2 Kinderopvang

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 23 november 2011 over de kinderopvang.

De voorzitter:

Ik heet de minister welkom en geef het woord aan de eerste spreker.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. De GroenLinks-fractie is tegen bezuinigingen op de kinderopvang. Er is veel aan de hand in de kinderopvang en daarom wij dienen een aantal moties in. Om de ouderparticipatiecrèches en het voortbestaan daarvan te waarborgen, zal de heer Van Hijum namens mij een motie indienen. Ik vind het belangrijke initiatieven en voor mij is het zeker geen taboe dat kinderopvangtoeslag voor dit initiatief mogelijk blijft. Samen met mevrouw Hamer dien ik twee moties in. Ik begin met het indienen van mijn eigen motie, anders vrees ik dat u heel streng gaat worden. Mijn eerste motie gaat over zzp'ers.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de motie-Braakhuis (33003, nr. 17) die verzoekt om een onderzoek naar het afschaffen van het urencriterium, is aangenomen;

overwegende dat de koppeling van het aantal gewerkte uren voor zelfstandigen zonder personeel veel administratieve lasten oplevert en dat ook onduidelijk is wat voor een zelfstandige zonder personeel tot een gewerkt uur gerekend kan worden, waarbij te denken valt aan acquisitie, opleiding en productontwikkeling;

constaterende dat het aantal uren waarvoor kinderopvangtoeslag kan worden aangevraagd is gemaximeerd;

verzoekt de regering, bij het onderzoek naar het afschaffen van het urencriterium ook de aanvraag van kinderopvangtoeslag te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent, Van Hijum en Hamer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 149 (31322).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Mijn volgende motie gaat over arbeidsparticipatie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet van mening is dat de effecten van de bezuinigingen op de kinderopvangtoeslag op de arbeidsparticipatie gering zullen zijn, namelijk -0,1%;

constaterende dat veel andere onderzoeken uitkomen op aanzienlijk grotere arbeidsparticipatie-effecten;

constaterende dat het kabinet heeft toegezegd aanvullend onderzoek te doen naar de effecten op de arbeidsparticipatie, met name voor huishoudens met een lager inkomen;

verzoekt de regering, voor 1 mei 2012 te komen met een onderzoek naar de daadwerkelijke effecten van de maatregelen op de arbeidsparticipatie van ouders;

verzoekt de regering voorts, de uitkomsten van dat onderzoek van doorslaggevend belang te laten zijn voor (eventuele) maatregelen in 2013,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent, Dijkstra en Hamer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 150 (31322).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij de start van de Wet kinderopvang is afgesproken dat de kosten van de kinderopvang gelijk verdeeld zouden worden over ouders, werkgevers en overheid, dus ieder een derde deel;

constaterende dat veel ouders meer betalen dan het maximumuurtarief waar het kabinet mee rekent;

verzoekt de regering, inzichtelijk te maken hoeveel procent van de ouders meer betaalt dan het maximumuurtarief, hoeveel deze ouders gemiddeld betalen en of en, zo ja, welke extra voorzieningen daar tegenoverstaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent, Kooiman en Hamer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 151 (31322).

De voorzitter:

U bent door uw tijd heen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik heb nog twee heel korte moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat ouders voor de zoveelste keer op rij worden geconfronteerd met nieuwe bezuinigingen op de kinderopvangtoeslag;

overwegende dat goede en toegankelijke opvang van hun kinderen noodzaak is voor ouders om te kunnen participeren op de arbeidsmarkt;

verzoekt de regering, de kinderopvang van een eventuele volgende bezuinigingsronde uit te sluiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent, Kooiman en Hamer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 152 (31322).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik dien mijn laatste korte motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de kinderopvang maatschappelijk voordeel oplevert omdat het goed kan zijn voor de ontwikkeling van jonge kinderen en omdat ouders die kunnen gaan werken, belasting betalen;

verzoekt de regering, de baten van kinderopvang in kaart te brengen en af te zetten tegen de kosten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent, Kooiman en Hamer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 153 (31322).

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik dank u voor uw geduld.

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Volgend jaar wordt er fors gekort op de kinderopvang. Veel moeders en vaders zullen straks gedwongen zijn thuis te blijven omdat zij de kinderopvang niet kunnen betalen. Keer op keer heeft de SP voorstellen gedaan, bijvoorbeeld het inkomensafhankelijk maken van de kinderbijslag. Steevast worden deze voorstellen weggestemd door partijen als het CDA, terwijl deze partij wel pretendeert een gezinspartij te zijn maar helaas anders kiest, of door de VVD die vijf jaar geleden mooie sier maakte door te zeggen dat de kinderopvang gratis moet zijn maar er nu fors op kort. Ook de PVV kan ervoor kiezen om tegen deze bezuinigingen te zijn, maar gedoogt deze toch.

Als ik dit opsom, voel ik mij machteloos. En als ik mij al machteloos voel, hoe voelen dan al die ouders zich die strakjes gedwongen worden om te stoppen met werken? Ik vraag aan deze liberale minister of hij staat voor de keuzevrijheid van ouders om wel of niet te stoppen met werken. Of ziet hij dit "werkend kapitaal" straks liever thuiszitten.

Ik heb in de lijn van dit betoogje al een aantal moties ingediend samen met GroenLinks. Ik heb nog één motie over.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de gevolgen voor ouders door het verlagen van de maximumuurprijs voor de kinderopvang steeds buiten beeld zijn gebleven;

constaterende dat het Centraal Planbureau constateert dat als gevolg daarvan het percentage ouders dat meer dan de maximumuurprijs betaalt de afgelopen jaren is gestegen;

constaterende dat ouders alles boven de maximumuurprijs uit hun eigen portemonnee moeten betalen;

overwegende dat dit voor ouders bovenop de geplande bezuinigingen in de kinderopvang komt;

verzoekt de regering, er alles aan te doen om ervoor te zorgen dat de maximumuurprijs in de kinderopvang nageleefd wordt, zodat dit niet leidt tot een extra kostenstijging voor de ouders met de laagste inkomens,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 154 (31322).

