorgvraag bij de gemeente komt, vraagt de gemeente eerst wat je zelf kunt regelen, in je eigen familie, je eigen gezin en in je eigen buurt. Ik vraag de minister om een reactie. Herkent hij dit? Wat is de ambitie van het kabinet op dit punt? Ik kondig alvast aan dat de CDA-fractie begin volgend jaar zelf een initiatiefnota zal presenteren om dit vraagstuk hoger op de politieke agenda te plaatsen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Begrijp ik mijn collega Van Hijum goed? Zegt hij dat gelden uit de vitatileitsregeling niet gebruikt mogen worden om eerder te stoppen? Dat was immers mogelijk door het cadeautje van minister Kamp aan de PvdA.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik vraag de minister eerst om een toelichting. In de brief staat maar heel summier iets over de dekking, maar ik kan de brief niet anders lezen dan dat de dekking wordt gevonden in het vitaliteitspakket. Ik heb daar grote moeite mee. In de vorige periode, toen we startten met de discussie over langer doorwerken, hebben wij altijd gezegd dat dit gepaard moest gaan met een ambitieuze agenda, waarmee we mensen in staat konden stellen om langer door te werken en fit en gezond actief te blijven op de arbeidsmarkt. Het is een beetje raar dat er nu een concessie wordt gedaan op het punt van het vervroegd uittreden en dat dit ten laste wordt gebracht van het budget dat zo nodig is om mensen langer actief te houden op de arbeidsmarkt.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Dat is mooi nieuws. Ik ben het met de heer Van Hijum eens dat je de gelden die je wilt gebruiken om mensen langer aan het werk te houden, niet moet gebruiken om ze eerder met de AOW te laten gaan. Hiermee komt de deal met de PvdA dus op losse schroeven te staan.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik weet het niet. Ik heb de fractie van de PvdA er nog niet over gehoord. We hebben nog een heel debat over het wetsvoorstel te gaan. Ik wijs er ook nog even op dat wij ook voor de motie van mevrouw Vermeij hebben gestemd. Wij zien het vraagstuk dus wel, maar wij zijn niet gelukkig met de financiële dekking. Ik heb duidelijk uitgelegd waarom.

Voorzitter. Ik had het over de combinatie van arbeid en zorg. Een concreet voorbeeld is dat meer dan de helft van de ouders behoefte heeft aan aangepaste schooltijden om arbeid en opvoeding beter te kunnen combineren. Enerzijds is er grote behoefte aan om thuis te kunnen zijn voor kinderen als ze uit school komen en anderzijds is er behoefte aan een sluitend dagarrangement. Onze fractie dringt ook al enige tijd aan op een betere samenwerking tussen onderwijs en kinderopvang. De aanpak van het kabinet is vooralsnog beperkt tot een aantal pilots. Is de minister bereid om de Werkgroep Onderwijs en Kinderopvang, de beroemde WOK, in 2012 opdracht te geven om als aanjaagteam te functioneren? Dat heeft twee doelen. Ten eerste in de regio concreet samenwerking tot stand brengen tussen scholen en kinderopvang op basis van de goede voorbeelden die er zijn. Ten tweede om voor het eind van 2012 een aantal concrete voorstellen aan te leveren die belemmeringen van wet- en regelgeving moeten opruimen om de samenwerking op lokaal niveau verder te bevorderen.

De voorzitter:

U hebt nog één minuut.

De heer Van Hijum (CDA):

Dank u, voorzitter.

Ik kom tot slot op het punt van de overlegeconomie. Voor de aanpak van de crisis is de samenwerking met werkgevers en vakbonden van groot belang. Het is niet de overheid die banen schept, kansen biedt aan kwetsbare groepen en onderhandelt over de arbeidsvoorwaarden. Nee, dat zijn uiteindelijk de werkgevers en de werknemers samen. In eerdere crises heeft de overlegeconomie haar waarde bewezen. Overheid, vakbonden en werkgevers waren steeds bereid om in het gezamenlijk belang over hun schaduw heen te springen. Dat heeft bijgedragen aan de arbeidsrust en breed gedragen aanpassingen in de sociale zekerheid.

We hechten dus aan de overlegeconomie. Ik hecht eraan, te benadrukken dat het daarbij in essentie erom gaat dat werkgevers en werknemers zich niet alleen met elkaar verbinden op het punt van concrete arbeidsvoorwaarden, maar ook met hun gezamenlijke belangen op de lange termijn, zodat ze zichzelf in staat stellen om over hun schaduw heen te springen. Wij hopen ook oprecht dat het initiatief dat vanuit de FNV is ontstaan, leidt tot een nieuwe, sterke en zelfbewuste vakbeweging, die niet alleen de belangen van de werkgevers en de branche behartigt maar ook kiest voor de constructieve rol aan de cao-tafel en in het overleg met de overheid.

Dat laat onverlet dat mijn fractie vindt dat het overlegmodel op een aantal punten wel wat meer bij de tijd kan worden gebracht. Er zal meer ruimte moeten zijn voor maatwerk, op het niveau van de werknemer, het bedrijf of een deelsector. Wij zijn erg blij dat de minister in zijn brief hierover aangeeft dat hij onze concrete suggesties op dat punt wil oppakken in overleg met de STAR. We vinden de brief evenwichtig, zoals ik al heb gezegd tegen de heer Azmani. Het belang van cao's en algemeen verbindend verklaren wordt gezien. Er wordt terecht ook een kanttekening geplaatst bij politiek gestuurd avv'en. Maar er is wel behoefte aan meer maatwerk. Ik denk ook dat we dat met elkaar moeten zoeken. Daarbij stel ik nog de concrete vraag of de minister bereid is om bij de uitwerking te kijken naar het model dat de Stichting van de Arbeid al in 1996 zelf heeft aangereikt om binnen de cao dispensatie te bieden in tijden van economische crisis, waarbij een onafhankelijke toetsingscommissie erop toeziet dat die dispensatie niet wordt gebruikt om op een te gemakkelijke manier onder afgesproken arbeidsvoorwaarden uit te komen.

We komen, neem ik aan, ook nog te spreken over de suggestie die de heer Van den Besselaar heeft gedaan in een landelijke krant vanmorgen. Laat ik daarvan zeggen dat wij in elk geval de intentie onderschrijven om te bekijken hoe je de draagvlak onder cao-afspraken kunt verbreden. Over de methode zullen we nog een discussie met elkaar moeten voeren. Wij gaan ervan uit dat de minister in zijn proces van het opstellen van een nieuw toetsingskader probeert om ook zo veel mogelijk met de vakbeweging, met alle ontwikkelingen die daarin plaatsvinden, op te trekken.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik vertel u nog even dat u twee minuten door uw tijd bent heengegaan.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik waardeer het zeer dat de heer Van Hijum ingaat op de cijfers van het CPB van vanochtend en dat hij zich rekenschap geeft van de moeilijke situatie waar we in zitten. Hij zegt dat het voor hem in ieder geval bespreekbaar is om te bekijken of de crisismaatregelen van het vorige kabinet, de verlenging van de contracten, een oplossing is. Vindt de heer Van Hijum dan ook dat aan de ontheffing voor zo'n vierde contract ook recht op scholing gekoppeld zou kunnen worden?

De heer Van Hijum (CDA):

Ook dat is bespreekbaar. Wij hebben altijd gevonden dat het verlengen van de Flexwet uiteindelijk een paardenmiddel is. Het liefst zou je willen dat er na twee keer verlengen duidelijkheid is en zicht op vaste contracten waarbij scholingsrechten automatisch zouden ontstaan. Ik heb er geen moeite mee om in dit soort situaties te bekijken hoe je de onzekere situatie van een tijdelijk contract kunt combineren met wat meer zekerheid op het terrein van scholing. Ik vind die suggestie van de heer Klaver helemaal niet verkeerd. Dat is wat mij betreft dus ook bespreekbaar.

De heer Klaver (GroenLinks):

Dat vind ik absoluut winst. Als ik de heer Van Hijum zo hoor, kunnen wij elkaar daarin vinden. Het zou mooi zijn als mensen na twee contracten een vast contract zouden krijgen. Ik denk dat het ook redelijk is, omdat werkgevers na twee contracten wel weten of ze met iemand door willen gaan of niet. Maar ik denk dat het nu, onder dit politieke gesternte maar ook in deze crisis, een stap te ver is. Zou het daarom niet verstandig zijn om te kijken of we extra scholingsrechten kunnen creëren voor de flexibele schil, voor de mensen die nu in die flexibele contracten zitten, ongeacht of ze verlenging krijgen, om ervoor te zorgen dat er juist in de crisis extra in ze geïnvesteerd wordt?

De heer Van Hijum (CDA):

Waar zouden we het budget hiervoor moeten vinden? Hoe kunnen we het financieren? Dat zie ik namelijk nog niet één, twee, drie. Een van de redenen voor mijn fractie om zo stevig in te zetten op de vitaliteitsregeling is dat het met name voor zelfstandigen, maar ook voor mensen met andere contracten, een instrument is dat ze kunnen meenemen over verschillende banen en verschillende functies heen. Je moet er dan natuurlijk nog wel mee kunnen sparen. Dat is natuurlijk vraag twee. Maar onze zoekrichting is wat dat betreft dezelfde.

De voorzitter:

Heerlijk die kerstsfeer.

Mevrouw Hamer (PvdA):

De heer Van Hijum ging in op de CPB-cijfers. Hij gaf daarbij aan dat hij positieve ontwikkelingen zag, maar ging nog wat weinig in op de zorgelijke ontwikkelingen. Net zo min als van de VVD, heb ik van hem concrete voorstellen gehoord over wat hij nu wil dat het kabinet gaat doen aan bijvoorbeeld een crisispakket. Hoe staat de heer Van Hijum tegenover het bijvoorbeeld opnieuw gebruiken van een instrument als de deeltijd-WW? Daar ben ik erg nieuwsgierig naar. Ik ben ook nieuwsgierig naar zijn reactie op het OESO-rapport dat vandaag in het nieuws is. Daarin staat dat de werkloosheid in Nederland is opgelopen ten opzichte van bijvoorbeeld Duitsland.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik zou bijna willen zeggen: dat mevrouw Hamer die vraag op dit moment durft te stellen aan de fracties die verantwoordelijkheid durven te nemen in een moeilijke tijd voor een zwaar bezuinigingspakket van 18 mld., terwijl zij niet eens wil antwoorden op de vraag die ik net heb gesteld, namelijk of zij bereid is om in deze situatie tot die 18 mld. te komen. In mijn herinnering kwam de PvdA in haar verkiezingsprogramma niet verder dan 15 mld. Als er iets duidelijk is in deze periode, is het dat de Europese schuldencrisis aangepakt moet worden en dat dat staat en valt met een geloofwaardige aanpak en het terugdringen van de schulden op nationaal niveau. De PvdA heeft daar tot nu toe nog geen blijk van gegeven. Met andere woorden, ik vind het een beetje merkwaardig dat mevrouw Hamer mij de vraag stelt: hoe denkt u dat u de crisis wilt aanpakken?

Mevrouw Hamer (PvdA):

U kunt wel heel hard gaan roepen dat u verontwaardigd bent, maar dat slaat totaal niet op mijn vraag.

De voorzitter:

Wilt u via de voorzitter spreken?

Mevrouw Hamer (PvdA):

De heer Van Hijum kan wel heel verontwaardigd doen, maar het slaat in elk geval niet op mijn vraag. Mijn vraag was: vindt de heer Van Hijum het nodig dat het kabinet nu met een crisispakket komt, zoals we dat ook in het vorige kabinet hebben gedaan waarin onze partijen gezamenlijk hebben gewerkt? En wat denkt hij over instrumenten zoals de deeltijd-WW? Dat lijken mij geen vragen waarover hij zo verontwaardigd hoeft te doen.

De heer Van Hijum (CDA):

Dat doe ik wel, omdat de geloofwaardigheid van de vragensteller daarbij een beetje in het geding is. Dat heb ik vorige week in het debat met de heer Cohen ook gezegd. Wij vinden dat je in deze tijd de maatregelen moet nemen die passen bij de arbeidsmarktsituatie van dit moment. Daar past deeltijd-WW naar onze overtuiging nu zeker nog niet in. Een voorstel van onder anderen de heer Klaver om te bekijken hoe je voor bepaalde groepen het instrument van de flexibele contracten wat kunt verruimen, past daar meer bij, in het licht van het vergrote aanbod van die groepen op de arbeidsmarkt op dit moment. Ik vind het in elk geval niet verstandig om in deze tijd de lasten met 1,3 mld. te verzwaren voor burgers en bedrijven, zoals de PvdA dat wil en heeft voorgesteld in haar tegenbegroting. Mevrouw Hamer kan nu wel weglopen, maar dat stelt zij concreet voor, alsook het verhogen van energieheffingen voor burgers. Daarmee bewijst zij de werkgelegenheid ook geen goede dienst.

Mevrouw Sterk (CDA):

Voorzitter. Als we om ons heen kijken, doen we het relatief goed in Nederland. Zoals Eurostat vandaag meldde, staan we qua welvaart op de tweede plaats in de Europese Unie. Daar mogen we stiekem best trots op zijn in deze tijden. Als we wat specifieker naar de sociale zekerheid kijken, zien we het volgende plaatje. We staan in de top 5 van Europa als het gaat om uitgaven aan sociale bescherming. Alleen Zweden, Denemarken en Frankrijk geven meer uit. 30% van ons inkomen wordt uitgegeven aan de sociale zekerheid. Het sociaal minimum in Nederland behoort tot een van de hoogste. Daarmee staan we er in Europa goed voor dankzij een beleid van goed rentmeesterschap, zoals we dat de afgelopen jaren hebben gevoerd.

