4 Vragenuur

Vragen van het lid Heijnen aan de minister voor Immigratie en Asiel, bij afwezigheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, over het bericht over het verlies van overheidsbanen in onder meer Drenthe.

De heer Heijnen (PvdA):

Voorzitter. In Assen dreigen 600 medewerkers van de Dienst Regelingen hun baan te verliezen. In Emmen dreigen 300 ambtenaren, die aldaar bij de Belastingdienst werken, hun baan te verliezen. Mijn vraag aan de minister is hoe dit kan. Mevrouw De Pater-Van der Meer en ik hebben enige tijd geleden een motie ingediend, waarin wij de regering hebben gevraagd om bij de vernieuwing van de rijksdienst en het streven naar een compacte overheid – om in termen van dit kabinet te spreken – uit te gaan van een versterking van de economische structuur en de werkgelegenheid in krimpgebieden en niet van de aantasting daarvan. Hoe verhoudt dit zich tot het voornemen van het kabinet om in 2020 alle rijkskantoren te concentreren op twaalf concentratielocaties, en dat buiten Zeeland, buiten Drenthe en buiten Flevoland? Is de minister bereid om van dat plan af te zien en eerst eens met de Kamer te bespreken op welke wijze de bezuinigingen moeten worden gerealiseerd, in plaats van op dit moment voorbereidingen te treffen waarvan deze provincies het slachtoffer zullen zijn?

De Kamer heeft nog niets gekregen aan informatie, maar in een persbericht meldt de minister dat Zeeland, Flevoland en Drenthe in de toekomst, bij nieuwe rijksdiensten, als eerste aan bod zijn. Kan de minister mij één nieuwe rijksdienst noemen die hij in één van die drie provincies wil plaatsen?

Het gaat om 4.000.000 m2 kantoorruimte in 130 gemeenten. 25% daarvan dreigt in de komende tijd leeg te komen staan. Is het dan niet uitermate verstandig om te beginnen met een volledige bouwstop van nieuwe kantoren van het Rijk en de bestaande kantoren te benutten?

Minister Leers:

Ik dank de heer Heijnen voor zijn vragen. Het bericht in de Volkskrant dat hij aanhaalt, is in grote lijnen juist, maar ik herken het beeld niet dat er 900 banen zouden verdwijnen. Terecht zegt de heer Heijnen wel dat er banen verloren zullen gaan. De concentratie heeft vooral te maken met huisvesting. Tot concentratie is besloten vanwege twee redenen. In de eerste plaats komen er strengere normen. We gaan terug wat betreft het aantal vierkante meters per medewerker. Dat zal leiden tot kleinere gebouwen. Er is althans minder kantooroppervlakte nodig. In de tweede plaats zullen er als gevolg van de taakstellingen van het Rijk minder ambtenaren zijn. Als je de overheidsdiensten niet zou concentreren, zou dit betekenen dat een aantal gebouwen halfleeg komt te staan. We hebben hier beleid op gemaakt, omdat dit onnodig geld zou kosten en ongewenst zou zijn. De heer Heijnen moet ook bedenken dat deze concentratie van de rijkshuisvesting een besparing oplevert van 70 mln. per jaar.

Ik zal nu de vragen van de heer Heijnen beantwoorden. De provincies zullen bij de uitwerking van deze plannen actief betrokken worden. Er zijn inderdaad twaalf concentratiesteden. Drie provincies hebben geen concentratiestad, namelijk Flevoland, Zeeland en Drenthe. Er zal nog goed bekeken worden hoe wij het beleid in deze provincies zullen implementeren. Er zal overleg plaatsvinden met de drie noordelijke provincies voor de verdere uitwerking. Ik neem aan dat collega Donner de Kamer daarover straks volledig zal informeren en er met de Kamer over zal praten.

De heer Heijnen (PvdA):

Dit stelt mij geenszins gerust. Mijn verzoek aan het kabinet is simpel. Voordat het kabinet enige maatregel neemt, voorbereiding daartoe treft of gaat overleggen met de provincies, moet het kabinet met de Kamer spreken over de concentratie van rijkskantoren, nu nog in 130 gemeenten, naar slechts twaalf gemeenten. Ook zou het kabinet met de Kamer moeten spreken over de daaruit voortvloeiende nieuwbouwopgave en het daaruit voortvloeiende wegtrekken van rijksoverheidsbanen uit plaatsen als Emmen en Assen. De Partij van de Arbeid wil niet dat deze banen daar verdwijnen. Wij hebben, volgens mij met de steun van de hele Kamer, oog voor de moeizame situatie van de werkgelegenheid en de krimp in een aantal gebieden. Dat moet niet het sluitstuk zijn van de operatie, maar het startpunt.

Minister Leers:

Voorzitter. Ik heb zojuist al aangegeven waarom het noodzakelijk is. Los van die toelichting heb ik de heer Heijnen duidelijk gemaakt dat provincies actief betrokken zullen worden bij de concentraties. Voor de noordelijke provincies, Friesland, Groningen en Drenthe, zal dit speciaal gelden omdat de rijksgebouwen worden geconcentreerd in de steden Leeuwarden en Groningen. Het is dus nodig om daar afzonderlijk goed over te spreken. Ik zeg de heer Heijnen daarom ook toe dat minister Donner met die provincies zal spreken alvorens de implementatie plaatsvindt. Dat lijkt mij een voor de hand liggende, logische en ook zeer terechte vraag van de heer Heijnen. Er zal met de drie noordelijke provincies voor de verdere uitwerking overleg gepland worden. Ik neem aan dat minister Donner de Kamer op de hoogte zal stellen van de uitkomsten van dat overleg.

De heer Heijnen (PvdA):

Voorzitter, met respect: ik heb geen vraag meer aan deze plaatsvervangend minister van BZK. Ik wil straks bij de regeling van werkzaamheden met uw goedvinden wel graag een debat aanvragen met minister Donner over deze operatie. Die bevalt ons namelijk niet, in het licht van de door de Kamerbreed aangenomen motie-De Pater-Van der Meer/Heijnen.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie dat er geen aanvullende vragen zijn. Ik dank de minister voor de beantwoording van deze drie vragen. We gaan door naar de heer De Roon van de PVV voor zijn vraag aan de minister van Buitenlandse Zaken over het geweld tegen de kopten in Egypte.

Naar boven