De heer De Mos (PVV):

Voorzitter. Ik wil twee moties indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Waarborgfonds stelt dat door behoud van het garantievermogen van 25 mln., 75 mln. wordt behaald aan borgcapaciteit, waardoor ruim 100 mln. kan worden geïnvesteerd;

constaterende dat het Waarborgfonds stelt dat het alle kinderopvangbedrijven kan screenen op transparantie, goed bestuur en pedagogische en bedrijfsmatige kwaliteit;

verzoekt de regering, te onderzoeken of het Waarborgfonds behouden kan blijven en de Kamer hierover te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Mos. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 155 (31322).

De heer De Mos (PVV):

Maatschappelijk onverantwoord ondernemen in de branche zit mij dwars. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Catalpa/Estro groep die vorig jaar nog winst boekte, een belastingconstructie heeft toegepast die de schijn van belastingontduiking wekt;

overwegende dat maatschappelijk onverantwoord ondernemen niet mag worden beloond;

verzoekt de regering, het volgende te onderzoeken:

  • - hoeveel belastinggeld de schatkist is misgelopen;

  • - of eventuele misgelopen winstmarges kunnen terugvloeien naar de branchetekorten;

  • - of er meer van zulke constructies in de kinderopvangbranche zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Mos. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 156 (31322).

Mevrouw Hamer (PvdA):

Voorzitter. Wij hebben tijdens het voortgezet algemeen overleg indringend gesproken over de toekomst van de kinderopvang. Ik hecht eraan hier te herhalen dat mijn partij zich grote zorgen maakt over de ontwikkelingen in de kinderopvang als gevolg van verdergaande bezuinigingen en over de consequenties hiervan, zowel voor de combinatie arbeid en zorg als voor de arbeidsparticipatie van mannen en vrouwen.

Voorzitter. In de haast is er blijkbaar iets misgegaan, maar ik word geacht de moties van mevrouw Van Gent mede te hebben ondertekend. Dat bleek ook uit de inbreng van mevrouw Van Gent en mijzelf bij het AO over de kinderopvang. Wij hebben toen samen voorgesteld om onderzoek te doen bijvoorbeeld naar arbeidsparticipatie.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Even voor de duidelijkheid: er was een klein administratief probleem, maar ik ben het daar volledig mee eens. Ik ben blij dat mevrouw Hamer de moties wil meetekenen.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dan heb ik zelf nog twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat een groter garantievermogen tot een grotere maatschappelijke welvaart leidt, waarmee nut en noodzaak van het Waarborgfonds Kinderopvang niet ter discussie staan;

voorts van mening dat de onzekerheid voor de ondernemers in de kinderopvang snel toeneemt door de bezuinigingen, de toenemende eisen van banken en de recessie;

overwegende dat investeringen in de kwaliteit van de kinderopvang noodzakelijk blijven, waarbij het Waarborgfonds een wezenlijke rol vervult;

overwegende dat kinderen niet de dupe mogen worden van het plotseling wegvallen van hun vaste opvangplek;

verzoekt de regering, 25 mln. tijdelijk garantievermogen ten behoeve van de borgstelling voor de kinderopvangsector uit de begroting SZW te halen en ter beschikking te houden voor het Waarborgfonds Kinderopvang,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hamer, Van Gent en Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 157 (31322).

Mevrouw Hamer (PvdA):

Dan kom ik bij mijn tweede motie. Deze ligt in het verlengde van de motie over zzp'ers die mevrouw Van Gent heeft ingediend. We hebben vanochtend in de krant kunnen lezen dat deze groep het buitengewoon moeilijk heeft. Het is zeer belangrijk dat deze mensen hun werk kunnen doen, met behoud van kinderopvang.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat zzp'ers en werknemers met nulurencontracten lastig kunnen inschatten hoeveel uren op jaarbasis zal worden gewerkt;

voorts van mening dat veel vrouwen die zzp'er zijn of werken met nulurencontracten of andere flexibele contracten, ervoor (moeten) kiezen om te stoppen met werken vanwege bezuinigingen in de kinderopvang;

overwegende dat vrouwen nodig zijn en blijven op de arbeidsmarkt;

verzoekt de regering, werknemers met nulurencontracten en andere flexibele contracten en zzp'ers niet te belasten met een onredelijke naheffing vanwege het feit dat het aantal daadwerkelijk gewerkte uren lager uitkwam dan vooraf ingeschat,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hamer en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 158 (31322).

De heer Van Hijum (CDA):

Voorzitter. Ik beperk me in dit VAO tot de ouderparticipatiecrèches. Bij mijn fractie bestaat veel waardering voor de creatieve manier waarop ouders met elkaar aan deze vorm van opvang vorm en inhoud geven en voor de betrokkenheid van ouders hierbij. Wij zijn ook blij dat de minister in de wetgeving deze opvangvorm mogelijk blijft maken. Wij hebben tot op zekere hoogte begrip voor het dilemma van de minister dat er voor de kinderopvangtoeslag onderscheid moet worden gemaakt tussen formele en informele opvang. Tegelijkertijd vinden we het ook moeilijk uit te leggen dat we van het ene op het andere moment de handen aftrekken van deze opvangvorm, die al lang bestaat, goed functioneert en in sommige gevallen fungeert als leerwerkbedrijf. Nu lijkt deze opvangvorm te gaan lijden onder de aangescherpte eisen die het gevolg zijn van ellende in vooral de commerciële hoek. Daarom heb ik de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er op een aantal plaatsen in het land ouderparticipatiecrèches (OPC's) functioneren waarbij ouders zelf kwalitatief verantwoorde kinderopvang verzorgen;

constaterende dat deze OPC's met uitzondering van de beroepskwalificatie-eis aan alle kwaliteitseisen voldoen en dat de minister hun voortbestaan daarom wel wettelijk wil waarborgen maar dat de betrokken ouders vanaf 2013 niet langer in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag;

overwegende dat OPC's gekenmerkt worden door een sterke ouderbetrokkenheid en dat zij voor ouders een toegankelijk en betaalbaar alternatief vormen voor de commerciële kinderopvang, en dat zij daarom erkenning en waardering verdienen;

overwegende dat de initiatiefnemers van de OPC's vrezen dat het vervallen van het recht op kinderopvangtoeslag leidt tot een afnemende interesse van ouders voor deze opvangvorm;

verzoekt de regering om in het komende overgangsjaar in overleg met de betreffende gemeenten te bezien hoe OPC's kunnen worden gefaciliteerd, bijvoorbeeld door de aanloopkosten en/of administratieve lasten te beperken, dan wel via een tegemoetkoming in de structurele kosten, zodat zij voor ouders een interessante optie blijven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Hijum en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 159 (31322).