Toch laat ook de Armoedemonitor zien dat de crisis de komende jaren gaat doorwerken. Meer mensen hebben al gezegd dat armoede natuurlijk een relatief begrip is. Armoede is in Afrika echt iets anders dan in Nederland. Hoewel het in Nederland op wereldschaal gezien goed gaat, is het op het niveau van de menselijke maat soms best heel pittig om rond te moeten komen van een uitkering. Daarom moet de overheid er zijn als een schild voor de kwetsbaren op de plekken waar het knelt. Gelukkig heeft het kabinet door aanpassing van de koopkracht de laagste inkomens voor maar liefst 1 mld. gecompenseerd.

Toch kan het heel zwaar zijn om rond te moeten komen van een uitkering en daar hebben wij ook oog voor. Ik refereer bijvoorbeeld aan de motie die wij hebben ingediend bij de behandeling van de wijziging op de Wet werk en bijstand en naar de motie de we samen met de PvdA-fractie hebben ingediend om gebruik te kunnen maken van de ESF-gelden om ervoor te zorgen dat kinderen die in armoede leven toch kunnen participeren. Gemeenten krijgen via het Gemeentefonds ook geld voor armoedebestrijding. Dat zijn de zogenaamde Aboutaleb-gelden. Nu blijkt dat veel gemeenten niet kunnen aangeven dat zij die gelden daadwerkelijk aan armoedebestrijding uitgeven. Inmiddels ligt er dankzij de motie-Spekman/Blanksma een verordeningsplicht om beleid te maken voor kinderen in armoede. Daar zijn we ook heel blij mee. In Nederland kennen we fondsen die op het gebied van jeugdcultuur en jeugdsport via een soort multipliereffect geld vermeerderen dat de gemeenten in die fondsen storten. Het blijkt dat gemeenten hier grotendeels onbekend mee zijn. Die Aboutaleb-gelden besteden ze vaak op een onduidelijke manier aan armoedebestrijding, terwijl ze die goed in de fondsen zouden kunnen storten. Zou de staatssecretaris hier expliciet aandacht aan willen besteden als hij weer een rondzendbrief aan de gemeenten stuurt? Juist in deze tijden is het belangrijk dat gemeenten daar gebruik van weten te maken.

Over het geheel genomen leert de jeugd makkelijker gewoonten aan dan ouderen. Ook wat het aankweken van spaarzingewoonten betreft, mag men derhalve van een gepremieerde spaarregeling voor de jeugd goede verwachtingen koesteren. Zou zij aldus mettertijd de betekenis van sparen voor de voorziening in belangrijke levensbehoeften leren kennen, dan mag men verwachten dat zij ook op latere leeftijd haar spaarzin zal behouden. Ten slotte mag de karaktervormende waarde niet worden onderschat, die gelegen is in het zich op jeugdige leeftijd onthouden van niet-noodzakelijke consumptieve teksten. Dit zijn niet mijn woorden – uit de blik van de voorzitter maak ik op dat hij dat ook niet echt verwachtte – maar woorden uit de memorie van toelichting bij de Jeugdspaarwet uit 1956.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik wil nog even terugkomen op het onderwerp armoede. Mevrouw Sterk erkent in ieder geval wel dat er armoede bestaat in Nederland. Zij zal ongetwijfeld weten dat de rijen bij de voedselbanken groeien, dat de voedselbanken in nood zitten en dat er te weinig voedsel is. Mevrouw Sterk weet ook dat chronisch zieken, gehandicapten en uitkeringsgerechtigden fors moeten inleveren en niet meer kunnen rondkomen. Weet zij wat chronisch zieken en gehandicapten in 2011 hebben moeten inleveren ten opzichte van 2008?

Mevrouw Sterk (CDA):

Nee, die cijfers heb ik zo niet paraat.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dat kan. Een paar in de bijstand moet het met € 312 minder doen, een alleenstaande met minimumloon met € 528 minder en een paar met € 1272 minder. Het gaat echt om honderden en duizenden euro's voor chronisch zieken en gehandicapten. Wat gaat het CDA doen om deze mensen te compenseren?

Mevrouw Sterk (CDA):

Ik heb net al gezegd dat we bij de behandeling van de wijziging van de WWB een motie hebben ingediend. Als mensen door noodzakelijke kosten onder het sociaal minimum zakken, moeten gemeenten de bijzondere bijstand gebruiken. De bijzondere bijstand is aangevuld bij de algemene politieke beschouwingen. Daar is nu 90 mln. voor beschikbaar. Er is extra geld vrijgemaakt om mensen die in dat soort situaties komen, te kunnen compenseren.

Mevrouw Karabulut (SP):

Er wordt in totaal 7 mld. bezuinigd op de zorg, het werk en het inkomen van deze mensen. Dat komt bij hen heel hard aan. Kom dan niet met een schaamlapje van 90 mln. Daarbij komt dat bijzondere bijstand voor bijzondere gevallen is en niet om groepen te compenseren. Nogmaals, wat gaat u doen om deze groepen tegemoet te komen? Ik heb een voorstel gedaan om ervoor te zorgen dat zij wel worden gecompenseerd. U hebt daar vanmiddag tegen gestemd. Met welk voorstel komt u nu? Ik verzoek u om niet weer dat plaatje af te draaien, want daar hebben deze mensen niets aan.

Mevrouw Sterk (CDA):

Als we het over plaatjes afdraaien hebben, zou ik zeggen dat u ook eens naar uzelf moet kijken. En dat zeg ik via de voorzitter, excuus.

Ik heb net een aantal punten genoemd. U weet dat mijn collega Van Hijum een motie heeft ingediend over de voedselbanken.

De voorzitter:

Wilt u ook via de voorzitter spreken?

Mevrouw Sterk (CDA):

Als er geld komt vanuit de Europese Unie, moeten we daar gebruik van maken. Ik heb gezegd dat wij ook een motie hebben ingediend om beleid te gaan maken voor het ESF-geld en dat het terecht moet komen bij met name kinderen die in armoede leven. Juist voor hen is het heel schrijnend. Mevrouw Karabulut weet ook – dat heeft onderzoek pas uitgewezen – dat je in Nederland niet hoeft blijven te hangen in armoede en dat je van een dubbeltje een kwartje kunt worden. Dat zijn heel positieve zaken die we hier ook bij moeten benoemen.

Voorzitter. Niemand kan verbaasd zijn dat voor het CDA, dat rentmeesterschap hoog in het vaandel heeft en dat zichzelf een gezinspartij noemt, het bevorderen van spaarzin van jongeren een belangrijk onderwerp is. Deze crisis is ook een schuldencrisis. Er is wel degelijk wat aan de hand als blijkt uit cijfers van de NVVK dat het aantal jongeren onder de 25 jaar dat de afgelopen twee jaar een beroep heeft gedaan op de schuldhulpverlening, met 25% is gestegen. Ikzelf weet nog heel goed dat ik vroeger een zilvervlootregeling heb gehad. Heel veel van mijn generatiegenoten hoef ik ook niet uit te leggen wat dat is. Wij vinden dan ook dat het goed zou zijn om weer zo'n zilvervlootregeling op te tuigen. We hebben het al een aantal keren voorgesteld in de Kamer, maar we lopen steeds stuk op toch niet al te positieve medewerking vanuit het kabinet. We hebben dus besloten dat we zelf een initiatiefwetsvoorstel zullen maken op dit punt. Dat wil ik hierbij dan ook aankondigen.

Er staan grote veranderingen op stapel in de sociale zekerheid. Een crisis biedt kansen om oude structuren te doorbreken. Volgend jaar zullen we daarom het wetsvoorstel Wet werken naar vermogen behandelen. Het CPB waarschuwde onlangs dat te veel jongeren een Wajong-uitkering krijgen. Nog steeds verdwijnen twee klassen per dag in de Wajong. Als we daar niets aan doen, zal dat doorgaan tot uiteindelijk 400.000 jongeren. Het is dus nodig dat die schotten verdwijnen, dat we kijken naar wat mensen wel kunnen en niet naar wat zij niet kunnen. De beste weg uit een uitkering is een baan. Dat vraagt heel veel van gemeenten. Er komt ontzettend veel af op gemeenten. De decentralisatieoperatie levert voor gemeenten 9 mld. meer op in het Gemeentefonds, dat op dit moment 17 mld. kent. We hebben al eerder bij de begrotingsbehandeling van VWS een motie ingediend waarin we vragen om een goede begeleiding van het proces. Hoe gaan we zorg dragen voor stroomlijning van verschillende wetten, bijvoorbeeld waar het gaat om de arbeidsmatige dagbesteding uit de AWBZ en het beschutte werken uit de WSW? We willen graag een uitgebreide toelichting van de minister hoe dit proces begeleid gaat worden. We willen geen nieuwe bureaucratie neerleggen bij de gemeenten door verschillende wetten die niet op elkaar aansluiten.

Daarnaast is het van belang, oog te houden voor de cumulatie van de maatregelen. Daarmee doelen we niet alleen op de financiële kant, maar misschien ook wel vooral op de kant van participatie. Uiteindelijk is deze wetgeving er omdat we willen dat mensen gaan meedoen. Hoe staat de staatssecretaris tegenover het idee om een monitor mee te laten lopen over de effecten op participatie van de maatregelen die dit kabinet neemt?

Bij de toedeling van het aantal SW-plaatsen zijn in het verleden in sommige regio's van rijkswege meer plaatsen toegekend. De bezuiniging slaat daarom daar harder neer, zeker in relatie tot de mogelijkheid die deze gemeenten hebben om mensen uit te laten stromen naar werk. Ook daarop krijg ik graag een reactie van de staatssecretaris.

De Wet werken naar vermogen ligt op dit moment nog niet in de Kamer. Wij praten er wel veel over, dus je zou bijna denken dat hij al af was, maar dat is nog niet zo. Wij weten echter wel dat deze wet alleen een succes kan worden als de werkgevers ook meedoen. De staatssecretaris heeft gezegd dat er 200.000 mensen met een uitkering zouden moeten doorstromen naar werk. Daarnaast hebben wij bij de algemene politieke beschouwingen de motie van de heer Van Haersma Buma aangehouden waarin werd gevraagd om concrete en ambitieuze afspraken voor extra stage- en arbeidsplaatsen voor mensen met een handicap. Daarover zou worden gerapporteerd voor de begrotingsbehandeling. Wij zijn niet erg onder de indruk van de resultaten, want wij hebben niets gezien. Wij dagen de staatssecretaris dan ook uit om bij de wet die straks aan de Kamer wordt gestuurd een bijlage te voegen met daarin de afspraken die hij met de werkgevers heeft gemaakt om ervoor te zorgen dat zij daadwerkelijk de ruimte krijgen en nemen om mensen met een beperking aan het werk te helpen.

De beperkte arbeidsdeelname van Wajongers ligt niet alleen aan het beperkte arbeidsaanbod, maar ook – dat is eigenlijk nog belangrijker – aan het feit dat zij hun baan moeilijk behouden. Jobcoaches spelen een belangrijke rol in de begeleiding bij het aan het werk helpen van een Wajonger. Engeland heeft op dit punt een ander model dan Nederland: het model van de interne en de externe jobcoach. De duurzaamheid van de arbeidsrelatie tussen werkgevers en werknemers blijkt daardoor te worden vergroot. Door deze vorm van gezamenlijke begeleiding zijn de kwaliteit en de effectiviteit van de medewerker sneller verbeterd en op een hoger niveau gekomen. Bovendien is het aantrekkelijker voor een werkgever om die eigen expertise in huis te hebben en te zien dat daar iets tegenover staat. Is de minister bereid om deze regeling mogelijk te maken binnen de jobcoachregeling zoals wij die kennen?

Daarnaast blijkt uit werkbezoeken die ik heb afgelegd dat er een slechte aansluiting is tussen veel praktijk- en vso-scholen aan de ene kant en de arbeidsmarkt aan de andere kant. De school bouwt in de tijd dat de jongere op school zit een vertrouwensband met hem op, maar zodra hij richting arbeidsmarkt gaat, moet de school de jongere loslaten. Het goede verloop van de overgang hangt soms gewoon af van de bereidheid van leraren om af en toe nog eens een kopje koffie te gaan drinken met zo'n jongere. Wij vragen de staatssecretaris om samen met de minister van OCW afspraken te maken om een vroegtijdige samenwerking te creëren om die overgang beter te laten verlopen door de inzet van jobcoaches, MEE en de gemeenten. Daar zijn al best goede voorbeelden van in Nederland. Daarnaast zou ik willen dat bekeken wordt of het mogelijk is om de jobcoach bijvoorbeeld een halfjaar eerder al in de school contact te laten leggen met de jongere die mogelijk zal uitstromen naar de arbeidsmarkt.

Vorige week werd duidelijk dat een grootschalige fraude was ontdekt bij een jobcoachbedrijf. Ik hoor ook vrij vaak wisselende geluiden van werkgevers over jobcoaches. Ik vraag de minister om aan de nieuwe inspectie van SZW te vragen om specifiek op deze re-integratiesector te handhaven via het handhavingsprogramma dat voor de komende periode wordt vastgesteld.

Ik ben bijna aan het einde van mijn inbreng. Ik wil de staatssecretaris straks iets aanbieden. Nu het beroep op de sociale zekerheid zo groot is, is het wellicht van nog groter belang dat ook de fraude wordt aangepakt. Fraude met uitkeringen kost de gemeenschap immers handenvol geld en ondermijnt de solidariteit. De CDA-fractie wil daarom dat Rijk en gemeenten de aanpak van fraude met uitkeringen intensiveren en hiertoe innovatieve maatregelen nemen. De CDA-fractie is ook groot voorstander van het slim tegengaan van uitkeringsfraude zonder dat dit tot een grootscheepse uitbreiding van het handhavingsapparaat leidt. Dit kan door slimmer gebruik te maken van beschikbare informatie bij de Belastingdienst en uitkeringsinstanties.

Een ander voorbeeld is het initiatief van het UWV, dat zich net als de Belastingdienst aansluit bij verkeerscontroles van de politie om uitkeringsfraude tegen te gaan. Het UWV controleert daarbij op de snelweg of iemand met een uitkering ook aan het werk is en of hij over neveninkomsten beschikt. Ons is gebleken dat dit ooit in regionale pilots is gebeurd, maar geen uitrol heeft gekregen over Nederland. Wij zouden graag zien dat dit wel gebeurt. Wij willen dus niet alleen meer fraude opsporen, maar ook meer onterecht verstrekte uitkeringen terugvorderen. Veel gemeenten zijn coulant met het terugvorderen van het geld van bijstandsfraude: relatief lage fraudebedragen worden niet geïnd. Kleine fraudeurs ontspringen daardoor de dans, waarmee het signaal wordt afgegeven dat fraude loont. In 2010 was het uitstaande bedrag aan verwijtbare bijstandsvorderingen opgelopen tot bijna 500 mln. Dat is een enorm bedrag, vooral als je dat plaatst naast de actuele uitdagingen om te bezuinigen in de sociale zekerheid. Het CDA wil ervoor zorgen dat fraude niet loont en wil gemeenten aansporen om fraudeurs elke cent te laten terugbetalen. Daartoe heb ik een aantal voorstellen samengevat in deze notitie over de aanpak van de uitkeringsfraude. Ik bied die graag aan de staatssecretaris aan. Ik heb hier ook nog een aantal exemplaren om uit te delen aan mijn collega's in de Kamer.

De voorzitter:

De notitie zal worden overhandigd aan de beide bewindspersonen en zal bovendien worden rondgedeeld aan de leden. Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

Mevrouw Sterk (CDA):

Ik heb nog een laatste punt over de Stichting Steun Remigranten. Wij hebben vier jaar geleden het besluit genomen dat deze stichting zich uiteindelijk moet omvormen naar een stichting die op eigen kracht zou kunnen functioneren. Ik ben zelf een aantal jaren geleden op bezoek geweest bij de stichting in Marokko en heb gezien dat die daar goed werk levert. Ik zie dat zij een enorme omslag heeft gemaakt. Zelfs de Marokkaanse overheid wil nu hulp bieden aan het werk dat de stichting doet. Eigenlijk is het echter net een jaar te vroeg voor de stichting om helemaal op eigen benen te staan. Ik vraag daarom aan de minister of het mogelijk is om nog een eenmalige dotatie te geven aan deze stichting, zodat zij in staat kan worden gesteld om volgend jaar op eigen benen te gaan staan en haar goede werk voort te zetten.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Veel van onze wetten en regels stammen nog uit de vorige eeuw. Sindsdien is onze samenleving snel veranderd. Huisvrouwen gingen werken. Werken van negen tot vijf is verleden tijd. De groei sloeg om in vergrijzing. Lokale handel werd internationaal. Helaas blijft dit conservatieve kabinet met een been in de vorige eeuw staan. Wij moeten echter vernieuwen!

Kiest dit kabinet voor stilstand of gaat dit kabinet vernieuwen? Het verhogen van de AOW-leeftijd wordt uitgesteld tot 2020. Er vindt geen hervorming van de WW en geen modernisering van het ontslagrecht plaats. Dit regeerakkoord is net het PvdA-verkiezingsprogramma. Er staat niet eens een paragraafje hervorming van de arbeidsmarkt in, maar wel een uitgebreid hoofdstuk over lastenverzwaringen.

Kent u hem nog, de hardwerkende Nederlander? Die hardwerkende Nederlander heeft straks geen baan meer.

De heer Azmani (VVD):

Mevrouw Koşer Kaya verwijt dit kabinet eigenlijk dat het geen hervormingen toepast, terwijl ik zelf al in mijn inbreng een aantal hervormingen heb genoemd die mevrouw Koşer Kaya tot op heden niet steunt. Nu zijn er partijen, zoals bijvoorbeeld de Partij van de Arbeid, maar ook de SGP, die in politiek opzicht invloed uitoefenen op die plannen. Dat doen ze goed. Waar blijft D66 met hervormingen? U kunt wel vanaf de zijlijn gaan roepen …

De voorzitter:

Wilt u via de voorzitter spreken?

De heer Azmani (VVD):

Voorzitter, excuses. Mevrouw Koşer Kaya kan wel vanaf de zijlijn roepen, maar dit heeft geen enkel nut.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

De invloed van de SGP kennen wij. Die partij gebruikt haar invloed inderdaad goed. Alleenstaande ouders hoeven niet meer te solliciteren.

Bovendien doe ik zat voorstellen. Ik heb een hoop amendementen ingediend over bijvoorbeeld het sneller verhogen van de AOW-leeftijd, vanaf nu met twee maanden per jaar, zodat wij in 2020 al 7,7 mld. binnen hebben. Ik zou zeggen: doe mee! Ik heb bovendien een initiatiefwetsvoorstel ingediend over het ontslagrecht. De heer Azmani mag er zo bij komen. Dat lijkt mij geweldig! Dan kunnen wij echt gaan hervormen.

De heer Azmani (VVD):

Ik krijg volgens mij geen expliciet antwoord op mijn vraag. Mevrouw Koşer Kaya kan wel aangeven dat zij een voorstel heeft gedaan om de AOW met twee jaar sneller te verhogen naar 67 jaar, maar dan hebben wij het slechts over twee jaar. Als je kijkt naar de politieke besluitvorming tot op het heden over hervormingen, dan geeft u gewoon niet thuis.

De voorzitter:

Wilt u via de voorzitter spreken?

De heer Azmani (VVD):

Voorzitter, excuus. Mevrouw Koşer Kaya geeft op dat vlak niet thuis. Ik roep haar op om daadwerkelijk politieke invloed uit te oefenen. Zij kan wel met een initiatiefwetsvoorstel over het ontslagrecht komen, maar zij weet ook wat het resultaat op dit moment daarvan is.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik heb geen enkele hervorming voorbij zien komen. Of bedoelt de heer Azmani misschien de "hervormini's" zoals het verlagen van de bijstand met € 2000 of zo, of uitgaan van het gezinsinkomen in plaats van het individu te bekijken? Zijn dat de hervormingen die hij voorstelt? Als hij echt substantieel werk wil maken van hervormingen, kunnen wij aan de slag met het ontslagrecht en de WW en vervolgens begeleiden van werk naar werk. Wij kunnen ook de AOW-leeftijd verhogen. De hypotheekrenteaftrek is vandaag nog niet genoemd. Zal ik die er ook maar bijhalen? Wij hebben voor al deze dossiers voorstellen gedaan, mijnheer Azmani. Sinds kort is er geen taboe meer, want dat zeggen minister Verhagen en minister De Jager. Ik zou zeggen: join the club; laten wij er werk van maken. Ik ga voor een toekomstbestendige 21ste eeuw.

De voorzitter:

Mevrouw Koşer Kaya vervolgt haar betoog.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. De hardwerkende Nederlander heeft straks geen baan meer. De werkloosheid loopt namelijk hoog op, zo blijkt uit de CPB-cijfers van vandaag. Volgend jaar komen er 90.000 werklozen bij. Het gebrek aan hervormingen is funest voor de arbeidsmarkt en is een dure grap voor de staatskas.

De bezuinigingen van dit kabinet komen onevenredig hard bij een groep kwetsbare mensen terecht. Ik verwijs naar de bezuinigingen op sociale werkplaatsen en de korting van € 2000 op het minimum. En vanaf 2012 komt er een huishoudtoets. Kinderen met ouders in de bijstand houden dan geen eigen inkomen meer over, omdat zij de rekening van hun ouders moeten betalen. Dit kabinet kijkt niet naar het individu, maar naar sociale afkomst; lekker liberaal.

D66 pleit voor vernieuwing op vijf terreinen, voor een samenleving die 21ste eeuw-proof is. Ik begin met de openingstijden, daarna kom ik op de polder, de pensioenen, de WW en het ontslagrecht en ik sluit af met de onderkant van de arbeidsmarkt. Allereerst kom ik op de openingstijden. Mijn vader kwam vroeger met het loonzakje thuis. Mijn moeder beheerde vervolgens het geld. Tegenwoordig zijn tweeverdieners echter de standaard. Ook zijn er steeds meer alleenstaande werkenden. Deze nieuwe arbeidsverdeling brengt nieuwe uitdagingen met zich mee. Te vaak heerst er nog een negen-tot-vijfcultuur. Slechts 3 van de 80 gemeentebalies zijn op zaterdag open. Op scholen is de tussenschoolse opvang vaak niet geregeld. Winkels moeten op zondag vaak verplicht hun deur sluiten. Het is niet meer van deze tijd dat mensen een dag vrij moeten nemen om hun paspoort op te halen.

Voorzitter. Ik heb een notitie geschreven waarin ik deze knelpunten in kaart breng en waarin ik suggesties doe voor oplossingen. Ik heb een exemplaar voor zowel minister Kamp als staatssecretaris De Krom, dat ik hen graag aanbied. Mijn collega's krijgen ook een exemplaar. Ik vraag de minister om een inhoudelijke reactie op deze notitie.

Voorzitter: Verbeet

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Ik ga verder met de vernieuwing in de polder. Het maatschappelijk belang van vakbonden staat voor D66 als een paal boven water. Zij geven de werknemers onderhandelingsmacht, zij kunnen bijdragen aan een beheerste loongroei en zij signaleren problemen op de werkvloer. Terwijl de samenleving doorgroeit, dreigt de polder echter "vast te roesten" in starre en oude structuren. Het aantal 65-plussers bij de vakbonden steeg vorig jaar drie keer sneller dan het aantal 65-plussers in de rest van Nederland. Het aandeel vakbondsleden dat jonger is dan 25 jaar daalde in de afgelopen twintig jaar van 10% naar 4%.

Vroeger waren vakbonden een afspiegeling van de samenleving en dat moeten ze weer worden. Samenleving, polder en politiek moeten elkaar weer vinden. Tegen werknemers zeg ik daarom: organiseer je. Tegen vakbonden zeg ik: moderniseer je. Tegen de minister zeg ik: faciliteer het. Faciliteer de vernieuwing van de vakbonden door de regels en de wetten te moderniseren. De cao-wetgeving stamt uit 1927, de periode van het interbellum. Tijd voor vernieuwing dus. Ik heb een amendement gemaakt om een commissie in te stellen die naar de modernisering van de cao-wetgeving kijkt. Zij analyseert, doet aanbevelingen over het stemrecht voor werknemers, de toegang voor kleine bonden en de financieringsstromen. Kan de minister dit toezeggen?

In het FD las ik een interessant voorstel over stemrecht. Dat juich ik toe. Stemrecht kan echter op verschillende manieren vorm krijgen. Stem je op de vakbond die de onderhandelingen voert of stem je over het akkoord dat uiteindelijk is gesloten? Het gaat hierbij om fundamentele wijzigingen, die we niet overhaast moeten invoeren. Een commissie kan een onderbouwd advies geven.

Mijn volgende punt is de hervorming van de arbeidsmarkt. Mensen wisselen steeds vaker van baan. Daarom moeten we de WW hervormen en inzetten op van werk naar werk. Alleen zo sluiten we aan bij de moderne arbeidsmarkt. Natuurlijk hoort daar ook een hervorming van de spelregels op de arbeidsmarkt bij, van het ontslagrecht dus. De basis hiervan dateert van 5 oktober 1945, vlak na de bevrijding. De outsiders, vaak jongere vrouwen en allochtonen, zijn de dupe van het huidige gebrek aan modernisering. Zij krijgen geen baan en de laagste vergoedingen.

Stilstand is tot nu toe het credo, maar ik voel dat er verandering op komst is. Echt waar, mijnheer De Krom. Vicepremier Verhagen zei vorige week, en vandaag weer, dat hervormingen nodig zijn. Tijdens het tv-programma Buitenhof hintte de minister van Financiën op hervorming van de WW en het ontslagrecht. Maar is dit wel afgestemd met de PVV? Wil collega Van den Besselaar het taboe eindelijk doorbreken? Of gaat hij weer voor de hervormingen liggen?

Dan kom ik bij de vernieuwing van de pensioenen. De AOW stamt uit 1957. De levensverwachting was toen 73,5 jaar. Nu is deze 81 jaar. Dit AOW-stelsel is dus niet meer van deze tijd, simpelweg omdat iedereen tegenwoordig 8 jaar ouder wordt. Maar helaas, er ligt een slap pensioenakkoord. De minister deed zaken met de Partij van de Arbeid en kwam er berooid van af. De tegenbegroting is 300 mln. lichter. Dat geld komt uit het vitaliteitspakket, dat bedoeld was om mensen om te scholen en langer aan het werk te houden. Nu gaat dit geld naar mensen die vervroegd uittreden. Ik hoorde de heer Van Hijum zojuist zeggen dat hij daar ook niet zo blij mee is. Dat lijkt mij toch de omgekeerde wereld. Wil de minister de dekking in ieder geval heroverwegen? De FNV heft zichzelf op vanwege het pensioenakkoord. Is er eigenlijk nog wel een akkoord? De handtekening onder het akkoord is een relikwie uit het verleden. Hopelijk ziet de minister dit als een kans om een nieuwe en ambitieuze deal te sluiten. Graag ook hierop een reactie.

Last but not least, de onderkant van de arbeidsmarkt. Ook als D66 had geregeerd, waren pijnlijke maatregelen onvermijdelijk geweest. Er moet nu eenmaal bezuinigd worden. Hervormingen leveren echter geld op. Dit geld hadden wij gebruikt om die pijnlijke maatregelen te verzachten of zelfs te voorkomen. Te harde bezuinigingen van dit kabinet treffen keer op keer de allerzwaksten, dezelfde groep mensen. Mensen die juist een steuntje in de rug nodig hebben. D66 maakt andere keuzes. Geen introductie van een huishoudtoets, waardoor kinderen de bijstand van hun ouders betalen. Geen korting van het minimum met € 2000, waardoor mensen door de financiële bodem zakken. Geen dusdanige bezuinigingen op werkbegeleiding, waardoor gemeenten mensen met een handicap nauwelijks kunnen ondersteunen. Wanneer wordt het sociale smaldeel van het CDA wakker?