Mevrouw Dijkstra (D66):

Voorzitter. In het debat over de kinderopvang hebben wij gezegd dat kindregelingen die niet aanzetten tot werk door dit kabinet worden ontzien. Wat ons betreft, is dat onwenselijk. Wij hebben ook gesproken over de tussenschoolse opvang die nog steeds niet is geregeld. De minister heeft in dat verband gewezen op de pilots die lopen en op zijn gesprekken hierover met zijn collega van OCW. Wij vinden dat daarin een versnelling moet worden aangebracht. Daarom dien ik een motie in. Deze motie werd eerder door mijn fractiegenoot Koşer Kaya ingediend. Indertijd werd die motie overigens gesteund door de fracties van de PVV en de VVD.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de tussenschoolse opvang de blinde vlek van de schooldag is en dat het niet meer van deze tijd is dat ouders of vrijwilligers op het schoolplein moeten lopen omdat een andere oplossing niet mogelijk is;

verzoekt de regering, voor het einde van 2012 met voorstellen te komen om de kwaliteit, professionaliteit en financiering van de tussenschoolse opvang te optimaliseren en de Kamer te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijkstra, Koşer Kaya en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 160 (31322).

Mevrouw Dijkstra (D66):

Daarnaast hebben wij van gedachten gewisseld over de ouderparticipatiecrèches. Wij dienen op dat punt de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het bestaan van ouderparticipatiecrèches mogelijk in de knel komt door handhaving van de diploma-eis bij de aanvraag van kinderopvangtoeslag;

van mening dat ouderparticipatiecrèches een interessant initiatief zijn vanwege de grote betrokkenheid van de ouders en de lage kosten;

van mening dat het, wanneer de overheid kinderopvangtoeslag beschikbaar stelt bij een kinderopvanginstituut, gerechtvaardigd is dat de overheid kwaliteitseisen stelt aan de organisatie;

verzoekt de regering, te onderzoeken of het handhaven van de diploma-eis noodzakelijk is om de kwaliteit van ouderparticipatiecrèches te waarborgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijkstra en Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 161 (31322).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Kamp:

Voorzitter. Mevrouw Van Gent heeft ons verblijd met een vijftal moties waar ik graag op wil reageren.

De motie-Van Gent c.s. op stuk nr. 149 betreft zzp'ers. Deze motie is meeondertekend door de heer Van Hijum en mevrouw Hamer. Hierin wordt de regering verzocht bij het onderzoek naar het afschaffen van het urencriterium ook de aanvraag van kinderopvangtoeslag te betrekken. Met het afschaffen van het urencriterium doelt zij op de zelfstandigenaftrek, waar nu het urencriterium voor geldt. Wij gebruiken voor de kinderopvang dat criterium meteen, omdat wij op die manier zonder al te veel overlast voor de zzp'ers van hun eigen gegevens uit kunnen gaan. Ik vind het jammer dat het urencriterium voor de zelfstandigenaftrek komt te vervallen als gedaan wordt wat de Kamer wil, want voor ons is het geen verbetering. Maar de motie daarover ligt er en is aangenomen. Er zal wat mee moeten gebeuren. Er komt een onderzoek. Het lijkt mij helemaal niet onverstandig om de effecten voor de kinderopvangtoeslag daarbij te betrekken. Ik ben dus bereid te doen wat in de motie op stuk nr. 149 staat.

De motie-Van Gent c.s. op stuk nr. 150 betreft de arbeidsdeelname. Hierin wordt de regering verzocht om onderzoek te doen naar de daadwerkelijke effecten van de kinderopvangtoeslag op de arbeidsparticipatie van ouders en om de uitkomsten van het onderzoek van doorslaggevend belang te laten zijn bij het invullen van de maatregelen voor 2013. Over de effecten op de arbeidsdeelname hebben wij informatie van het Centraal Planbureau. Dat heeft gezegd dat het naar zijn beste weten, op grond van de beschikbare informatie tot de conclusie is gekomen dat het een negatief effect van 0,1% heeft. Dat is dus zeer gering. Alle informatie die feitelijk beschikbaar is, alle feitelijke data, gaat tot en met het jaar 2009. Voor de periode daarna beschikken we nog niet over feitelijke data. We kunnen dus niet op basis van cijfers over 2010–2011 onderzoeken wat de effecten zijn. We weten ook nog niet wat de effecten zijn van de maatregelen die volgend jaar ingevoerd zullen worden. We hebben weliswaar een schatting van het Centraal Planbureau, maar wat de daadwerkelijke effecten zullen zijn, kunnen we niet onderzoeken, zeker niet voor 1 mei. Het is dus onmogelijk om die motie uit te voeren. Naar de data die wel beschikbaar zijn, wordt een onderzoek uitgevoerd. Dat betreft de periode 2002–2009. Dat doet ook het Centraal Planbureau. Het CPB onderzoekt op die manier alle beschikbare data en gaat vervolgens op grond daarvan bekijken of er een relatie kan worden vastgesteld tussen de arbeidsdeelname en het gebruik van kinderopvangtoeslag en wat die relatie is. Dat betekent dat ik de motie op stuk nr. 150, die ik niet kan uitvoeren, ook aan de Kamer ontraad.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik heb altijd geleerd: waar een wil is, is een weg. In dit geval is er wel degelijk een weg, want de minister doelt steeds op oude gegevens van het Centraal Planbureau. Ondertussen is er heel veel gebeurd in de kinderopvangbusiness: grote bezuinigingen, nieuwe regels et cetera. De minister heeft eerder gezegd dat uit onderzoeken van FNV, ING, PricewaterhouseCoopers en GroenLinks, in willekeurige volgorde, blijkt dat de arbeidsparticipatie wel degelijk gaat afnemen. Toen zei de minister dat hij opnieuw bij het CPB zal checken hoe het zich nu ontwikkelt. De minister probeert zich daar nu onderuit te manoeuvreren. Waarom kon de minister nog maar enkele weken geleden wel die toezeggingen doen, maar is het nu opeens onmogelijk? Ik kan dat niet volgen.