Ik heb een amendement voorbereid om de AOW-leeftijd volgend jaar met twee maanden te verhogen. Dat bespaart ons 120 mln. Het geld gebruiken wij nuttig. Voor 28 mln. draaien wij de huishoudinkomenstoets terug, voor 56 mln. draaien wij de bijstandskorting van € 2000 terug en voor 36 mln. investeren wij in extra jobcoaches die mensen met een arbeidshandicap begeleiden. Graag hoor ik van de bewindslieden of zij deze alternatieven omarmen. Ik zeg tegen deze bewindslieden: maak werk van de toekomst.

De heer Van den Besselaar (PVV):

Voorzitter. Het is iets meer dan een jaar geleden dat ik in deze Kamer ben benoemd. Terugkijkend was het leerzaam en boeiend, maar soms ook verbijsterend. Zo bleek een debat over één ooievaar belangrijker in deze plenaire zaal dan een debat over pensioenen. In het pensioendebat ging het over ruim 800 mld. pensioenvermogen en over pensioenuitkeringen die mogelijk miljoenen gepensioneerden en werknemers zullen raken. De beslissing omtrent welk onderwerp in welke zaal wordt behandeld, komt in deze enorme tegenstelling wel erg vreemd over.

Ik begin met een compliment aan de bewindslieden. Door dit aan het begin te doen, voorkom ik dat ik dat straks door tijdnood wellicht niet meer zou kunnen doen. Bovendien, je vangt met stroop meer vliegen dan met azijn. Wellicht sleep ik er een extra toezegging mee in de wacht.

Meer dan 25% van de rijksuitgaven komt voor rekening van het departement van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het zijn voornamelijk overdrachten, zeg maar uitkeringen aan burgers. Door de afgesproken bezuinigingen van 18 mld. kan het niet anders dan dat er binnen de begroting van Sociale Zaken maatregelen moeten worden genomen die pijn doen. De minister heeft deze zomer met zijn collega's een aantal ingrepen gepleegd om de teruggang in de koopkracht voor de meeste groepen beperkt te houden. Dit en de voortvarendheid waarmee de afgesproken bezuinigingen tot nu toe zijn aangepakt, verdienen een compliment.

Is mijn fractie het dan op alle punten met het beleid eens? Nee, dat is zeker niet zo. Het meest in het oog springende onderdeel betreft het pensioenbeleid. Als aanleiding voor het pensioenakkoord wordt steeds genoemd de vergrijzing en de toegenomen levensverwachting. Die vergrijzing hebben wij al heel lang zien aankomen, evenals het langer leven. Maar dat langer leven is zeker niet voor iedereen weggelegd. Zo meldde het Sociaal en Cultureel Planbureau in de Staat van Nederland dat hoogopgeleiden zeven jaar langer leven dan laagopgeleiden. Hoogopgeleiden krijgen daardoor in totaliteit tweemaal zoveel AOW uitgekeerd als laagopgeleiden, terwijl hoogopgeleiden veelal gedurende hun hele leven minder jaren premie betalen. Laagopgeleiden zijn doorgaans de mensen met een laag inkomen en een lang arbeidsverleden. Zij mogen dus wel maximaal meebetalen aan de AOW, maar kunnen er helaas minimaal van profiteren. Kan de minister aangeven hoe hij deze onbillijkheid uit de wereld gaat helpen?

De in het pensioenakkoord voorgestelde zachte pensioencontracten zijn in de afgelopen periode al door vele vakbondsbestuurders, deskundigen, hoogleraren en gewone burgers bekritiseerd. Datzelfde geldt voor de daarbij te hanteren discontovoet, die afhankelijk mag zijn van de te verwachten rendementen en de mogelijkheid om meer risicovol te beleggen. Dat noemen wij de kat op het spek binden. Maar het meest belangrijke punt van het pensioenakkoord is het invaren van opgebouwde rechten. Het is onbegrijpelijk dat er een akkoord is gesloten zonder dat dit van tevoren goed is uitgezocht. Ik vraag de minister wat de stand van zaken is met betrekking tot de juridische haalbaarheid van het invaren van de oude rechten.

Steeds vaker klinken er geluiden dat pensioenfondsen vanaf april 2013 kortingen op de uitkeringen zullen moeten toepassen. Afstempelen noemen wij dat. Of het gebeurt, is afhankelijk van de situatie op 31 december van dit jaar. Eén momentopname bepaalt dus het lot van tienduizenden, zo niet honderdduizenden gepensioneerden. Bij het VAO Pensioenonderwerpen dat morgen op de agenda staat, zal ik twee moties indienen die aan deze vorm van Russische roulette een einde moeten maken. Het is toch raar dat wij het beste pensioenstelsel ter wereld hebben, met een vermogen van tweemaal de staatsschuld en ruim driemaal de rijksuitgaven en dat we toch moeten korten op pensioenuitkeringen? Inmiddels heeft het gedrocht – nee, u hoeft niet verschrikt te kijken, ik bedoel het pensioenakkoord – de kop gekost van Henk en Agnes. Nee, niet van Henk en Paul en ook niet van Henk en Ingrid, hoewel die laatste er vermoedelijk de dupe van zullen worden, met hun ouders en hun kinderen.

Het poldermodel zakt langzaam weg in het moeras. Laten we wel wezen, het eindeloze gepolder past niet bij een tijd waarin daadkracht gewenst is. Al jaren loopt het ledenbestand van de vakbeweging terug. Nog geen 20% van de werknemers is lid van een vakbond. In de traditionele sectoren valt het wel mee, maar in nieuwe sectoren is het ledental dramatisch. Jongeren voelen zich nauwelijks aangetrokken, zoals mevrouw Koşer Kaya al zei, en de vergrijzing heeft binnen de vakbeweging allang toegeslagen. Terwijl de gepensioneerde en arbeidsongeschikte vakbondsleden steeds vaker meepraten over de cao-voorstellen, worden werknemers in de sector of het bedrijf nauwelijks gehoord. Het is niet meer van deze tijd om een meerderheid van steeds mondigere mensen de wil op te leggen van een afnemende minderheid. Bovendien vragen bedrijven door de voortdurend veranderende marktomstandigheden steeds meer om maatwerk in plaats van een rigide keurslijf. Ten slotte is transparantie geboden, niet alleen bij het avv-proces zelf, maar ook bij de verantwoording over de collectieve sectorfondsen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Het is echt geweldig om te horen hoe mijnheer Van den Besselaar pleit voor democratisering bij de totstandkoming van de cao's. Mijnheer Van den Besselaar van de PVV, die zelf geen enkele democratie kent, waar de leden helemaal niets in te brengen hebben. Hij zegt dat het allemaal democratisch moet bij de totstandkoming van de cao. De pot verwijt de ketel. Mijn vraag is wat het referendum dat hij voorstelt, toevoegt. Wat wil hij daarmee?

De heer Van den Besselaar (PVV):

Dat is heel simpel en dat heb ik ook al gezegd; dat is meer zeggenschap geven aan werknemers. We zien dat in veel sectoren de vakbeweging nauwelijks mensen vertegenwoordigt en dat vooral ouderen en arbeidsongeschikten de inzet aan de cao-tafel bepalen. Dat moet weer terug naar de werknemers in de desbetreffende sector.

Mevrouw Karabulut (SP):

Wat de heer Van den Besselaar zegt, gebeurt al. Het is al gangbaar dat ook niet-leden worden gehoord. Het punt van de heer Van den Besselaar is volgens mij niet dat hij democratisering wil, want dat wil hij niet voor zijn eigen leden en ook niet voor de werknemers. De heer Van den Besselaar wil gewoon de macht van de vakbonden breken. Hij wil toch gewoon af van het algemeen verbindend verklaren? Daar is zijn partij toch tegen?

De heer Van den Besselaar (PVV):

Om te beginnen hebben wij geen leden, dus die kunnen we ook niet raadplegen. Ik snap niet waar mevrouw Karabulut dat vandaan haalt. We hebben een zeer democratische fractie. Daar wordt gelukkig alles in volle democratie besloten. In die zin zijn we zeer democratisch. We zijn niet tegen de vakbeweging, maar we zijn tegen het feit dat zij een soort alleenrecht hebben op datgene wat in de cao's gebeurt. Het kan toch niet zo zijn dat je maar 2% van de mensen in een sector vertegenwoordigt, misschien nog minder, en aan de tafel alles bepaalt? Als het waar zou zijn dat zij bij voortduring al de achterban raadplegen, dus ook de niet-leden, dan moet dat voorstel een cadeautje voor ze zijn dat uit de lucht komt vallen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik begrijp dat de heer Van den Besselaar ook graag wil dat de vakbonden alle mensen vertegenwoordigen en dat er meer medezeggenschap komt, maar dat moet wel op een zorgvuldige manier gebeuren. We moeten ook weten hoe we dat precies vorm moeten geven. Ik denk dat het verstandig is om de Wet cao door een commissie tegen het licht te laten houden, om te kijken hoe wij verbeteringen voor elkaar kunnen krijgen. Daarom heb ik daarover een amendement ingediend. Steunt de heer Van den Besselaar dat amendement van mij?

De heer Van den Besselaar (PVV):

Ik ben het met mevrouw Koşer Kaya eens dat de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst uit 1927 en de Wet AVV uit 1937 van oude datum zijn en best aan herziening toe zijn. Ik heb het amendement gelezen, maar ik hoop toch dat de minister het met mij eens is dat wij nu al zaken kunnen regelen, zonder dat wij daar een hele studiecommissie op zetten. Zoals bekend is het nu al zo dat je als je als ondernemer wilt dat een cao algemeen verbindend wordt verklaard, 60% van de werknemers in de bedrijfstak moet vertegenwoordigen om dat voor elkaar te krijgen. Die werknemers zelf worden niet gehoord. De ondernemers moeten in de teller-noemerdiscussie aangeven hoeveel van hun werknemers ten opzichte van het totaal van de bedrijfstak geraakt worden door het afgesloten contract. Ik zeg alleen: zorg nu ook dat de werknemers, de mensen die het aangaat, zeggenschap krijgen. Dat hadden wij eigenlijk allang moeten realiseren.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Het doel is niet de commissie. Het doel is vooral dat deze commissie een zorgvuldige analyse maakt, zodat wij vervolgens kunnen zeggen hoe wij medezeggenschap en representativiteit vorm kunnen geven. Nogmaals mijn vraag of ik daarvoor steun van de PVV krijg. Het lijkt mij toch dat ook zij een zorgvuldige behandeling van deze wet noodzakelijk achten.

De heer Van den Besselaar (PVV):

Mijn antwoord is dat wij die zorgvuldigheid in het verleden ook al hadden moeten betrachten. Die hebben wij altijd moeten betrachten, maar die wordt soms met voeten getreden. Mijn voorstellen zijn erop gericht om nu toch vrij snel een omslag te maken. Mevrouw Koşer Kaya zegt dat wij het eerst moeten analyseren. De analyses zijn echter al gemaakt. Ik kan haar wel vertellen wat er aan de hand is. Dat weet zij zelf ook, denk ik.

De heer Van Hijum (CDA):

Eerst een kleine politieke plaatsbepaling. Ik vraag wat de agenda van de PVV is bij het algemeen verbindend verklaren en de cao-discussie. Ik schaarde zijn partij altijd in het kamp van de critici, net als de heer Azmani. Het voorstel dat hij nu doet, is erop gericht om het draagvlak onder collectieve afspraken te verdedigen. Hoe moet ik dat duiden?

De heer Van den Besselaar (PVV):

Ik denk dat de heer Van Hijum het goed ziet. Wij hebben geen draai gemaakt. Wij zijn nog steeds niet voor het algemeen verbindend verklaren. Wij zien ook dat het algemeen verbindend verklaren bij de cao's al is afgenomen. Wij vinden ten principale dat je niet in één keer de hele boel kan omdraaien, zoals de heer Azmani voorstelde. Dat is niet de zorgvuldigheid waarover mevrouw Koşer Kaya het heeft. Wij zeggen dat het gefaseerd moet. Dat kan rustig gebeuren, door in ieder geval ervoor te zorgen dat je de meerderheid van de mensen achter je hebt. Anders houdt het op. Het is aan de vakbeweging om ervoor te zorgen die meerderheid van de mensen achter je te scharen. Als dat niet lukt, heb je op dat moment geen algemeenverbindendverklaring in een bedrijfstak.

De heer Van Hijum (CDA):

Dat is winst. De discussie gaat dan over de vraag hoe de basis onder de collectieve afspraken wordt verstevigd. Mijn vervolgvraag is of de heer Van de Besselaar daarbij een rol voor de vakbond weggelegd ziet. Een andere vraag is of wat zij afspreken in het belang is en met de instemming gebeurt van de sector. Blijft er dan wel sprake van onderhandeling door een vakbond? Je moet het op de een of andere manier organiseren. Hoe ziet de heer Van de Besselaar dat proces?

De heer Van den Besselaar (PVV):

Ik zie de rol van de vakbond nog steeds in het onderhandelingsproces. Dat wil ik niet wegnemen. De vakbonden hebben in sommige sectoren echter zo weinig representativiteit dat je daaraan wat moet doen. Ik zie het ledental niet in een keer toenemen. De FNV is nu geïmplodeerd en herrijst wellicht uit de as als een beweging die op een andere manier het arbeidsvoorwaardenoverleg gaat voeren. Dat kan goed zijn. Het gaat er mij ten principale om dat mensen die onder een cao vallen daadwerkelijk gehoord worden en hun zeggenschap kunnen tonen. Hoe het georganiseerd wordt, laat ik aan de cao-partijen over.

De heer Azmani (VVD):

Nog even over de plaatsbepaling. De fractievoorzitter van de PVV heeft daarover in het verleden uitspraken gedaan. Wat hem betreft schaffen wij gewoon de hele avv-wet af. Toen zat hij nog bij de VVD. Vindt de heer van de Besselaar dat de wet afgeschaft moet worden? Is dat een stip aan de horizon, ja of nee?

De heer Van den Besselaar (PVV):

Ik zie dat als een stip aan de horizon. Ik zie het niet gebeuren op korte termijn.