Minister Kamp:

Het is heel goed te volgen, als mevrouw Van Gent dat zou willen. Er zijn namelijk data beschikbaar die voor onderzoek gebruikt kunnen worden. Het gaat om echte data tot en met het jaar 2009 die je voor wetenschappelijk onderzoek kunt gebruiken. Alle beschikbare data worden door het CPB gebruikt voor een onderzoek. Dat onderzoek moet dus aangeven welke conclusies je op grond van die data zou kunnen trekken over de relatie tussen arbeidsdeelname en het beschikbaar zijn van kinderopvangtoeslag. Verder heeft men op grond van kennis en de berekeningen die men kan maken, gezegd dat de maatregelen die het kabinet wil nemen, een effect hebben op de arbeidsparticipatie van naar schatting 0,1%. Die informatie is ook beschikbaar. Verder is er geen informatie beschikbaar op grond waarvan het CPB wetenschappelijk onderzoek kan doen. Ik kan het onderzoek dus echt niet laten doen. Over 2010–2011 zijn er geen gegevens beschikbaar. Je kunt nog geen onderzoek doen naar maatregelen die in 2012 worden ingevoerd op grond van besluitvorming in 2011. Ik kan het dus echt niet en ik ga het dan ook niet doen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Meerdere fracties – ik noem die van ons en van het CDA, al kan die ook voor zichzelf spreken – willen zien hoe de arbeidsparticipatie zich ontwikkelt, ook naar 2013. Hoe gaat de minister die informatie dan wel verstrekken, zodat de Kamer voor 2013 een afweging kan maken over bezuinigingen gerelateerd aan de arbeidsparticipatie?

Minister Kamp:

Mochten er nieuwe gegevens beschikbaar komen over arbeidsdeelname die nuttig kunnen zijn voor ons en de Kamer, dan zal ik die gegevens zeker gebruiken en de Kamer daarover informeren.

In de motie-Van Gent c.s. op stuk nr. 151 wordt de regering gevraagd, inzichtelijk te maken hoeveel procent van de ouders meer betaalt dan het maximumuurtarief, hoeveel deze ouders gemiddeld betalen en welke extra voorzieningen daar tegenover staan. De ouders betalen gemiddeld iets minder dan het maximumuurtarief. Voor de buitenschoolse opvang betalen zij gemiddeld 4% meer, doordat mijn voorganger als portefeuillehouder van dit dossier in 2009 besloten heeft een verlaging van het maximumuurtarief voor de buitenschoolse opvang toe te passen. Als gevolg daarvan zit het gemiddelde daar nu 4% boven. Voor de kinderopvang zit dat er ietsje onder, voor de buitenschoolse opvang 4% erboven. Ik heb dat voor de volledigheid ook nog in een brief vastgelegd, die naar de Kamer wordt gestuurd. Ik hoop dat ik daarmee de Kamer de informatie heb gegeven waar zij behoefte aan heeft. Ik ontraad deze motie dan ook, aangezien ze overbodig is.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik ga er dan wel van uit dat wij die brief voor dinsdag 12.00 uur krijgen, want ik wil dit voor de stemmingen inzichtelijk hebben en kijken wat ik met mijn motie kan doen.

Minister Kamp:

Mevrouw Van Gent heeft het nu inzichtelijk, want ik heb haar de informatie nu al gegeven, maar ik heb het nog een keer op papier gezet. Die brief gaat er vandaag uit. Die krijgt mevrouw Van Gent dus ook vandaag.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik hoop dan wel dat daar iets meer informatie in staat dan de minister nu geeft, want aan al die gemiddelden en zeer grove berekeningen hebben wij niet zo veel. Dat hebben wij ook in het algemeen overleg gewisseld. Daarin is de minister gevraagd om het wat preciezer aan te geven. Vol verwachting klopt mijn hart. Ik ga de brief lezen, maar ik vrees dat het laatste woord hier nog niet over is gesproken.

Minister Kamp:

Bij het algemeen overleg zei mevrouw Van Gent dat ouders veel meer betaalden voor kinderopvang dan het maximumuurtarief. Ik heb haar nu kunnen vertellen dat ouders gemiddeld iets minder betalen dan het maximumuurtarief. Dat zijn de feiten. Die heb ik op papier gezet. Die krijgt zij van mij.

In de motie-Van Gent c.s. op stuk nr. 152 wordt de regering verzocht, de kinderopvang van een eventuele volgende bezuinigingsronde uit te sluiten. Wij moeten dat niet doen. Ik weet niet hoe het gaat in een volgende bezuinigingsronde. Ik weet wel dat het erg moeilijk zal zijn en nog veel moeilijker wordt als wij bij voorbaat in een VAO grote beleidsvelden van bezuinigingsronden uitsluiten. Ik wil de Kamer zeer aanbevelen om dat niet te doen. Ik ontraad dan ook deze motie.