Naast het verbeteren van de zeggenschap stel ik voor, ter vergroting daarvan, dat een cao alleen nog algemeen verbindend wordt verklaard indien bij de gangbare vereisten gebleken is dat een meerderheid van de daaronder vallende werknemers met de afspraken heeft ingestemd. Ik vraag de minister of die bereid is om dit voorstel over te nemen en zo de zeggenschap te vergroten. Daarnaast, om maatwerk in arbeidsvoorwaarden voor afzonderlijke ondernemingen of subsectoren meer mogelijk te maken, vind ik ook dat dispensatie vergemakkelijkt moet worden.

Hoewel uiteindelijk de minister een dispensatieverzoek toe- of afwijst, geeft het huidige toetsingskader aan dat cao-partijen de dispensatie zo veel mogelijk zelf moeten regelen. Deze zelfregulering is hetzelfde als met een kalkoen het kerstdiner bespreken. In de praktijk leidt het namelijk tot zodanige voorwaarden dat cao-partijen aan de dispensatie oneigenlijke voorwaarden hangen waardoor de individuele bedrijven nauwelijks gedispenseerd kunnen worden of de stap kunnen maken naar dispensatie. Dat is een van de redenen waarom de cao-partijen er geen baat bij hebben, want als er steeds meer mensen uit de bedrijfstak vertrekken of steeds meer bedrijven onderuitgaan, valt het draagvlak onder de bedrijfstak langzaam weg.

Overigens is dit een onderdeel van de pluriformiteit waarmee wij van doen hebben als gevolg van het veranderde marktwezen. Alles wat in een bedrijfstak opereert, is lang niet meer zo homogeen als het ooit in 1937 of 1927 was. Daarom wordt voorgesteld om het regelen van dispensatie niet langer aan cao-partijen van de sector over te laten, maar geheel en uitsluitend in handen te leggen van de minister. Om hem te helpen, wordt tevens voorgesteld om in het nieuwe toetsingskader helderde dispensatievoorwaarden op te nemen. Een van die voorwaarden zou dan weer moeten zijn dat een meerderheid van de werknemers met het verzoek tot dispensatie moet instemmen. Is de minister bereid deze voorstellen in te voeren?

Tot slot de transparantie. Het is vaak volstrekt onduidelijk van welke bron cao-partijen gebruikmaken om de verplichte cijfers van representativiteit te overleggen. Ik stel voor dat bij de aanlevering van cijfers steeds dezelfde, eenduidige bron wordt gebruikt bijvoorbeeld van het instituut dat de bedrijfstakfondsen beheert. Ook kan ik mij voorstellen dat de minister hiervoor een onafhankelijk onderzoeksinstituut als Panthea inschakelt.

Nog een voorstel voor meer transparantie: publiceer de representativiteitcijfers op de website van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dan zijn ze voor iedereen zichtbaar.

Een laatste voorstel in dit kader is om cao-partijen te verplichten alle bepalingen van een cao die niet voor algemeen verbindend verklaren worden voorgedragen, in een afzonderlijke bijlage of aanhangsel bij de cao op te nemen. Ook hier vraag ik of de minister bereid is deze voorstellen over te nemen.

Dan nu een heel ander punt. Iedereen die in Nederland woont, bouwt AOW op. Gaat men een tijdje uit Nederland weg of komt men uit het buitenland hiernaartoe, dan ontbreekt meestal een aantal opbouwjaren. Deze kunnen alsnog worden ingekocht. Doet men dat niet en heeft men naast de AOW-uitkering op 65-jarige leeftijd geen andere inkomsten, dan vindt aanvulling plaats uit de aanvullende inkomensvoorziening ouderen, de AIO. In de afgelopen tien jaar is het aantal huishoudens met een AIO verdubbeld. Blijkens de begroting zal dit aantal de komende jaren verder toenemen. De PVV vindt het onverteerbaar dat mensen die niets hebben opgebouwd of ingekocht, vrijwel hetzelfde bedrag ontvangen als mensen die dit wel hebben gedaan. Aan de staatssecretaris dan ook de vraag of hij met mij eens is dat er een verschil moet zijn tussen de mensen die wel inkopen en mensen die niets doen. Meent hij dat dit verschil in de AIO tot uitdrukking kan worden gebracht, meer dan thans het geval is?

De cijfers over het aantal MOE-landers in Nederland lopen uiteen van 200.000 tot 350.000. Ondanks alle registratievormen in Nederland bestaat er geen eenduidige beeld van het aantal MOE-landers in Nederland. Het ontbreken van een eenduidig registratiesysteem is een van de grootste tekortkomingen van het huidige stelsel. Meten is weten! De PVV vraagt de minister om op korte termijn met een strikte richtlijn aan gemeentebesturen te komen over de wijze waarop zij moeten omgaan met de registratie van MOE-landers.

Een ander punt is de overlast en de verdringing die MOE-landers veroorzaken. Overlast en verdringing zijn voor veel mensen een serieus probleem. De deskundigen die zijn gehoord door de tijdelijke commissie Lessen uit de recente arbeidsmigratie geven allemaal aan dat het met dit probleem nog wel meevalt. Dit geldt zowel voor de verdringing als voor de overlast. Dit is ongeveer hetzelfde als constateren dat er in Amsterdam geen fietsen worden gestolen omdat er geen aangifte wordt gedaan.

Om de mensen die overlast en verdringing ondervinden door MOE-landers, een helpende hand te bieden, zal de PVV met ingang van 1 januari 2012 het meldpunt MOE-landers in het leven roepen. Burgers kunnen dan op de website van de PVV hun klachten kwijt over overlast en verdringing. De resultaten zullen begin 2013 aan de minister worden aangeboden.

Tot slot nog een enkel woord over het UWV. Om ervoor te zorgen dat werkzoekenden zo snel mogelijk aan werk worden geholpen en niet onnodig lang in de kaartenbakken van het UWV blijven hangen, stel ik voor de kaartenbakken van het UWV met de werkzoekenden volledig open te stellen en digitaal benaderbaar te maken voor uitzendbureaus en individuele werkgevers. Dit past in de taakstelling van het UWV, waarbij toegankelijke elektronische dienstverlening voor iedereen vooropstaat. Kan de minister toezeggen dat de kaartenbakken met de ingeschreven werkzoekenden digitaal worden opengesteld voor de uitzendbureaus en de individuele werkgevers?

Mevrouw Hamer (PvdA):

De heer Van den Besselaar is een groot verdediger van het ontslagrecht, zo hebben wij in veel debatten kunnen merken. Hoe kijkt hij aan tegen voorstellen die onder andere in de bedrijfslevenbrief zijn gedaan door minister Verhagen? Ik ben daarin erg geïnteresseerd. In deze brief staat eigenlijk een voorstel om de verlenging van flexibele of tijdelijke contracten alsmaar langer en meer mogelijk te maken, en om werkgevers meer ruimte te geven om werknemers zomaar te ontslaan. Hij heeft daar niets over gezegd. Vandaag komen er in dit debat allerlei voorstellen hierover langs. Ik ben erg nieuwsgierig wat de PVV daarvan vindt.

De heer Van den Besselaar (PVV):

Dienstverbanden voor bepaalde tijd of van welke duur dan ook, bestaan al sinds mensenheugenis. De lengte van het dienstverband is dus vrij. Mevrouw Hamer weet dat net zo goed als ik. Zo'n dienstverband kan voor een, twee of drie jaar gelden. Mijn fractie is er echter geen voorstander van dat zo'n dienstverband voor bepaalde tijd volgt op een korter dienstverband daaraan voorafgaand. Ik dacht dat dit ook in de kaderbrief staat van minister Verhagen. We zijn er geen voorstander van omdat je dan slechts een aantal van dit soort dienstverbanden in je leven hoeft te hebben. Je hebt bij wijze van spreken vier dienstverbanden van tien jaar achter elkaar, en dus nooit meer een vast dienstverband.

Mevrouw Hamer heeft het verder over de ketenafspraak. Zij vraagt zich af of wij die wel of niet willen voortzetten. Wij zijn van mening dat wij de ketenafspraak in principe niet zouden moeten voortzetten. Je zou er eigenlijk voor moeten zorgen dat mensen na maximaal drie keer in een vast dienstverband komen bij de werkgever. Als dat niet lukt, valt men terug op de WW. Ik meen dat ook de heer Van Hijum heeft gezegd dat er zou moeten worden nagedacht over de vraag of er in die periode wellicht wat meer aan scholing zou kunnen worden gedaan. Daarvoor voelt mijn fractie ook wel iets. Wij willen daarover in ieder geval nadenken. De situatie is nu echter behoorlijk ernstig. Mevrouw Hamer noemt een aantal van 90.000 extra werklozen. De beroepsbevolking is echter ook met 95.000 mensen toegenomen, omdat wij in het verleden maatregelen hebben genomen waardoor mensen wat langer op school bleven. Deze mensen komen nu op de arbeidsmarkt en die moeten wij ook helpen. Daarom wil ik de vier opeenvolgende dienstverbanden toestaan.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Begrijp ik dan goed dat de heer Van den Besselaar de inhoud van de bedrijfslevenbrief van minister Verhagen niet ziet zitten? Als dat zo is, hebben wij dat in ieder geval afgekaart. Begrijp ik het ook goed dat de heer Van den Besselaar wel ruimte wil bieden voor de jongeren die nu op de arbeidsmarkt komen? Kunnen zij in de flexcontracten langer voor bepaalde tijd werken? Dit zou volgens de heer Van den Besselaar dus niet moeten gelden voor de mensen die niet nieuw zijn op de arbeidsmarkt? Begrijp ik het zo goed? Eigenlijk is wat hij zegt, allemaal een beetje vaag.

De heer Van den Besselaar (PVV):

Ik zeg dat de huidige regeling geldt tot en met 31 december van dit jaar. Die regeling zou ik best willen verlengen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Die wil de heer Van den Besselaar wel verlengen?

De heer Van den Besselaar (PVV):

Ja.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dat betekent dus dat hij in dat opzicht meewerkt aan de verdere versoepeling en verruiming van het ontslagrecht. Dat houdt zo'n verlenging immers in.

De heer Van den Besselaar (PVV):

Wat mij betreft is versoepeling zeker niet aan de orde. Deze maatregel geldt nu ook al en was tijdelijk. Enerzijds vraagt mevrouw Hamer om crisismaatregelen, anderzijds worden mensen door de crisis getroffen. Als de crisismaatregelen worden toegepast, zegt mevrouw Hamer: ja, maar daarmee haalt u alles onderuit.

De heer De Jong (PVV):

Voorzitter. Vandaag bespreken wij de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dit is een belangrijke begroting. Dit zeg ik niet alleen omdat ik woordvoerder ben op dit gebied.

Voortvloeiende uit de bezuinigingen en uit de wijzigingen van beleid door het aantreden van deze coalitie met gedoogpartner PVV vinden er op dit moment een hoop veranderingen plaats op dit terrein. Er worden maatregelen genomen die iedereen raken en pijnlijk kunnen zijn. Ze zijn bovenal bedoeld om iedereen die kan werken, aan het werk te krijgen, voor het behoud van de met moeite opgebouwde verzorgingsstaat.

De bescherming van de Nederlandse verzorgingsstaat is een belangrijk punt voor de PVV. Wij zien de verzorgingsstaat als een bron van trots, maar hij is tevens verworden tot een magneet voor slecht opgeleide immigranten. Als we de cijfers erbij pakken, zien we dat 50% van het geld dat in de bijstand wordt gebruikt, wordt gebruikt door niet-westerse allochtonen. Om de verzorgingsstaat te beschermen en om de toekomst veilig te stellen, moeten er maatregelen genomen worden en moet misbruik keihard worden aangepakt.

Wij zijn geen antibijstandspartij. Wij willen de bijstand juist beschermen, zodat mensen die echt niet anders kunnen ook in de toekomst gebruik kunnen blijven maken van dit laatste vangnet. Graag willen we daarom een aantal voorstellen introduceren. Om het sociaal stelsel houdbaar te houden voor de toekomst, moeten mensen die kunnen werken, gaan werken. Te vaak melden jonge mensen, met name niet-westerse allochtonen, dat zij niet willen werken. Een recent voorbeeld hiervan zijn de massale werkweigeringen door met name allochtone jongeren in Rotterdam om in de haven te gaan werken. Daarom stellen wij voor om binnen de huidige mogelijkheden een sociale inspectie in het leven te roepen die actief langs koffiehuizen, buurthuizen en hangplekken gaat om jongeren actief te benaderen en om ze aan het werk te krijgen in bijvoorbeeld de kassen en de havens. Wij noemen dit de koffiehuisinspectie. Deze sociale inspectie dient te beschikken over een actueel overzicht van vacatures en kan jongeren direct nadat zij zijn benaderd met de potentiële werkgever in contact brengen. Als deze jongeren aan het werk zouden kunnen komen maar dit weigeren en een uitkering hebben, volgt de sanctie van het direct intrekken van de uitkering. Ik vraag de staatssecretaris om een reactie op dit punt.

De bijstand is het uiterste vangnet van de sociale zekerheid. Dit vangnet wordt gefinancierd uit de algemene middelen. Fraude moet daarom keihard worden aangepakt. Alleen dan kan het noodzakelijke draagvlak onder het socialezekerheidsstelsel standhouden. Het is dan ook goed dat dit jaar een PVV- en VVD-motie is aangenomen waarin de regering wordt verzocht om in het geval van bijstandsfraude het fraudebedrag plus boete tot de laatste cent terug te vorderen, inclusief wettelijke rente. Ook is er een motie van PVV en VVD aangenomen waarin verzocht wordt om te allen tijde beslag te laten leggen op bezittingen van de bijstandsfraudeur, in binnen- en buitenland, om alle kosten die deze operatie met zich meebrengt te verhalen op de bijstandsfraudeur en om, indien nodig, verdragen die de controle en beslaglegging belemmeren, te herzien.