In de motie-Van Gent c.s. op stuk 153 wordt de regering verzocht, de baten van kinderopvang in kaart te brengen en af te zetten tegen de kosten. De baten van de kinderopvang kennen wij, namelijk dat wij ouders die werken, in staat stellen om te werken omdat er op een goede manier voor hun kind wordt gezorgd. Een andere baat die er zou kunnen zijn, is de ontwikkeling van het kind. Daar heeft SEO onderzoek naar gedaan, maar de ontwikkelingseffecten van het kind zijn heel moeilijk vast te stellen. Ik heb op dit moment niet de mogelijkheid om daar nieuwe informatie over beschikbaar te krijgen. Er loopt wel nog onderzoek naar. Er loopt een Pre-COOL onderzoek, zoals dat heet, waarbij over een wat langere periode een aantal kinderen wordt gevolgd. Als er interessante informatie is, dan laat ik die graag naar de Kamer gaan, maar op dit moment kan ik niet doen wat in deze motie wordt gevraagd. Daarom ontraad ik deze motie.

In de motie-Kooiman op stuk nr. 154 wordt de regering verzocht, er alles aan te doen om ervoor te zorgen dat de maximumuurprijs in de kinderopvang nageleefd wordt zodat dit niet leidt tot een extra kostenstijging voor de ouders met de laagste inkomens. Kinderopvang is een markt. Daar hebben we met elkaar voor gekozen. Dat houdt in dat als iemand een kinderopvanginstelling wil beginnen en het dubbele wil vragen van het bedrag dat wij acceptabel achten, er niemand is die dat kan verbieden. Alleen de ouders kunnen zo verstandig zijn om hun kinderen niet naar die kinderopvang te brengen. Ik heb al gezegd dat er geen probleem is met de hoogte van het tarief omdat er gemiddeld wat minder wordt betaald dan het maximumuurtarief dat wij hebben vastgesteld. Ik denk dat er aan deze motie van mevrouw Kooiman geen behoefte is en meen daarom dat ik haar moet ontraden.

De motie-De Mos op stuk nr. 155 en de motie-Hamer/Van Gent op stuk nr. 158 gaan over het Waarborgfonds Kinderopvang. Het waarborgfonds is er en heeft een vermogen van 18 mln. Het kan op grond daarvan waarborgen geven. Tijdelijk hebben we daar 25 mln. aan toegevoegd. Deze tijdelijkheid loopt op een gegeven moment af. De 25 mln. heb ik alweer ingeboekt. Als er weer een bedrag van 25 mln. moet komen, moet daar dekking voor zijn. Die heb ik echter niet. Bij de kinderopvang zit ik immers met tekorten in plaats van met een overschot. In de periode dat er geen mogelijkheid was voor het waarborgfonds om met extra waarborgen te komen, bleek het toch mogelijk te zijn voor de markt om 1000 nieuwe locaties uit de grond te stampen. Echt heel hard nodig is het dus ook niet. Bovendien zijn er mkb-regelingen waar gebruik van gemaakt kan worden, ook door de ondernemers in deze branche. Daar is geen apart waarborgfonds voor nodig. Zou men toch een apart waarborgfonds willen, dan kan men dat zelf oprichten, zoals dat ook in andere branches gebeurt. Om deze redenen ontraad ik beide moties.

In de motie-De Mos op stuk nr. 156 wordt verwezen naar de Catalpa/Estro-groep, die een fiscale constructie heeft toegepast als gevolg waarvan er geen belasting wordt betaald. De heer De Mos vindt dat een onverantwoorde manier van ondernemen en wil dat ik daar een onderzoek naar instel. Het lijkt mij niet goed om dat te doen. Van deze constructie is op diverse plaatsen in de Nederlandse markt gebruikgemaakt, niet alleen in de kinderopvang, maar ook in andere sectoren. Bijvoorbeeld de HEMA is op deze wijze gefinancierd. Er is inmiddels een einde gemaakt aan deze constructie. Zij kan dus niet meer worden gebruikt. In ieder geval één bedrijf in de kinderopvang heeft er gebruik van gemaakt. That's a fact of life; we kunnen daar verder niet veel mee. Men heeft gebruikgemaakt van een fiscale mogelijkheid die er indertijd was. We moeten dat accepteren. Daarom ontraad ik deze motie.

In de motie-Hamer c.s. op stuk nr. 157 staat dat er geen onafhankelijke naheffingen mogen komen vanwege het feit dat zzp'ers later minder uren gewerkt blijken te hebben dan vooraf is ingeschat. Het lijkt mij heel onverstandig om dit te doen. Dit zou namelijk tot gevolg hebben dat een zzp'er die van tevoren zegt dat hij twintig uur per week maakt waarna aan het eind van het jaar blijkt dat hij maar één uur per week heeft gemaakt, de ten onrechte verkregen kinderopvangtoeslag niet zou hoeven terug te betalen. Dat lijkt mij heel veel verkeerd. Ik ben van mening dat we ook voor zzp'ers gewoon een redelijke regeling moeten hebben. Wat in de motie wordt gevraagd, is naar mijn overtuiging niet redelijk. Daarom ontraad ik haar.