In het verlengde van deze motie heeft de staatssecretaris de PVV toegezegd om te komen met een bijstandsfrauderegister. Fraudeurs worden daarin opgenomen. Dit kunnen we best zien als een PVV-succesje. Dit hebben wij namelijk gevraagd in de afgelopen jaren. De staatssecretaris gaat ermee aan de slag. Dat is fantastisch. Helaas heeft de staatssecretaris tijdens een van de AO's aangegeven dat hij nog niet bereid is om bij het registreren van fraude ook de herkomst van de fraudeur op te nemen. Dat is heel vreemd, aangezien dit wel gebeurt bij bijvoorbeeld het in kaart brengen van werkloosheid of het gebruik van allerlei uitkeringen en toeslagen. Wij zijn van mening dat het adagium "meten is weten" ook bij fraudebestrijding opgaat. Om fraude echt goed aan te pakken, is deze informatie nodig. Ik overweeg daarom een motie in te dienen die ertoe moet leiden dat ook bij bijstandsfraude de afkomst van de fraudeur wordt geregistreerd.

Geweld tegen ambtenaren is eenieder in de Kamer een doorn in het oog. Over de aanpak van geweld tegen ambtenaren en over het aanpakken van de geweldplegers zijn de meningen verdeeld. In Amsterdam denken ze de oplossing gevonden te hebben door het openen van speciale "hufterloketten". Wij hekelen deze speciaal voor de agressieve cliënt van de Dienst Werk en Inkomen geopende loketten. Zij rekenen namelijk niet af met agressie, maar faciliteren de geweldplegers. Anders dan de PvdA, die wenst dat mensen die agressief zijn tegen ambtenaren pas na drie incidenten worden gekort op hun uitkering, kiest de PVV voor een echte aanpak. Wij buigen niet voor agressie en willen dan ook dat de uitkering van mensen die agressief zijn, bedreigingen uiten en geweld gebruiken tegen ambtenaren al bij het allereerste incident linea recta worden gekort met 100% van de maximale duur. Graag een reactie hierop van de minister. Ik houd hiervoor een motie achter de hand.

Mijn laatste punt betreft het UWV. Het UWV begeleidt mensen die in het kader van re-integratie aan de slag willen bij een werkgever of die een eigen bedrijf willen beginnen. Echter, bij het plaatsen in een bepaalde branche wordt op dit moment geen rekening gehouden met vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Daardoor kan verdrukking ontstaan, waardoor huidige werknemers en bedrijven het lastig hebben. Zo kan het gebeuren dat bijvoorbeeld de rijscholenbranche, die de afgelopen jaren een achteruitgang van 10% in het aantal afgenomen examens waarneemt, een overload aan concurrenten erbij krijgt doordat het UWV geen rekening houdt met vraag en aanbod. Dit brengt sectoren in de problemen. In tijden van economische crisis is dit zeer onwenselijk. Er is genoeg werk in bijvoorbeeld de Rotterdamse haven, waar het UWV deze mensen duurzaam zou kunnen plaatsen. Om trajecten voor werkzoekenden meer slagingskans te laten hebben en ook verdringing op de arbeidsmarkt tegen te gaan, willen wij dat het UWV bij re-integratie kijkt naar vraag en aanbod op de sectorale arbeidsmarkt. Ik krijg graag een reactie van het kabinet.

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik zou bijna tegen de heer De Jong willen zeggen: het speelkwartier is over, get real. We zitten in een crisis. Ik heb de heer De Jong er nog met geen woord over horen reppen. Hij heeft het voortdurend over alles wat er mis is met al die mensen die in de bijstand zitten en die allemaal fraude zouden plegen en zegt dat de sociale zekerheid een belangrijk punt is voor de PVV. Vanochtend heeft het CPB geconcludeerd dat we met 0,4% over de signaalwaarde gaan. Waar gaat de PVV straks op bezuinigen als het gaat om de sociale zekerheid? Gaat zij kiezen voor het bevriezen van de uitkeringen? Wordt er ontkoppeld? Wordt de WW-duur verkort? Gaat zij de AOW-leeftijd sneller verhogen? Wat is de keuze van de PVV?

De heer De Jong (PVV):

Het kan geen verrassing zijn dat we op geen enkele zaak vooruitlopen op dit punt. Ook tijdens het SCP-debat hebben we dat naar voren gebracht. Wij wachten de loonstrookjes van januari af. Wij bekijken de koopkrachtontwikkelingen in augustus. Wij zien ook wel dat er iets moet gebeuren, maar ik ga natuurlijk niet onderhandelen met de heer Klaver, aangezien hij van de partij GroenLinks is. Ik ga met de partners VVD en CDA bekijken hoe we de boel kunnen oplossen. Ik loop daarbij helemaal nergens op vooruit.

De heer Klaver (GroenLinks):

Voor een woordvoerder van een partij die altijd zo de gevestigde orde bekritiseert, klinkt de heer De Jong al aardig regentesk. Mijn complimenten. Laat ik de vraag anders formuleren, want de heer De Jong gaat niet met mij in gesprek over de bezuinigingen die moeten komen. Die worden hard en pijnlijk. Ik ben benieuwd met welke sociale oplossingen de PVV komt. Het CPB heeft ook becijferd dat er in 2012 90.000 werklozen bij komen. Wat zijn de ideeën van de PVV om ervoor te zorgen dat deze mensen niet langdurig aan de kant komen te staan, dat we in ze kunnen blijven investeren en dat we ook wat doen aan de vraagzijde van de arbeidsmarkt? Wat zijn de concrete voorstellen van de PVV?

De heer De Jong (PVV):

Er is natuurlijk een aantal zaken afgesproken in het regeer- en gedoogakkoord om mensen die nu aan de kant staan, te begeleiden naar regulier werk. Zo gaan we mensen die nu al een heel lange tijd geen kans krijgen op de reguliere arbeidsmarkt, met loondispensatie bij reguliere werkgevers aan de slag krijgen. Daar is veel voor nodig, waaronder inzet van de werkgevers. Dit kabinet heeft herhaaldelijk gezegd dat het een signaal afgeeft aan werkgevers om die tool van re-integratie op te pakken. Dat is één punt. Voor de rest heeft de heer Klaver het regeer- en gedoogakkoord ook gelezen. Er staan genoeg punten in waarvan wij vinden dat ze mensen aan de slag helpen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dat is de solidariteit van de PVV met mensen met een arbeidsbeperking. Zij mogen onder het minimumloon aan de slag.

Maar ik heb een andere vraag. De heer De Jong wil koffiehuizen langs en inspecteren, maar hoeveel "koffiecops" zijn er dan nodig en waar moeten zij van betaald worden? Er wordt namelijk ook gigantisch bezuinigd op de Arbeidsinspectie.

De heer De Jong (PVV):

Wij zijn van een partij die geen ongedekte plannetjes indient, zoals andere partijen hier wel zo nu en dan doen. Wij zeggen: binnen de huidige mogelijkheden. Zoals mevrouw Karabulut weet, hebben we op dit moment een Inspectie SZW en zijn er ook op lokaal niveau inspecties die kunnen worden ingezet bij de bijstand. Wij vragen om meer samenwerking en meer prioriteit binnen de huidige mogelijkheden.

Mevrouw Karabulut (SP):

Met de caviapolitie had de PVV het geregeld. Daar waren ook middelen voor gereserveerd. Maar bij die "koffiecops" mis ik dat plan, terwijl er gigantisch wordt bezuinigd op de Arbeidsinspectie. Bovendien vraag ik mij af: hoe wil je dit dan gaan uitvoeren? Moet iedereen zich dan gaan legitimeren? Maar ik begrijp dat de heer De Jong daar nog niet over heeft nagedacht.

De heer De Jong (PVV):

Mevrouw Karabulut kan een hoop begrijpen, maar zij begrijpt wellicht niet dat bijvoorbeeld de groep niet-westerse allochtonen die we aan de slag willen helpen, drie keer vaker werkloos is en zes keer vaker in de bijstand zit. Dat probleem willen we aanpakken. We kunnen dan twee dingen doen. We kunnen onze kop in het zand steken en niets doen, zoals de SP-fractie, of we gaan met dit kabinet aan de slag om te proberen zo veel mogelijk mensen aan de slag te helpen. Wij vragen aan dit kabinet om prioriteiten te stellen, ook bij het aan de slag krijgen van deze mensen. Dat zou kunnen met de koffiehuizeninspectie.

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. Dit kabinet lijkt het kabinet van een beperkte Amerikaanse droom: alle succes is eigen verdienste en alle falen is eigen schuld. Maar deze zo versimpelde Amerikaanse droom is gebaseerd op een zo veel mooiere droom: de Nederlandse droom. Thomas Jefferson greep bij het opstellen van de Declaration of Independence in 1776 terug op onze eigen onafhankelijkheidsverklaring, de Acte van Verlatinghe, uit 1581. Dat is de Nederlandse droom. Die droom wordt verkwanseld door dit kabinet, doordat het zich blindstaart op een Angelsaksische cultuur, waardoor het zijn eigen geschiedenis, de eigen Nederlandse waarden, zoals godsdienstvrijheid, vrijheid van meningsuiting, gastvrijheid en bovenal sociale vrijheid, vergeet.

Dit kabinet ziet de traditie van politici als Thatcher en Reagan als de toekomst, met de analyse: als er te veel mensen in een uitkering zitten en niet werken, dan komt dat doordat de sociale zekerheid mensen verwent, doordat de uitkeringen te hoog zijn. Het kabinet komt met simplistische oplossingen zoals het verlagen van de uitkering en het verhogen van de eisen om in aanmerking te komen voor de bijstand, in plaats van mensen aan het werk te helpen en ze te laten meedoen in de samenleving. Bezuinigingen op dienstverlening om mensen aan het werk te helpen, passen helemaal in dit straatje, maar ze zijn weinig intelligent en bovenal kortzichtig. Dit kortetermijndenken wordt treffend geïllustreerd in het verslag met het antwoord op vraag 266 over de participatie-effecten van de WWB-maatregelen. Daarin wordt alleen gesproken over met hoeveel uitkeringsjaren het gebruik van de bijstand afneemt en hoeveel miljoenen bespaard worden. Maar er komt geen antwoord op de vraag hoeveel mensen er meer aan het werk gaan door de WWB-maatregelen. Dit kabinet voert niet de nodige hervormingen door om mensen daadwerkelijk aan het werk te helpen en te houden. Het komt echter met detaillistische en holle-statement-wetgeving. Het vingertje in plaats van de uitgestoken hand.

In het verlengde daarvan: wat zijn nu precies de participatie-effecten van de huishoudtoets? Hoeveel mensen denkt het kabinet hiermee meer aan het werk te krijgen? Als we niet oppassen, wordt de Wet werken naar vermogen een cosmetische samenvoeging waarmee mensen een enkeltje "Rutte-uitkering" wordt aangeboden in plaats van een retourtje arbeidsmarkt. Het oude bestand WSW en de Wajongers worden ook in een nieuwe regeling in aparte hokjes gezet, waardoor ze worden belemmerd in kansen en mogelijkheden op participatie. Een van mijn bezwaren tegen de Wet werken naar vermogen is altijd geweest dat er niet voldoende budget is om iedereen te helpen en dat het budget ook oneerlijk verdeeld wordt onder de doelgroepen. In plaats van een echte samenvoeging van regelingen, zodat er één handreikende regeling komt waarin mensen centraal worden gesteld en een opstapje wordt geboden naar de arbeidsmarkt, komt er een rommeling van regelingen, waar gemeenten straks niet mee uit de voeten kunnen. In dat perspectief was GroenLinks ook voorstander van de pilot loondispensatie, maar de resultaten daarvan zijn tot nu toe teleurstellend. Het meest teleurstellend was echter de brief van de staatssecretaris van 30 november. De doelstellingen van de pilot moeten gewoon gestand worden gedaan. Er moet een vergelijking komen tussen loondispensatie en loonkostensubsidie. Daarnaast moet ook worden gekeken naar de effectiviteit van detacheringsconstructies.

De armoede in Nederland stijgt. Ruim 8% van de Nederlanders die werken, leeft onder de armoedegrens. Te veel mensen zijn werkend arm doordat ze op basis van stukloon werken en verschillende kleine baantjes moeten combineren. Hoe voorkom je Amerikaanse toestanden waarin iemand drie baantjes moet combineren, daardoor zestien uur op een dag werkt en van huis is, niet meer voor zijn of haar kinderen kan zorgen en in een sociaal isolement komt? Mijn antwoord zou zijn: sociaal hervormen. Maak een level playing field voor insiders en outsiders.

In plaats van actie te ondernemen kijken de minister en de staatssecretaris toe hoe de arbeidsmarkt verder vastloopt en wijzen zij met het vingertje naar de markt en de sociale partners: zij moeten het zelf maar oplossen. Dat is geen visie op de toekomst van de arbeidsmarkt maar een blik in het verleden. Afwachten tot de krapte op de arbeidsmarkt inzet, is kapitaalvernietiging en breekt de arbeidsmarkt verder af. De tijd om te handelen is juist nu, met visie voor de toekomst.

Uit de waarschuwingen van het CPB kunnen wij opmaken dat er nu een banencrisis aankomt. De financiële crisis van het papieren kapitaal dreigt onze echte economie te raken. Een banencrisis is een crisis van het menselijke kapitaal, die direct gaat ingrijpen op ons dagelijkse leven. De banencrisis die voor ons ligt, is tweeledig. Aan de ene kant neemt het aantal werklozen toe, in 2012 al met 90.000 personen. Aan de andere kant speelt het probleem van de grote, oplopende tekorten in verschillende sectoren door de vergrijzing. Dat is het probleem op de middellange termijn. Wij moeten nu zorgen voor mobiliteit, zodat mensen die dreigen ontslag te krijgen of al thuis zitten, worden bemiddeld of gedetacheerd bij werkgevers in tekortsectoren die staan te springen om werknemers. Hoe? Scholing, scholing en het voeren van goed loopbaanbeleid, als het even kan sectoroverstijgend. Dat is niet iedereen zonder visie opleiden tot hbo-niveau of universitair niveau. Het gaat erom dat mensen hun eigen talenten en mogelijkheden kunnen ontwikkelen. Onze arbeidsmarkt heeft behoefte aan zowel mensen die met hun handen werken, als mensen die met hun hoofd werken. Daarom presenteer ik bij dezen mijn vijfpuntenplan: GroenLinks werkt wél. Ik wil dit graag aan de staatssecretaris en de minister aanbieden.

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

De heer Klaver (GroenLinks):

Ik presenteer een vijfpuntenplan waar het volgende in staat. 1. Zorg ervoor dat mensen langer in een flexibel contract door kunnen werken, maar koppel daar scholing aan. Geef mensen perspectief. 2. Ik ben heel erg benieuwd naar de evaluatie van de deeltijd-WW. Ik heb gehoord dat die al klaar ligt op het ministerie, maar dat de verzending op zich laat wachten. Maar als je kiest voor deeltijd-WW, kijk dan voornamelijk naar de mogelijkheden van detachering. 3. Investeer in nieuwe technologie, want nieuwe technologie is werk. In de beantwoording van vraag 52 lees ik dat er geen banengroei wordt geconstateerd in de duurzame-energiemarkt. Dat is een gemiste kans. In Duitsland lukt dat wel. Meer dan 100.000 banen worden daar in de duurzame-energiesector gecreëerd. 4. Investeer in scholing en loopbaanbeleid, juist voor mensen in de flexibele schil. 5. Langer doorleren. Zorg ervoor dat jongeren die nu op school zitten, er straks niet van afkomen en niet in een baan terechtkomen, maar maak het mogelijk dat ze langer door kunnen leren op school. Daarom zullen de langstudeerdersmaatregel en het betalen voor de tweede master ook echt onder de loep moeten worden genomen. Die ontnemen immers kansen.

Door de tegenvallende economische groei moet het kabinet circa 8 mld. extra bezuinigen. Ik roep het kabinet op om het pensioenakkoord open te breken en de pensioenen eerlijker te maken voor jong en oud, arm en rijk. Daarom moet de pensioenleeftijd nog deze kabinetsperiode omhoog. Ouderen moeten versneld gaan meebetalen aan de kosten van de vergrijzing. Ouderen met lage inkomens moeten hiervoor worden gecompenseerd. Ook mogen pensioenfondsen zich niet rijk gaan rekenen met verwachte rendementen.

De standaardwerknemer die voor het leven in vaste dienst is, is passé. De arbeidsmarkt anno 2011 ziet er volstrekt anders uit. Flex, uitzend, deeltijd, hybride ondernemers, zzp'er of hoe je ook je arbeid wilt vormgeven: de standaardwerknemer bestaat niet meer. Weg met de insider- en outsiderdiscussie. We moeten toe naar een inclusieve en sterke arbeidsmarkt waar plaats is voor alle werkenden, ook voor zelfstandigen. Anders dan de PvdA denkt – die heeft iedereen het liefst terug in loondienst – moeten zij wat mij betreft de ruimte krijgen om vrij te kunnen ondernemen. Onze wet- en regelgeving is gericht op insiders, terwijl de arbeidsmarkt behoefte heeft aan flex en daardoor groeit de markt van de outsiders. Oude zekerheden bieden geen zekerheid meer. We zullen nieuwe moeten creëren. Naast de behoefte van werkgevers aan flex is er bij werkenden misschien wel meer dan ooit grote behoefte aan zekerheid. Is de minister bereid om te werken aan een eenduidige definiëring van het begrip "werkende" in de socialezekerheidswetgeving?

In Nederland staan er te veel mensen aan de kant. Op je 45ste ben je te oud voor de arbeidsmarkt. Als je niet voldoende bent opgeleid, word je veroordeeld tot werkende arme. Heb je een vlekje? Dan wil geen werkgever je hebben, zo lijkt het soms. Dat zijn de outsiders van onze arbeidsmarkt en die moeten we weer binnenboord trekken. Het is echter de vraag – en die stel ik aan het kabinet en aan de coalitiepartijen – of dat ligt aan de verzorgingsstaat. Als dat het geval zou zijn, zou het in Amerika waar de verzorgingsstaat zo goed als afgeschaft is, stukken beter moeten gaan. Dat is echter niet het geval. 15% van de Amerikanen is werkloos. Ruim 46 miljoen Amerikanen leven in armoede. Juist door naar the land of the free te kijken, zie je dat de vrije markt de samenleving heeft verbrijzeld en gezinnen tot consumerende individuen heeft gemaakt die niets meer met elkaar te schaften hebben.

De Nederlandse droom onderscheidt zich van de Amerikaanse doordat niet alles eigen verdienste is noch eigen schuld. Een goed voorbeeld daarvan is een van mijn beste vrienden van de middelbare school, een jongen met wie ik in dezelfde klas heb gezeten en in hetzelfde voetbalteam. Hij was de jongen die op school de hoogste cijfers haalde, maar nu zit hij in de Wajong. Hij heeft een zware psychiatrische aandoening. Hij doet zijn best om op zichzelf te wonen en om een paar uur in de week bij een supermarkt te werken. In de Amerikaanse droom is hij een loser. In de Nederlandse droom, in mijn droom, is hij een winnaar. Hij doet alles wat in zijn vermogen ligt om mee te kunnen doen in deze samenleving. Hij neemt verantwoordelijkheid. Al werkt hij maar één uur in die supermarkt, dan maakt hem dat minstens tot een zo grote held als de young professional op de Zuidas met een BlackBerry aan zijn oor en een Audi onder zijn kont. Want wat is het verschil tussen hem en mij? Wat is het verschil tussen hem en de leden van deze Kamer? Een kleine genetische afwijking met grote gevolgen. Hoe kunnen de minister en de staatssecretaris nu voor het feit dat iemand niet werkt als verklaring geven dat de uitkeringen te hoog zijn? Waarop baseren zij dat? Welk pessimistisch mensbeeld gaat daarachter schuil? Wat voor slecht begrip van markten en hun werking gaat daarvan uit? Als deze liberale bewindspersonen Adam Smith goed hadden bestudeerd, hadden zij beseft dat de vrije markt wel precies de prijs weet voor het werk van mijn vriend, maar niets weet van zijn waarde voor de samenleving. Het is tijd om de Nederlandse droom die ons langzaamaan wordt afgepakt, te heroveren.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter. De financiële crisis in Europa blijft woekeren en de sporen worden zichtbaar in Nederland. De economische groei is omgeslagen in krimp en de werkloosheid loopt gestaag op. Het zijn onzekere tijden en niets in het leven lijkt meer zeker. Dat vraagt om een verandering in mentaliteit. Dat blijkt ook als we berichten horen dat heilige huisjes omver moeten. Maatregelen zijn noodzakelijk. Het is echter ook goed om te bekijken op welke manier wij ons gedrag moeten aanpassen in een onzekere wereld.

De ChristenUnie wil werken aan een gezonde samenleving. Solidariteit is het uitgangspunt, maar die moet samengaan met het nemen van ieders eigen verantwoordelijkheid. Dat geldt ook voor het aangaan van schulden en het verstrekken van kredieten of uitstel van betaling. Zolang de schulden afgelost kunnen worden en de afbetalingsverplichtingen kunnen worden nagekomen, is er niets aan de hand.

Echter blijkt meer en meer dat mensen in de problemen komen, wat vaak ook te maken heeft met een inkomensval. Het aantal mensen dat een beroep doet op de publieke schuldhulpverlening groeit. Het wordt volgens mijn fractie tijd om mensen meer bewust te maken over het aangaan van afbetalingsverplichtingen en om kredietverstrekkers meer verantwoordelijk te maken voor de manier waarop zij kredieten verstrekken. Er dient toegewerkt te worden naar een schuldhulpsystematiek waarin preventie, vroege signalering en het bevorderen van financieel bewustzijn sleutelwoorden zijn. Alleen op deze manier kan de verantwoordelijkheid voor het aangaan van schulden en het verstrekken van kredieten neergelegd worden waar het in principe thuishoort, namelijk bij de schuldeiser en de schuldenaar. Mijn fractie doet daarom enkele voorstellen om dat te bewerkstelligen.

Stimuleer de opzet van een vroeg signaleringssysteem door marktpartijen en ondersteun indien nodig. Voer overleg met marktpartijen over de mogelijkheid om zelf tijdig klanten te ondersteunen als mogelijk een financiële probleemsituatie ontstaat. Situaties van mogelijke inkomensval in de toekomst dienen door de kredietverstrekker bij de kredietwaardigheidstoets te worden betrokken. Bedrijven die toch risico's nemen, moeten dan ook hun verlies nemen als mensen hun schuld niet meer kunnen terugbetalen. Ze gaan meebetalen aan de schuldhulpverlening van de betrokken klant. Een groot deel van de schuld wordt dan ook kwijtgescholden. Consumenten die bewust grote risico's hebben genomen en/of gelogen hebben over hun situatie moeten gedurende een langere periode hun schulden kunnen afbetalen. De publieke schuldhulpverlening zal zich meer moeten gaan richten op mensen die door tegenslagen of een krapper wordende beurs in de problemen zijn gekomen terwijl zij altijd zorgvuldig zijn omgegaan met het aangaan van afbetalingsverplichtingen. Ook geldt dit natuurlijk voor mensen die buiten hun schuld om in de problemen zijn gekomen. Op een van mijn werkbezoeken ben ik bij een voedselbank een vrouw tegengekomen die € 40.000 schuld had, omdat de man met wie zij getrouwd was met de noorderzon was vertrokken en schulden had gemaakt zonder dat zij het wist. Zij liep daarom bij de voedselbank. Voor dit soort mensen moet er een vangnet blijven. De zorgplicht van de gemeente beperkt zich dan ook tot de mensen die een vangnet van de overheid nodig hebben. Andere mensen met schulden moeten terecht kunnen bij particuliere schuldhulpverleners. Wij moeten daarom af van het wettelijk verbod daarop. Ik vraag de minister wanneer de AMvB komt die dit gaat regelen. Wanneer is deze nu eens af? Graag een reactie op deze voorstellen.

Voor de inzet op preventie en het beperken van kosten stellen we het volgende voor. Huisuitzettingen kosten veel geld terwijl andere oplossingen goedkoper zijn. Ik roep de staatssecretaris op om afspraken te maken met woningcorporaties en particuliere verhuurbedrijven om te komen met pilots ter voorkoming van gedwongen huisuitzettingen bij huurschulden. Is de staatssecretaris bereid, eventuele experimenten te faciliteren? Organiseer voorlichting over schulden bij gebeurtenissen die tot een groot risico op schulden leiden, zoals een scheiding, overlijden of verlies van werk. De informatievoorziening moet verbeterd worden.

De informatie over de kinderbijslag bij het uit huis plaatsen van kinderen moet beter. Het komt vaak voor dat de kinderbijslag gestopt wordt, met alle financiële gevolgen van dien. Wil het kabinet deze informatie aan de betrokken ouders verbeteren?

De spaarzin moet weer gestimuleerd worden. Herintroduceer het zilvervlootsparen voor jongeren, maar nu in een vorm waarbij publiek en privaat zijn gecombineerd. Wil de staatssecretaris dit oppakken? Ik ben in ieder geval best tevreden over het feit dat mevrouw Sterk heeft aangekondigd dat zij komt met een initiatiefwetsvoorstel hierover.

Er moet slimmer worden omgegaan met de inzet van personeel in het kader van schuldhulpverlening. Vrijwilligers zijn een waardevolle aanvulling op het werk van professionals. Ik vraag het kabinet om daarover in gesprek te gaan met gemeenten.

De financiële ondersteuning van vrijwilligersorganisaties heeft waardevolle projecten en eindresultaten opgeleverd. Recent onderzoek naar projecten zoals ShuldHulpMaatje en Thuisadministratie van onder meer Humanitas laat zien dat de inzet van vrijwilligers een forse besparing oplevert voor de overheid. In de praktijk blijkt dat gemeenten de financiële ondersteuning niet overnemen. Wij moeten voorkomen dat de succesvolle inspanningen teniet worden gedaan en de goede resultaten verdwijnen. Ik wil van de staatssecretaris de toezegging dat hij de meest succesvolle projecten nog een jaar langer financieel zal ondersteunen. Mogelijk kan dit met onderbesteding van de 5 mln. die beschikbaar is gesteld voor wat is voortgevloeid uit mijn motie. Ik roep de staatssecretaris op om in te zetten op de hervorming van de schuldhulp. Deze kan efficiënter, effectiever en goedkoper. Graag krijg ik van de staatssecretaris de toezegging dat hij deze mogelijkheden voor verbetering zal onderzoeken en dat hij zelf concrete voorstellen zal doen om de schuldhulpverlening grondig te hervormen.

Voor mensen met een arbeidsbeperking verandert er in de komende jaren veel. Het kabinet gaat ervan uit dat de Wet werken naar vermogen een succes wordt. Bedrijven zullen vanzelf wel mensen met een arbeidsbeperking aannemen, zo is de gedachte. Was het maar zo gemakkelijk! De overheid moet meer doen om werkgevers over de streep te trekken. De ChristenUnie wil dat er extra geld beschikbaar komt opdat mensen niet achter de geraniums belanden. Waarom houdt de staatssecretaris zo star vast aan zijn stelling dat er geld genoeg is? Is de staatssecretaris bereid om zijn reservepotje van 10 mln. al in de eerste jaren in te zetten? Graag krijg ik hierop een reactie.

Overigens zijn er ook gemeenten die door het ministerie worden geconfronteerd met grote terugvorderingen. Gemeenten moeten natuurlijk kunnen verantwoorden waaraan zij het geld hebben uitgegeven. Als gemeenten, zoals Barendrecht, echter kunnen aantonen dat zij het geld hebben besteed aan bijvoorbeeld het creëren van werkplekken in de sociale werkvoorziening, zoals het hoort, waarom vordert de staatssecretaris het geld dan toch terug? Graag krijg ik hierop een reactie.

De verantwoordelijkheid om mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen, ligt natuurlijk ook bij werkgevers en werknemers. In cao's zijn hierover nu wel afspraken te vinden, maar het schiet niet op. De doelstellingen worden veel te vaak niet gehaald. Ik hoor graag of de staatssecretaris met de sociale partners een sociaal akkoord wil afsluiten om eindelijk echt meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen.