De motie-Van Hijum/Van Gent op stuk nr. 159 betreft ouderparticipatiecrèches, net als de motie-Dijkstra/Koşer Kaya op stuk nr. 161. We moeten even goed weten waar het over gaat. Er zijn zes ouderparticipatiecrèches. In twintig jaar tijd is er niet een bij gekomen. Van de zes staan er vier in Utrecht. Van mij mogen ze blijven bestaan. Ik ben zelfs bereid om de wet speciaal voor deze zes crèches te wijzigen. De kinderopvangtoeslag loopt nog een jaar door. Het is dus niet zo dat de zaak van de ene op de andere dag op de kop wordt gezet, zoals de heer Van Hijum stelde. Je kunt je wel afvragen wat de redelijkheid is van de kinderopvangtoeslag. Gemiddeld betalen ouders die kinderopvangtoeslag krijgen voor een crèche iets meer dan € 1,30 per uur, maar deze crèches kosten € 1,30 per uur zonder dat er subsidie bij komt. Waarom zou je dat subsidiëren? Ik zie de noodzaak daar niet van in. Volgens mij zijn wij al heel soepel voor een vorm van crèches die pertinent niet aan onze wet voldoet. Die crèches voldoen namelijk niet aan de eisen die wij aan leiders en leidsters stellen. Die eisen laten wij niet alleen voor de kinderopvang, maar ook voor gastouders gelden. Wij zijn bereid om de wet te wijzigen, zodat de desbetreffende eisen niet voor dergelijke crèches zullen gelden. Zij moeten wel aan alle andere eisen voldoen en dan mogen zij blijven bestaan. Volgens mij zijn wij daarmee heel soepel. Het verlenen van kinderopvangtoeslag is niet redelijk en naar mijn overtuiging ook niet noodzakelijk. Daarom ontraad ik de moties op stuk nr. 159 en stuk nr. 161. Wij moeten ons ook realiseren dat wij 1 mln. moeten uitgeven voor het geschikt maken van de software voor het landelijk register als wij een aparte subsidievorm voor de zes crèches in kwestie instellen. Dat lijkt mij ook zeer onverstandig. Al met al zie ik dus geen reden om het te doen. Het is niet nodig en niet redelijk. Daarom ontraad ik de moties op stuk nr. 159 en stuk nr. 161.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik wijs erop dat in het dictum van de motie op stuk nr. 159 de nodige ruimte wordt gelaten om te bekijken hoe je de waardering tot uitdrukking kunt brengen. De minister zegt dat het bijna een vorm van informele opvang betreft. Het gaat echter wel om een opvangvorm die aan alle kwaliteitseisen voldoet, met uitzondering van de beroepskwalificatie-eis waarvoor ook kosten worden gemaakt. De redelijkheid van een of andere vergoeding kun je daar toch ook aan ontlenen? Het is toch prachtig dat ouders zelf het initiatief nemen en de schatkist daarmee geld besparen?

Minister Kamp:

Ik vind het zeker mooi als ouders initiatieven nemen en voor elkaars kinderen zorgen. Ik vind echter niet dat alles wat ouders doen en wat mooi is, moet worden gesubsidieerd. Wij hebben wettelijke eisen voor kinderopvang vastgelegd, omdat wij het belangrijk vinden dat allerlei dingen worden gecontroleerd en dat aan allerlei eisen wordt voldaan. Daarom moeten wij zeer terughoudend zijn met het maken van uitzonderingen. Volgens mij geven wij al een grote tegemoetkoming en een blijk van waardering door te zeggen: ondanks het feit dat je niet aan de kwaliteitseisen voor leiders en leidsters voldoet, mag je toch blijven bestaan als je wel aan alle andere eisen voldoet. Ondanks het feit dat het eigenlijk niet nodig is, gaat de kinderopvangtoeslag nog een jaar door. Daarmee spreken wij al veel waardering uit. Wij moeten ons ook realiseren dat er een minder wenselijk vervolg aan kan worden gegeven. Stel dat ouders de Nederlandse taal minder goed beheersen en daarom niet aan de eisen voor kinderopvang voldoen; zij kunnen niet in de kinderopvang werken. Stel dat zij een kinderopvangcrèche beginnen, dat zij aan de eisen voldoen behalve aan de eisen die aan leidsters worden gesteld en dat zij de Nederlandse taal niet goed beheersen. Dan is het toch raar als wij dit zouden subsidiëren? Wij moeten ervoor oppassen, een aparte regeling te treffen voor zes crèches van een soort waarvan er in twintig jaar niet één is bijgekomen. Als wij dat wel doen, lopen wij het risico dat dit soort crèches zich op een niet wenselijke manier uitbreiden. Volgens mij moeten wij dat risico niet lopen.

De heer Van Hijum (CDA):

Het lijkt mij dat niemand in deze Kamer voor een niet wenselijke uitbreiding is. Je kunt het echter ook omkeren. Vorige week was er namelijk een minister die voor ouderbetrokkenheid pleitte. Ik neem aan dat zij dit namens het gehele kabinet deed. Je kunt ook zeggen dat dit een manier is om die ouderbetrokkenheid bij uitstek tot uitdrukking te brengen. Is het dan geen apart signaal dat de regering niet bereid is om mee te denken in deze discussie – ik kan een aantal argumenten daarvoor best begrijpen – over het op de een of andere manier ondersteunen en faciliteren van de initiatieven in kwestie? Op die manier kunnen op andere plekken wellicht ook dergelijke initiatieven van de grond komen.

Minister Kamp:

Ik ben zeer bereid om mee te werken. Ik vind het nogal wat om voor zes crèches een aparte wetswijziging op touw te zetten. Ik ben ook bereid om nog een jaar lang de kinderopvangtoeslag voor deze crèches te blijven betalen. Er is volop bereidheid om er, voor zover het redelijk is, in mee te gaan. Het lijkt mij echter niet verstandig om nog verder te gaan dan ik al ga. Daarom ontraad ik graag de moties op stuk nr. 159 en stuk nr. 161.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De minister zei het zelf al: de desbetreffende crèches bestaan al heel lang. Het betreft een mooi initiatief van onderop, van ouders zelf. Dat werkt heel goed, maar in wezen worden deze crèches nu gestraft. De kinderopvangtoeslag wordt er namelijk vanaf 2013 afgehaald. Waarom is het wel mogelijk om hier alleen maar doemverhalen te houden over wat er allemaal niet kan gaan gebeuren? Vervolgens zegt de minister dat er de afgelopen twintig jaar geen enkele crèche bij is gekomen. Het lijkt ons belangrijk dit eigen initiatief wat meer te ondersteunen en enige soepelheid te betrachten bij hoe je meerdere vormen van kinderopvang mogelijk kunt maken. Wij vragen in deze motie om daarnaar te kijken en daarover in overleg te treden. Ik mag toch aannemen dat deze liberale minister niet helemaal afscheid heeft genomen van het eigen initiatief.

Minister Kamp:

Tsja, waar dat laatste op gebaseerd is, mag Joost weten. Ik heb gezegd dat er de afgelopen twintig jaar niet een crèche is bijgekomen. De Wet kinderopvang loopt vanaf 2005. We hebben die markt zich de afgelopen vijf jaar zien ontwikkelen. Nu is er veel publiciteit voor deze vorm. Er wordt een aparte wetswijziging doorgevoerd om hem te laten bestaan. Ik meld dat het risico bestaat dat als gevolg van de aandacht die er nu aan gegeven wordt en de wetswijziging die ervoor komt, het zich verder verspreidt op een manier die minder wenselijk is. Dat zou ik dus niet doen.