Het kabinetsbeleid zet gezinnen ook onder druk. Ik denk aan de bezuinigingen op het kindgebonden budget en de kinderbijslag. Door bezuinigingen in de zorg wordt de behoefte aan mantelzorg groter, terwijl het kabinet de mogelijkheden voor mantelzorg beperkt door de huishoudinkomenstoets en frustreert door stapeling van maatregelen in de zorg. Zo doorkruist het kabinet de onderlinge solidariteit. Een kabinet dat meer verantwoordelijkheden bij de samenleving legt, zou juist alle ruimte moeten geven aan mantelzorg. Is de staatssecretaris bereid om voor de Wet werken naar vermogen toch nog alternatieven voor de huishoudinkomenstoets in overweging te nemen? Ik denk onder andere aan het alternatieve plan van de G-4. Daarnaast lijkt een Wajonger, die nu zijn eigen rechten heeft, onder de huishoudinkomenstoets te gaan vallen als hij gaat werken en dus geld gaat verdienen. Graag hoor ik van de staatssecretaris of dit inderdaad het geval is.

Ook dreigt er een vergeten groep mensen te ontstaan die door de huishoudinkomenstoets geen uitkering krijgen. Voor de gemeenten is er dan geen financieel belang om deze mensen aan het werk te krijgen. Hoe gaat de staatssecretaris voorkomen dat deze groep buiten beeld geraakt? Ik heb het natuurlijk over de nieuwe nuggers. Graag hoor ik of de staatssecretaris bereid is om via bijvoorbeeld modelverordeningen zeker te stellen dat ook zij ondersteuning krijgen. Al met al zijn het grote bezuinigingen die op de mensen met een arbeidsbeperking afkomen. Zal het kabinet deze zwakke groep bij aanvullende bezuinigingen wegens de crisis ontzien, of worden er nog meer bezuinigingen opgestapeld bij dezelfde groep? Graag krijg ik hierop een duidelijk antwoord. Ik roep de minister en de staatssecretaris op om met gemeenten in gesprek te gaan over het behoud van de sociale infrastructuur en van de expertise bij de SW-bedrijven.

Een goede manier om armoede en schulden te voorkomen en te verminderen, is voor genoeg inkomen voor iedereen te zorgen. Het gaat dus om werk. Door de crisis loopt de werkloosheid echter op en de economische vooruitzichten zijn slecht. Steeds meer gezinnen leven in armoede. Er moet worden ingezet op werk voor iedereen die kan werken. Een sterke sociale samenhang en een duurzame economie zijn essentieel voor de toekomst. Dit biedt de beste kans voor mensen en bedrijven om steviger uit de crisis te komen. De ChristenUnie pakt de handschoen op en presenteert het actieplan Werken door de crisis heen. Ik overhandig dit nu graag aan de bewindspersonen.

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer. Ik zal ervoor zorgen dat deze stukken worden overhandigd aan de bewindslieden en worden rondgedeeld.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Voorzitter. Het actieplan stelt diverse maatregelen voor om mensen aan het werk te helpen en te houden, zoals de inzet van extra leerwerktrajecten in de zorg, in het onderwijs en in de veiligheid. Bovendien verwachten wij van zowel werkgevers als werknemers een grotere inspanning om mensen van werk naar werk te begeleiden. Daarnaast kunnen mensen die werk zoeken in buddytrajecten van elkaar leren. Voor de begeleiding kunnen ook vrijwilligers worden ingezet. Graag ontvang ik een reactie van de staatssecretaris en de minister op het actieplan.

Ik wil ook nog even over onze grenzen heen kijken. De minister wil het ILO-verdrag 189 om huiselijke werkers in dienst van particulieren te beschermen, niet ondertekenen. Hij vindt dat de situatie in Nederland al goed is geregeld. Er zijn echter ook andere landen waarin dit helemaal niet het geval is. Wereldwijd zijn 15 miljoen tot 30 miljoen kinderen slachtoffers van kinderarbeid in dienst van huishoudens. Ik roep de minister op, dit verdrag te ondertekenen en zo een voorbeeld te zijn voor deze landen.

Sinds 10-10-10 maken Bonaire, Sint-Eustatius en Saba deel uit van Nederland. Toch is voor de eilanden geen regeling zoals de kinderbijslag ingevoerd. Er moet een einde komen aan deze onrechtvaardige rechtsongelijkheid. Binnen Nederland moeten wij niet in een deel wel een kinderbijslagregeling hebben en in een ander deel helemaal niet. Ik heb een aantal keren de mening van de minister in dezen gevraagd en een notitie hierover uitgebracht. Bovendien hebben wij het in debatten al een paar keer hierover gehad. De minister blijft zeggen dat de eilanden een eigen sociale zekerheid hebben. Ik ben dat met hem eens, alleen gaat het hier over de toegankelijkheid van voorzieningen. Bij de kinderbijslag is het niet zo dat er sprake moet zijn van dezelfde bedragen. Omdat de minister tot nu toe niet positief heeft gereageerd op mijn oproep, kondig ik hierbij aan dat ik samen met GroenLinks zal komen met een initiatiefwetsvoorstel kinderbijslag BES.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Ik dank u dat ik op dit vroege tijdstip de dagafsluiting mag verzorgen. Ik moet helaas mededelen dat wij geen plan hebben. Ik kan de bewindslieden echter zeer ons verkiezingsprogramma aanbevelen. Daar staan alle plannen in; zo oud zijn die nog niet. Ik zou zeggen: neem en lees.

Voorzitter. De afgelopen tijd heeft de SGP bij de behandeling van belastingplannen steeds een groot punt gemaakt van ongelijke behandeling van leefvormen. Wij kunnen het namelijk niet meer uitleggen dat alleenstaanden en alleenverdieners soms duizenden euro's meer belasting moeten betalen dan anderen. Daarom pleiten wij voor een leefvormneutraler belastingstelsel. De reden waarom ik hierover bij de behandeling van de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid begin, is tweeledig. Ten eerste doe ik dit omdat een groot deel van de ongelijkheid wordt veroorzaakt door de verschillende draagkrachtbegrippen die gehanteerd worden bij de toeslagen en bij de inkomstenbelasting. Dat was ook de reden dat wij in de aangenomen motie over een fiscale commissie verzochten om samenhang en eenvoud tussen toeslagen én belastingkorting te creëren. Soms lijkt het er namelijk op dat je volgens de overheid financieel maar beter kunt scheiden. Daardoor kan de te betalen inkomstenbelasting opeens met duizenden euro's dalen. Als klap op de vuurpijl krijg je ook nog eens recht op allerlei toeslagen. Erkent de minister deze kromme effecten? Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Het zal ook niet de bedoeling van de minister zijn, maar ondertussen volgt dit wel uit het stelsel. Dat zeg ik ook tegen mevrouw Koşer Kaya. Ziet de minister mogelijkheden om deze problematiek al op korte termijn aan te pakken?

In tweede plaats begin ik er bij deze begroting ook over omdat op verzoek van deze minister vaak allerlei heffingskortingen worden verhoogd en verlaagd. Dat gebeurt soms om de koopkrachtplaatjes kloppend te maken en soms met als doel de arbeidsparticipatie te verhogen. De SGP vindt het echter principieel onjuist om instrumenten voor arbeidsparticipatie voor koopkrachtdoeleinden te gebruiken en andersom. Door keer op keer verschillende doelen met elkaar te vermengen, is de inkomstenbelasting de tombola geworden die het nu is. Bovendien zijn de welvaartsverliezen van deze maatregelen groot.

Ter illustratie daarvan merk ik het volgende op. Ik heb uitgerekend dat de recente ophoging van de inkomensafhankelijke combinatiekorting met € 230, de overheid, en dus de Nederlandse samenleving, maar liefst € 33.500 subsidie per jaar per extra toetreder tot de arbeidsmarkt kost. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Dat is toch niet meer uit te leggen? Hoe zit het met de effectiviteit en de welvaartsverliezen van maatregelen in het vitaliteitspakket? Kan de minister aangeven hoe hij tegen de geschetste problematiek aankijkt? Wil hij toezeggen dat hij beslissingen in het vervolg op een kosten-batenanalyse baseert?

Het kabinet wil zo veel mogelijk mensen aan het werk helpen. Dat is goed. Tegelijkertijd zijn er echter steeds meer buitenlandse werknemers beschikbaar. Die ontwikkelingen staan op gespannen voet met elkaar. De ambitie om meer mensen uit een uitkering naar regulier werk te brengen, wordt in de wielen gereden door een groeiend aanbod van goedkope werknemers uit Midden- en Oost-Europa. De SGP vindt dit zorgelijk. Wij begrepen natuurlijk dat het met Europese regelgeving te maken heeft, maar moeten wij dan niet in Europees verband bekijken of er beperkingen mogelijk zijn als die noodzakelijk zijn voor een gezonde werking van de nationale arbeidsmarkt? Deelt de minister die inzet en, zo ja, welke mogelijkheden ziet hij daarvoor?

Werkgevers vervullen een sleutelrol bij het bieden van kansen op werk. De SGP vindt het begrijpelijk dat werkgevers reserves hebben bij het in dienst nemen van mensen met een uitkering. Instrumenten als de no-riskpolis zijn dan hard nodig. Momenteel blijven veel mensen helaas in de Ziektewet, omdat de no-riskpolis pas bij toetsing voor de WIA beschikbaar is. Er wordt pas laat werk gemaakt van re-integratie. Veel uitkeringsgerechtigden kunnen eerder aan het werk als de no-riskpolis eerder beschikbaar is. Ziet de minister mogelijkheden om dat proces te versnellen, zodat wij voorkomen dat mensen lang in een uitkeringssituatie blijven zitten?

De SGP is blij dat de minister in zijn reactie op de motie-Dijkgraaf/Van Hijum aangeeft dat ook sectorpremies voor premiekorting in aanmerking komen. Ondertussen variëren de premies in verschillende sectoren sterk, waardoor het in bepaalde sectoren nauwelijks verbetering voor kleine werkgevers oplevert. Kleine werkgevers kunnen de premiekorting dan voor een groot deel nog steeds niet verzilveren. Veel mogelijkheden om arbeidsgehandicapten aan het werk te helpen, gaan daardoor verloren. De staatssecretaris zal beamen dat juist kleine werkgevers vaak gemotiveerd zijn om dergelijke mensen aan een baan te helpen. Wij zoeken daarom naar een verdere verbreding van de premiekorting. Voor het beschikbaar stellen van een leerwerk- of stageplek mag een werkgever afdrachtsvermindering van loonheffingen toepassen. Daartoe dient de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen. Kan dat systeem ook niet voor het in dienst nemen van een arbeidsgehandicapte worden ingevoerd?

Ik kom op het wetsvoorstel voor de Wet werken naar vermogen. De voorstellen van het kabinet in dit wetsvoorstel vragen veel van gemeenten en SW-bedrijven. Wij plaatsen ook vraagtekens bij de financiële perspectieven. Voor de herstructurering van de SW-sector is een fonds van 400 mln. beschikbaar. Juist in de eerste jaren moet veel werk worden verzet en moeten stevige investeringen worden gedaan. Het is dus ook logisch om daartoe vroegtijdig een inzet te plegen. Voor 2012 staat echter slechts 10 mln. ingeboekt. Dat is wat ons betreft een te magere investering in het herstructureringsproces. Wij vinden het belangrijk dat juist meer geld aan het begin beschikbaar is. Is het bijvoorbeeld mogelijk om een deel van het geld ergens tussen 2013 en 2018 te verschuiven naar 2012? Waarom kiest de staatssecretaris ervoor om met zo'n bescheiden bedrag aan de gang te gaan, terwijl we heel veel van die sector vragen?

De bezuinigingen op de WSW pakken nogal verschillend uit in de diverse regio's in Nederland. Gebieden als Oost-Groningen en Limburg hebben te maken met hogere aantallen WSW'ers, terwijl dit vaak economisch zwakke regio's zijn. De effecten van de bezuinigingen op de subsidie per arbeidseenheid zijn hier veel negatiever dan bijvoorbeeld in grote steden. Onderkent de staatssecretaris dit probleem en op welke manier wordt in de samenwerking met gemeenten gezocht naar een rechtvaardige verdeling? Zou hierbij ook een rol kunnen spelen dat gemeenten bij het nieuwe verdeelmodel van de Wet werken naar vermogen betrokken worden? Dit stond natuurlijk in het bestuurakkoord – dat deel is echter niet getekend – maar ik neem aan dat de staatssecretaris wel bereid is om gemeenten bij dat nieuwe verdeelmodel te betrekken.

Voor het jaar 2012 wordt ondertussen geen loon- en prijsindexatie uitgekeerd, als ik het goed begrepen heb. In de begroting is hierover echter geen toelichting te vinden en volgens mij is de maatregel ook niet aangekondigd. Kan de staatssecretaris hierover opheldering bieden? De SGP ontvangt graag een toelichting waarom dit bovenop de aangekondigde bezuinigingen een redelijke maatregel zou zijn.

Tot slot. De SGP dankt de minister voor zijn brief over de vermogenstoets. De aanleiding voor onze vraag was de uitzondering van de kinderopvangtoeslag bij de uitbreiding van het aantal vermogenstoetsen. Wij zouden graag consistentie zien in het beleid rondom die vermogenstoetsen. Het is daarom merkwaardig dat juist de kinderopvangtoeslag niet in de brief aan bod komt. Dat is jammer. De SGP begrijpt dat deze toeslag een bijzonder doel dient, namelijk arbeidsparticipatie, maar dat kan geen reden zijn om deze toeslag helemaal van de vermogenstoets uit te zonderen. Als we dat bij andere regelingen doen vanwege bezuinigingen, waarom dan niet bij deze? De SGP vindt een toeslag voor topvermogens niet te verdedigen. Gaat de minister hier een grens trekken?

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer. De beantwoording door de bewindspersonen zal morgenmiddag zijn.

Sluiting 21.48 uur.

Naar boven