Wat betreft de hoogte van de tarieven heb ik al gezegd dat daar geen toeslag voor nodig is omdat het overeenkomt met het gemiddelde bedrag dat ook voor de gewone kinderopvang betaald moet worden. Dus ik denk echt dat de Kamer een probleem maakt van iets wat geen probleem is.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De minister gaat eraan voorbij dat deze ouders natuurlijk ook andere kosten hebben, zoals voor huisvesting et cetera. Het is allemaal niet gratis en voor niets wat daar gebeurt. Dus daar zou ik graag een reactie op willen, want het is een beetje een eenzijdige berekening van de werkelijke kosten van dit soort initiatieven. Als de minister zelf bang is – ik ben er niet bang voor, ik zou dat wel mooi vinden – dat meer van dit soort initiatieven gaan ontstaan, dan is het mijns inziens verstandig om heel goed te kijken welke voor- en nadelen er aan zitten en of eventueel een kinderopvangtoeslag mogelijk is. Ik kan de minister verzekeren dat als de ouders gaan kijken naar andere vormen van kinderopvang, hij veel duurder uit is.

Minister Kamp:

De Kamer heeft in een wet vastgelegd wat er moet gaan gebeuren. Het gastouderschap moet worden geformaliseerd en de kinderopvang moet een markt worden. Er is een complex van regels opgesteld met toezicht op verschillende manieren en in verschillende lagen. Er is voortdurend gesproken over verdere verfijning en verbetering. Nu plotseling komen zes crèches in beeld die al langer dan twintig jaar bestaan op grond van een eigen initiatief van ouders. Ik denk dat we er heel goed voor hadden kunnen kiezen om daar helemaal niet aan mee te doen en het gewoon te laten bestaan zoals het er is. Wat we nu doen, is aangeven dat we dit niet onmogelijk willen maken en dat we willen afzien van de eis wat betreft de leiders en de leidsters, maar dat dan wel aan de andere eisen moet worden voldaan. Als dat het geval is, mag men ondanks dat men op dit moment van de wet afwijkt, toch blijven bestaan. Bovendien gaan we met de kinderopvangtoeslag, hoewel die niet echt nodig is, nog een jaar door. Ik denk dat er op een heel zorgvuldige manier met deze zes crèches wordt omgesprongen. Ik denk ook dat het onverstandig is voor zo'n klein aantal een aparte regeling te maken. Ik heb al gezegd dat de ICT-kosten die daarmee gemoeid zijn 1 mln. bedragen. Dat is mijns inziens heel erg onverstandig. Bovendien denk ik dat we het risico lopen dat er in de toekomst onbedoeld gebruik van zal worden gemaakt. Dat risico moeten we niet willen lopen. Als de Kamer er op een gegeven moment voor kiest om de kinderopvang te reguleren, om die in de vorm van een markt te realiseren en om er een wet voor vast te stellen, dan moet de Kamer zich zelf ook aan die wet houden. De manier waarop we er nu van afwijken, is een verantwoorde manier. De Kamer kan het komend jaar aangeven of zij het daarmee eens is en dan kan zij die wetswijziging vaststellen. Maar om nog verder te gaan en het ook te gaan subsidiëren, terwijl de gemiddelde kosten daar niet toe nopen, lijkt me onverstandig.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De minister komt nu met ICT-kosten van 1 mln. Ik zou dat dan graag nader onderbouwd zien. We weten allemaal dat de ICT-kosten bij de overheid zwaar overdreven kunnen worden. Ik moet zeggen dat ik dit bedrag dusdanig fors vind dat ik wel behoefte heb aan nadere informatie hierover.

Deze motie zal straks in stemming worden gebracht want ik vind het echt jammer dat de minister zo weinig inflexibel is.

Minister Kamp:

Wat betreft de kosten: ik heb een zo goed mogelijke raming gemaakt van de kosten voor het geval er een nieuwe variant in het register moet worden ingebouwd. Ik zal kijken of ik nog een nadere specificatie van dat bedrag van 1 mln. kan geven. Mocht dat het geval zijn, dan zal ik de Kamer daarover informeren. Als het even kan, zal ik dat voor aanstaande dinsdag doen; dan zal de Kamer namelijk over de diverse moties stemmen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik zei "weinig inflexibel", maar ik bedoelde "weinig flexibel".

De voorzitter:

Dat werd begrepen.

Minister Kamp:

Ik achtte het al onwaarschijnlijk dat ik van mevrouw Van Gent een compliment zou krijgen. Ik had al begrepen dat het uiteindelijk negatief was bedoeld.

In de motie-Dijkstra c.s. op stuk nr. 160 wordt de regering verzocht, voor het einde van het jaar voorstellen te doen om de kwaliteit, professionaliteit en financiering van de tussenschoolse opvang te optimaliseren en de Kamer daarover te informeren. In het algemeen overleg heeft mevrouw Dijkstra al van mij begrepen dat ik de sluitende dagopvang van groot belang vind. De ambitie moet zijn dat wij het zo organiseren dat werkende ouders hun kinderen tijdens werktijd aan de school en de opvang kunnen overlaten zonder dat ze voortdurend problemen hebben omdat ze allerlei dingen moeten organiseren. Ik heb daarover gesproken met mijn collega Van Bijsterveldt, die dezelfde opvatting is toe gedaan. Wij hebben afgesproken om in twee gemeenten uit te zoeken hoe een en ander zo kan worden georganiseerd dat het allemaal loopt zoals het idealiter zou moeten. De tussenschoolse opvang, de buitenschoolse opvang en de kinderopvang worden daarbij betrokken. Ook wordt daarbij naar alle bestaande budgetten gekeken. Verder stellen wij alle bestaande regels ter discussie en gaan wij kijken wat wij daarvan kunnen maken. Ik stel aan de Kamer voor dat zij de effecten van deze pilots afwacht en die beoordeelt. Mochten die niet naar de zin van mevrouw Dijkstra zijn, dan kan de Kamer daar alsnog een uitspraak over doen. Ik stel voor dat zij deze motie intrekt of aanhoudt. Mocht zij dat niet doen, dan ben ik zo vrij om de aanneming daarvan te ontraden.

Mevrouw Dijkstra (D66):

De minister zegt "voor het einde van dit jaar", maar in de motie staat voor het einde van 2012. Dat is dus volgend jaar.

In mijn inbreng van zojuist heb ik al gezegd dat mij bekend is dat die pilots lopen. Ik wil graag horen wanneer de Kamer van de resultaten daarvan op de hoogte wordt gesteld. Dat is immers van belang bij de beslissing over het eventueel aanhouden van deze motie.

Minister Kamp:

Wij zijn nogal ambitieus met die pilots. Wij moeten twee gemeenten die enige representativiteit vertegenwoordigen, bereid zien te vinden om hieraan mee te doen. Vervolgens moet in die gemeenten alles worden omgebouwd. De werkgevers, de scholen en de kinderopvang moeten erbij betrokken worden. Wij moeten daar dus nogal wat op touw gaan zetten. Vervolgens moeten wij daar toch minimaal een jaar mee werken. Het zou mij niks verbazen als de Kamer daar pas in de loop van de tweede helft van 2013 duidelijkheid over krijgt.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Er zijn ook andere experimenten, die al langer lopen. Betrekt de minister die daar ook bij? Daar kunnen wij immers al veel eerder de resultaten van zien.

Minister Kamp:

Zeker, alles wat wij kunnen gebruiken, zullen wij erbij betrekken. Wij moeten ons wel realiseren dat de tussenschoolse opvang nu op zo'n manier is georganiseerd dat daaraan geen kosten voor het Rijk zijn verbonden. Als wij die kosten naar ons toe trekken, moet het desbetreffende bedrag worden afgetrokken van het budget voor de kinderopvang. Dan moeten dus elders bedragen worden verlaagd of wij moeten dingen niet langer meer financieren. Er is geen extra geld beschikbaar voor een toeslag inzake de kinderopvang. Ik heb een bedrag van 300 mln. aan bezuinigingen voor het lopende jaar nog niet doorgegeven, terwijl ik dat wel had moeten doen. Ik ben nog bezig om te kijken of ik daar op een andere manier een oplossing voor kan vinden, maar dat is heel moeilijk, dus misschien moet ik het toch nog doorgeven aan die kinderopvangtoeslag, voor een deel of geheel. Om daar nu ook nog de kosten van de tussenschoolse opvang bovenop te zetten, die vrijheid wil ik niet nemen. Dat is ook een extra reden om deze motie te ontraden.

Mevrouw Dijkstra (D66):

Dit roept alleen maar nieuwe vragen op, maar dat debat kunnen we nu niet voeren. Als de minister op voorhand zegt dat er geen geld voor beschikbaar is, vraag ik mij wel af waarom er dan pilots worden gedaan.

Minister Kamp:

Wij gaan het proberen in die twee gemeenten met de beschikbare budgetten bij het ministerie van OCW en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, door alle regels die er zijn, ter discussie te stellen, zodat je optimaal kunt combineren en naar de meest praktische oplossingen kunt zoeken. We gaan dus uit van de bestaande budgetten om te kijken of we de sluitende dagopvang kunnen realiseren. Dat is het antwoord op de vraag van mevrouw Dijkstra.

Dan kom ik op de motie-Dijkstra/Koşer Kaya op stuk nr. 161 om te onderzoeken of het handhaven van de diploma-eis noodzakelijk is om de kwaliteit van ouderparticipatiecrèches te waarborgen. Aanvullend op wat ik al heb gezegd over de ouderparticipatiecrèches kan ik in algemene zin zeggen dat wij heel bewust diploma-eisen hebben gesteld. Wij willen geen risico's lopen met onze kinderen. Als wij als overheid iets voor een groot deel gaan subsidiëren, trekken wij de verantwoordelijkheid naar ons toe en die moeten we dan ook waar kunnen maken. Vandaar dat we er op verschillende niveaus toezicht en handhaving op hebben gezet en er heel veel in hebben geïnvesteerd. Er zijn eisen gesteld, omdat wij denken dat deze redelijk zijn. Om van de gestelde eisen af te wijken, anders dan wat ik al over de ouderparticipatiecrèches heb opgemerkt, lijkt mij niet verstandig; vandaar dat ik deze motie ontraad.

Ik hoop dat ik hiermee naar behoren op de moties heb gereageerd. Ik kijk even of er nog iets is blijven liggen van hetgeen door de woordvoerders naar voren is gebracht. Mevrouw Kooiman heeft zich beperkt tot één motie en vraagt zich af of ik wel sta voor keuzevrijheid wat betreft de kinderopvang. Ik denk dat zij inmiddels ook begrepen zal hebben dat dit zeker het geval is. Het budget voor kinderopvangtoeslag wordt voor het overgrote deel in stand gehouden. Nog steeds krijgen de ouders met de laagste inkomens meer dan 90% van de kinderopvangkosten gesubsidieerd. Deze worden gedragen door anderen dan door hen, namelijk door het collectief.

Verder is het zo dat mijn medewerkers en ik voortdurend met overtuiging werken aan verbeteringen voor de kinderopvang. Wij kunnen constateren dat de markt die wij met elkaar hebben gecreëerd, inmiddels in evenwicht begint te komen. Het aanbod van plaatsen stijgt vier keer zo snel als de vraag naar plaatsen. Dat betekent dat de marktwerking wat betreft concurrentie op prijs en kwaliteit ook steeds beter van de grond komt. Ik denk dus dat er een verstandige keuze is gemaakt en dat we de vruchten daarvan nu al aan het plukken zijn.

De voorzitter:

Ik dank de minister. We zullen volgende week dinsdag over de ingediende moties stemmen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven