17 Begroting Algemene Zaken en begroting van de Koning

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Algemene Zaken en van het Kabinet der Koningin en de Commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (III) voor het jaar 2012 (33000-III);

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2012 (33000-I).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter. Om te behouden wat je hebt, zul je moeten veranderen. De Partij van de Arbeid wil de koningin als hoofd van de regering behouden. Koningin Beatrix doet het goed en wij hebben veel waardering voor haar. Ook hebben wij vertrouwen in haar zoon. Juist daarom moet er veranderd worden. Mijn partij vindt dit een goed moment om de rol van de vorst nog eens te bezien, om historisch gegroeide weeffouten te herstellen en om het koningschap zo te moderniseren dat het toekomstbestendig aan prins Willem-Alexander kan worden overgedragen. Stabiliseren door te moderniseren en te normaliseren; dat zijn de lijnen waarlangs onze voorstellen lopen.

Allereerst wil ik het doorwrochte rapport aanhalen van de partijcommissie van de Partij van de Arbeid onder het deskundig voorzitterschap van professor Van den Berg. Hierin wordt terecht geconstateerd dat, als de Partij van de Arbeid nu vanaf nul een staatsbestel zou mogen ontwerpen, het geen monarchie zou zijn. Een functie op grond van geboorte past niet bij de Partij van de Arbeid. We beginnen echter niet op nul. 200 jaar koningschap heeft de eenheid van Nederland zo verankerd in de koning dat daar geen president tegenop kan. De koningin als symbool van eenheid is de kern van het koningschap. Zij kan dit het beste als hoofd van de regering onder ministeriële verantwoordelijkheid. Iedere andere plaats maakt haar kwetsbaar voor kritiek en maakt haar, gewild of ongewild, een speler in het politieke spel en daarmee niet langer neutraal, en dus niet meer de koningin van alle Nederlanders. Dit, de essentie dus, willen we houden zoals het is. Daarvoor moeten vier weeffouten worden hersteld. Dit zijn vier weeffouten, vervat in vier stellingen. 1. De koning krijgt geen rol meer in de formatie. 2. Er moet een kleiner Koninklijk Huis komen. 3. De koning krijgt geen rol meer in de Raad van State. 4. Wij willen niet meer dan een eerlijke financiële vergoeding voor de koning.

Het eerste punt is: geen rol meer voor de koning bij de formatie van een nieuw kabinet.

De heer Van Raak (SP):

Ik wil ook een weeffout bij de Partij van de Arbeid voorkomen. We hebben allemaal nagedacht. Eigenlijk waren de partijen in de Kamer er vorig jaar allemaal al zo'n beetje uit. Sommige partijen willen een monarchie met een meer politieke inhoud: VVD, CDA, ChristenUnie en SGP. Andere partijen maken een andere keuze. Zij vinden dat een monarchie in een democratie alleen ceremonieel kan zijn: SP, PVV, GroenLinks, D66 en Partij voor de Dieren. Welke keuze maakt de PvdA nu?

De heer Recourt (PvdA):

Dat kan de heer Van Raak goed teruglezen in ons rapport. Wij kiezen voor een koningin als hoofd van de regering, onder ministeriële verantwoordelijkheid maar met inperking van een aantal weeffouten.

De heer Van Raak (SP):

Maar dat is geen keuze. Dat laat gewoon de stand van zaken zien van de discussie in de PvdA. U bent er klaarblijkelijk nog niet uit. U zegt: de koningin moet het hoofd blijven van de regering, want dan is ze neutraal. Als hoofd van de regering ben je echter onderdeel van de regering; dan ben je minder neutraal dan als onafhankelijk staatshoofd boven de partijen. Iedereen heeft in de Kamer zijn huiswerk gedaan. Iedereen heeft goed nagedacht over de vraag: wat willen wij met de monarchie; meer politiek of meer ceremonieel? En de PvdA komt met een rommeltje.

De heer Recourt (PvdA):

Ik laat de conclusies van de heer Van Raak voor zijn rekening. Wij hebben juist een zeer gedegen rapport geproduceerd, met een eindconclusie. Dat die eindconclusie de heer Van Raak niet aanstaat, is voor zijn rekening. Dat hij verder wil gaan, weten we, ook uit de geschiedenis. Dat is prima. Ik hoor het graag in zijn eerste termijn. Ons standpunt is glashelder.

De heer Van Raak (SP):

Het gaat er mij om dat deze Kamer verder moet. In deze Kamer moeten oplossingen worden bedacht. Wij moeten ervoor zorgen dat de monarchie klaar is voor de 21ste eeuw. Het gaat er niet om of ik verder wil of niet verder wil; ik wil helderheid. Alle partijen hebben helderheid gegeven. Sommige willen een meer politieke monarchie; andere willen een ceremoniële monarchie. De PvdA gaat ergens ertussenin zitten. Daar kan de Kamer toch niet mee werken? Zo is er toch nergens een meerderheid voor in de Kamer?

De heer Recourt (PvdA):

Ook als je niet een punt op een van de twee polen kiest, neem je een standpunt in. De meerderheid is te vinden door te bekijken op welke onderwerpen de verschillende partijen elkaar vinden. Ik kan er een aantal noemen en ik hoop uiteraard dat we daar een meerderheden voor vinden. De heer Elissen staat ook al aan de interruptiemicrofoon, zie ik. Als we als oppositie met de PVV samenwerken, weet ik een groot aantal meerderheden te realiseren. Ik nodig de heer Van Raak uit om daaraan mee te werken.

De heer Elissen (PVV):

Die uitnodiging tot samenwerken nemen wij graag aan. Dan gaan we eens even kritisch de diepte in. Ik denk niet dat vandaag het moment is om het debat te voeren over allerhande voorstellen die op tafel liggen, maar er is wel een opmerkelijk punt. Het is mij natuurlijk niet ontgaan dat het woordvoerderschap is geswitcht van de heer Heijnen naar de heer Recourt en ik heb de Handelingen van vorig jaar ook doorgenomen. Toen zat de Partij van de Arbeid nog op het punt dat de koningin uit de regering moet en dat zelfs de schijn van invloed moet worden vermeden. Mijn vraag is dan ook vanwaar die koerswijziging? Kan de heer Recourt die toelichten?

De heer Recourt (PvdA):

Ik kan toelichten hoe het gegaan is. Als de heer Elissen de Handelingen goed naleest, ziet hij dat daar niet in staat dat de PvdA destijds voor een ceremonieel koningschap was. Destijds hebben wij de premier gevraagd om een visie op het koningschap. Die visie is gegeven. Onze partij is ook aan de slag gegaan en daar is het rapport uitgekomen dat we deze zomer hebben gepresenteerd.

De heer Elissen (PVV):

Het is mij natuurlijk niet ontgaan wat daarin stond. Ik vat het even samen in trefwoorden: modernisering, zelfs de schijn van de invloed moet voorkomen worden. Ik kom terug op het rapport waar u het over hebt. De belangrijkste opsteller van het rapport, professor Van den Berg, de heer Recourt verwees net naar hem. Professor Van den Berg is een van de belangrijkste opstellers van het rapport van de PvdA. Volgens hem is nu kennelijk niet meer de dringende noodzaak aanwezig om de Koning uit de regering te halen vanwege de neutraliteit. Dit is heel opmerkelijk, want diezelfde professor Van den Berg – ik verwijs hiervoor naar het Jaarboek Parlementaire Geschiedenis 2001 – stelt heel nadrukkelijk dat er maar één goede oplossing is voor het waarborgen van de neutraliteit en om te waarborgen dat de Koning verheven is boven iedere twijfel en boven de partijen staat, namelijk het aanpassen van de Grondwet in die zin dat de Koning uit de regering wordt geschrapt. Wat vindt de heer Recourt van die draai? Sinds 2001 is er namelijk staatsrechtelijk gezien of in de Grondwet niets veranderd met betrekking tot dit thema

De heer Recourt (PvdA):

Het rapport is niet van professor Van den Berg, maar van de commissie van de Partij van de Arbeid. Vele deskundigen hebben in die commissie gezeten onder voorzitterschap van de heer Van den Berg. Er staan vermoedelijk wel meer punten in dat rapport waarover de heer Van den Berg, als dit rapport zijn individuele mening zou weergeven, anders zou denken. Dat is nu juist het mooie van zo'n commissie. Die gaat gezamenlijk aan de slag en produceert aan het einde een rapport onder verantwoordelijkheid van de commissie.

De heer Elissen (PVV):

Vindt de heer Recourt dit alles niet opmerkelijk? Professor Van den Berg is nota bene een gerespecteerd staatsrechtgeleerde. Dat is het verschil met de andere opstellers van het rapport. Professor Van den Berg zal toch zijn opvatting als staatsrechtgeleerde moeten laten prevaleren boven een gewenst, correct partijpolitiek advies?

De heer Recourt (PvdA):

Het is geen partijpolitiek gewenst advies. Het is een breed gedragen advies van een groot aantal deskundigen. Dat een deskundige in het rapport zijn mening uit 2001 – ik weet helemaal niet wat zijn mening in 2011 is, maar stel dat die gelijk is – niet geheel weerspiegeld ziet, is niets bijzonders. Dat geldt eigenlijk voor iedere commissie.

Ik had vier punten aangekondigd. Het eerste punt gaat over de formatie. Dat wil ik heel kort houden. In deze Kamer zien wij een meerderheid daarvoor verschijnen. Wij willen die meerderheid graag steunen. Op dit moment wachten wij een inhoudelijke bespreking af van het voorstel van D66 om het Reglement van Orde te wijzigen.

Het tweede punt is dat het Koninklijk Huis moet worden beperkt tot de leden die een uitkering ontvangen. Op dit moment zijn dat de koningin, prins Willem-Alexander en prinses Máxima.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik kom nog even terug op de formatie. Het is de heer Recourt bekend dat wij vanaf 1971 al zelf de formatie kunnen regelen. Waarom wil hij dus deze verandering? Waarom wil de PvdA de formatie nu ineens anders, terwijl dit al 40 jaar kan en er al die tijd geen gebruik is gemaakt van die mogelijkheden?

De heer Recourt (PvdA):

Ik wijs wederom naar het rapport. Ik kan teruggaan naar de begrotingsbehandeling van vorig jaar. Daarin is om een visie op het koningschap gevraagd. De Partij van de Arbeid is ook zelf daarover na gaan denken. In dat denken is dat PvdA nog gesterkt door de laatste formatie, waarin de positie van de koningin lelijk in het gedrang kwam als gevolg van de deal die VVD, CDA en PVV hadden gesloten buiten de koningin om. De koningin was op dat moment namelijk aan het praten met GroenLinks. Dit alles heeft ons gesterkt in het feit dat wij nu concreet een democratische procedure moeten gaan realiseren.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

In de nieuwe situatie kan het ook voorkomen dat de dingen langs elkaar lopen. Ik vind dat dus geen sterk argument. Waarom heeft de PvdA bij de vorige kabinetsformatie niet gewoon voorgesteld om hierover een debat in de Kamer te voeren? Dat kon toen ook; de PvdA was toen namelijk ook al hierover aan het nadenken. Waarom dus niet?

De heer Recourt (PvdA):

Het was heel mooi geweest, als wij dat gedaan hadden, maar wij hebben dat niet gedaan. Wij hebben nagedacht en komen nu met dit voorstel.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Begrijp ik het goed dat de zogenaamde kan-bepaling uit motie-Kolfschoten een moetje moet worden volgens de Partij van de Arbeid?

De heer Recourt (PvdA):

Die discussie gaan wij nog aan. Als ik de plannen van D66 goed heb gelezen, blijft het een kan-bepaling. In ons eigen voorstel is het een moet-bepaling geworden. Wij willen dit niet bij de koningin hebben. Wij hebben daarvoor een stappenplan gemaakt, een soort spoorboekje, waarin staat hoe wij verder moeten als de Kamer er niet uitkomt. Daar blijft altijd het primaat bij de Kamer. Maar wij zitten hier niet zo gehard in dat het per se ons voorstel uit het rapport moet worden. Wij willen het realiseren en daarvoor zoeken wij een meerderheid. Vandaar dat ik aansluit bij het plan van D66.

Ik was bij het tweede punt, een kleiner Koninklijk Huis. Doel hiervan is de ministeriële verantwoordelijkheid te beperken tot deze kleine groep. Een grotere groep dient geen enkel doel en beperkt mensen slechts in hun bewegingsvrijheid. Een eenvoudige wetswijziging volstaat. Wij vragen de premier of hij tot deze wetswijziging bereid is. Wellicht dienen wij een motie in op dit onderwerp.

Mevrouw Smilde (CDA):

Is het de heer Recourt bekend dat al wettelijk geregeld is dat er een kleiner Koninklijk Huis zal zijn als prins Willem-Alexander koning wordt, namelijk hijzelf, zijn echtgenote, hun kinderen, prins Constantijn en diens echtgenote? Waarin wil de PvdA dan nog verder gaan?

De heer Recourt (PvdA):

Dat is ons bekend. De PvdA wil in die zin verder gaan dat wij het nog kleiner willen. Prins Constantijn en zijn echtgenote hoeven wat ons betreft geen deel uit te maken van het Koninklijk Huis. De kern is het vallen onder de ministeriële verantwoordelijkheid.

Mevrouw Smilde (CDA):

Het is de heer Recourt bekend dat tijdens het koningschap van koningin Beatrix prinses Margriet en haar echtgenoot als "uitzendkrachten" regelmatig aan het werk zijn geweest. Dat zal, zo is de lijn der verwachting, ook zo zijn met prins Constantijn en zijn echtgenote. Is het dan niet heel verstandig dat in de wet is opgenomen dat zij wel onder de ministeriële verantwoordelijkheid vallen, omdat zij officiële taken zullen uitvoeren? Hoe ziet de heer Recourt dat dan?

De heer Recourt (PvdA):

Wat prinses Margriet zelf betreft, staat in ons rapport dat wij niet aan haar positie willen tornen. Maar wat prins Constantijn betreft, lijkt het ons niet nodig om de uitgebreide ministeriële verantwoordelijkheid ook op zijn persoon te laten zien. Immers, als hij koning Willem IV vervangt, ga ik ervan uit dat dit niet zal gebeuren op onderwerpen onder de ministeriële verantwoordelijkheid. Ik neem aan dat de koning dat dan zelf zal doen.

Mevrouw Smilde (CDA):

Dat vind ik een heel bijzondere uitspraak. Het betekent dat prins Constantijn zich dan zal moeten beperken tot een aantal zaken, maar hij zal toch openbaar optreden. de heer Recourt zegt zeer terecht dat prinses Margriet daarbuiten staat. Als namens het Koninklijk Huis voor het Koninkrijk taken worden uitgevoerd door prins Constantijn of zijn echtgenote, lijkt het mij in de rede te liggen dat dit gebeurt onder de ministeriële verantwoordelijkheid. Welk type taken denkt de heer Recourt dat hij dan gaat doen?

De heer Recourt (PvdA):

Er zijn zeer vele leden van de koninklijke familie die optreden in publiek. Zij vallen ook nu lang niet allemaal onder de ministeriële verantwoordelijkheid. Gelukkig maar, want dat is vermoedelijk ook in het belang van die leden zelf; het beperkt hen minder. Hetzelfde moet gelden voor prins Constantijn. Het is prima dat hij taken verricht, maar die moeten niet zodanig zijn dat ze afgedekt moeten worden door de ministeriële verantwoordelijkheid.

Ik vervolg mijn betoog en kom bij het punt dat de koning geen voorzitter dient te zijn van de Raad van State. Wat de PvdA betreft, hebben wij hier te maken met een historisch verklaarbare, maar evidente weeffout in ons staatsbestel. Het is in de eenentwintigste eeuw niet langer aanvaardbaar dat de schijn van belangenverstrengeling wordt gewekt door in één persoon te verenigen het hoofd van de regering en het hoofd van de belangrijkste adviseur van de regering, de Raad van State. Bovendien adviseert de Raad van State in toenemende mate ook de Kamer en is hij hoogste rechter in vele rechtszaken tegen de overheid. Die functies moet je niet willen verenigen, ook als het in de praktijk allemaal niet zo veel zou voorstellen. Beide functies bijten elkaar en dat beeld moet je niet laten bestaan. Ik vraag de premier een reactie op dit punt en overweeg ook hierover een motie.

In het verlengde hiervan heb ik een opmerking over de vicevoorzitter van de Raad van State.

De heer Pechtold (D66):

De heer Recourt spreekt over weeffouten, maar ik vind dit breiwerkje van de PvdA toch een gruwel voor iedere sociaaldemocraat en niet alleen voor sociaaldemocraten; ook voor democraten, voor liberalen. Wat wilt u nu? U probeert een beetje van dit en een beetje van dat. Kunt u mij nu eens heel kort en bondig uitleggen waarom u zegt: wel uit de Raad van State, een rechtsprekend en raadgevend orgaan, en niet uit de regering, waar wetten worden gemaakt, maar waarvan wij de invloed niet zien?

De voorzitter:

Graag via de voorzitter.

De heer Pechtold (D66):

Ja, maar ik sprak over de sociaaldemocratie en dat moet u hebben aangesproken.

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter. Ook ik spreek namens de sociaaldemocratische partij en ik zeg het volgende. Het probleem zit in de combinatie van die functies. Deze is ons een doorn in het oog en naar ik aanneem ook de heer Pechtold. Dat wij van mening verschillen over de positie van de Koningin en later de Koning, al dan niet als hoofd van de regering dan wel louter ceremonieel, is een ander vraagstuk. Wat wij hier aan de orde hebben, is een combinatie van functies die niet verenigbaar zijn.

De heer Pechtold (D66):

Ja, maar ik vroeg de heer Recourt of hij kon verklaren waarom de keuze van de PvdA nu opeens, in tegenstelling tot in het verleden, is gevallen op het uit de Raad van State halen en niet uit de regering. Als er sprake is van strijdende belangen, waarom heeft hij dan hiervoor gekozen?

De heer Recourt (PvdA):

Er is primair voor gekozen om de Koningin of de Koning hoofd te laten zijn van de regering. Daar vloeit als logische consequentie uit voort dat deze dan niet langer voorzitter is van de Raad van State. Wij hebben ervoor gekozen om de Koning hoofd van de regering te laten zijn, om daarmee de kernfunctie van eenheid vast te houden en te realiseren, want als wij deze eruit halen, dan wordt zij of hij kwetsbaar voor kritiek en dan hebben we de poppen aan het dansen volgens mijn fractie.

De heer Pechtold (D66):

Na zoveel jaren sociaaldemocratie was heel duidelijk, en dat hebben de vrijzinnig-democraten overgenomen, dat je wieg nooit mag bepalen waar uiteindelijk politieke macht en invloed uit voortkomen. Dan vind ik de kwetsbaarheid als enig argument om te zeggen: daarom uit de Raad van State en niet uit de regering, toch wel heel pover. Ik daag de heer Recourt uit om met een argumentatie te komen, en niet kwetsbaarheid, want dat is een verdedigend punt, nee, met een visie waarom hij zegt: uit de Raad van State en niet uit de regering.

De heer Recourt (PvdA):

Ik verwijs wederom naar ons rapport over verbindend koningschap …

De heer Pechtold (D66):

De heer Recourt staat hier. Ik hoef geen stuk papier, maar ik vraag hem als volksvertegenwoordiger om iets waarover de PvdA nu al jaren aan het wikken en wegen is. Dat noemen we hier draaien. Om een keus te bepalen die de doorslag kan geven, moet men zich niet achter een stukje papier verschuilen maar hier een visie neerzetten.

De heer Recourt (PvdA):

De heer Pechtold liet mij niet uitspreken. Daarin staat uitgebreid onze visie. Ik ben hier genoodzaakt om het korter te doen, maar dat wil en zal ik doen. Wij waarderen de functie, zoals ingevuld door de koningin. Deze is gegroeid in 200 jaar. Dat maakt dat wij denken dat er geen betere president zou zijn dan in dit geval de koningin en later haar zoon. Daarom vinden wij dat we haar moeten behouden als hoofd van de regering, als symbool van eenheid en als hoedster van de constitutie. We denken dat we daarmee het beste de eenentwintigste eeuw in kunnen.

De voorzitter:

Ik had echt al "tot slot" gezegd.

De heer Pechtold (D66):

Ik heb twee keer geen antwoord gekregen. Dit is de essentie. De heer Recourt ziet geen betere president en dat ontneemt hij de Koning nu net, als hij geen president meer mag zijn van de Raad van State, maar hij laat de symboolfunctie, met daarachter oncontroleerbare, ondemocratische invloed op de regering, bestaan. Dat stelt me van de sociaaldemocratie anno 2011 zwaar teleur.

De heer Recourt (PvdA):

Nog een korte reactie. In ons rapport en zoals ik hier heb herhaald, hebben wij alle politieke macht van de vorst, de Koningin, proberen af te snijden en het goede geprobeerd te houden. Dat moet de heer Pechtold toch aanspreken? Ik ben ook benieuwd naar de reactie van de overige leden.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik ben wel benieuwd bij welk probleem de Partij van de Arbeid nu een oplossing aan het zoeken is. Tot vorig jaar heeft zij altijd de lijn aangehouden die de voormalige minister-president Kok in een notitie aan de Kamer had voorgelegd, namelijk dat er geen enkele aanleiding is om allerlei wijzigingen door te voeren, bijvoorbeeld door de Koningin uit de Raad van State te halen. Wat is er gebeurd dat dit nu opeens wel heel belangrijk wordt gevonden door de Partij van de Arbeid?

De heer Recourt (PvdA):

Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat de leden voortdurend naar hetzelfde vragen, namelijk dat de PvdA een gedegen stuk heeft geproduceerd om te kijken naar de toekomst. Wij kijken niet naar het verleden; wij kijken naar de toekomst. Die toekomst willen wij toekomstbestendig maken, zodat de Koning als staatshoofd nog een eeuw door kan, zullen we maar zeggen. In dat licht bezien vinden wij die combinatiefunctie van voorzitter van de Raad van State en hoofd van de regering niet passen. Daar is geen actualiteit aan te pas gekomen in de zin van een incident als voorzitter, maar wij vinden het een weeffout en weeffouten moet je herstellen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Het is altijd goed als partijen naar de toekomst kijken, maar je mag ze ook wel bevragen op enige consistentie vanwege hun opstelling in het verleden. Dan zie je toch dat de PvdA in dat opzicht een gewijzigde koers inzet ten aanzien van waar ze altijd voor heeft gestaan. Ik heb nog een vraag over de positie van de Koningin in de Raad van State. Wij hebben bij de wijziging van de herstructurering van de Raad van State toch geregeld dat de Koningin geen lid meer is van de afdeling raadpleging. Dus als de heer Recourt zo bang is voor verstrengeling van belangen en dat er advies wordt gegeven aan iemand die zelf ook deel uitmaakt van de regering, mede de regering vormt, dan is dat op deze manier toch geregeld en – in zijn woorden – toekomstproof gemaakt?

De heer Recourt (PvdA):

Ik heb uitdrukkelijk de woorden "schijn van belangenverstrengeling" gebruikt. Dat is een belangrijk criterium. Het is een criterium dat ook in de rechtspraak wordt gebruikt om te bekijken of een rechter onafhankelijk is. Bij een wraking – wij hebben het gezien bij het proces-Wilders – gaat het om de schijn van vooringenomenheid. Hier is het de schijn van belangenverstrengeling. Het is moeilijk uit te leggen of je nu wel of niet feitelijk betrokken bent bij het advies. Als voorzitter staat je naam er wel onder en valt het ook onder jouw verantwoordelijkheid.

De heer Slob (ChristenUnie):

Mevrouw de voorzitter. Tot slot. Wij hebben in 2010 met de herstructurering van de Raad van State een bewuste keuze gemaakt. De Koningin is geen lid meer van de Afdeling advisering. Dus als de heer Recourt het heeft over schijn van belangenverstrengeling is het op die manier toch op een goede wijze geregeld? Waarom maakt hij daar nu zo'n groot probleem van? Dat hebben we toch gedaan in 2010?

De heer Recourt (PvdA):

Ik herhaal: de Koningin is niet alleen voorzitter van de Raad van State in adviserende zin, maar ook voorzitter van de Raad van State in rechtsprekende zin. Misschien speelt daar nog wel steviger dat de rechter heel onafhankelijk moet zijn en dat de voorzitter van de rechter niet tevens hoofd van de regering mag zijn waarover die rechter nu juist oordeelt.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ook het voorzitterschap van de Raad van State is in de Grondwet vastgelegd. Bij de grondwetsherziening in 1983 is hierover gezegd dat er om historische redenen voor gekozen is om dit te handhaven. Er is eigenlijk geen reden om dit te veranderen. Nu hoor ik de heer Recourt vooral het criterium noemen van die schijn van belangenverstrengeling. Dan ben ik toch wel heel benieuwd hoe vaak de heer Recourt daar in de praktijk tegen aanloopt. Hij is op werkbezoek en de mensen dragen dat punt aan: ja, die schijn van belangenverstrengeling van de Koningin als voorzitter van de Raad van State; daar moet de politiek toch echt iets aan doen! Komt de heer Recourt dat vaak tegen?

De heer Recourt (PvdA):

Ik hoor regelmatig de opmerking: kan de politiek zich niet met belangrijker dingen bezighouden dan het Koningshuis? Dan is mijn antwoord dat er natuurlijk belangrijker dingen zijn. Neem de eurocrisis. Uiteraard! Daar zijn wij in dit huis heel hard mee bezig. Wij zijn in dit huis echter ook bezig met zaken die op de langere termijn spelen, zoals de staatsinrichting en de positie van de Koningin en de Koning, ook de rol in de Raad van State. Als je dan kritisch kijkt naar de toekomst, dan komt daar het standpunt uit zoals wij dat hebben voorgedragen. Nogmaals, de functies van voorzitter van de Raad van State en van hoofd van de regering zijn niet verenigbaar. Dat is de reden. Niet omdat er morgen ongelukken gebeuren, wel omdat wij over tien, twintig of dertig jaar ook nog een goed systeem willen hebben.

De heer Van der Staaij (SGP):

Omdat we in de toekomst ook nog een goed systeem willen hebben, zegt de heer Recourt, maar erkent hij daarmee dat er tot nu toe helemaal geen reële problemen aan het licht zijn getreden en dat het kennelijk meer het lijden is dat hij vreest, maar dat misschien wel nooit komt opdagen?

Voorzitter: Bosma

De heer Recourt (PvdA):

Ik heb geen idee hoe dat nu zit. Dat is allemaal achter een mantel van geheimhouding verborgen. Ik weet het niet. Daarom zeg ik: laten we die mantel weghalen en laten we het gewoon transparant, open en eerlijk maken.

De heer Van Raak (SP):

De PvdA moet echt ophouden met het verdedigen van slechte compromissen. Er moet een keuze worden gemaakt. De SGP heeft een keuze gemaakt. Die zegt: wij willen meer politieke invulling van het koningschap. De SP heeft ook een keuze gemaakt. Wij zeggen: een monarchie in een democratie kan alleen ceremonieel. De PvdA komt met een warrig verhaal. Maak nu eens een keuze. Wat is de keuze van de PvdA?

De heer Recourt (PvdA):

Hoe groot ik de rol van de heer Van Raak ook wil maken, hij gaat niet over wat de PvdA wel of niet moet doen. De PvdA heeft een duidelijk verhaal. Ik kan er niets aan doen dat dit verhaal niet op de vleugel zit waar de SP zit, maar ik bestrijd ten zeerste dat wij geen keuze maken.

De heer Van Raak (SP):

De Koning moet uit de Raad van State. Die politieke functie moet verdwijnen, maar de Koning moet nog wel het hoofd van de regering zijn. Die politieke functie blijft. Dat is eten van twee walletjes. Je moet een keuze maken: wel politieke functies – dat is de keuze van de SGP; ik heb respect voor die opvatting – of geen politieke functies, dus een ceremonieel karakter, waarbij het staatshoofd ons allemaal vertegenwoordigt, boven de politiek. Daar moeten wij hier in de Kamer tussen kiezen. Iedereen heeft een keuze gemaakt. Sommige partijen hebben voor het ene gekozen; andere partijen hebben gekozen voor het andere. We wachten allemaal totdat de PvdA een keuze maakt. Vorig jaar had de PvdA geen keuze en dit jaar heeft zij een warrig verhaal; wanneer komt het nou eens een keer?

De heer Recourt (PvdA):

Ik kan alleen maar zeggen: als de heer Van Raak iets anders verwacht dan wat er nu is, kan hij wachten totdat hij een ons weegt. We hebben heel duidelijk een keuze gemaakt: we houden de Koning; de kern van het koningschap zit in het voorzitten van de regering. Als wij dat eruit halen, maken wij de Koning kwetsbaar voor kritiek. Juist dan breken wij af wat wij als de kern en als het meest waardevolle beschouwen. Dat is een heel duidelijke keuze. Dat de SP het daar niet mee eens is, soit; zo gaan die dingen.

De heer Van Raak (SP):

Met alle respect, als de Koning in de regering zit, kun je toch niet zeggen dat hij dan onafhankelijker is dan wanneer hij niet in de regering zit? Als de Koning partij is in de regering, zou de Koning dan onafhankelijker zijn dan wanneer hij boven de partijen staat? Met alle respect, dat is toch onzin?

De heer Recourt (PvdA):

Vermoedelijk voor de laatste keer: het gaat niet om het feit dat de Koning lid is van het kabinet of dat hij meevergadert met het kabinet, maar om het feit dat de Koning valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid en daarom juist geen politieke kleur heeft. Als dat niet meer het geval zou zijn en als er bijvoorbeeld sprake zou zijn van een presidentieel stelsel of van een ceremonieel koningschap, zijn aanvallen op de Koning en daarmee het kleur bekennen van de Koning veel realistischer. Dan is hij niet meer het staatshoofd van alle Nederlanders, maar van een deel van de Nederlanders; de rest is het daar dan niet mee eens. Dat moeten wij niet willen.

De heer Elissen (PVV):

We zitten op één lijn wat betreft het moderniseren en het weghalen van de schijn van invloed. De heer Recourt zegt dat de Koning daarmee in ieder geval wordt weggehaald uit de ceremoniële rol als voorzitter van de Raad van State, die volgens mij dateert uit 1814. Tegelijkertijd zegt de heer Recourt: we maken de Koning het hoofd van de regering. Volgens mij maakt de Koning onderdeel uit van de regering; de regering wordt gevormd door Koning en ministers. Wij zijn het er dus over eens dat de Koning in de regering zit. De Koning is daar echter niet in gekozen, maar zit daar door erfopvolging. Is de heer Recourt het dan met mij eens dat je die schijn van beïnvloeding of in ieder geval de discussie die daar iedere keer over terugkomt, alleen weg kunt nemen door het sec, zakelijk en zuiver te scheiden en door de Koning de rol te geven die hem toekomt, namelijk de rol van onafhankelijk staatshoofd, neutraal en boven alle partijen?

De heer Recourt (PvdA):

Als ik daarin een pleidooi hoor om de Koning uit de regering te halen, steunen wij dat niet. Als ik daarin een pleidooi hoor om nogmaals uit te leggen hoe wij denken over het symbool van eenheid: de regering-Beatrix duurt veel langer dan al die kabinetten samen; we hebben nu een rechts kabinet en er zijn linkse kabinetten geweest. Dat gebeurt allemaal onder de regering-Beatrix, omdat koningin Beatrix als hoofd van de regering staat voor eenheid, neutraliteit en voortgang in de tijd. Dat willen wij heel graag zo houden en ik begrijp dat ook de PVV dat wil.

De heer Elissen (PVV):

De heer Recourt begrijpt mij toch niet helemaal. Als wij teruggaan in de geschiedenis en naar de historische ontwikkeling kijken, dan zien wij eerst de verlichte despoten, dan de absolute monarch en dan Thorbecke die in 1848 een handige constructie bedacht met de ministeriële verantwoordelijkheid om in ieder geval evenwicht te bereiken en de ministers niet alleen de rol van adviseur, maar ook de macht te geven. De heer Recourt wil daar nu inmiddels al hoofd van de regering van maken. Wij hebben in 1983 nog geprobeerd een tussenoplossing, een poldermodel, te vinden. Het zou toch veel zuiverder zijn om nu die knoop eens door te hakken en met elkaar te regelen dat zij Koning kan zijn en onafhankelijk staatshoofd, boven alle twijfel verheven voor alle Nederlanders? Dat kan de heer Recourt toch niet volhouden, ook als hij kijkt naar zijn opstelling ten aanzien van de Raad van State?

De heer Recourt (PvdA):

Laat ik dan ook verwijzen naar de Grondwet waarin duidelijk staat dat de ministerraad gaat over de dagelijkse gang van zaken. De Koning is daarbij niet betrokken en in die zin is het heel duidelijk dat er geen feitelijke politieke macht in dat deel van het koningschap zit. Wat daarin zit, is het symbool van eenheid. Dat willen wij graag houden.

De heer Elissen (PVV):

Dan adviseer ik de heer Recourt dringend om professor Van den Berg nog eens te consulteren, maar dan als onafhankelijk staatsrechtdeskundige. Ik verwijs nog eens graag naar zijn opvatting destijds dat als je het zuiver en goed wilt regelen, je artikel 45 en artikel 42 van de Grondwet moet aanpassen. Dit betekent de Koning uit de regering. Het feit dat de heer Recourt noemt, namelijk dat de ministerraad de besluiten neemt, zegt iets over de uitvoering, maar dat doet niet af aan het feit dat volgens de Grondwet de regering wordt gevormd door Koning en ministers.

De heer Recourt (PvdA):

En dat de ministerraad het politieke handwerk doet en de besluiten neemt. Hier wil ik het bij laten en ik wil mijn betoog voortzetten.

Ik was gebleven bij een opmerking over de vicevoorzitter van de Raad van State, in het verlengde van mijn opmerking over de voorzitter, want als het aan de Partij van de Arbeid ligt, is de vicevoorzitter in de toekomst gewoon voorzitter. Dat volgt uit het voorgaande. Dat is een belangrijke functie: onderkoning van Nederland. Ook hier geldt dat het lidmaatschap van het kabinet wringt met het direct daarop beoordelen van wetten van het kabinet. Voor een substantiële periode is de vicevoorzitter dan slager van zijn eigen vlees, herstel: keurmeester van zijn eigen vlees. Ook hier dreigt in ieder geval de schijn van belangenverstrengeling. Dit scenario hangt nadrukkelijk in de lucht.

De heer Van der Staaij (SGP):

De fractie van de Partij van de Arbeid toont zich hierin niet consequent, want zij heeft in 1980 bij monde van de heer Den Uyl – toenmalig fractievoorzitter – een interpellatiedebat aangevraagd over de benoeming van de heer Scholten, minister van het kabinet, als vicepresident van de Raad van State. Toen was er ook die vrees voor de schijn van belangenverstrengeling en dat er allerlei enge dingen konden gebeuren. Wij hebben nu het voordeel dat wij inmiddels kunnen terugkijken. Is dat ook een groot probleem gebleken? Kan de heer Recourt voor het opfrissen misschien een paar voorbeelden geven waaruit blijkt dat dit gevaar dat de heer Den Uyl en de fractie van de Partij van de Arbeid toen zagen, werkelijk bewaarheid is geworden?

De heer Recourt (PvdA):

Ja, voorzitter, dat kan ik doen. Dit geldt niet voor concrete problemen met de Raad van State, want daar zit een geheimhouding tussen. Dat weet ik dus niet. Ik kan wel zien hoe de geschiedenis sinds 1980 is verlopen. Autoriteit heeft aanzienlijk aan gezag ingeboet. Wij zien dat steeds meer instituties en publieke figuren onder vuur liggen alleen al vanwege de schijn van belangenverstrengeling. Wij zijn van mening dat wij dit niet moeten doen juist vanwege die ontwikkeling in de recente geschiedenis.

De heer Van der Staaij (SGP):

De heer Recourt zegt dat het gezag van de Raad van State aan kracht heeft ingeboet. Legt hij dan een verband met de benoeming destijds van de heer Scholten? Je zou ook kunnen zeggen; wij zien als opvallende ontwikkeling dat er steeds meer nationale zwaargewichten worden benoemd bij de Raad van State. Zou dat niet van invloed kunnen zijn op het gezag van de Raad van State, om maar eens een heel andere dwarsstraat te noemen?

De heer Recourt (PvdA):

Mijn voorbeeld was breder. Het gaat mij niet alleen om het gezag van de Raad van State, maar ook om het gezag van de rechter, van de Ombudsman, van een aantal instituties dat vroeger als het ware een soort natuurlijk gezag had en waarop nu steeds gemakkelijker kritiek wordt geleverd. Dat moeten wij voorkomen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Nog één keer. Het is opvallend dat nu juist een verband wordt gelegd met de vraag of je mensen met nationale politieke ervaring al of niet benoemd in een orgaan als de Raad van State. De heer Recourt zegt dat er nu een gezagsprobleem is en in het verleden niet. Laten er nu juist in het verleden veel meer mensen uit de nationale politiek zijn benoemd in de Raad van State dan nu het geval is. Hoe ziet hij dat?

De heer Recourt (PvdA):

Nogmaals, ik herhaal dat de tijd verandert. Ik herhaal dat mijn partij ook in 1980 een probleem had met die benoeming van een minister rechtstreeks als vicevoorzitter van de Raad van State. Dat probleem hebben wij nog steeds. Nogmaals, het is alleen maar pregnanter geworden, gezien de ontwikkeling in de tijd.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Er wordt verwezen naar het jaar 1980 en dat is 31 jaar geleden. De Partij van de Arbeid heeft dus 31 jaar lang de kans gehad om de benoemingsvoorwaarden aan te passen, bijvoorbeeld via een incompatibiliteitsregeling in de Wet op de Raad van State. Dat is echter niet gebeurd. Hoe groot vindt de heer Recourt het probleem dan eigenlijk?

De heer Recourt (PvdA):

Het gebeurt niet heel veel dat er een nieuwe vicevoorzitter nodig is, want deze wordt voor het leven benoemd. Tussendoor hebben we maar één benoeming gehad. Het gaat ons primair om de mogelijke benoeming van een lid van dit kabinet als vicevoorzitter, daartegen hebben wij bezwaar. Natuurlijk had dat bezwaar voorkomen kunnen worden als deze procedure adequaat was aangevangen; dan hadden we deze problemen niet gehad.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik krijg niet echt een antwoord op mijn vraag. Er zijn gewoon spelregels verbonden aan de wijze waarop iemand kan worden benoemd. Die spelregels zijn netjes vastgelegd. Het enige wat de Kamer moet doen, is controleren of het kabinet zich wel aan die spelregels houdt. In alle eerlijkheid zeg ik dat ook ik best een wat ongemakkelijk gevoel heb bij hoe de zaken nu gaan. Maar de heer Recourt wil nu, gaande de wedstrijd, de spelregels veranderen. Hij had dit nu juist in die rustperiode moeten doen. Als hij al 31 jaar geleden het gevoel had dat het op deze wijze niet moet, had hij allerlei initiatieven kunnen nemen om te voorkomen dat deze onrust weer zou oplaaien. Heeft de PvdA in de afgelopen periode iets laten liggen? Waarom doet de heer Recourt dit nu op deze wijze?

De heer Recourt (PvdA):

Dit zegt u met de kennis van nu. Het was mooi geweest als wij een aantal jaren geleden hadden kunnen voorzien dat dit probleem zou optreden; dan hadden we dat kunnen voorkomen. Dat is niet het geval. De kwestie is nu actueel. Wij voelen ons genoodzaakt om nu op te treden, omdat het maar boven de markt bleef hangen. Het wordt ook steeds actueler. Ons voornaamste bezwaar geldt niet de procedure, maar de invulling ervan. Wij willen dat de Kamer hier meer bij wordt betrokken, maar dat is voor ons een secundair verhaal. Het eerste verhaal, ons grootste bezwaar, betreft een lid van het zittende kabinet als vicevoorzitter.

De heer Slob (ChristenUnie):

Nog één keer, voorzitter. De huidige regels die gelden voor de benoeming belemmeren dit niet. Je kunt daar je gevoelens bij hebben, maar ze belemmeren het niet. Als de heer Recourt dit echt als een probleem beschouwt – en de Partij van de Arbeid heeft dit in het verleden als een probleem gezien – had hij dit in de afgelopen periode gewoon moeten regelen, zodat het probleem zich niet meer zou kunnen voordoen. Nu wil hij eigenlijk in de laatste fase de spelregels veranderen. Het is de vraag of we op die manier zorgvuldig omgaan met zo'n instituut en met zo'n functie. Ik heb overigens ook grote zorgen over hoe een en ander zich ontwikkelt, want zo gaat het natuurlijk niet goed.

De heer Recourt (PvdA):

Wij kunnen de spelregels niet veranderen en willen die niet veranderen. Wij willen juist voorkomen dat een instituut als de Raad van State schade oploopt door een benoeming, waardoor in de komende jaren voortdurend kritiek op de Raad van State mogelijk zou zijn. Mijn fractievoorzitter heeft ingegrepen om die schade juist te voorkomen.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Voorzitter. Inderdaad zijn er spelregels afgesproken. In 2010 zijn die nog aangepast. Ik vraag de heer Recourt: wie gaat over deze benoeming? En hoe consequent is hij eigenlijk? Toen het wetsvoorstel destijds werd besproken, heeft zijn collega Wolfsen samen met mijn collega Griffith een amendement ingediend om dubbelbenoemingen bij de Raad van State te voorkomen. De PvdA heeft haar handtekening echter later weggehaald en tegen dat amendement gestemd. Hoe consequent is de heer Recourt met zijn opvatting dat het zuiver moet zijn?

De heer Recourt (PvdA):

Ik hoor meerdere vragen. De eerste was: wie heeft het voor het zeggen? Dat is ons allen duidelijk: het is een kroonbenoeming, dus die is aan het kabinet. De Kamer kan daar echter wel iets van vinden, ze kan vinden dat iemand uit een bepaalde categorie niet benoemd moet worden. Mijn antwoord op de tweede vraag luidt als volgt. Ik vind ook niet dat die dubbelfunctie een schoonheidsprijs verdient. Ik begrijp dat mijn voorganger daarover samen met de VVD-fractie een amendement heeft voorgesteld. Het heeft wel een reden. Recentelijk hebben wij hierover gesproken met de voorzitter van de Raad van State en die heeft het uitgebreid toegelicht. Ik kan mij niet anders voorstellen dan dat wij dit amendement vanwege die toelichting destijds niet meer hebben gesteund. Ik ben nu echter wel aan het filosoferen. Ik weet het niet precies, want het was mijn voorganger.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

U geeft zelf aan dat het kabinet aan zet is en dat daarna de Kamer erover kan spreken. U hebt daarmee het antwoord gegeven op de eerste vraag. Uw fractie spreekt daarmee voor haar beurt.

In het verleden hebt u zelfs een handtekening onder een amendement weggehaald. Welk recht van spreken hebt u dan nu nog om te doen alsof er sprake zou zijn van de schijn van belangenverstrengeling als een minister eventueel – er zijn bovendien al precedenten – vice-president van de Raad van State zou worden? Dat weten wij natuurlijk nog niet, want het kabinet moet er nog een besluit over nemen. Hoe consequent bent u eigenlijk?

De voorzitter:

Ik verzoek mevrouw Van der Burg om ook even te denken aan mijn ceremoniële rol en via de voorzitter te spreken.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Excuus, voorzitter. U hebt volledig gelijk.

De heer Recourt (PvdA):

Ik wil dit echt heel verre van mij werpen. Het is natuurlijk flauwekul. Als wij zouden wachten op een voordracht van dit kabinet, dan is het kwaad al geschied. Wij hebben een poosje gewacht, maar de tekenen zijn wel steeds duidelijker nu ook de voorzitter van het CDA de kandidatuur van de heer Donner in de lucht houdt. Daarop hebben wij het moment rijp geacht om nu in te grijpen. Als je dat na afloop doet, ben je te laat.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Tot slot. Ik constateer dat de Partij van de Arbeid de spelregels die nog zeer recent zijn afgesproken, niet respecteert. Ik constateer ook dat zij niet consequent is.

De heer Recourt (PvdA):

De VVD kan constateren wat zij wil, maar het is flauwekul. We houden ons volledig aan de spelregels. Het oordeel is aan de kijker.

De heer Elissen (PVV):

Ik vat het nog even beknopt samen. Er komt een advertentie in de Staatscourant. Misschien heeft de heer Recourt de advertentietekst al gezien en weet hij wie de kandidaten zijn. Ik nog niet, want ik wil me niet baseren op allerhande mediaberichtgeving; dat zou speculatief zijn. De procedure is als volgt: er komt een tekst in de Staatscourant; mensen gaan solliciteren; de Raad van State geeft een zienswijze; het kabinet neemt een besluit. Wat de heer Recourt nu lanceert, is dus wat prematuur. Is dat plotseling opkomende dapperheid? De aangekondigde motie is misschien vooral ingegeven door emotie. De spelregels zijn recent nog vastgesteld. Om de procedure te veranderen, moet de heer Recourt naar mijn idee met een initiatief komen. Ik hoor graag zijn antwoord.

De heer Recourt (PvdA):

Om met dat laatste te beginnen: wellicht veranderen we de procedure, maar daar hebben we bij deze benoeming niet zoveel aan. Daarbij moeten we gewoon nog met de huidige procedure werken. Vandaar dat wij hebben gemeend nu te moeten ingrijpen. Ik weet niet hoe de PVV-fractie ernaar kijkt, maar als de verantwoordelijke minister een collega-minister benoemt, en de voorzitter van zijn eigen partij zegt dat minister Donner een goede kandidaat is, dan hangt die kandidatuur wel heel duidelijk in de lucht. Je kunt dan een advertentie zetten. Het is echter niet heel aannemelijk dat elke burger die in een brief schrijft wel vice-president te willen worden, een reële kans maakt. Ik kan het niet nu terugleggen, maar ik ben wel heel nieuwsgierig naar de eerste termijn van de PVV. Die partij heeft vaak het standpunt uitgedragen voor transparantie te zijn en tegen achterkamertjespolitiek en de schijn van belangenverstrengeling. In dacht licht ben ik benieuwd hoe zij aankijkt tegen deze wijze van kandideren.

De heer Elissen (PVV):

Wat ons betreft, blijft het prematuur. Dat de heer Recourt voorsorteert, is prima. Het is natuurlijk fantastisch om te horen dat de PvdA nu in de breedte afstand neemt van zaken als het aan baantjes helpen van mensen en het creëren van baantjes. Chapeau! Daarin vinden we elkaar. In deze kwestie is de heer Recourt echter veel te vroeg. De vacature moet wat ons betreft snel worden opengesteld. Wij moeten ook niet twijfelen aan de professionaliteit en de zienswijze van de Raad van State zelf. Dat wordt volgens mij een zwaarwichtig advies. Ik heb er het volste vertrouwen in dat het kabinet op basis daarvan een goed besluit zal nemen. Mocht dat niet zo blijken te zijn, dan komen wij hier natuurlijk terug en spreken we elkaar.

De heer Recourt (PvdA):

Ook de PVV ziet de tekenen zoals ik die heb geschetst. Ik ben benieuwd hoe zij dan in algemene zin denkt over de vraag hoe een lid van het zittende kabinet vice-president zou kunnen worden. We wachten af wat de PVV ervan vindt.

De heer Elissen (PVV):

Als de PvdA de regels had willen aanpassen, dan had zij dat eerder moeten doen. Vindt de heer Recourt ook niet dat je bij bepaalde zwaarwichtige functies moet vissen uit een schaars gevulde vijver? Van mensen die dit soort functies gaan vervullen, mag je toch verwachten dat ze volwassen en heel professioneel met dit soort zaken omgaan?

De heer Recourt (PvdA):

Uiteraard verwachten wij dat er professioneel mee wordt omgegaan, maar wij zien dat er mogelijkerwijs een fout wordt gemaakt. Dat willen wij graag voorkomen.

Mevrouw Smilde (CDA):

Ik zou graag eerst een feitelijke onjuistheid willen vaststellen. Mijnheer Recourt, u zei zojuist dat de partijvoorzitter van het CDA de kandidatuur van de heer Donner zou hebben bevestigd, maar dat heeft zij niet gedaan. Zij heeft alleen gezegd dat hij een goede kandidaat zou zijn.

De motie die uw fractievoorzitter heeft aangekondigd, is staatsrechtelijk onzin, om het maar zo te zeggen. Hoe gaat u met een motie regelen dat een zittende minister geen vicevoorzitter van de Raad van State kan zijn? Dat staat niet in de Grondwet en het staat niet in de Wet op de Raad van State. Ik vraag mij dus af hoe u dat gaat regelen in deze situatie. Dat had u eerder moeten doen.

De heer Recourt (PvdA):

De ene helft van de Kamer zegt: dat had u later moeten doen. Een ander deel van de Kamer zegt: dat had u eerder moeten doen. Wij willen helemaal niet ingaan tegen welke regeling dan ook. Dat herhaal ik nog maar eens een keer. De procedure is zoals die is en die kunnen wij voor deze termijn niet veranderen. Wat wij wel kunnen doen, is het kabinet ertoe oproepen om bij de benoeming in zoverre rekening te houden met de wens van de Kamer dat niet een lid van het zittende kabinet wordt benoemd tot vicevoorzitter van de Raad van State.

Mevrouw Smilde (CDA):

Daar is namelijk een wetswijziging voor nodig. Maar dan is het toch alleen symboolpolitiek wat u hier bedrijft? Of u pakt door en maakt er een wetswijziging van, maar dan moet dat op een moment dat wij niet midden in het spel zitten, of u doet niets. Maar dit lijkt mij symboolpolitiek.

De heer Recourt (PvdA):

Ik kan de vertegenwoordiger van het CDA niet volgen. Wij vragen het kabinet, een bepaalde categorie mensen niet te benoemen, om de schijn van belangenverstrengeling te vermijden. Daar is geen wetswijziging voor nodig. Wij zeggen gewoon tegen het kabinet: doe dit niet en zoek een andere goede kandidaat. Meer is het niet.

Mevrouw Smilde (CDA):

U bent het toch met mij eens dat de procedure glashelder in de wet staat? U hebt nu al een keer of zes het woord belangenverstrengeling in de mond genomen, ook in relatie tot de benoeming van de vicevoorzitter van de Raad van State. Het wordt toch wel buitengewoon lastig dat wij, als wij wetten hebben, vervolgens moties krijgen om belangenverstrengeling te voorkomen. Dan kunnen wij niet echt goed politiek bedrijven. Ik denk dat wij dan klip-en-klaar moeten zeggen: wij volgen de procedures die wij met elkaar hebben afgesproken.

De heer Recourt (PvdA):

Ik kan het alleen maar met een voorbeeld verduidelijken. Stel dat het kabinet voornemens is om mijn moeder te benoemen tot vicevoorzitter van de Raad van State, dan hoeven wij geen wet te wijzigen. Maar wij kunnen wel het kabinet ertoe oproepen om geen vrouwen die vergelijkbaar zijn met mijn moeder te benoemen tot vicevoorzitter, maar een andere geschikte kandidaat voor te dragen. Mannen ook, trouwens; voor mijn vader geldt hetzelfde. Daarin wil ik mevrouw Van Gent tegemoetkomen, die nu vanuit de zaal commentaar geeft. Ik ben het ook nog met mevrouw Van Gent eens dat het kabinet urgent moet omzien naar een geschikte vrouw. Dat lijkt mij een uitstekend voorstel.

De voorzitter:

In de tweede termijn maken wij graag kennis met uw moeder.

Het woord is aan de heer Van Raak.

De heer Van Raak (SP):

Als het de Koning betreft, kan de Partij van de Arbeid niet kiezen, maar als het gaat om de onderkoning, ziet het er beter uit. De heer Cohen, politiek leider van de Partij van de Arbeid, heeft zondag op televisie aangekondigd dat hij met een motie komt waarin staat dat de heer Donner het in elk geval niet kan worden. Voor de zekerheid vraag ik: gaat de heer Recourt die motie indienen?

De heer Recourt (PvdA):

Het is rond moties gebruikelijk dat wij eerst het antwoord van de zijde van het kabinet afwachten. Maar de motie ligt klaar. Als het antwoord niet bevredigend is, gaan wij die indienen en dan hoop ik uiteraard op de steun daarvoor van de SP-fractie. Ik snap dat het de insteek van de heer Van Raak voor dit debat is om de PvdA vast te zetten, in de trant van: ze kunnen niet kiezen. Ik zeg het nogmaals: dat is flauwekul, wij hebben een rapport en wij hebben een duidelijk standpunt. Daar moet u het mee doen.

De heer Van Raak (SP):

Dit is een misverstand. Ik wil de Partij van de Arbeid, onze linkse vrienden, nergens op vastzetten. Wat ik wel wil, is helderheid. Wij kunnen in de Kamer alleen ons werk doen als alle politieke partijen kiezen; dus ook de Partij van de Arbeid moet kiezen. Ik stel mijn vraag om te voorkomen dat de Partij van de Arbeid via de achterdeur weer wegglipt, maar het antwoord geeft mij hoop dat de Partij van de Arbeid woord zal houden.

De heer Recourt (PvdA):

Uiteraard houden wij woord. Wij vragen dus het standpunt van de premier op het punt van de mogelijke belangenverstrengeling. Wij willen voorkomen dat de Raad van State onnodig schade oploopt en verder verzoeken wij de premier om vaart te maken met de opvolging van de heer Tjeenk Willink. Langdurige onduidelijkheid doet deze zaak geen goed en de tijd begint te dringen. Mijn fractievoorzitter heeft de mogelijkheid van een motie al nadrukkelijk genoemd.

Punt vier, mijn laatste punt. De Koning dient een royale vergoeding te krijgen voor zijn werk, maar niet meer dan dat. De PvdA heeft uiteraard ook op het punt van de financiën en meer specifiek op het punt van de belastingvrijstelling naar het Koninklijk Huis gekeken en zich afgevraagd hoe de monarchie in de 21ste eeuw met een groot draagvlak kan voortbestaan. In een ver verleden betaalde de vorst uiteraard geen belasting, want hij hief ze. In het nabije verleden waren de begroting van de Koning en de begroting van het land nog enigszins met elkaar verbonden. Dat is nog enigszins terug te vinden in de huidige regeling. Voordelen uit vervlogen tijden zijn niet meer te billijken in een tijd waarin juist de onderkant van de samenleving moet bezuinigen. De onderkant van de samenleving voelt de maatregelen, de bezuinigingen van dit kabinet het hardst. Dat is niet eerlijk. Iedereen moet de broekriem aanhalen. Dat geldt ook voor deze begroting en ook voor de Koningin. Hier wringt de schoen.

Allereerst de vraag aan de premier waarom op de hofhouding, de functionele uitgaven, niet dezelfde bezuiniging, dezelfde generieke taakstelling is toegepast als op andere begrotingen. Als iedereen moet inleveren, waarom de Koningin dan niet? Dit kabinet laat zijn ware gezicht zien door op alles en iedereen te bezuinigen, met name op die mensen die het toch al niet breed hebben, terwijl het de Koningin ontziet. Een meer structurele opmerking: zelfs in de Grondwet is de belastingvrijstelling van de Koning geborgd. De PvdA vindt dat de Koning een royale vergoeding moet krijgen. Kosten die in functie gemaakt worden, moeten worden vergoed, maar waarom een voordeel op het punt van successiebelasting? Waarom een vergoeding voor privévlieguren? Dat lijken toch allemaal privévoordelen? Hoe en door wie wordt bepaald welk deel van het vermogen vrij is van vermogensrendementsheffing? Mijn fractie wil helderheid op dit punt. Waar hoeft geen belasting over te worden betaald? Laten we de zaak normaliseren. Een eerlijke vergoeding voor waar het werk betreft, vergoeding van de kosten voor waar het werk betreft, maar als het privéuitgaven zijn, moeten ze ook privé gedragen worden. Ook hierover hebben wij een motie.

Voorzitter. Dat waren de vier stellingen van de Partij van de Arbeid, vier stellingen om het koningschap te waarborgen in de 21ste eeuw, vier stellingen die aantonen dat je moet veranderen om het goede te behouden.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Vanavond hebben we ook nog een debat over topinkomens. Nu ken ik de Partij van de Arbeid als een partij die dan heel erg voor het strikt handhaven van de balkenendenorm is. Mijn vraag aan de PvdA is dan ook: waarom is daar niet voor gekozen als het gaat om het Koninklijk Huis?

De heer Recourt (PvdA):

We willen de Koningin niet in een H&M-jurkje naast de Engelse vorstin zetten. Ik heb dat ook al tegen de media gezegd. Nu hoeft dat niet van de balkenendenorm, maar het is natuurlijk wel een functie waar hoge kosten aan verbonden zijn. In die zin willen wij de Koningin financieel niet afknijpen. We willen een reële vergoeding betalen, maar we vinden ook niet dat het de spuigaten moet uitlopen. Die balans hebben wij gezocht en gevonden. Nogmaals, normaliseer het. Er mag best een royale vergoeding tegenover staan.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Nu weet ik toevallig dat Michelle Obama ook wel eens in een H&M-jurkje verschijnt en zich daar enorm populair mee maakt. Dat is ook goed voor de herverkiezing volgend jaar. Maar even serieus, voorzitter, want we hebben natuurlijk niet alleen te maken met de Koningin. Er zijn nog andere leden van het Koninklijk huis, de Kroonprins en zijn echtgenote, die ook een vergoeding ontvangen. Ik zou daar toch een wat serieuzer antwoord op willen. Ik krijg een beetje het idee dat de PvdA hier van twee walletjes zit te eten en daar houd ik nooit zo van.

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter. Ik vind het prettig als ik veel geïnterrumpeerd word door verschillende Kamerleden, maar het komt natuurlijk van verschillende kanten. Nu pakken wij juist ook op het punt van de financiën goed door. Wij vinden ook dat de Koningin moet bijdragen. Als iedereen moet bezuinigen, moet de Koningin dat ook. Wij vinden echter niet dat de Koningin terug moet naar de balkenendenorm, omdat de uitgaven die bij dit beroep horen, bij deze functie of wellicht zelfs bij deze roeping, gezien de erfelijkheid, hoger zijn dan die van een gemiddelde, normale topfunctionaris.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Even voor de duidelijkheid: daar pleit ik ook niet voor. Wat er nu gebeurt, door de opstelling van de PvdA-fractie, is het volgende: links is niet tevreden, rechts is niet tevreden en de PvdA gaat door het midden. Het resultaat daarvan is waarschijnlijk dat er niets verandert rondom het Koninklijk Huis. Wat voor tactische overwegingen zitten er achter de notitie van de PvdA? Je kunt er bijna gif op innemen – dat is geen gifbeker – dat er door haar opstelling eigenlijk niets gaat veranderen. Was dat misschien de bedoeling van de PvdA?

De heer Recourt (PvdA):

Wij benaderen politiek vanuit de inhoud. Dat blijkt ook uit dat rapport. Wij willen, zoals in het rapport staat, de positie van de Koning normaliseren, ook de financiën. Wij hopen dat te bereiken. Ik zie een heel aantal meerderheden. Ik hoop dat wij de vermindering van het aantal leden van het Koninklijk Huis, onze voorstellen op het punt van de formatie en die betreffende de financiën kunnen realiseren. Het voorstel met betrekking tot de rol van de Koning bij de Raad van State is wat moeilijker, want daar is een grondwetswijziging voor nodig. Dat lijken mij heel reële aanpassingen. Ik neem aan dat de fractie van GroenLinks gewoon meedoet en ook haar knopen telt. Laten wij kijken welke winst kan worden gehaald. Om daar nu cynisch over te doen ... Wij hebben een eigenstandige positie, dat klopt. Als links verder wil en rechts minder ver, is onze positie heel eigen. Dan gebeurt er wat ik mevrouw Van Gent juist heb voorgehouden.

De heer Elissen (PVV):

Ik heb een vraag over de consistente lijn van de PvdA. Ik vraag me werkelijk af waar nu ineens spontaan die bezuinigingsdrift vandaan komt. De PVV is voor behoud van de monarchie. De balkenendenorm vinden wij uiteraard wat overdreven. Het Koninklijk Huis krijgt een vorstelijke beloning. Iedereen moet de broekriem aanhalen, dus ook het Koninklijk Huis. Ik heb hier een motie voor mij liggen van de heren Brinkman en Wilders van 8 oktober 2009 waarin wordt opgeroepen tot bezuiniging op de begroting van de Koning. Tot mijn verbazing is de enige die deze motie mede heeft gesteund, het lid Verdonk. Waar komen dat voortschrijdend inzicht en die koerswijziging vandaan?

De heer Recourt (PvdA):

In constateer dat wij het in elk geval inhoudelijk heel erg met elkaar eens zijn. Dat is prettig. Onze insteek is er niet primair op gericht om nu eens stevig te bezuinigen op het Koninklijk Huis. De voorstellen van mijn fractie zijn gericht op het toekomstbestendig maken van het Koninklijk Huis. Belastingvoordelen passen daar niet meer in. Als heel Nederland moet bezuinigen, geldt dat ook voor het Koninklijk Huis. Dat is ook een belangrijk motief. Dat motief is ingegeven door de daden die dit kabinet heeft aangekondigd en gerealiseerd. Met die daden wordt de onderkant extra hard gepakt. Daar hebben wij het uiteraard heel moeilijk mee. Dat maakt dat wij dit op dit moment zeggen.

De heer Elissen (PVV):

Ook in 2009 was er al een economische crisis en moest de broekriem worden aangehaald. Waarom heeft de PvdA-fractie dan destijds die motie niet gesteund?

De heer Recourt (PvdA):

In 2009 hadden wij nog niet het kabinet dat er nu zit, dat snoeihard bezuinigt aan de onderkant.

De heer Elissen (PVV):

Ik begrijp van de heer Recourt dat het afhankelijk is van het kabinet hoe de wind waait bij de PvdA.

De heer Recourt (PvdA):

Jazeker. Als het een heel vervelend kabinet is, voeren wij daar stevig oppositie tegen. Dat klopt. Ten opzichte van een kabinet waarin de PvdA zit, zullen wij uiteraard een andere rol kiezen. Dat lijkt mij logisch.

De heer Elissen (PVV):

Ik wil afstand nemen van de diskwalificatie van dit kabinet, van de opmerking dat dit een vervelend kabinet is. Daar herken ik mij niet in.

De heer Pechtold (D66):

Wij bespreken vandaag de begroting van Algemene Zaken, waar het Koninklijk Huis een onderdeel van is. De PvdA is de grootste oppositiepartij. Die zegt dat er een vervelend kabinet zit. Zij behandelt bij deze begroting alleen het Koninklijk Huis. De heer Recourt zegt dat de Koning niet meer betrokken moet zijn bij de formatie. Daar gaat de regering niet over, maar de Kamer zelf. Hij zegt dat de Koning iets meer belasting moet betalen. Er wordt voorgesteld om wat minder mensen in het Koninklijk Huis te hebben en er wat meer in de familie te houden. Daarnaast is er nog iets symbolisch rond de Raad van State. Is dit nu werkelijk, bij zo'n vervelend kabinet, de enige inbreng die de sociaaldemocraten weten te verzinnen, na al die jaren studeren op het Koninklijk Huis? Nu fixeert de PvdA-fractie zich helemaal op dit onderwerp. Ik zat echt te popelen. Ik dacht dat wij nog iets over Europa zouden krijgen, iets over het optreden van de minister-president, iets over de Hoge Colleges van Staat en noem maar op. Maar nee, het bleef bij belasting betalen, de formatie, iets rond de familie en iets symbolisch rond de Raad van State, zoals de heer Recourt zelf zei.

De heer Recourt (PvdA):

Ik zei net dat dit een vervelend kabinet is. Dat feit zullen wij bij elke begrotingsbehandeling aan de orde stellen. Wij hebben dat al heel duidelijk aan de orde gesteld bij de behandeling van de eerste begroting, namelijk die van Financiën. Wij hebben daarbij aangetoond dat de laagste inkomens te maken krijgen met het grootste koopkrachtverlies. Wij zullen het daarover hebben bij de behandeling van alle begrotingen. Uiteraard spreken wij bij de behandeling van deze begroting over de onderwerpen die nu aan de orde zijn. Ik zeg dat ook de koningin haar steentje moet bijdragen. Veel sociaaldemocratischer kan ik het niet maken.

De heer Pechtold (D66):

Ik spreek alleen maar mijn teleurstelling uit. De begroting Algemene Zaken gaat toch echt over veel meer. De heer Recourt legt echter zelf zijn prioriteiten. Die legt hij bij het Koninklijk Huis. Hij kiest er echter voor om op dat punt te komen met iets waarover wij zelf gaan, namelijk de formatie, met iets over twee leden van het Koninklijk Huis die koninklijke familie moeten worden, met iets over belastingen en nog iets over de Raad van State. Daarmee voorkomt de heer Recourt dat er in de Kamer een meerderheid is die echt iets aan het koningschap wil moderniseren. Dat vind ik echt een heel povere bijdrage van de Partij van de Arbeid. Er lagen zo veel kansen om, in de eigen woorden van de heer Recourt, dit vervelende kabinet nu eens flink van repliek te dienen.

De heer Recourt (PvdA):

Ik zeg nogmaals dat de repliek zal volgen bij alle begrotingsbehandelingen. Ik hoor in de woorden van de heer Pechtold hetzelfde als in de woorden van de heer Van Raak. Zij vinden het jammer dat de Partij van de Arbeid niet verder gaat. Ik snap dat, geredeneerd vanuit de visie van de SP en van D66. De visie van mijn partij is anders. Dat heb ik uitgebreid betoogd. Wij staan daarvoor.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Voorzitter. Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen de persoon van de koningin en de staatsrechtelijke positie van de Koning. In Nederland en bij mijn fractie bestaat grote waardering voor de wijze waarop koningin Beatrix als persoon haar rol vervult. Ook de staatsrechtelijke positie van de Koning is wat de VVD-fractie betreft prima geregeld. Deze is goed ingebed in ons democratisch bestel. Juist door de ministeriële verantwoordelijkheid wordt voorkomen dat de Koning zelf een politieke positie kan innemen en politieke opvattingen naar buiten gaat brengen. De Koning is lid van de regering, maar maakt geen deel uit van de ministerraad of van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Daar worden in Nederland de politieke besluiten genomen. Wel wil de VVD-fractie een aantal andere zaken in de begroting van de Koning aangepast zien.

In het kader van de bezuinigingen geldt voor alle departementen een generieke financiële taakstelling. Die taakstelling geldt ook voor de Hoge Colleges van Staat en de Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal. De VVD-fractie is van mening dat deze generieke financiële taakstelling ook zou moeten gelden voor de begroting van de Koning en voor het begrotingsonderdeel Kabinet der Koningin in de begroting Algemene Zaken. Net als bij de Hoge Colleges van Staat en de begroting Algemene Zaken, zou deze financiële taakstelling per 1 januari 2013 in moeten gaan. In tijden waarin iedereen moet bezuinigen en zijn steentje moet bijdragen aan het op orde krijgen van het nationaal huishoudboek, moet dat volgens mijn fractie werkelijk voor iedereen gelden. Kan de minister-president toelichten waarom deze generieke taakstelling niet per 1 januari 2013 gaat gelden voor de begroting van de Koning en voor het begrotingsonderdeel van Algemene Zaken over het Kabinet der Koningin?

De heer Pechtold (D66):

Is dit een vraag of is dit een wens van de VVD-fractie? Ik las in de pers dat het hierbij ging om een wens en een eis van de VVD. Er zit echter nogal eens wat licht tussen wat er in de pers staat.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik heb de gewoonte om in de eerste termijn van het debat vragen te stellen. Op die manier kan de minister-president op die vragen antwoord geven. Ik kan in de begroting niet vinden dat deze financiële taakstelling ook aan de genoemde twee begrotingen wordt opgelegd. Ik wil daarom graag weten hoe het zit, want het is een wens van mijn fractie dat dit gebeurt.

De heer Pechtold (D66):

Mevrouw Van der Burg treft tegenover zich iemand die zelf republikein is. Ik zou liever een ceremoniële monarchie in Nederland zien. Dat staat in het verkiezingsprogramma van mijn partij. Ik vind de opstelling van de VVD nu weinig chic. Ik vind het weinig chic dat de grootste partij van Nederland, de VVD, met een premier van de eigen kleur, nu publiekelijk een beetje gaat zeggen: weet je wat, er kan bij het Koninklijk Huis ook nog wel iets vanaf. De VVD heeft nu al een jaar de kans om bij de begrotingen ook via de binnenband dingen te regelen. Volgens mij voer je een zorgvuldige discussie over het Koninklijk Huis niet op deze manier. Als mevrouw Van der Burg deze mening is toegedaan, dan dient dat maar eens zijn weerslag te krijgen in de begroting van de minister-president van de eigen politieke kleur. Maar dan ga je dat toch niet op deze manier in een vraag vervatten? Wat is het standpunt van de VVD?

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Volgens mij ben ik heel duidelijk geweest. Ik heb aangegeven dat wij vinden dat de financiële taakstelling voor alle departementen zou moeten gelden. Ik heb die voor deze twee departementen niet kunnen vinden. Ik vraag de minister-president dus hoe dat zit.

De heer Pechtold (D66):

Ik heb het al twee keer geprobeerd, maar ik vind het weinig chique naar het Koninklijk Huis, dat zichzelf niet in de openbaarheid kan verdedigen – verdienen lukt ook al niet meer, al was dat vroeger nog wel een mogelijkheid – dat de kritiek nu in een vraag wordt vervat. Wat is het standpunt van de VVD? Waarom praat mevrouw Van der Burg over de begroting 2013, want wij hebben nu de begroting 2012 voor ons liggen? Als mevrouw Van der Burg echt vindt dat de broekriem moet worden aangehaald en dat er moet worden bezuinigd, dan moet zij namens de VVD nu een amendement aankondigen waarin staat dat het anders moet. Ik vind dat echter weinig chique. Ik vind dat je dit op een hoffelijke wijze moet doen door het de minister-president te laten regelen. Ik vind al helemaal dat je hier als Kamerlid niet voor kunt weglopen en je verschuilen achter een vraag aan de minister-president. Wat moet hij dan zeggen, dat hij wel of niet iets vindt? Hoe gaan wij dat dan doen? Allemaal in het openbaar een beetje kissebissen? Weinig chique.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

De heer Pechtold gaat over zijn eigen kwalificaties. Hij gebruikt die voor elk Kamerlid. Dat is zijn manier van debatteren. Ik ga daar niet op in. Wij leggen overal financiële taakstellingen neer. Ik heb dan het recht om te vragen hoe het zit met deze twee begrotingen, omdat ik de financiële taakstelling daar niet heb kunnen vinden. Wij hebben het hier zo geregeld dat de minister-president het koningshuis in dit opzicht verdedigt. Dat is de ministeriële verantwoordelijkheid.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Het valt mij bij dit onderwerp altijd op dat mensen van alles roepen buiten de Kamer, maar in de Kamer zo voorzichtig als een egeltje zijn. Ik vraag mij af wat er dan is gebeurd. Ik heb uit de pers begrepen dat de VVD van mening is dat het Kabinet van de Koningin vanaf 2013 – wat ik gek vind, want waarom niet vanaf 201? – moet snijden in het budget. Is dat nu wel of niet zo? Ik ben het met de heer Pechtold eens dat je dit chiquer moet regelen. De premier moet naar de Koningin gaan en tegen haar zeggen dat het handig zou zijn als ze naar buiten brengt dat ze dit jaar geen salarisverhoging wil en dat ze bereid is om iets te bezuinigen. Dan laat hij dat de Koningin vertellen en dan staat ze hier niet voor schut met een onduidelijk verhaal.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik heb wat ik hier heb gezegd exact zo in de pers gezegd. Ik heb in mijn bijdrage aangegeven dat het jaartal 2013 te maken heeft met het feit dat dit ook geldt voor de Hoge Colleges van Staat en voor de Tweede en Eerste Kamer. Het lijkt mij logisch om dit gelijk te trekken.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Dat gebeurt allemaal in 2013. Mevrouw Van der Burg vindt het logisch om dit gelijk te trekken. Vindt de VVD nu wel of niet dat de broekriem in 2013 moet worden aangehaald? Dat zijn overigens niet mijn woorden. Ik heb mevrouw Van der Burg die horen gebruiken.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik heb geconstateerd dat de financiële taakstelling die elders wel wordt opgelegd, ontbreekt bij de begroting van de Koning en het deel Kabinet der Koningin van de begroting van Algemene Zaken. Vandaar dat ik de premier vraag hoe dat zit. Wij vinden namelijk dat de financiële taakstelling ook voor die twee begrotingsposten moet gelden.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Een wat ingewikkelde formulering, maar het zal wel liberaal zijn dat je een boodschap niet helder kunt formuleren. Ik hoop dat de premier dit heeft begrepen.

Dan nog een andere vraag. Mevrouw Van der Burg is ervoor om dingen gelijk te trekken. Hoe kijkt zij dan aan tegen de belastingvoordelen van de Oranjes?

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Mijn antwoord was glashelder. Dat dit niet het antwoord is dat mevrouw Van Gent wil horen, dat is iets anders. Over de belastingvrijstellingen hebben wij vorig jaar een uitgebreid debat gevoerd. Ik kan mij nog herinneren dat er heel weinig belastingvrijstellingen zijn. Volgens mij heeft de heer Recourt die vraag al aan de premier gesteld. Ik neem aan dat wij daarop terugkomen. We hebben vorig jaar een aantal voorstellen gedaan. We hebben er vorig jaar ook vragen over gesteld. Uit de antwoorden blijkt dat de belastingvrijstellingen buitengewoon beperkt zijn. Ik vind het dan niet zo chique om daar de hele tijd op terug te komen.

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter. Ik constateer met mevrouw Van Gent dat ook de VVD kennelijk vindt dat er sprake is van belastingvoordelen. Ik hoor graag wat het standpunt van de VVD is wat dit betreft, nog voordat wij de premier horen. Heb ik inderdaad goed in de media gelezen dat de VVD een bezuiniging van 2% noodzakelijk vindt? Gaat dat ook over de uitkering die aan leden van het Koninklijk Huis wordt verstrekt, of geldt dan de nullijn, zoals die ook geldt voor andere ambtenaren?

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Er is een doelmatigheidspercentage opgelegd. Daar heb ik aan gerefereerd. Die heeft betrekking op personele en materiële kosten. Het inkomen wordt op een andere manier geregeld. Daar gaat mijn vraag over.

De heer Recourt (PvdA):

Wat is het standpunt van de VVD waar het gaat om de belastingvrijstellingen? Al is dat klein of groot, maar naar het oordeel van mijn fractie kunnen wij dat helemaal niet vaststellen – stel echter dat het klein is – wat is dan het oordeel van de VVD?

Mevrouw Van der Burg (VVD):

We hebben vorig jaar betoogd dat wij akkoord zijn als het bijvoorbeeld gaat om de erfbelasting. Dat heeft te maken met de overdracht van het functionele vermogen van het huidige staatshoofd naar de opvolger en met het uitoefenen van de functie. Wij hebben in de Kamer voorgesteld om de netto-vergoeding die de leden van het Koninklijk Huis krijgen te bruteren. Daar wordt dan een brutovergoeding van gemaakt, zodat daar ook belasting over kan worden geheven. Daar hebben wij echter nooit een meerderheid voor gekregen. Op een gegeven moment tel je je knopen.

De heer Recourt (PvdA):

Het maakt voor de hoogte van de uitkering niet zoveel uit of die bruto of netto wordt uitgekeerd. Wat wel uitmaakt, dat zijn de vlieguren en de successierechten, al heeft mevrouw Van der Burg daar iets over gezegd. Ik heb haar daar echter niet concreet op horen antwoorden.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

De heer Recourt sprak zojuist niet over de vergoeding voor vlieguren. Wij hebben het voorstel over de brutering van de vergoeding gedaan, omdat wij dan af zijn van het verhaal dat het koningshuis geen belasting betaalt; althans een aantal leden heeft het daarover. Wat betreft de privévluchten is er in 2009 of 2010 een uitgebreid debat in de Kamer geweest over het Statuut, de regelingen in dat kader en wat redelijk zou zijn. De vorige premier heeft daar heel goed naar gekeken. De partijen in de Kamer hebben met grote instemming aangegeven dat dit het is. Wij gaan daar niet elk jaar opnieuw een debat over voeren. Dat vinden wij niet netjes. Er heeft een grote herziening plaatsgevonden. Daar willen wij het bij laten. Op dat punt vindt de heer Recourt ons niet aan zijn zijde.

De heer Recourt (PvdA):

Ik constateer, anders dan in de pers is gesuggereerd, dat de VVD het vanavond laat bij de vraag aan de premier of er nog een algemene korting wordt toegepast. Dat is het.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik heb dat punt naar de pers gebracht. Ik weet wat ik heb gezegd. Daar ben ik heel duidelijk over geweest. Ik heb de fiscale privileges niet ter discussie gesteld.

De heer Van Raak (SP):

Ik vind het heel goed dat de VVD en de PvdA elkaar vragen om keuzen te maken, want dan komen ze er misschien nog wel een keer uit.

Wat betreft de belastingen zijn er speciale regelingen voor lonen, inkomsten, vermogen, schenkingen, successie, auto's en invoer. Er zijn dus allerlei uitzonderingen. Daar is terecht veel boosheid over en kritiek. Die kritiek zal elk jaar terugkomen. Is de VVD het met mij eens dat de premier hier zit om problemen te voorkomen? Zouden wij niet heel veel problemen kunnen voorkomen door te stellen dat de leden van het Koninklijk Huis heel bijzonder zijn, maar dat we voor de belasting allemaal gelijk zijn?

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Deze discussie hebben wij vorig jaar en het jaar daarvoor ook gehad. Toen bleek dat dit maar voor heel weinig aspecten geldt. Eén van de aspecten heb ik zojuist genoemd. Dat was de erfbelasting voor het functionele vermogen. Elk jaar worden er een heleboel vrijstellingen bijgehaald, maar dan wordt aangegeven dat die niet gelden. Ik heb geen behoefte om elk jaar dezelfde discussie te voeren.

De heer Van Raak (SP):

Ik ook niet en daarom moeten wij dit regelen. Ik vind dat er nogal wat uitzonderingen zijn. Stel dat de VVD gelijk heeft en dat er maar weinig uitzonderingen zijn. Des te meer reden om te snel te regelen. Dan doet het weinig pijn en dan zijn wij voor eeuwig van die discussies af.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik heb aangegeven dat wij dit debat vorig jaar en het jaar daarvoor in het kader van het Statuut hebben gevoerd. Toen heeft een brede meerderheid ervoor gestemd dat dit het was. Vorig jaar heb ik hierover ook uitgebreid vragen gesteld. Ik was tevreden over de beantwoording. Er is voor mij dus geen reden om dit punt dit jaar weer op te voeren.

De heer Van Raak (SP):

Ik zie wel een ontwikkeling in het denken, want toen de VVD nog in de oppositie zat, heeft ze volgens mij samen met de SP nog wel gezegd: naar die belastingvoordelen moeten wij maar eens goed kijken. Nu zit de VVD in de regering en nu blijkt het allemaal veel moeilijker te zijn.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Die woorden laat ik maar voor rekening van de heer Van Raak. Volgens mij is de VVD al jaren heel consistent in haar standpunten op dit terrein, en dat blijven wij.

Voorzitter. Vorig jaar heb ik een motie ingediend inzake het in het openbaar afleggen van de eed of de belofte door ministers of staatssecretarissen bij aanvaarding van hun ambt. Thans gebeurt dat in beslotenheid. De motie is aangenomen. Hoewel de reguliere verkiezingen pas in 2015 plaatsvinden, vraag ik de minister-president om uiteen te zetten hoe hij ervoor gaat zorgen dat deze motie door de volgende formateur wordt uitgevoerd en daarmee de beëdiging van de volgende bewindsliedenploeg in het openbaar plaatsvindt. Graag krijg ik hierop een toelichting.

Ten slotte stelt de VVD-fractie voor om alle Postbus 51-spotjes af te schaffen die bedoeld zijn om een gedragsverandering teweeg te brengen. Graag hoor ik of de minister-president, in navolging van zijn minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bereid is om dit toe te zeggen.

De heer Recourt (PvdA):

Toevallig zag ik gisteren een spotje waarin burgers werden opgeroepen om sneller aangifte te doen als zij bijvoorbeeld een overval zien. Daarbij gaat het dus om een gedragsverandering. De overheid vraagt via Postbus 51: burger, toon je betrokken en help de politie bij het oplossen van misdrijven. Ik begrijp dat wij dit moeten afschaffen?

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Wij volgen de spotjes van Postbus 51 al jaren. Het blijkt dat de effectiviteit van de spotjes die gericht zijn op een gedragsverandering, heel moeilijk is aan te tonen. Daarom zegt de VVD-fractie dat zij het geld liever besteedt aan zaken in de wijk en in de buurt. Dat is de reden voor deze vraag.

De heer Recourt (PvdA):

Niet alleen de Partij van de Arbeid maar ook minister Opstelten en staatssecretaris Teeven zijn van mening dat je de burger actiever moet betrekken bij het oplossen van misdrijven. Nu gebeurt dat en wordt er eindelijk actie ondernomen om dit, door middel van zo'n spotje, te realiseren, en nu hoor ik dezelfde VVD zeggen: laten wij dit toch maar niet doen.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Het is inderdaad de vraag of je dit via Postbus 51-spotjes moet doen als het gaat om gedragsverandering. Als de spotjes een voorlichtende functie hebben, vinden wij het prima, maar als ze gericht zijn op gedragsverandering, zijn wij er inderdaad geen voorstander van.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Een goede premier kan problemen voorkomen. Als het gaat om de benoeming van de vicepresident van de Raad van State, de onderkoning van Nederland, kan ik niet anders concluderen dan dat de premier faalt. De premier beloofde een open en transparante procedure en die krijgen wij niet; wel machtspolitiek en achterkamertjespolitiek. Den Haag toont hier een lelijk gezicht.

Waarom moet de onderkoning van Nederland per se een CDA'er zijn? Acht de premier het denkbaar dat de minister die de benoeming moet doen, zelf vicevoorzitter van de Raad van State wordt? Acht de premier het verantwoord dat een vooraanstaand lid van zijn regering hoofd wordt van de belangrijkste criticus van diezelfde regering? De benoeming van de vicepresident van de Raad van State lijkt alleen maar verliezers op te leveren. De naam van minister Donner doet overal de ronde, niet in de laatste plaats door toedoen van het CDA, maar wij weten dat hij het niet kan worden. Straks zitten wij met een minister van Binnenlandse Zaken die onnodig is beschadigd. De vicepresident die het wel zal worden, zal ook beschadigd worden. Hij of zij zal altijd de geur om zich heen hebben hangen van politiek gekonkel en politiek gedoe. Vooral deze premier zal beschadigd raken, omdat hij laat zien dat hij dit karweitje niet kan klaren, deze belangrijke benoeming niet in goede banen weet te leiden.

Laten wij een voorbeeld nemen aan de Nationale ombudsman, dat andere belangrijke Hoge College van Staat. De benoeming van de Ombudsman is een open procedure, met een grote betrokkenheid van de Tweede Kamer. Ik vraag de minister-president of zo'n soort benoeming als die van de Nationale ombudsman niet ook een goede procedure zou zijn voor de benoeming van de vicepresident van de Raad van State.

Mevrouw Smilde (CDA):

De heer Van Raak wil dezelfde procedure als bij de Nationale ombudsman, maar dat is een staatsrechtelijke omwenteling, omdat de benoeming van de vicepresident van de Raad van State daarmee naar het parlement wordt getild.

De heer Van Raak (SP):

Ja.

Mevrouw Smilde (CDA):

Welke voordelen ziet de heer Van Raak daarin?

De heer Van Raak (SP):

We hebben twee belangrijke Hoge Colleges van Staat: de Nationale ombudsman, die elk jaar de regering bekritiseert vanuit het standpunt van de burgers, en de vicepresident van de Raad van State, die elk jaar de regering bekritiseert vanuit wetgevingsperspectief. Dat zijn twee vergelijkbare functies binnen ons democratische bestel wat betreft het bekritiseren van de regering. Het lijkt mij helemaal niet slecht om te bekijken of we ook tot een gemeenschappelijke procedure kunnen komen, die dan uit de achterkamertjes van het ministerie van BZK verdwijnt en veel meer openbaar is, met een betrokkenheid van de Tweede Kamer. Dat zou ook nog eens de positie van de vicepresident van de Raad van State ten goede kunnen komen.

Mevrouw Smilde (CDA):

Ik sta hiervan te kijken. De Raad van State is het belangrijkste adviescollege van ons land voor de wet in informele zin. Dat is volstrekt iets anders dan de Nationale ombudsman.

De heer Van Raak (SP):

Ja.

Mevrouw Smilde (CDA):

Het zijn allebei Hoge Colleges van Staat, maar ze zijn volstrekt onvergelijkbaar. Kan de heer Van Raak twee kardinale verbeteringen noemen van dit traject waarbij we toch het belangrijkste adviescollege, de Raad van State, overeind houden zoals we het nu hebben?

De heer Van Raak (SP):

Natuurlijk zijn ze heel verschillend, maar in één ding zijn ze gelijk, namelijk dat ze gedijen bij openheid en transparantie. En dat is meteen het antwoord aan mevrouw Smilde: openheid en transparantie. Nu is het machtspolitiek en achterkamertjespolitiek. Het moet per se een CDA'er worden met de naam Donner. Dat is toch een aanfluiting voor de hele procedure? Het is toch een aanfluiting voor het vicepresidentschap van de Raad van State dat het per se één meneer moet zijn en alle andere mensen in Nederland onmogelijk zijn?

Mevrouw Smilde (CDA):

Dat het één meneer moet zijn en dat de heer Van Raak steeds de heer Donner noemt, laat ik volstrekt voor zijn rekening. Mijn vraag is de volgende. Voor het hoogste adviescollege in dit land hebben we nu een uitstekende regeling. In de wet is nota bene vastgelegd dat met name de raad zelf aanbevelingen doet. Wat zou het voordeel ervan zijn dat het parlement zich ermee bemoeit en juist daardoor de partijpolitiek binnenkomt?

De heer Van Raak (SP):

De partijpolitiek? Ik kan me niet helemaal aan de indruk onttrekken dat partijpolitiek hierin wel een beetje een rol speelt! De voorzitter van de Eerste Kamer is van de VVD, de voorzitter van de Tweede Kamer – de echte – is van de PvdA en de vicepresident van de Raad van State moet met alle geweld van het CDA zijn. Waar zit hier géén partijpolitiek? Maar als mevrouw Smilde gelijk heeft en de procedure helemaal deugt en we er niets aan moeten veranderen, dan moeten we een andere premier hebben. Want dan is het zijn schuld dat het een rommeltje is.

Ik vervolg mijn betoog. Van de onderkoning naar de echte koning. Voor de verkiezingen toonde de premier zich een ware revolutionair. Bij de formatie van deze regering werd de koningin abrupt, naar mijn idee veel te abrupt, buitenspel gezet. Daarmee is politiek gezien voorlopig een einde gekomen aan de bemoeienis van het staatshoofd met de vorming van de regering. Premier Rutte sloeg echter een heel andere toon aan. Ik vroeg hem naar zijn visie op de monarchie. Die visie bleek exact dezelfde als die van zijn voorganger Balkenende en diens voorganger Kok: alles is in orde; niets hoeft te veranderen. Dat is een opvatting, maar geen opvatting waar de SP het mee eens is. Een monarchie in een democratie kan alleen bij een ceremonieel koningschap. Dan is de Koning het symbool van ons land, dat ons allemaal vertegenwoordigt en boven de partijen staat, ook boven de regering. En dan is het beter dat de Koning geen deel uitmaakt van de regering, geen rol speelt bij de formatie en geen voorzitter is van de Raad van State.

Wat voor monarchie wij ook hebben, de premier blijft verantwoordelijk voor het optreden van het staatshoofd en het goed functioneren van de verhouding tussen staatshoofd en premier. Zijn taak daarbij is vooral om problemen te voorkomen. In 2009 besloot de Kamer dat het vastgoedproject van de kroonprins in Mozambique moest stoppen. Nu blijkt dat het huis nog steeds niet is verkocht. Dat kan natuurlijk niet. Wanneer zal de premier de afspraak met de Tweede Kamer daaromtrent nu eindelijk eens nakomen?

De heer Zorreguieta kan natuurlijk zijn dochter en zijn kleindochters bezoeken. Wil de premier voorkomen dat de heer Zorreguieta ook onderdeel wordt van publieke optredens? Is de premier bereid om hier uit te spreken dat de heer Zorreguieta in ieder geval niet aanwezig zal zijn bij de kroning van onze nieuwe Koning?

Problemen voorkomen, betekent ook dat je de regels zo moet maken dat de leden van het Koninklijk Huis niet in opspraak hoeven te raken, ook bij belastingen. Heel veel burgers vinden het onbegrijpelijk dat voor de leden van het Koninklijk Huis andere belastingregels gelden dan voor hen. Kan de premier nog eens uit de doeken doen, welke verschillen er precies zijn? Is hij bereid om hier uit te spreken dat de leden van het Koninklijk Huis weliswaar heel bijzonder zijn, maar dat wij voor de fiscus allemaal gelijk zijn?

Iedereen moet inleveren; iedereen haalt de broekriem aan. Waarom geldt dit niet voor de leden van het Koninklijk Huis? Voor hen geldt nu een heel ingewikkelde berekening die er in ieder geval altijd toe leidt dat zij niet hoeven in te leveren. Is de premier bereid om dit te veranderen en de leden van het Koninklijk Huis bijvoorbeeld te laten aansluiten bij de regels voor rijksambtenaren? Die ambtenaren worden door de premier op de nullijn gezet. Dit zijn allemaal goede ideeën. Als de premier ze overneemt, hulde; anders overwegen wij moties.

Ten slotte ga ik van de Koning naar het Koninkrijk. Er is een crisis in het Koninkrijk. Donderdag lekte vanuit Curaçao een verslag uit van de ministerraad van 4 oktober waarvan de premier, deze premier, voorzitter was. Dat is het lekken van een staatsgeheim. Op dat moment hoort de voorzitter van de rijksministerraad een onderzoek in te stellen naar de verantwoordelijken en deze ter verantwoording te roepen. Het is ronduit onbegrijpelijk dat de premier hiertoe niet bereid is. Ik overweeg een motie hierover, want de regering van Curaçao legt een bom onder de verhoudingen met onze regering. Premier Rutte duikt echter weg. Hoe kan dat? Waarom laat de premier zich intimideren door premier Schotte van Curaçao? Waarom weigert hij, onderzoek te doen naar het lekken van een staatsgeheim uit de rijksministerraad onder zijn voorzitterschap? Waarom laat hij – dat moet ook gezegd worden – de bevolking van Curaçao in de steek? Die lijdt namelijk onder de politiek van angst en intimidatie die sinds het aantreden van het kabinet-Schotte op het eiland heerst.

Mevrouw Smilde (CDA):

Voorzitter. Het kabinet zet zich …

De voorzitter:

Er is nu al een vraag van de heer Pechtold.

Mevrouw Smilde (CDA):

Voorzitter, er staat hier drie minuten. Dat is een beetje ….

De voorzitter:

Nee, er staat vier minuten. Wij zijn op dit moment zes seconden kwijt en nu al is er een interruptie van de heer Pechtold. Die is blijkbaar dringend.

De heer Pechtold (D66):

Deze interruptie hoeft wat mij betreft niet in de spreektijd van mevrouw Smilde te vallen. Mevrouw Smilde maakte zojuist een punt van orde, namelijk toen wij spraken over wat de partijvoorzitter van het CDA heeft gezegd over de kandidatuur van minister Donner voor de Raad van State. Mevrouw Smilde, klopt het dat u zojuist zei dat hij een kandidaat zou zijn?

Mevrouw Smilde (CDA):

Nee, ik heb gezegd dat onze partijvoorzitter in antwoord op vragen daarover heeft gezegd dat minister Donner een goede kandidaat zou kunnen zijn. Dat kan ik ook zijn en u ook, mijnheer Pechtold. Dat heeft de partijvoorzitter gezegd, niet meer en niet minder.

De heer Pechtold (D66):

Ik ga hier even op in, omdat mevrouw Smilde hier zojuist een punt van orde van maakte. De letterlijke tekst is: dat is gewoon een heel goede kandidaat. Vervolgens: maar wij vinden Piet Hein Donner wel een heel goede kandidaat. Tot slot zegt de partijvoorzitter in antwoord op de vraag of Piet Hein Donner dus de kandidaat is: ja, we zien waar het, dadelijk, straks uitkomt. Drie keer zegt de partijvoorzitter dus "is kandidaat" of "is een heel goede kandidaat". Omdat mevrouw Smilde hierover zojuist een punt van orde maakte en nu herhaalt dat het gaat om "zou zijn", wil ik voor de Handelingen graag rechtzetten dat de partijvoorzitter van het CDA tot driemaal toe minister Donner kandidaat heeft gesteld.

Mevrouw Smilde (CDA):

Wij zien dat anders. Zij heeft aangegeven dat hij een goede kandidaat zou kunnen zijn. Maar bij ons weten zijn er nog geen kandidaten. Bovendien gaan wij er niet over, want wij zitten in de procedure.

De heer Pechtold (D66):

Procedures, zeker als het om personen gaat, zeker als het gaat om een eventuele overstap van een minister naar een functie waarin de nieuwe vicepresident van de Raad van State beleid moet beoordelen, moeten zorgvuldig gaan. Er is vanuit de Kamer veel kritiek op de procedure. Ik vind het spijtig dat het CDA zich nu verschuilt achter terminologieën, terwijl ik het hier letterlijk tot driemaal toe heb staan. De sterkste is nog wel: maar wij vinden Piet Hein Donner wel een hele goede kandidaat. Daar staat geen "zou" in, daar staat geen "mits" in. Daar staat heel duidelijk een lancering van een kandidaat in. Mevrouw Smilde mag dat op die manier doen, maar kruip er alstublieft niet voor weg. Dan krijgen wij onzorgvuldige procedures, dan wordt de vlek alleen maar groter.

Mevrouw Smilde (CDA):

Ik bestrijd dat dat de kandidaatstelling van de heer Donner is geweest. Ik geef aan dat er geen formele kandidaatstelling is en dat het tot op dit moment alleen over de procedure is gegaan. Daarbij wordt zijn naam voortdurend genoemd, maar hij is geen officiële kandidaat.

De heer Pechtold (D66):

Mag ik het nog een keer proberen, want ik vind dit gewoon pijnlijk. Ik vind het pijnlijk dat mevrouw Smilde hier kennelijk iets probeert recht te praten wat zo krom is als een hoepel. Aan de andere kant is het heel recht, heel duidelijk. Mevrouw Peetoom zegt: dat is gewoon een hele goede kandidaat. Vervolgens: maar wij vinden Piet Hein Donner wel een hele goede kandidaat. De laatste vraag die wordt gesteld, is: Piet Hein Donner is dus de kandidaat? Ja, maar wij zullen zien waar het straks uitkomt. Dat is toch het woord "is" verbinden met het woord "kandidaat"? Daar is toch geen woord Chinees, Spaans of desnoods Grieks bij?

Mevrouw Smilde (CDA):

Iedereen heeft zijn werkelijkheden. Ik heb gezegd dat bij ons geen formele kandidatuur van de heer Donner bekend is. Wij gaan daar niet over. Als onze partijvoorzitter wordt gevraagd of iemand een goede kandidaat is en zij zegt "ja, dat is een goede kandidaat", zie ik daar niet meteen een kandidaatstelling van de heer Donner in. U kunt dat verdrietig vinden, u kunt dat niet chic vinden, u kunt dat van alles vinden, maar formeel is er geen kandidaatstelling. Wij gaan daar niet over, want die procedure gaat beginnen.

De heer Pechtold (D66):

Wij gaan niet altijd even chic met onze partijvoorzitters om en misschien ook niet altijd met ministers en kandidaten, maar dit is wel een heel povere manier om weg te komen bij iets wat gewoon gebeurd is. U accepteert dat gewoon niet of u moet zeggen: de heer Pechtold heeft een verkeerd transcript. Dit is het transcript, zeg ik tegen mevrouw Smilde. Als u het wilt herstellen, vind ik het ook goed. Maar er zo in woorden bij wegkruipen, vind ik niet chic.

Mevrouw Smilde (CDA):

Ik vind dat mij nu woorden in de mond worden gelegd. Ik kruip natuurlijk niet weg bij transcripties. Ik geef alleen aan dat dit helemaal niet betekent dat er formeel een kandidaat is gesteld. Dat is alles wat ik heb aangegeven. De heer Recourt had het over de kandidaatstelling en dat ging letterlijk over de kandidaatstelling van de heer Donner. Toen heb ik aangegeven dat het een feitelijke onjuistheid is en dat het geen kandidaatstelling is. Het gaat erom hoe je dat weegt. Ik loop niet weg voor de woorden die zijn gebruikt. Ik gaf een reactie op de heer Recourt, die aangaf dat er een formele kandidaatstelling was. Daar ben ik het niet mee eens.

De heer Van Raak (SP):

Blijkbaar is er een CDA-A en een CDA-B. CDA-A heeft bij monde van zijn voorzitter gezegd dat minister Donner de kandidaat is en CDA-B heeft bij monde van mevrouw Smilde hier gezegd: nee, dat is helemaal niet waar, Donner is helemaal geen kandidaat. Wat vindt CDA-B van de opmerkingen van CDA-A?

Mevrouw Smilde (CDA):

Ik constateer dat uit de transcriptie van de heer Pechtold blijkt dat onze voorzitter heeft gezegd: de heer Donner is een goede kandidaat. U zegt: de kandidaat. Dat lees ik nergens in de transcriptie en in de woorden die de heer Pechtold zo-even heeft aangehaald. Dat is mijn antwoord op uw vraag.

De heer Van Raak (SP):

Waarom is het CDA zo overdreven gretig? Het CDA had het allemaal geregeld in de achterkamertjes: de VVD de Eerste Kamer, de PvdA de Tweede Kamer en het CDA de Raad van State. Dat was allemaal in de achterkamertjes van Binnenlandse Zaken geregeld. Ik vind dat heel slecht, maar het schijnt onder dit soort partijen zo te gaan. Waarom dan toch zo gretig? Waarom dan toch in het openbaar namen noemen en de heer Donner beschadigen? Waarom?

Mevrouw Smilde (CDA):

Dit is wel heel opmerkelijk. De naam van de heer Donner is de afgelopen maanden door alles en iedereen genoemd, maar vanuit onze fractie is de naam van de heer Donner nog nooit gevallen. U zegt dat het gretig is en dat het al in de achterkamertjes is geregeld, maar de procedure is nog aan het starten. Wij weten daar niets van.

De heer Van Raak (SP):

Ontkent mevrouw Smilde dat de voorzitter van het CDA heeft gezegd dat de heer Donner een heel goede kandidaat is? Als de voorzitter van het CDA dat zegt, erkent zij dan dat het iets is, dat het niet lucht is, dat de naam van de heer Donner door het CDA op straat is gegooid en dat daardoor de naam van de heer Donner is beschadigd?

Mevrouw Smilde (CDA):

De naam van de heer Donner is zeker niet door het CDA op straat gegooid. Ik ontken de woorden van onze partijvoorzitter helemaal niet, maar wanneer u stelt dat wij gretig zijn en in de achterkamertjes al alles hebben geregeld, dan geef ik u aan: dat zou ik niet weten, want die procedure is nog aan de gang.

De heer Van Raak (SP):

Met alle respect, de heer Donner gaat het niet worden, maar hij is wel door het CDA genoemd. Dan hebben we straks een minister die eigenlijk weg wilde. Daarmee is deze minister beschadigd. Dan hebben wij een beschadigde minister van Binnenlandse Zaken. Ik snap werkelijk niet waarom het CDA en waarom de premier het zo ver hebben laten komen.

Mevrouw Smilde (CDA):

Ik heb niet meteen paraat hoe de heer Van Raak nu al weet dat die procedures gelopen zijn en wat wij daarin gedaan hebben. Waar wij feitelijk gezien mee te maken hebben, is dat de procedure voor de vicepresident van de Raad van State gaat lopen, dat er al maanden namen over circuleren, dat met name de naam van Donner circuleert, van wie onze partijvoorzitter heeft gezegd dat hij een goede kandidaat is of zou zijn of hoe je dat ook wilt opvatten. Dat heeft zij gezegd, zoals wij wel meer goede kandidaten hebben, want er zijn wel meer namen gevallen. Niets meer en niets minder en wij wachten die procedure af.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Minister Donner kennende denk ik dat hij zeer geamuseerd is over deze discussie, maar dat terzijde. Het lijkt er een beetje op dat hoe vaker je wordt genoemd, hoe minder kans je maakt, want de publieke discussie is volkomen losgebarsten. Mijn vraag aan mevrouw Smilde is een andere. Is de CDA-fractie van mening dat het een CDA-kandidaat moet zijn die onderkoning wordt van Nederland?

Mevrouw Smilde (CDA):

Die vraag is heel gemakkelijk te beantwoorden. Wij hebben een procedure die in de wet is vastgelegd, zowel in de Grondwet als in de Wet op de Raad van State. Die procedure gaan wij aflopen en wij gaan gewoon kijken welke benoeming daar uitkomt.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Wat mevrouw Smilde zegt, is politiek correct, maar de werkelijkheid ziet er wat anders uit, en daar ben ik het niet mee eens, namelijk dat er altijd dealtjes werden gesloten tussen CDA, Partij van de Arbeid en VVD, als het ging of gaat om dit soort functies. Laat ik mijn vraag nogmaals heel helder stellen: is het CDA van mening dat deze post toekomt aan het CDA of gaan we het zo regelen dat iedereen in vrijheid kan solliciteren op die spannende advertentie die nog steeds bij de premier ligt en nog niet klaar is. Dan kan wellicht de profielschets nog wat aangepast worden.

Mevrouw Smilde (CDA):

Ik heb het antwoord gegeven. Er is een procedure waar wij niet over gaan.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Afrondend vraag ik aan mevrouw Smilde of ik mag concluderen dat het CDA er niet op staat dat een CDA-kandidaat onderkoning wordt van Nederland. Daar hoor ik graag ja of nee op, want het lijkt mij ook voor andere potentiële kandidaten van belang dat zij weten dat we hier niet te maken hebben met een fake procedure, maar dat zij in vrijheid kunnen solliciteren op een advertentie, die nog komt, waarbij iedereen gelijkelijk kans maakt en bij gelijke geschiktheid natuurlijk gekozen wordt voor een vrouw.

Mevrouw Smilde (CDA):

Die conclusie lijkt mij buitengewoon voorbarig en ik verwijs naar mijn vorige antwoord.

De heer Recourt (PvdA):

Is het, los van iedere procedure dan ook, verstandig om een lid van het zittende kabinet te benoemen tot vicevoorzitter van de Raad van State?

Mevrouw Smilde (CDA):

Ik heb u op dat punt al geïnterrumpeerd. In de huidige procedure is er geen enkele reden waarom dit niet zou kunnen. Dit is 30 jaar geleden inderdaad gebeurd. Daar is behalve in dat interruptiedebat verder niet over gerept. Als wij het nu door u aan de orde gestelde punt aan de orde zouden willen stellen, moeten wij dat op een moment doen waarop wij niet meer het spel aan het spelen zijn. Op dit moment is er helemaal geen sprake van onverenigbaarheid. Ik zie ook niet in waarom ik daar op dit moment over zou moeten praten. Ik wil daar nog wel iets bij zeggen: wanneer de nieuwe vicevoorzitter straks benoemd is en als wij dit dan met z'n allen nodig zouden vinden, zou ik eerst op een rijtje willen hebben wat ertegen is en wat ervoor is om dit onverenigbaar te maken. Daar heb ik nu geen zicht op.

De heer Recourt (PvdA):

Voor de PvdA is het evident dat die functies niet te verenigen zijn en elkaar ook niet kunnen opvolgen. Ik hoor dat het CDA wegvlucht in procedurele antwoorden en geen antwoord geeft op de vraag of het inderdaad heel onverstandig is om een lid van het zittende kabinet te benoemen tot vicevoorzitter van de Raad van State.

Mevrouw Smilde (CDA):

Ik gebruik helemaal geen procedurele uitvluchten. Formeel is er op dit moment geen onverenigbaarheid en ik zie die op dit moment ook helemaal niet. Dan zouden wij er eerst dieper in moeten duiken waar de problematiek precies zit. Als dat gebeurt in een lopende procedure, gaan we wel heel haastig aan de slag met het trekken van een conclusie.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik vond de vraag van mevrouw Van Gent in hoeverre de kandidaat voor het vicevoorzitterschap van de Raad van State ook iemand kan zijn die niet van CDA-huize is, heel interessant.

Mevrouw Smilde (CDA):

Ik kan daar precies hetzelfde antwoord op geven als op de vraag van mevrouw Van Gent: wij hebben daar een procedure voor en wij gaan er verder niet over wie de kandidaten zijn. Volgens mij komt er een advertentie waarop iedereen kan solliciteren. Wij gaan daar verder niet over. Wij horen straks hoe die benoeming is verlopen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Kan het iedereen zijn? Of moet het iemand zijn van een bepaalde politieke partij, zoals het CDA?

Mevrouw Smilde (CDA):

Als er een advertentie in de Staatscourant komt, kan iedereen daar toch op solliciteren?

Mevrouw Thieme (PvdD):

Betekent dit dat het voor het CDA niet van belang is of het iemand van het CDA is?

Mevrouw Smilde (CDA):

Anders zouden wij geen advertentie hoeven te zetten. Iedereen kan daarop solliciteren; dat is in Nederland bij elke functie zo, behalve voor die van de koningin.

De voorzitter:

U bent al zes seconden gevorderd in uw spreektijd. Veel succes met de rest!

Mevrouw Smilde (CDA):

Ja, ik heb nog niets gezegd en ik ben al zo vaak geïnterrumpeerd!

Dit kabinet zet zich voluit in om Nederland door de financiële crisis te loodsen, met als uitgangspunt solide overheidsfinanciën. Dat steunen wij voluit, maar vorig jaar heb ik in mijn bijdrage de minister-president gevraagd wat hij aan het eind van de kabinetsperiode bereikt wil hebben, afgezien van verbeterde financiën. Hij bleef toch wat vaag met zijn aspiraties. Toch is regeren meer dan financiën alleen. Wij zijn daarom erg benieuwd welke vraag het kabinet de WRR meegeeft. De zin "de verhouding tussen burgers, overheid en instituties vraagt extra aandacht in een tijd waarin de overheid een steeds groter beroep doet op de eigen verantwoordelijkheid van de burgers, terwijl tegelijkertijd de mondige burger steeds hogere eisen stelt aan de kwaliteit van voorzieningen …” lijkt ons een aanknopingspunt. Wij vragen de minister-president om gewoon een visie van de WRR op de samenleving te vragen, met inachtneming van die zin.

Het CDA heeft bij monde van onze fractievoorzitter Van Haersma Buma het belang van gemeenschapszin aangegeven. Hij heeft de minister-president gevraagd naar diens visie op de kansen die de samenleving biedt om verantwoordelijkheid op te pakken. Dat is een belangrijke vraag, want een kleinere overheid legt meer neer in de samenleving. Dat is positief. Te vaak regelde de overheid alles. Iedereen is er in Nederland erg aan gewend geraakt om voor elk probleem naar de overheid te kijken, of het nou gaat om een immaterieel probleem of om een materieel probleem. Toch zijn er in onze samenleving voldoende mensen die zelf graag aan de slag willen maar vastlopen in de bureaucratie. De staatssecretaris van VWS kiest drie pilots voor regelarme zorginstellingen. Dat helpt mensen om hun verantwoordelijkheid op te pakken. Het lijkt ons mogelijk om ook elders pilots te starten voor regelarm handelen. Aan de minister-president vraag ik daarom: waarom niet per werkterrein een paar van die pilots? Als ons kapitaal 16 miljoen Nederlanders is, dan willen wij dat kapitaal graag aanspreken.

Een kleinere overheid, maar wel een betere dienstverlening. Wij hebben de overheidsite "mijnoverheid.nl" waarop wij allen kunnen inloggen. Die site kan ons heel veel informatie geven en ook aangeven waar wij recht op hebben. Mensen die op een of andere manier ondersteuning in financiële zin kunnen krijgen zoals huurtoeslag of zorgtoeslag maar dat niet weten, zouden daar terecht kunnen. Nu komt er steeds meer op die website, maar wij zouden graag zien dat daarmee aan het einde van deze kabinetsperiode een flinke slag is geslagen. Als je een kleinere overheid hebt, moet er wel betere dienstverlening zijn. Dat zou hiermee heel goed kunnen, want je kunt bijvoorbeeld ook alert worden gemaakt op het verlopen van je rijbewijs en je paspoort.

En dan over het koningshuis. De Koningin verdient onze waardering voor de manier waarop zij haar functie uitoefent. Ons koningshuis zorgt voor stabiliteit in de samenleving en voor ons is de huidige staatrechtelijke inbedding van de positie van de Koning goed. Wij zien dan ook geen reden voor wijzigingen. Wij kiezen alleen voor wijzigingen als die echt een verbetering opleveren en die zien wij hier niet. Wel vraag ik aan de minister-president of de begroting van de Koning en van het Kabinet van de Koningin in de begroting van Algemene Zaken delen in de generieke taakstelling.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik heb nog nagedacht over hetgeen mevrouw Smilde zei over de samenleving. Begrijp ik goed dat zij zegt dat de samenleving meer in haar kracht moet worden gezet en dat de kracht van de samenleving veel beter moet worden benut? Is het haar bedoeling dat het kabinet daaraan meer zal doen door pilots? Het was mij niet helemaal duidelijk wat zij wil bereiken. Overigens deel ik haar visie dat dit heel belangrijk is.

Mevrouw Smilde (CDA):

Mensen die eigen initiatieven ontplooien, lopen vaak vast in bureaucratie. In het regeerakkoord wordt op het punt van de zorg gezegd dat die mensen een kans moeten krijgen. Nu komt de staatssecretaris met drie concrete pilots voor regelarme instellingen. Als dit in de zorg kan, moet dat toch ook in de rest van de samenleving kunnen? Er zijn ook andere beleidsterreinen waar een pilot voor een regelarme manier van handelen kan worden uitgevoerd. Ik vraag daarop de visie van de minister-president.

De heer Slob (ChristenUnie):

Dit is al iets duidelijker, maar toch nog een vraag aan mevrouw Smilde. Kan hieronder ook vallen dat wij bekijken of de samenleving voldoende in staat is om de verantwoordelijkheid op zich te nemen als het kabinet bepaalde besluiten neemt waardoor meer verantwoordelijkheden naar de samenleving gaan? Ik denk dan bijvoorbeeld aan onze grote zorg over de bezuinigingen van het kabinet op de mantelzorg in de samenleving. Dat is toch bij uitstek een plek waar zorg en verantwoordelijkheid worden opgepakt. Valt dat er ook onder? Kunnen wij ook aan het kabinet vragen om eens iets uitgebreider te onderzoeken of de mantelzorg in Nederland wel voldoende is toegesneden, ook op de bezuinigingen die nu op de samenleving afkomen?

Mevrouw Smilde (CDA):

Ik zie het wat breder. In de zorg beginnen drie pilots en ik zou graag zien dat dit ook op andere beleidsterreinen gebeurt.

De heer Slob (ChristenUnie):

De kracht van de samenleving gebruiken, komt nu juist bij zoiets als mantelzorg op een duidelijke manier naar voren. Dat is belangrijk en moet worden versterkt. Dan is de vraag of de samenleving op dit moment de bezuinigingen kan dragen die het kabinet doorvoert. Ik zou het mooi vinden als wij het kabinet vragen om dat punt nu eens uit te zoeken en te bekijken of de kracht van de samenleving wel voldoende kan worden gebruikt, ook met het bezuinigingspakket voor de zorg dat nu is voorgesteld. Als mevrouw Smilde daarmee nog iets doet in tweede termijn, wil ik daarbij graag aansluiten.

Mevrouw Smilde (CDA):

Wij koppelen dit niet direct aan de bezuinigingen, maar meer aan initiatieven uit de samenleving of aan allerlei bureaucratie die er nu is. Wij kunnen dit natuurlijk wel aan de minister-president voorleggen. Ik wil het daarin echter niet inbedden, want ik wil het heel breed over verschillende terreinen waar mensen, bedrijven, winkels of noem maar op nu al tegen problemen aanlopen

De heer Van Raak (SP):

Ik heb ook een aantal suggesties. Als wij spreken over de samenleving en gemeenschapsdenken is dat een terrein waar de SP en het CDA elkaar ontmoeten. Toen de heer Roemer bij de algemene beschouwingen aan de heer Rutte vroeg naar zijn opvatting over de samenleving, sprak de premier alleen over handel en geld. Wij schrokken daarvan en mevrouw Smilde schrok daar ook van. Zo'n visie van de WRR lijkt me goed, want volgens mij kunnen we van deze premier toch niet veel verwachten. Laten we de WRR verzoeken om twee onderwerpen mee te nemen in dat onderzoek. Ten eerste de mensen die nu binnen de WSW werken, die nu hun verantwoordelijkheid nemen en hun bijdrage leveren aan de samenleving, en straks uit de WSW worden gegooid en achter de geraniums worden gezet. De WRR zou kunnen bekijken hoe die mensen hun verantwoordelijkheid kunnen blijven nemen. Ten tweede ouders met een gehandicapt kind, die nu hun verantwoordelijkheid proberen te nemen met een persoonsgebonden budget en dat pgb straks verliezen. De WRR kan onderzoeken hoe deze mensen hun verantwoordelijkheid kunnen blijven nemen voor hun kinderen en voor de samenleving. Zullen we de WRR deze twee onderwerpen laten meenemen in dat onderzoek?

Mevrouw Smilde (CDA):

Ik wil de WRR alle ruimte geven voor een visie op de samenleving in al haar facetten. De heer Van Raak deed een aantal suggesties. Ik wees op een passage uit de begroting voor Algemeen Zaken die mij een goed aanknopingspunt leek. Ik zou het onderzoek niet willen verengen tot een aantal onderwerpen. Integendeel, ik wil dat zo breed mogelijk: gewoon een visie op de samenleving.

De heer Van Raak (SP):

Fantastisch, we zijn het eens. Laten we het verbreden en de WRR, de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, laten kijken naar het beleid van deze regering. Laten we bekijken hoe het sociale beleid het mensen beter mogelijk maakt, of juist moeilijker maakt, om hun verantwoordelijkheid te nemen en hun rol te spelen in de samenleving. Zullen we de WRR eens vragen om dat hele regeringsbeleid eens tegen het licht te houden, en te bekijken in hoeverre mensen er – zoals de premier altijd zegt – "krachtiger" van worden, hoe kracht uit mensen wordt gehaald?

Mevrouw Smilde (CDA):

Volgens mij zijn we het wat minder eens dan de heer Van Raak doet voorkomen. Hij spreekt van het regeringsbeleid, maar ik had het daar helemaal niet over. Ik had het over een visie op de samenleving, en zoiets is veel breder dan het regeringsbeleid en ook veel breder dan alleen deze kabinetsperiode. Wij zitten in de overgang van een verzorgingsstaat naar een participatiestaat, waarin mensen zelf steeds meer moeten oppakken, en in zo'n periode krijg je een andere samenleving. Ik doel op een visie op die samenleving van de eenentwintigste eeuw, niet alleen op het kabinetsbeleid.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. De premier viert deze week de eerste verjaardag van zijn kabinet; vrijdag is het een jaar geleden dat de eerste liberale premier sinds mensenheugenis het Torentje betrad. Nou ja, liberale premier ... Laat ik zeggen de eerste premier sinds lange tijd die zich "liberaal" noemt.

Al tijdens de algemene beschouwingen schetste ik het gesternte waaronder de premier aantrad en zijn verkeerd gekozen prioriteiten: veiligheid en immigratie. Met genoegen concludeer ik dat er in een jaar veel is veranderd. De Miljoenennota stelde immers andere prioriteiten, namelijk onze financiën en het economische groeivermogen. Onder invloed van D66 durfde het kabinet zich ook uit te spreken voor Europa. Binnen deze, meer realistische, politiek passen wellicht ook de woorden van minister Leers: migratie als een verrijking van de samenleving. Dat klinkt toch heel anders dan de teksten van een jaar geleden: we willen 50% minder immigranten. Maar mijn vreugde was van korte duur, vanwege de knieval van minister Leers van gisteravond. Met al deze wisselende prioriteiten lijkt het slechts wachten tot de premier zijn groenrechtse agenda weer van stal haalt. Hoe staat het daar overigens mee?

Voorzitter, mag ik u verbazen? Mag ik voor deze ene keer het voorbeeld volgen van de premier en de prioriteit met betrekking tot deze begroting eens elders leggen dan bij de monarchie? Ons standpunt over het koningschap is bekend: wij willen een moderne monarchie, de Koning uit de regering en uit de Raad van State, en de regie over de formatie bij de Kamer. Dit omdat in een liberale democratie de plek van je wieg nooit bepalend mag zijn voor politieke invloed, laat staan macht. Ik zie al jaren een groeiend draagvlak voor dat verhaal in de Kamer en in de maatschappij, maar het denken in vak-K staat helaas stil. Waarom ziet de premier niet dat juist hier geldt "snoeien doet groeien"? Waarom maakt hij de Koning zo kwetsbaar? Dat geldt ook voor het management rond Machangulo. Waarom zo'n geforceerde tussenbrief, terwijl we al twee jaar wachten op de beloofde verkoop?

Als het om de Koning gaat, blijven we komen met eigen initiatieven. We zullen alle voorstellen steunen die niet rancune botvieren maar de monarchie toekomstbestendig maken. Ik spreek mijn waardering uit voor het stuk dat de PVV heeft ingediend. Dat is een constructief stuk.

Waar ik vandaag wel uitgebreid op inga, is de belofte van openheid die de premier bij zijn aantreden deed: we treden de Staten-Generaal tegemoet met de open constructieve houding die daarvoor nodig is. Dat was nota bene de eerste alinea van de regeringsverklaring. Aan die transparantie valt nog het nodige te verbeteren. Eén hand in de zak, een vlotte babbel en een joviale lach maken nog niet de beste democraat.

Openheid begint met een betere informatievoorziening door de overheid, in woord en daad. De premier maakte in dit opzicht een valse start. Hij bleef in gebreke bij mijn herhaalde oproep om zijn doelen afrekenbaar te maken. Hoe staat het daarmee? Zijn belofte van vorig jaar om te zorgen voor ontspannen contact tussen het ambtelijke apparaat en de Tweede Kamer is sindsdien matig nageleefd. De premier predikt transparantie, maar maakt de Wet openbaarheid van bestuur niet opener. Nee, minister Donner werpt juist extra drempels op. Zo wordt de overheid nog meer gesloten dan onder de voorganger van deze premier. Ook onze verzoeken om inzicht te geven in de zakelijke belangen van bewindspersonen bleven allemaal onbeantwoord. Sluit de premier nog steeds enige belangenverstrengeling uit? En als hij daarop "ja" antwoordt, hoe kan ik dat dan controleren?

De Wet openbaarheid van bestuur, de oekaze-Kok en de integriteit van bewindspersonen komen in commissiezalen de komende weken aan de orde. Vandaag vraag ik de primus inter pares hier een richtinggevende uitspraak. Hoe zet hij zijn woorden over openheid om in daden? Dan weet ik waaraan ik toe ben. Als het over openheid gaat: de premier wil een betere regeling voor de stukken op Prinsjesdag. Ik neem aan dat dit niet betekent: terug naar af, naar de Balkenenderegeling. De Kamer moet voldoende gelegenheid krijgen om zich voor te bereiden.

De premier zou eerlijk communiceren over Europa: een voorwaarde voor duurzaam draagvlak onder ons Europees beleid. Waarom dan zo huiverig voor een staatsrechtelijk advies over de vraag of Nederland met het europact soevereiniteit overdraagt? Een advies van de Raad van State is hier toch op zijn plaats? Een advies van de belangrijkste raadgever van het kabinet, én van de Kamer, op het gebied van constitutionele kwesties.

De heer Van Raak (SP):

Het vragen van advies aan een raad is fantastisch, maar je kunt ook advies vragen aan de burgers. Als we macht overdragen aan Brussel, waardoor een nog groter deel van ons beleid zal worden bepaald door Brusselse ambtenaren, is het dan niet goed om advies te vragen aan de bevolking van Nederland?

De heer Pechtold (D66):

Die macht wordt niet overgedragen aan Brusselse ambtenaren, maar aan Brusselse politici. Dat is een eminent verschil. Ik geloof dat zelfs de SP daar mensen heeft zitten. Ik neem aan dat die daar niet niks aan het doen zijn; het zijn politici.

De heer Van Raak (SP):

En het antwoord op de vraag?

De heer Pechtold (D66):

Ik vraag zojuist aan de premier, en dat herhaal ik, of er soevereiniteitsoverdracht plaatsvindt. Dat is wat de heer Van Raak en mij interesseert. Afhankelijk van wat de premier daarop antwoordt, moeten we bepalen hoe we daarmee verder omgaan. Daarvoor heb ik die helderheid nodig.

De heer Van Raak (SP):

Volgens mij dragen we macht over, maar het is goed als de premier dat nog even bevestigt. Als hij dat doet, kunnen we dan donderdag concluderen dat we een referendum gaan houden over de overdracht van bevoegdheden?

De heer Pechtold (D66):

Ik wil het wel eerst weten. Wat referenda betreft houd ik vast aan het gedachtegoed van D66, namelijk dat wij correctieve referenda houden. Niet van die referenda in de trant van: u vraagt, wij weten het niet, dus meld u maar. Nee, het gaat om correctie op wetgeving die in dit parlement wordt behandeld. Als blijkt, volgens de procedures waarvan D66 hard bezig is om ze in wetten vast te leggen, dat er een correctief referendum komt, leg ik mij daar als democraat bij neer. Ik wil echter niet dat wij iets zomaar vragen omdat wij het zelf niet weten. De volgorde is deze. Ik wil graag donderdag weten of er sprake is van soevereiniteitsoverdracht. Als dat nog niet duidelijk is – wat ik mij goed kan voorstellen, want het is ingewikkeld – vind ik het advies van de Raad van State van eminent belang. Daarna praten wij verder.

De heer Van Raak (SP):

Een correctief referendum is veel beter. Een volksraadpleging is nog veel beter. Als er nu soevereiniteit wordt overgedragen en wij wachten totdat er wetten zijn, die de bevolking dan eventueel moet corrigeren, zijn wij te laat. Die wetten krijgen wij never nooit meer veranderd. Als wij toch moeten kiezen, zullen wij dan maar gewoon een raadplegend referendum houden? Dat past volgens mij ook heel goed in de traditie van D66.

De heer Pechtold (D66):

Nu bakt de heer Van Raak twee onzekerheden in. Hij noch ik, en tot op dit moment niemand, heeft duidelijk of er sprake is van soevereiniteitsoverdracht. Dan is het een beetje een kwestie van "better safe than sorry". Wij weten ook niet hoe wij een en ander gaan voorleggen en hoe de vraag moet luiden. Dat lijkt mij de ingebakken teleurstelling.

Over de constitutionele kwesties en de soevereiniteit zei de premier eerst: er is geen soevereiniteitsoverdracht, want er liggen geen dwingende afspraken. Later zei hij: oh ja, toch wel. Hij had het zelfs over wagonladingen. Toen zei hij: oh nee, wij niet, maar die andere landen wel. De meest recente stellingname was: alle eurolanden hebben het bij het Stabiliteits- en Groeipact al gedaan. Dat zijn mij net iets te veel kleuren; vier verschillende varianten in plaats van duidelijkheid. Ik daag de premier dus uit: vraag om dat advies, om teleurstellingen bij mensen straks te voorkomen, als zij erachter komen dat de feiten toch anders lagen. Het liefst heb ik gewoon een toezegging. Anders zal ik de Kamer om een uitspraak vragen. Als kabinet en Kamer niet thuis geven, nodig ik de Raad van State uit om zelf met een advies te komen, want dat mag deze ook ongevraagd.

Een andere toezegging waaraan ik de premier vandaag wil houden, is de open procedure voor, men raadt het al, de benoeming van de vicepresident van de Raad van State. Op 8 juli is dat al door de premier beloofd tijdens zijn persconferentie. Wij wachten echter nog steeds op de aangekondigde advertentie. Verantwoordelijk voor de procedure is nota bene een minister die, volgens zijn eigen partijvoorzitter, mevrouw Peetoom van het CDA, zelf een heel goede kandidaat is voor deze functie. Mild geformuleerd: dit verdient geen schoonheidsprijs. Daarom krijg ik graag duidelijkheid van de premier. Of de race is gelopen – maar zeg het dan, en dan verwacht ik vrijdag een concrete voordracht – of de race is nog open en de functie heeft nog geen naam en partijkleur. Dan verwacht ik snel een open uitnodiging en een eerlijke kans. Het voorkeursbeleid is door dit kabinet afgeschaft, dus bij gelijke geschiktheid gaat de voorkeur uit naar een CDA'er, zo begrijp ik. Deze handelwijze beschadigt en politiseert nodeloos personen, procedures en instituten. Helaas staat deze beschadiging van de Raad van State als onafhankelijk adviesorgaan niet op zichzelf. Ik zie al jaren een trend; wat mij betreft een onwenselijke trend. Belangrijke instituten en instituties, tot voor kort breed gewaardeerd om hun onafhankelijkheid en deskundigheid, worden in het politieke proces getrokken. Het vorige kabinet zette de toon, met het afserveren van hoge colleges van staat, zoals de Nationale ombudsman en commissie-Davids. Dat gebeurde niet op de inhoud, maar op de man of het instituut, vanuit de reflex van het kabinetsbelang, niet beseffend wat wij verliezen als alle scheidsrechters verdacht zijn en als het speelveld geprepareerd is voor feitenvrije politiek. Voor de duidelijkheid: ik ben een groot voorstander van constructieve kritiek. Zo blijft iedereen scherp. Maar dan spelen wij wel op de bal, en niet op de man. Deze premier hield een kans op een trendbreuk in, maar tot nu toe zet de coalitie deze slechte traditie voort.

Het Centraal Planbureau werd getackeld met een gelekte brief van het ministerie van Verhagen. De Raad van State werd weggezet als politiek. De president ervan werd geschoffeerd door de gedoger. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens zou bestaan uit politici in toga, aldus VVD-collega Blok. De premier staat erbij en kijkt ernaar, in de wetenschap dat deze mensen en instanties zichzelf geen van alle openlijk kunnen verweren. Ik vraag de premier of hij staat voor de onafhankelijke scheidsrechters in onze democratie. Hoe denkt hij de waarde van deze arbiters en een levend democratisch debat in stand te houden, zodat dit debat op feiten kan worden gevoerd en de uitkomst ervan onafhankelijk kan worden beoordeeld? Op dit punt verwacht ik niet zozeer een korte reactie, als wel een schriftelijke voorzet. Daarmee kunnen wij deze discussie nu eens agenderen.

Tijdens de regeringsverklaring stelde de premier plechtig en met gevoel voor liberale traditie: wacht u op onze daden. Een jaar later stel ik hem als eerste liberale minister van Algemene Zaken ooit, de volgende wedervraag: hoe lang nog moeten wij wachten?

De heer Recourt (PvdA):

Aan mij nu de eer om de wedervraag te stellen aan de heer Pechtold. Kan ook hij duidelijkheid geven over de positie van iemand die lid is van het huidige kabinet en die de nieuwe vicevoorzitter wil worden van de Raad van State? Wat is het standpunt van D66 over deze zaak?

De heer Pechtold (D66):

U kunt al 45 jaar in ieder verkiezingsprogramma van D66 lezen dat wij vinden dat er een ceremonieel koningschap moet komen. Helaas is dit bij de sociaaldemocratie minder consistent en duidelijk. Wij focussen op de regering …

De heer Recourt (PvdA):

Dit is geen antwoord op wat ik vraag. Het gaat mij om de vicevoorzitter van de Raad van State.

De heer Pechtold (D66):

Ja.

De heer Recourt (PvdA):

Kan een lid van het kabinet vicevoorzitter van de Raad van State worden?

De heer Pechtold (D66):

O, ik dacht dat u verwees naar de discussie die wij zojuist voerden. Ik heb goed geluisterd naar de fractievoorzitter van de heer Recourt, de heer Cohen. Er is een vlek ontstaan door de procedures van de afgelopen tijd en door het stellen van kandidaten. Ik houd de heer Recourt niet verantwoordelijk voor het ontstaan van die vlek, maar ik vind het jammer dat hierdoor het beeld is ontstaan dat een zittend minister nooit vicepresident van de Raad van State zou kunnen worden. In het verleden is een zittend minister dat al eens geworden. Ik aarzel om nu, door de huidige casus, zaken onmogelijk te maken voor in de toekomst. Ik vraag mij echter af of je het als minister, en zeker als jurist, zelf zou moeten willen om vicepresident van de Raad van State te worden. Daarom ben ik zeer geïnteresseerd in de reactie van de minister-president. Het gaat mij echter iets te snel om nu uit een soort onvrede in de Kamer over de procedure, allemaal zaken te blokkeren, terwijl dat eigenlijk bedoeld is om een bepaalde kandidaat tegen te houden. In het belang van de toekomst wil ik eigenlijk nu niet ingaan op deze incidentenpolitiek. Ik wacht wat dat betreft het antwoord op mijn vraag en op die van de heer Recourt af.

De heer Recourt (PvdA):

Ik begrijp dat D66 het kruit droog wil houden. Ik wil echter wel iets rechtzetten. Het gaat mij er niet om, een bepaalde kandidaat tegen te houden. Het gaat er de Partij van de Arbeid om dat niet een zittend lid van het kabinet wordt benoemd tot vicevoorzitter van de Raad van State, omdat zo'n benoeming het instituut zou beschadigen. Het belang van de Raad van State hoor ik ook D66 hard verdedigen. Ik verwacht niet dat D66 nu plotseling kleur bekent, maar de feiten liggen net iets anders.

De heer Pechtold (D66):

Ik snap dat de heer Recourt deze gevoelens heeft. Ik deel ze op het punt van de procedure van de afgelopen tijd. De premier heeft een toezegging gedaan over de procedure en over een advertentie. Ik vind dat wij hem ruiterlijk de mogelijkheid moeten geven om zaken te wegen, ook gezien wat er nu allemaal is gebeurd. In deze constructie is de Kamer hierbij niet eens betrokken. Ik zou graag willen dat de Staten-Generaal hierin in de toekomst een rol krijgt. Het gaat mij echter nu daarom te ver om te zeggen: een zittend minister kan geen vicevoorzitter worden. Ik snap de afwegingen die bij die blokkade worden gemaakt. Het is niet goed om binnen een paar weken te kunnen oordelen over je eigen beleid. In de relatie tussen Kamer en kabinet houd ik echter nu liever even de ruimte voor de minister-president. Ik wil dit even depolitiseren. Dat geldt voor het gedoe van de CDA-partijvoorzitter en voor de uitspraak van de fractieleider van de PvdA, die zei dat het dus geen zittend minister mag zijn. Ik wil de minister-president nu even alle ruimte geven om in deze kwestie wijs te handelen. Ik ga er daarbij van uit dat zijn woord een woord is. Er komt dus een advertentie. Ik ga ervan uit dat daarin ook dingen zullen staan over bijvoorbeeld belangenverstrengeling, niet alleen gelijktijdig, maar ook opvolgend. Dat meldde de heer Recourt terecht. Donderdag weten wij daarover meer. De heer Recourt heeft een motie klaarliggen. Ik bepaal donderdag wat ik van het antwoord van de minister-president vind. Daarna bepalen wij of daarvoor een Kameruitspraak nodig is. Het liefst heb ik echter dat wij dit even niet politiseren, zeker niet tussen de Kamer en het kabinet en al helemaal niet tussen oppositie en coalitie.

De voorzitter:

Heel kort, mijnheer Recourt.

De heer Recourt (PvdA):

Dan hoop ik samen met D66 dat de premier helderheid geeft en dat deze discussie daarmee snel verstomd is.

De heer Pechtold (D66):

Ik heb zojuist prikkelende teksten uitgesproken, maar als het gaat om procedures waarbij mensen betrokken zijn en waarbij het gaat om een Hoog College van Staat – zojuist heb ik ongeveer mijn halve bijdrage besteed aan de stelling dat wij zorgvuldig moeten omgaan met die arbiters – ga ik ervan uit dat de premier in die lijn zal antwoorden.

De voorzitter:

Ik deel de heer Pechtold nog even mee dat hij twee minuten door zijn tijd heen is gegaan. Het zij hem vergeven.

De heer Elissen (PVV):

Voorzitter. Dit is een begrotingsbehandeling, maar ik ontkom er niet aan om kort in te gaan op de visie van de PVV als het gaat om modernisering van de rol van de Koning in het staatsbestel. Natuurlijk realiseren wij ons dat het wetgevingsproces goed is ingericht, dat wij in afwachting zijn van een gedegen advies van de Raad van State en dat daarna het goede moment is gekomen om met elkaar het debat hierover te voeren. Daar zien wij naar uit. Dit laat onverlet dat ik er toch een paar zaken over wil zeggen.

Laat ik er glashelder over zijn: de PVV is, in tegenstelling tot wat door sommigen wordt beweerd, wel een absoluut voorstander van onze monarchie. De modernisering van onze monarchie is tijdens de begrotingsbehandeling van het afgelopen jaar, maar ook daarvoor, regelmatig onderwerp van gesprek geweest en ruimschoots aan bod gekomen. Het is een thema dat steeds weer terugkomt en waarvoor wij niet moeten weglopen. Tijdens die begrotingsbehandeling van vorig jaar uitte de PvdA haar wens voor een moderner koningschap. De PvdA kwam met de visie van een koningschap zonder ook maar een enkele schijn van politieke invloed. Het koningschap diende volgens de PvdA boven alle partijen te staan en niet ertussen.

De PVV kondigde bij dezelfde begrotingsbehandeling een initiatiefwet aan, die in ieder geval zou realiseren dat de Koning niet langer deel zou uitmaken van de regering. Hierin vond de PvdA bij monde van collega Heijnen schijnbaar een aanknopingspunt om met de PVV-fractie samen te werken. Het vreemde is dat de PvdA juist op dit punt 180 graden is gedraaid, hetgeen wij uiteraard jammer vinden. Dat valt te lezen in een intern document dat op internet is geplaatst en dat is geschreven onder de regie van prof. Joop van den Berg, die overigens zelf ook 180 graden is gedraaid in zijn opvattingen, zeker in zijn functie van staatsrechtgeleerde. Ik verwijs nogmaals naar het Jaarboek Parlementaire Geschiedenis 2001.

De heer Recourt (PvdA):

Het debatje dat wij eerder hadden, lijkt nu overgedaan te worden. De bijdrage van het lid van de PVV begon wel goed. Hij zei namelijk dat de PvdA ook voor een Koning is die boven de partijen staat. De conclusie die hieraan vervolgens wordt verbonden, is echter op geen enkele manier te rechtvaardigen, noch in het rapport dat tot stand is gekomen onder voorzitterschap van de heer Van den Berg, noch in mijn eerste termijn. Ik vraag mij dan ook af waar dit vandaan komt.

De heer Elissen (PVV):

Ik zou de heer Recourt gemakshalve tegemoet willen komen in de zin dat ik, zoals ik ook heb aangekondigd, geenszins van plan ben om hierover nu het debat te voeren. Nogmaals, ik denk dat onze opvattingen voor een belangrijk deel in dezelfde richting marcheren. Ik baseer me met name op pag. 23 en 24 van de Handelingen van 17 november 2010, en wel het middengedeelte van de linkerkolom. Dat heb ik uiteraard goed gelezen, en daarop baseer ik me met name als het gaat om de draai van de PvdA. Maar iedere draai kan, na goed overleg, waartoe wij uiteraard bereid zijn, leiden tot een hernieuwde draai. Laten wij een goed gesprek hebben met elkaar en de diepte ingaan, ook buiten deze plenaire zaal. Op zo'n hernieuwde draai hoop ik stiekem een beetje. Laten wij de deuren dus niet nu al op slot gooien, maar met elkaar constateren dat dit een zeer belangrijk thema is, dat het verdient dat wij er met elkaar in alle rust voor gaan zitten en bekijken waar wij elkaar een handreiking kunnen bieden.

De heer Recourt (PvdA):

Dat laatste wil ik graag aannemen, maar ik neem sterk afstand van de suggestie dat de Partij van de Arbeid is gedraaid. Wij hebben gezegd: wij willen een modern koningschap. Daar is een rapport op gekomen, dat ik vandaag verdedigd heb.

De heer Elissen (PVV):

Wij zijn in afwachting van het advies van de Raad van State en wij zijn daar optimistisch over.

Voorzitter. De PVV is met een initiatiefwetsvoorstel gekomen, dat inmiddels is ingediend. Naast het feit dat de Koning niet langer deel zal dienen uit te maken van de regering, wil de PVV ook een aantal andere zaken moderniseren. Echter, zoals gezegd, het hoofddoel van het wetsvoorstel is, elke schijnbare of daadwerkelijke politieke invloed van onze koning of koningin weg te nemen. De begroting wordt gemaakt onder de verantwoordelijkheid van de minister. Wat de PVV betreft, zou bescheidenheid ten aanzien van de begroting van de Koning de minister sieren. Daarom wijd ik graag enige woorden aan deze begroting. De begroting van de Koning is mede door toedoen van de PVV gelukkig een stuk duidelijker geworden. Dat is een prima ontwikkeling en dat past ook beter in deze tijd. Geen schimmige geldstromen, maar gewoon een begroting met getallen. Dan hebben we daar meer inzicht in en kunnen we daarover met de minister in debat. Overigens gaat het steeds beter, maar wat de PVV betreft, kan het nog transparanter, door nauwkeuriger specificatie.

Een ander opvallend punt is dat je kunt vaststellen dat zowel de A-component als de B-component is gestegen ten opzichte van 2011. Kan de minister-president duidelijk maken waaraan wij deze stijging te danken hebben, ondanks het herhaalde en vriendelijke verzoek om bescheidenheid te betrachten en waar mogelijk met betrekking tot de begroting van het Koninklijk Huis de broekriem aan te halen?

Ook de privileges, inclusief de fiscaliteiten, zijn al ter sprake geweest. Ook dit is een thema waarvan je je kunt afvragen of het nog wel in deze tijd past. Dit zijn zaken die wellicht stammen uit de tijd dat er nog met dukaten werd betaald en met de postkoets werd rondgereden. Ik vraag de minister-president of hij onze mening deelt dat je ook dit soort zaken eens kritisch op een rijtje zou moeten en zetten en dat je je zou moeten afvragen of je dit niet meer van deze tijd kunt maken, transparanter, inzichtelijker en moderner. Ik zou het zeer toejuichen als wij een mooi overzicht kunnen krijgen van alle privileges, met daarbij inderdaad een visie over hoe daarmee om te gaan.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik begrijp dat er gevraagd wordt om een visie, maar ik ben wel benieuwd hoe de PVV-fractie er zelf tegen aankijkt.

De heer Elissen (PVV):

Ik kan daar heel helder in zijn. Dit soort thema's is zeer precair en ligt heel gevoelig, maar je moet er niet voor weglopen. Ik vind dat er een moment moet zijn waarop je met elkaar kritisch het debat aangaat en bekijkt of het nog wel van deze tijd is. Dus ook met betrekking tot deze punten ben ik voorstander van modernisering. We moeten het Koninklijk Huis aanpassen aan wat in deze tijd gebruikelijk is en niet vanuit de historie het Koninklijk Huis vormgeven. Een aantal zaken dateert namelijk uit 1814.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De PVV-fractie vraagt dus als tussenstap om een notitie over privileges en belastingvoordelen, maar vindt dat het afgelopen moet zijn met de privileges en belastingvoordelen?

De heer Elissen (PVV):

Het kenmerkende van een tussenstap is dat je erna even een moment van bezinning hebt, even goed nadenkt en dan tot een definitief standpunt komt. Dat voorbehoud wil ik maken.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik gun de heer Elissen en de PVV-fractie natuurlijk hun zenmoment, maar het is wel de vraag hoelang dit moment gaat duren. Deze vraag is serieus. De VVD-fractie noemde 2013 als het jaar waarin wellicht een korting zal plaatsvinden. Nou ken ik de PVV als een partij die straight to the point is. Hoelang gaat de fractie studeren? Volgens mij is de heer Elissen, en daarmee de PVV-fractie, er eigenlijk al uit: de privileges moeten afgelopen zijn. Is dat juist?

De heer Elissen (PVV):

Wat ons betreft moeten we moderniseren in de breedste zin. We moeten er dus zeker discussie over voeren, maar dat kan ook op een budgettair neutrale manier. Wat betreft de bezuinigingen – daar wil mevrouw Van Gent natuurlijk naartoe – zijn wij wel gehouden aan datgene wat in de coalitie via onderhandelingen over ombuigingen tot stand is gekomen. Dat voorbehoud zal ik moeten maken. Mijn collega van de VVD zette de deur zojuist op een kier. Ik ben zeer benieuwd naar het antwoord van de minister-president. Als er ook maar enige ruimte is, willen wij dolgraag met de VVD en het CDA om tafel om te bekijken of wij nog een beetje kunnen afromen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De heer Elissen weet natuurlijk ook wel dat als hij een deal moet sluiten met de VVD en het CDA op dit punt, het niets zal worden. Dat is namelijk één grote langzaamaanactie. De PVV is met een eigen notitie gekomen over de monarchie. Dat waardeer ik. Het was een zeer serieuze notitie. Ik heb er wel een zeer serieuze vraag bij. De heer Elissen had het over privileges. Is hij van mening dat de privileges binnen afzienbare tijd afgeschaft moeten worden? We hebben het nu natuurlijk niet over weet-ik-veel-hoelang. In de politiek heet dat duiken en volgens mij is de heer Elissen daar niet van.

De heer Elissen (PVV):

Allereerst dank voor het compliment. Gelet op de richting waarin wij gaan, heb ik het gevoel dat het door mevrouw Van Gent aangekondigde initiatiefwetsvoorstel overbodig is en dat wij elkaar wel gaan vinden. Dat is mooi.

Bij de modernisering van alle privileges inclusief de fiscaliteiten moet ik een voorbehoud maken. Daar wil ik eerst de minister-president over horen en een overzicht van hebben. Vervolgens staat voor ons dan de weg open om concrete stappen te zetten. Mevrouw Van Gent moet echter even geduld hebben. Ik begrijp dat zij veel haast heeft, maar "in der Beschränkung zeigt sich der Meister".

De heer Slob (ChristenUnie):

Hoe onduidelijk is het inkomen van ons Koninklijk Huis nou eigenlijk? Dat is toch allemaal netjes in artikel 40 van de Grondwet geregeld? Daarin staat toch precies omschreven wat wij van het Koninklijk Huis vragen?

De heer Elissen (PVV):

De heer Slob heeft mij niet horen zeggen dat het niet goed geregeld is. Ik heb alleen gezegd dat er, wat ons betreft, prima stappen zijn gezet. Mede op initiatief van de PVV-fractie en een aantal andere Kamerfracties is nadrukkelijk een goede ontwikkeling in gang gezet om de zaken helder en transparanter te krijgen. Alleen mag je het in de toekomst nog specifieker proberen te krijgen door de kosten en de vindplaatsen ervan nog meer toerekenbaar te maken. Daar is niets mis mee.

De heer Slob (ChristenUnie):

Daarbij gaat het om welke bedragen precies worden aangegeven. Ik ben het met de heer Elissen erover eens dat dat een stuk transparanter is geworden en dat wij veel duidelijker kunnen zien welke uitgaven er zijn gedaan, maar de fiscaliteiten waar ons vorstenhuis recht op heeft, zijn gewoon verankerd in artikel 40 van onze Grondwet. Dat is zo duidelijk als wat. Dat staat precies omschreven. Als wij dat anders willen, kan dat, maar dan moeten wij met een initiatief komen. Dat heb ik nog bij niemand gezien. De heer Elissen zegt: wij willen een en ander op een rijtje gezet krijgen, wij snappen het niet helemaal, wij snappen niet precies hoe het zit. Dat staat echter allemaal omschreven in artikel 40.

De heer Elissen (PVV):

Het is mij bekend dat dat in artikel 40 staat. De heer Slob mag aannemen dat ik de Grondwet in het kader van het initiatiefwetsvoorstel aardig bekeken heb. Wij hebben echter een principiële keuze gemaakt tussen hoofdzaken en bijzaken. Bijzaken leiden namelijk af. In ons initiatiefwetsvoorstel gaat het er ons vooral om, die schijn van invloed zo veel mogelijk te beperken en het staatshoofd zo veel mogelijk echt neutraal boven alle partijen te laten functioneren. Verder vind ik dat je de "guts" moet hebben om ook de privileges, waarbij ik in één adem de fiscaliteiten noem, die dateren uit de tijd van de postkoets en de dukaten, met elkaar te bespreken op basis van een goed stuk, om te bekijken of wij die ook kunnen moderniseren.

De heer Van Raak (SP):

Heel goed. Ik snap best dat de PVV nog even moet bellen met het CDA en de VVD, maar als de heer Elissen daarmee gaat praten, moet hij ook een mening hebben. Vindt de PVV-fractie dat, als iedereen in Nederland de buikriem moet aanhalen, dat ook geldt voor de leden van het Koninklijk Huis? En vindt de PVV-fractie dat, als iedereen in Nederland alle belastingen moet betalen, het ook geldt voor de leden van het Koninklijk Huis?

De heer Elissen (PVV):

Het valt mij wel op dat tot nu toe geen enkele fractie volgens de heer Van Raak een goede mening heeft, maar dat terzijde. Zoals ik net tijdens interrupties al heb aangegeven – ik heb ook verwezen naar eerdere moties die wij hebben ingediend – zijn wij van de PVV altijd al, van oudsher, een voorstander geweest van de broekriem aanhalen. Dat is consequent. Wij refereren ook aan de voorbeeldfunctie van het Koninklijk Huis, alleen moeten wij ook eerlijk zijn over de realiteit van dit moment, al zijn wij er niet gelukkig mee. Daar heb je mee te leven. Je voert onderhandelingen, je komt tot ombuigingen en dan heb je spelregels met elkaar te respecteren. Wat dit moment aangaat, ben ik zeer benieuwd naar het antwoord van de minister-president. Als er maar enigszins een voet tussen de deur kan op basis van wat gesuggereerd werd door mevrouw Van der Burg, dan gaat die maat 46 er wat ons betreft ook tussen.

De heer Van Raak (SP):

Ik vind dat minimaal één fractie in deze Kamer een goed verhaal heeft. Als de heer Elissen gaat onderhandelen, moet hij ook een mening hebben en een keuze maken. De vraag is heel simpel: als iedereen moet bezuinigen, geldt dat dan ook voor de leden van het Koninklijk Huis? Als iedereen belasting moet betalen, geldt dat dan ook voor het Koninklijk Huis? Wat is zijn opvatting?

De heer Elissen (PVV):

Ik weet niet of het aan de installatie ligt of dat er sprake is van selectief gehoor. Ik kan het nog wel een keer herhalen. Onze opvatting is glashelder en dat was altijd al onze opvatting: ten principale een voorbeeldfunctie voor het Koninklijk Huis, waar mogelijk de broekriem aanhalen en ook bezuinigen. Hierbij refereer ik nog even aan onze moties, die destijds door niemand gesteund werden, ook niet door de SP, maar wel door mevrouw Verdonk. In die moties stelden wij inderdaad voor om zo'n 20% te bezuinigen. Daarvoor vonden we in de Kamer geen medestanders. Gelukkig zijn er nu meerdere partijen die door voortschrijdend inzicht op hetzelfde lijntje zijn gaan zitten. Tegelijkertijd hebben wij wel te dealen met de realiteit van dit moment, hebben wij onze handtekening gezet, hebben we ons woord gegeven en hebben wij er in de onderhandelingen niet meer uit kunnen halen dan de huidige stand van zaken. Als wij nogmaals groen licht krijgen van de minister-president, al is het maar een heel klein beetje groen licht, en als wij onze voet tussen de deur kunnen krijgen, dan staan wij vooraan om te bekijken of wij meer kunnen snoeien. Dat mag de heer Van Raak van mij geloven.

De heer Van Raak (SP):

Ik wens de heer Elissen veel succes met de onderhandelingen. Ik meen dat oprecht. Als ik nog ergens kan helpen, dan hoor ik het graag.

De heer Elissen (PVV):

Dan weet ik de heer Van Raak te vinden.

De heer Recourt (PvdA):

Ik hoor de heer Elissen af en toe wegduiken achter onderhandelingsresultaten, maar ik ken ze niet op dit terrein. Het gaat om extra bezuinigingen. Meestal gaat de discussie erover dat de oppositie minder wil bezuinigen. De PVV zegt dan dat zij getekend heeft en wel wat socialer zou willen zijn, maar dat dit nou eenmaal de deal is. Hier gaat het echter om extra bezuinigingen. Bovendien staat het volgens mij niet in het gedoogakkoord. Ik moet de heer Elissen echter eerlijk zeggen dat ik dat niet tot achter de komma ken. Ik hoor graag of ik het verkeerd heb gelezen.

Dan heb ik een inhoudelijke vraag, omdat ik door de heer Slob wat in verwarring was geraakt. Weet de heer Elissen waar geen belasting over wordt betaald? Er wordt immers een onderscheid gemaakt tussen belasting betalen over privévermogen en over het functionele deel van de uitkering. Is het in de ogen van de PVV helder waar de vrijstelling op ziet, waarop niet en waarom dit zo is?

De heer Elissen (PVV):

Ik heb begrepen dat er voor een deel subjectieve vrijstellingen in zitten en dat het best wel complex is. Het is voor ons allemaal niet glashelder. Vandaar ook mijn verzoek om met een goed overzicht te komen en op basis van zo'n overzicht en daarbij een mening van het kabinet met elkaar de discussie aan te gaan over de vraag hoe we dit naar de toekomst toe kunnen moderniseren en anders vorm kunnen geven.

De heer Recourt (PvdA):

Steunt de PVV dan niet gewoon de PvdA in haar verzoek om de premier hierop tijdens de beantwoording van de vragen te laten antwoorden? Verder heb ik nog geen antwoord gehad op mijn vraag waar in het gedoogakkoord staat dat hier afspraken over zijn.

De heer Elissen (PVV):

Dat is een uitwerking van het gedoogakkoord. Het zit hem vooral in de ombuiging van 18 mld. Hiervoor hebben we op alle terreinen afspraken moeten maken en soms concessies moeten doen. Bij Veiligheid & Justitie hebben wij zaken binnengehaald en bij het Koninklijk Huis hebben wij op enig moment in de onderhandelingen moeten constateren dat daar niet meer ruimte in zat op dat moment. Dat heb je dan maar te accepteren. Nogmaals, als er maar enigszins licht tussenkomt en als de deur inderdaad op een kiertje gaat, dan is de heer Recourt de eerste die ik ga bellen en dan hoort hij dat van mij. Dan zijn we echt bereid om te bekijken of we daar nog iets af kunnen romen. Dat zou namelijk niet alleen een goed gebaar zijn naar de mensen thuis die de buikriem aan moeten halen, maar ik zou het ook een prima gebaar vinden vanuit de voorbeeldfunctie die het Koninklijk Huis heeft.

De heer Recourt (PvdA):

Ik wacht het telefoontje af. Ik adviseer de heer Elissen het gedoogakkoord gewoon mee te nemen en te zeggen dat er niets in staat en het dus kan.

De heer Elissen (PVV):

Ik wilde het nog even hebben over de website van het Koninklijk Huis. Hoeveel kost die website nou eigenlijk? Het bedrag van € 300.000 dat is uitgetrokken voor de website – dat is de optelsom van de bedragen die ik heb gelezen – lijkt buitensporig te zijn. Ik heb mij door de techneuten laten vertellen dat deze website gewoon uit enen en nullen bestaat, net als iedere andere website. Of zijn de enen en de nullen van de koninklijke website met een ganzenveer gekalligrafeerd en daarna versierd met virtueel bladgoud? De PVV vindt dat de koning een koninklijke website verdient, maar verwacht wel dat de minister dit zakelijk regelt. Kan de minister-president daarom toelichten waarom deze website zo duur is geworden? De site is wat de PVV betreft momenteel een soort digitale folder en dat zou dus niet zo hard in de papieren moeten lopen, maar wellicht zijn er nog allemaal voorzieningen voor interactiviteit getroffen waar wij nog niet van op de hoogte zijn.

Ten slotte, de koning heeft zelf ook invloed op de begroting. Ik wil hier niet op eventuele politieke invloed ingaan. Daar hebben we al over gezegd dat we die discussie nog gaan voeren. Het is veel eenvoudiger. De koning heeft bijvoorbeeld ook de mogelijkheid om bij privébezoeken gebruik te maken van regeringsvliegtuigen. Als de koning besluit om dat niet te doen, dan is dat in ieder geval een besparing en wat ons betreft een koninklijk gebaar. De raming voor 2012 vermeldt dat er 25 privé-uren beschikbaar zijn voor de inzet van een regeringsvliegtuig, 32,5 uren voor de gulfstream en nog eens 15 uren voor de helikopterinzet. Dat is onveranderd gebleven ten opzichte van 2011. Zijn al deze uren ook daadwerkelijk gebruikt? Zo nee, zou dit aantal uren wellicht minder kunnen?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Mijn naam is Mark Rutte. Ik ben de eerste VVD-premier sinds 1918. Het cashen van mijn liberale beginselen vind ik belangrijker dan Nederland klaarstomen voor de toekomst. Losjes en met humor, dat is mijn stijl. Het landsbestuur is eigenlijk niets anders dan entertainment. Problemen lach ik weg. Ministers met eigen opvattingen stuur ik op gesprek naar mijn gedoogpartner. Geen politieke klif is mij te link.

Mijn naam is Mark Rutte. Ik ben de officiële kingmaker, misschien dan niet van de Oranjes, maar wel van de onderkoning, de vicevoorzitter van de Raad van State. Bij de Oranjes weet je decennia van tevoren wat je krijgt. De opvolging van Tjeenk Willink is eigenlijk stukken ingewikkelder en spannender. Hoe langer het duurt, hoe politieker het wordt. Lang leve de VVD-, CDA- en PvdA-suprematie op publieke ambten.

Mijn naam is Mark Rutte. Ik ben erg voor openheid. Daarom maak ik werk van een transparanter Nederland, een Nederland waarin iedereen kan zien wie waarom op een publieke functie terechtkomt. Ik sta voor de beginselen van de democratische rechtstaat en gun die ook aan iedereen. Vooruitgang, daar ga ik voor.

Een minister-president is eigenlijk een soort regisseur. De minister-president wordt afgerekend op de eenheid en de toon van het kabinetsbeleid. Dat vond de huidige minister-president ook altijd van zijn ambtsvoorganger. Ik citeer een tekst van de minister-president: "Politieke spelregels worden opnieuw uitgevonden." Dat is goed voor de democratische ontwikkeling in Nederland. De minister-president wil ook het systeem van checks-and-balances versterken. Minister Leers moet echter om de haverklap op het matje bij de PVV komen. Rechters, zelfs kandidaat raadsheren voor de Hoge Raad, worden door de PVV op afwijkende meningen afgeserveerd. Hoe verhoudt zich dit tot de beleden ideeën van de minister-president?

Voor wie niet doordenkt, is minister-president Rutte een verademing. De toon van de minister-president normaliseert. Vorig jaar kon eenieder nog zijn rechtse vingers aflikken en nu horen wij bij de algemene politieke beschouwingen dat zelfs GroenLinks volledig bediend wordt. Dat zou een vooruitgang kunnen zijn, maar wie verder kijkt dan de politieke realiteit van vandaag, ziet donkere wolken samenpakken. De gedoogconstructie is namelijk problematisch. Waarvoor bestaat eigenlijk nog overeenstemming? Wie gaat er over het personeelsbeleid, de minister-president of de gedoogpartner? Blijkbaar is het de heer Wilders, afgaande op zijn woorden in de Telegraaf. Ik citeer: "Laat helder zijn dat als de resultaten met betrekking tot het terugdringen van immigratie en asiel onvoldoende zijn, hij – minister Leers dus – wat ons betreft linea recta terug kan naar Maastricht en het kabinet ook een megaprobleem heeft met de PVV". De minister-president belooft openheid en een ontspannen omgang tussen kabinet en parlement. De Hollandse lente brak door met de versoepeling van de oekaze-Kok. Als het CPB echter de Kamer en niet het kabinet als eerste informeert, klinkt het ministeriële verwijt dat het CPB hiermee een welbewuste poging ondernomen heeft om het kabinet te destabiliseren. Is dat nou open en ontspannen?

Deze begrotingen gaan over royals en regenten. Het gaat altijd over de opvolgingskwestie, nu eens niet over de opvolging van de Koningin, maar over de opvolging van de onderkoning, de vicevoorzitter van de Raad van State, Herman Tjeenk Willink, en het wordt steeds spannender. De geheimen uit achterkamertjes liggen op straat. Ik moet zeggen dat ik dat best een beetje lollig vind. Het gaat hier om een van de belangrijkste en meest prestigieuze benoemingen op een politieke functie. De vicevoorzitter is het gezicht van de hoogste bestuursrechter. Hij is een belangrijke wetgevingsadviseur en een opinievormer met invloed op de kabinetsformatie. Op zo'n publieke functie is een al te politieke benoeming not done. De publieke zaak en niet de partijkleur hoort voorop te staan. Daarbij past openheid en een eerlijk selectieproces, maar geen politieke stoelendans voor gevorderden. Een fundamentele heroverweging van de benoeming van de leden van de Hoge Colleges van Staat ligt voor de hand.

Kortom, wij zijn razend benieuwd naar de manier waarop minister-president Rutte in alle openheid rust in de tent brengt, te beginnen met de Raad van State. Het wordt nu echt de hoogste tijd dat dit kabinet de contouren voor de staatkundige vernieuwing nader invult en zich niet langer verschuilt achter het stukgedraaide mantra van een kleinere overheid.

Eigenlijk waren wij niet van plan al te veel spreektijd te besteden aan het Koninklijk Huis. Er ligt immers een initiatiefwetsvoorstel van de PVV, dat ons meeviel, en een notitie van PvdA-collega Recourt, die ons wat tegenviel. Daarover komen we nog uitgebreid te spreken. GroenLinks zet in op het ceremonieel koningschap. Bij de troonswisseling moeten de contouren daarvan bekend zijn. Ook prins Willem-Alexander heeft recht op transparante arbeidsvoorwaarden.

Ook van het Koninklijk Huis mogen offers gevraagd worden. Steun daarom voor de plannen om het aantal leden terug te brengen en het aantal privileges te beperken, ook wat betreft de belastingen. De nieuwe website van het Koninklijk Huis is volgens mij onnodig en onnodig duur. De huidige volstaat wat mij betreft. Het daarvoor gereserveerde bedrag, minus € 60.000, wat nodig is om mensen met visuele beperkingen toegang te verschaffen tot deze website, zouden wij graag willen besteden aan de rioolzuivering op Bonaire. Ongezuiverde lozingen bedreigen daar onvervangbare koraalriffen. Ik reken zelfs een beetje op koninklijke steun voor deze vorm van watermanagement binnen het Koninkrijk.

"Wie van de drie" kende altijd een gebruikelijke afsluiter. Wie staat er op? En dat is ook donderdag de vraag. De Mark Rutte die zich laat gijzelen door zijn zelfbedachte gedoogconstructie? De Mark Rutte die de regie over zijn kabinet verliest door gehoor te geven aan de luidruchtige souffleur? Of staat de Mark Rutte op die gepassioneerd kiest voor de publieke zaak, op vele fronten publieke en politieke openheid forceert en de Nederlandse samenleving vooruitstrevend de eenentwintigste eeuw binnenloodst? Mijn vraag is: wil de echte Mark Rutte opstaan?

De voorzitter:

De Herman Emmink van dienst dankt u voor uw bijdrage.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Het zal niemand ontgaan zijn, ook niet mevrouw Van Gent, die na lange tijd op Prinsjesdag weer aanwezig was in de Ridderzaal. Toen de Koningin de laatste woorden van de troonrede had uitgesproken, riep de voorzitter van de verenigde vergadering weer: leve de koningin. Dat werd door de meeste aanwezigen beaamd door hoera, hoera, hoera te roepen. Dat is een oude gewoonte, uit 1897, ontstaan toen de toenmalige prinses Wilhelmina voor het eerst haar moeder, koningin-regentes Emma, vergezelde naar de Ridderzaal.

Zo zijn er nog veel meer tradities in de loop van de tijd ontstaan. Zelfs de zitplaatsverdeling in de Ridderzaal heeft een bepaalde geschiedenis. Er is helemaal niets mis met dergelijke tradities. Het zegt ook iets over de historische banden die wij met ons vorstenhuis hebben. Deze gewoontes zijn in de loop van de tijd ontstaan. Volgens ons is er geen reden om daar nu ineens van af te wijken.

Dat geldt ook voor de positie die onze vorstin en het koningshuis in het staatsbestel innemen. De ChristenUnie staat pal voor de huidige positie van ons vorstenhuis. Wij voelen dan ook helemaal niets voor initiatieven van deze Kamer, hoewel de Kamer daar uiteraard altijd het recht toe heeft, om de rol en de positie van de Koning verder te verkleinen.

Dan gaat het niet om de tradities zoals het driewerf hoera en het voorlezen van de troonrede, maar vooral om de rol van de Koning binnen de regering, tijdens het vormen van een nieuwe regering en het voorzitterschap van de Raad van State. We hebben de indruk dat er onder het mom van modernisering allerlei oplossingen worden gezocht bij problemen die er wat ons betreft helemaal niet zijn.

We zien ook bijzondere ontwikkelingen. De PVV is in de loop van de tijd toegegroeid naar het D66-standpunt van een ceremonieel koningschap. De woordvoerder kreeg zelfs een compliment van de heer Pechtold. Volgens mij is het voor het eerst in vijf jaar dat de heer Pechtold de PVV-fractie een compliment heeft gegeven. Dat is toch wel iets om even over na te denken.

We zien ook bewegingen bij de Partij van de Arbeid, die tot voor kort het standpunt uit het jaar 2000, van de voormalige minister-president Kok, steunde, dat er geen aanleiding was om de positie van de Koning in ons staatsbestel te wijzigen. In het afgelopen jaar is men daarvan afgeweken en met wijzigingsvoorstellen gekomen die wel wat af liggen van waar de PVV mee is gekomen, maar zij vormen toch een breuk met de afgelopen jaren.

Mijn fractie vraagt de regering in de lijn van de kabinetsreactie op de motie-Heijnen/Van Raak van mei van dit jaar om pal te blijven staan voor de huidige rol en positie van de Koningin in ons staatsbestel en ook niet mee te gaan in voorstellen zoals die door sommige fracties in de Kamer zijn gedaan. We zijn benieuwd naar de reactie van de minister-president komende donderdag. Deelt hij de opvatting van de fractie van de ChristenUnie dat het voortdurend, ook publiek, ter discussie stellen van de positie van de Koningin ook schadelijk kan zijn voor een goed functioneren van de monarchie in ons staatsbestel?

De heer Pechtold (D66):

Het lijkt wel alsof collega Slob een verdedigende houding heeft. Wat is de angst? Als ik zijn tijdslijn terug moet volgen tot bijna 100 jaar geleden om te achterhalen waarom er hoera is geroepen, is het alsof er nooit iets is veranderd. We moeten toch met een beetje meer eerbied naar onze geschiedenis kijken. Het hele beeld dat we 200 jaar een koningshuis hebben en een koninkrijk zijn, is natuurlijk helemaal niet waar. Daarvoor hadden wij gewoon de Franse koning. De Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen was er al onder de Franse koning. "Koninklijk" slaat helemaal niet op de Oranjes, want dat was Lodewijk Napoleon. Onder Willem III zijn door Thorbecke hele belangrijke zaken veranderd in de macht van de koning en in de wijze waarop wij kijken naar democratie. De heer Slob zet het "hoera" roepen" nu op dezelfde lijn als het wel of niet hebben van politieke macht. Stopt het denken bij de ChristenUnie omdat in het verleden iets zo geregeld is?

De heer Slob (ChristenUnie):

Als de heer Pechtold goed had geluisterd, had hij gehoord dat ik heb aangegeven dat deze tradities mooi zijn, maar dat het daar natuurlijk ten diepste niet om gaat, hoewel deze wel een bepaalde waarde hebben. Ze geven iets aan van een historische band en er zijn in de loop van de jaren bepaalde keuzes gemaakt die we mooi vinden, waar heel veel mensen van genieten en waar we nu nog aan vasthouden. Het is bijvoorbeeld ook bijzonder dat de PVV-fractie over het voorlezen van de troonrede, de koets en dergelijke heeft aangegeven daaraan vast te houden en daar geen afstand van te doen, ook al wil zij dat de Koning uit de regering gaat, overigens voor zover de Koning daarin zit, want hij vormt met de ministers de regering. Die discussie zullen we echter later nog wel voeren. We hoeven dus niet daaraan vast te zitten. De heer Pechtold heeft er gelijk in dat in de loop van de tijd een aantal veranderingen is doorgevoerd. Een hele belangrijke verandering was er natuurlijk in 1848 en die hebben we later in allerlei wetgeving doorgevoerd. Ik heb in een interruptie nog aangegeven dat we zelfs vorig jaar, bij de herstructurering van de Raad van State ten aanzien van onze vorstin en de Afdeling advisering, nog een bepaalde keuze hebben gemaakt. Natuurlijk mogen er keuzes gemaakt worden. Ik verwijt het niet D66, want dat is vanaf het allereerste begin sinds de oprichting hier heel helder in geweest, maar bij een aantal partijen zoals de PvdA lijkt het wel alsof zij iets zoeken om onder het mom van modernisering toch een beetje mee te doen: er moet iets veranderen en dan zoeken we wat uit. Bij de PvdA is dat dan het voorzitterschap van de Raad van State geworden en de hele discussie over de vorming van een kabinet, waarbij de Kamer overigens alle ruimte heeft om te doen wat ze wil. Het lijkt alsof er veranderingen worden gezocht om te veranderen, maar inhoudelijk gezien zit daar niet zo heel erg veel achter.

De heer Pechtold (D66):

Ik ga ervan uit dat de heer Slob het met mij eens is dat er in 1848 en ook daarna zaken rond het koningschap veranderd zijn die niet in de symboliek lagen, maar in de verhouding tot hoe je in een moderne democratie met elkaar omgaat. Zet de heer Slob het lidmaatschap van de Raad van State en het onderdeel zijn van de regering dan weg in de tradities van het "hoera" roepen? Dan zegt hij dat het symboliek is en dus niets voorstelt. Of loopt de heer Slob weg voor de heel geëigende discussie over het koningschap, zeker als we mogen aannemen dat binnen enkele jaren de koning in persoon een ander wordt? Het lijkt nu alsof u zelf bepaalde zaken rondom het koningschap en met name macht wegzet in het drie keer "hoera" roepen en daarmee in louter symboliek; dan zouden wij daar dus niet over hoeven na te denken.

De heer Slob (ChristenUnie):

De heer Pechtold had beter moeten luisteren, want ik heb al aangegeven dat dit geen vergelijkbare zaken zijn. Op twee sporen zijn in de loop van de tijd inderdaad bepaalde tradities ontstaan. Noem dat maar: de culturele dingen, zoals de koets, de derde dinsdag van september, de zitplaatsen in de Ridderzaal en noem maar op. Dat is één, maar daarnaast heb je heel nadrukkelijk de inhoudelijke positie van ons vorstenhuis. Mijn fractie is zeer tevreden over hoe die inhoudelijke positie in de loop van de tijd een verankering heeft gevonden in onze Grondwet. Het jaar 1848 is daarbij natuurlijk heel belangrijk geweest, want toen heeft de ministeriële verantwoordelijkheid een plekje in de Grondwet gekregen. Omdat wij tevreden zijn over het functioneren daarvan en omdat wij blij zijn met hoe ons vorstenhuis daar inhoud en invulling aan geeft, zien wij geen reden om dit te veranderen. Bij sommige andere partijen die tot voor kort ook altijd zeiden dat daar op deze wijze inhoud aan moest worden gegeven, zie ik een bepaalde veranderingsdrift. Volgens mij willen zij veranderen om te veranderen, maar wat is eigenlijk het probleem?

De heer Pechtold (D66):

De heer Slob en ik zijn het eens over delen van de symboliek. Daar kun je voor of tegen zijn, maar dat is de symboliek. Wij hebben het hier volgens mij over zaken zoals wat in 1848 maar ook daarna is gebeurd. Die zaken geven aan dat modernisering nodig is. Mijn partij probeert daar al decennialang de vinger op te leggen. Ik houd u iets voor wat grondwettelijk helemaal geen probleem is, namelijk de formatie. We hebben anderhalf jaar geleden meegemaakt dat, terwijl de lijsttrekker van de VVD aan de Majesteit had geadviseerd om een nieuwe procedure te starten en andere fractievoorzitters of lijsttrekkers hun gang nog aan het maken waren, ineens publiek werd gezegd: nee, we gaan toch maar terug naar de poging om met het CDA en de PVV iets te gaan doen. Dat was toch niet het op een hoffelijke en serieuze wijze invullen van die procedure? Dat vraagt, ook omdat dat niet de eerste keer was, toch op z'n minst om een verkenning of op dat punt een verbetering mogelijk is? Ik vind het jammer dat u al dit soort zaken nu lijkt weg te zetten in de traditie van de gouden koets en het 'hoera' roepen. Ik vind dat u daarmee eigenlijk zelf de rol van de monarchie ondergraaft.

De heer Slob (ChristenUnie):

Op het punt van de kabinetsformatie legt de heer Pechtold de vinger op een moment uit de laatste formatie dat inderdaad, om dat cliché te gebruiken, niet echt de schoonheidsprijs verdiende. Ik denk dat onze minister-president zich misschien ook nog wel schaamt over wat toen heeft plaatsgevonden, maar daar hebben wij later in deze zaal uitgebreid met elkaar over gesproken. Dat hoeven wij dus niet helemaal over te doen. Op het punt van de positie van het parlement bij formaties ligt er al vanaf 1970 de uitspraak dat de Kamer alles naar zich toe kan trekken. Die uitspraak is al eerder genoemd en wij hebben die zelfs een verankering gegeven in ons Reglement van Orde. Als de Kamer wil, kan zij direct een debat houden. Zij kan zelfs uitspraken doen over welke partijen samen moeten gaan spreken, over informateurs en noem maar op. De Kamer is echter altijd onmachtig geweest om daar goed inhoud aan te geven. Wat ben ik dan blij, wat is mijn fractie dan ook blij met een vorstin die op zo'n verstandige wijze daarmee omgaat, de continuïteit van ons bestuur invult en zich focust op het proces van de formatie, want de inhoud is aan de politiek. De vorstin kan ook nooit keuzes maken buiten de adviezen die zij krijgt van de politiek. Ook daar zijn wij met elkaar bij.

De voorzitter:

Een opmerking van de orde. Er wordt veel gesproken over 1848. Dat is nu toevalligerwijs ook het tijdstip en ik wil schorsen voor de dinerpauze. Wij hebben nog twee en een halve spreker te gaan – als ik de heer Slob als een halve spreker mag aanduiden – en daarom zou ik graag zien dat de interrupties kort en puntig zijn. Mijnheer Elissen, geeft u het goede voorbeeld?

De heer Elissen (PVV):

Dank u, voorzitter, fijn dat u mij moet hebben. Ik zal mij proberen te beperken.

De voorzitter:

U kunt het!

De heer Elissen (PVV):

Dank u. Als wij kijken naar het beeld dat heer Slob schetst op basis van de historie, kunnen wij met elkaar vaststellen dat de rol van de monarchie in ons staatsbestel geen statisch gegeven is. Regeren is vooruitzien en ook zo nu en dan even op de plaats rust houden – dat hebben wij voor het laatst gedaan in 1983 – en kijken hoe wij het in de toekomst beter zouden kunnen regelen. Wat is nu precies het probleem van de heer Slob? Ik bespeur dat hij vasthoudt aan alles wat met traditie te maken heeft. Wij hechten daar ook aan, maar hij lijkt weg te kijken van modernisering.

De heer Slob (ChristenUnie):

Als er echt problemen zijn, aantoonbare problemen en er iets moet veranderen om in de toekomst de positie van het vorstenhuis in ons staatsbestel veilig te stellen, zijn die wat ons betreft bespreekbaar, maar wij zien die problemen niet. Ik heb het citaat van minister-president Kok aangehaald die in 2000 een prachtige notitie schreef die nog steeds heel actueel is. Hij schreef dat er geen aanleiding is om af te wijken van de keuzes die zijn gemaakt en die een bepaalde verankering hebben gekregen in de Grondwet en andere wetten. Dat is naar mijn mening in 2011 nog steeds het geval.

De heer Elissen (PVV):

Als de heer Slob met enige regelmaat ook achterom kijkt, zal het hem niet zijn ontgaan dat er in de afgelopen decennia regelmatig momenten zijn geweest waarop de onpartijdigheid of de schijn van politieke invloed ter discussie heeft gestaan. Ik zal niet alle voorbeelden geven, maar die zijn er wel. Dat is nu juist de reden – of "het probleem" zoals de heer Slob het definieert – waarom wij naar voren moeten kijken om de Koning als staatshoofd boven iedere twijfel verheven te laten zijn. Wat is daarover de opvatting van de heer Slob?

De heer Slob (ChristenUnie):

Dat wij in ieder geval op een goede manier met het vorstenhuis omgaan en dat wij het niet in een kwaad daglicht moeten stellen op bepaalde momenten. Ik heb meegemaakt dat een parlementariër kritiek uitte op de kersttoespraak van ons vorstenhuis. Het lijkt mij niet de goede weg om het op die manier te doen. Wij moeten een ordentelijk debat voeren over de positie van het vorstenhuis. Dat is de goede weg. Laten wij dat ook in dit huis op een goede wijze doen. Daar is volgens mij ook alle gelegenheid voor. Laten wij echter voorkomen dat wij een probleem maken waar geen probleem is. Ik heb de indruk dat er vanzelf een probleem ontstaat als voortdurend wordt geroepen dat er een probleem is. Daar doen wij niet aan mee.

De heer Elissen (PVV):

Om nog een afrondende opmerking te maken in de richting van de heer Slob. Ik zal de laatste zijn om de heer Pechtold te verdedigen, maar het viel mij op dat de heer Slob een opmerking maakte – en die kwam op mij enigszins verwijtend over – over het feit dat de heer Pechtold mij een compliment maakte over ons initiatiefwetsvoorstel. Misschien kan hij dit toelichten, want ik ken hem als een evenwichtig man?

De heer Slob (ChristenUnie):

Dat was niet als een verwijt bedoeld, maar als een observatie. Ik maak de heer Pechtold al een aantal jaren mee, ook als collega in de Kamer. Dan signaleer je een bepaalde manier waarop D66 omgaat met de PVV. Dit was een bijzonder moment, een soort ontmoeting. Dan zie je opeens D66 en de PVV samen ten strijde trekken tegen het huidige koningschap. Dat is een bijzonder moment en het leek mij goed om het even te markeren. Het staat nu ook vast in het stenografisch verslag. Misschien komen er nog meer van dat soort momenten in de komende tijd. Ik wacht dit met belangstelling af.

De voorzitter:

De heer Slob continueert.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Nog twee punten tot slot. In de eerste plaats over de begroting Algemene Zaken. Ook Algemene Zaken moet bezuinigen, onder andere op de Dienst publiek en communicatie. Dat betekent onder meer een uitbesteding aan de markt van de vraagbeantwoording onder regie. Het lijkt erop dat de bezuiniging wordt opgevangen door de inhuur van externen. Ik krijg daarop graag een reactie van de minister-president.

In de tweede plaats de vacature van de vicevoorzitter van de Raad van State. Ik heb maar één vraag aan de minister-president. Kan hij bevorderen dat er zo snel mogelijk een benoeming zal plaatsvinden en mogen wij ervan uitgaan dat de minister van Binnenlandse Zaken nog steeds leidend is in de procedure voor een voordracht?

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Even heb ik overwogen om mijn bijdrage van vorig jaar aan het debat over de begroting van Algemene Zaken en de Koning te hergebruiken. Even de datum en het jaartal veranderen en dan opnieuw voorlezen. Daar zou alleszins reden voor zijn, omdat de thematiek die ook dit jaar weer aan de orde wordt gesteld, verdacht veel lijkt op die van vorig jaar: de monarchie. Dat ik uiteindelijk niet heb gekozen voor deze methode heeft te maken met het verwijt dat ik vorig jaar moest incasseren van de geachte afgevaardigde de heer Pechtold. Toen wij vorig jaar de degens kruisten over dit onderwerp, verweet hij mij defensief te zijn. Van dat verwijt heb ik een jaar wakker gelegen. Daarom zal mijn bijdrage dit jaar meer offensief zijn. Ik knoop aan bij de notitie die de minister-president heeft geschreven over het koningschap, die zo overgenomen zou kunnen zijn van minister-president Kok in 2000.

Ik maak graag van deze gelegenheid gebruik om nog eens de voordelen van de constitutionele monarchie op te sommen. Ik zeg bewust "constitutionele monarchie", want dat ís Nederland, en leg de nadruk op "constitutionele". Dat woord geeft aan dat ook de Koning is gebonden aan de regels van de rechtsstaat. Een van de grote voordelen van de monarchie, zoals deze hier nu marcheert, is dat er in het land nauwelijks iemand is die meer vertrouwen geniet dan de koningin. In alle lagen van de bevolking, van hoog tot laag, van links tot rechts, is de koningin gezien. Dat gezag heeft niets te maken met sympathie voor haar opvattingen of ideeën, iets waarvan politici het moeten hebben, maar rust op de waardering voor de wijze waarop koningin Beatrix haar taken uitoefent.

Ten tweede heeft een koning, die zonder campagne en ander verkiezingsgeweld op de troon kan komen, op een gekozen president voor dat hij of zij mensen makkelijker kan binden. In een land waarin zo veel verschillen zijn, is dat een goede zaak. In de koning of koningin beleven wij dan ook in zekere zin onze eenheid. Deze herinnert ons aan de historische banden, die ons verbinden. Daarom ook is Oranje zo bij uitstek geschikt om ons in en tegenover het buitenland een gezicht te geven.

Ten derde staat koningin Beatrix garant voor bovenpartijdigheid; die is haar als het ware door haar moeder Juliana met de paplepel ingegoten en sindsdien onafgebroken ingeprent. Die bovenpartijdigheid stelt de vorstin in staat om het schip van staat, als dat op een dood punt is aangeland, weer in beweging te krijgen. Anderen zouden dat wellicht ook kunnen, maar bij de koningin hoeven we er niet bang voor te zijn dat zij op dit soort momenten gehinderd wordt door partijbelangen of politieke bijbedoelingen. Niet voor niets zet, na eerst een opsomming van de grondrechten, de Grondwet in met het koningschap. Voor mij is dat inderdaad ook een fundament onder ons staatsgebouw.

Een vierde reden waarom ook de SGP-fractie is gehecht aan de monarchie, is de continuïteit die erdoor wordt gewaarborgd. Ministers en andere bewindslieden gaan na korte of langere tijd, maar Hare Majesteit blijft op haar post. Ook dat is een pluspunt. Ervaring, gebaseerd op kennis van zaken en trouwe toewijding, is altijd goed, in staatszaken zelfs meer dan elders.

Tot slot komt daar voor mij, als Kamerlid van een partij die belijdt dat de geschiedenis geen rij toevallige gebeurtenissen is, een wezenlijk punt bij. Koningin Beatrix herinnert ons aan de strijd die haar voorvaderen voerden voor onze onafhankelijkheid. De Oranjes streden tegen tirannie en dwingelandij, en vóór de vrijheid om God te dienen overeenkomstig Zijn woord. Koningin Beatrix is voor mij dan ook nog altijd koningin bij de gratie Gods.

Ik steun daarom de lijn van dit kabinet om geen onnodige veranderingen aan te brengen in de vormgeving van de constitutionele monarchie. In de discussie die weer is aangezwengeld over de begroting van de Koning valt mij op dat juist over de financiën in de afgelopen jaren al heel veel is gezegd, maar uiteindelijk is zowel de Tweede als de Eerste Kamer onder het vorige kabinet akkoord gegaan met de nieuwe Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis. De bedoeling van dat statuut was juist om te voorkomen dat er iedere keer opnieuw discussie zou zijn over de uitkeringen voor de leden van het Koninklijk Huis. Daarom zijn die bedragen geïndexeerd, juist om zo'n pijnlijke discussie te voorkomen. Tegen die achtergrond voel ik er niets voor om elke keer weer die discussie op te rakelen. We hadden het net over de fiscale vrijstellingen. Zeker zaken die netjes in de Grondwet zijn geregeld of grondwettelijke bepalingen moet je toch niet elke keer maar weer ter discussie willen stellen. Dit wilde ik kwijt over de monarchie. Tot slot wil ik opmerken dat partijen die zich schuldig maken aan het willen aanzwengelen van dit soort discussies, blijk geven van het geheugen van een eendagsvlieg. Dat is geen aanbeveling.

Voorzitter: Verbeet

De heer Van der Staaij (SGP):

Enige reuring is er over de invulling van de post van vice-president van de Raad van State. Het is niet voor het eerst dat dit in Den Haag tot commotie leidt. Ik herinnerde al even aan oppositieleider Den Uyl die in 1980 alles uit de kast haalde om te betogen dat de benoeming van toenmalig minister van Defensie W. Scholten onacceptabel was, inclusief interpellatie en de ketelmuziek die erbij hoort. Den Uyl gaf overigens toen wel aan dat hij zich vooral boos maakte over de overhaaste wijze van besluitvorming. Dat verwijt heb ik vandaag niet gehoord. Er kwam toen ook het verwijt bij dat Den Uyl net een afspraak met de minister-president in de achterkamer had geregeld om eens rustig door te praten over de benoeming van die vice-president. Ook dat werd door het Koninklijk Besluit dwarsgezeten. Dat verwijt heb ik vandaag ook niet meer teruggehoord.

De SGP-fractie wil niet op de dingen vooruitlopen en vindt dat deze discussie gedepolitiseerd en "ont-Donnerd" moet worden. Nu al moord en brand schreeuwen over een mogelijke benoeming is niet des SGP's. Als er eenmaal een sollicitatieronde is gestart, moet één ding duidelijk zijn: de kandidaat moet voldoende gekwalificeerd zijn voor de post. In het verleden is dat steeds goed gegaan. Wij hebben geen enkele reden om met vrees vervuld te zijn dat er nu iets fout dreigt te gaan. Overigens is interessant dat in een artikel uit 1997 van staatsrechtgeleerde van D66-huize J.J. Vis over de herkomst van de staatsraden werd vastgesteld dat er juist een terugloop is van het politieke aandeel. Het belangrijkste verschil met een eeuw geleden is volgens hem de terugloop van het aantal staatsraden dat ervaring heeft op het nationale politieke niveau. In het verleden waren er veel meer politieke zwaargewichten lid en zou het mogelijk zijn geweest uit de Raad van State een half kabinet samen te stellen. Zover hoeft het wat ons betreft niet te komen, maar me dunkt dat de raad op zichzelf politieke zwaargewichten goed kan gebruiken. Het is niet verstandig om, helemaal los van personen, op voorhand een blokkade ten opzichte van een bepaalde categorie op te werpen.

De heer Pechtold (D66):

Op het gevaar af dat we straks weer een jaar slaapgebrek bij collega Van der Staaij krijgen, heb ik toch nog een ernstig punt. Ik las vanmiddag dat de koningin op 30 april het christelijke Veenendaal gaat bezoeken. Ik zou zo graag zien dat het seculiere Wageningen, dat daar vlakbij ligt, bezocht werd. Wat is de invloed van de SGP als gedoogpartner geweest op het bezoek van 30 april?

De heer Van der Staaij (SGP):

Dat valt onder het geheim van Noordeinde, dus daar kan ik geen mededelingen over doen.

De heer Pechtold (D66):

Een eventueel uitstapje naar Wageningen zit er wat de heer Van der Staaij betreft toch wel in?

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik denk dat Wageningen in het verleden eigenlijk wat overbedeeld is met allerlei vieringen. Nu de burgemeestersinvulling niet meer de problemen van het verleden kan veroorzaken, zou wat de SGP-fractie betreft ook Wageningen die eer wel eens te beurt kunnen vallen. Mits dat niet leidt tot verwatering van het bezoek aan Rhenen en Veenendaal.

De voorzitter:

U hebt iets meer tijd genomen dan u had aangegeven, maar daar was u zich vast van bewust.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dat komt door de interruptie van de heer Pechtold.

De voorzitter:

U leert snel; eigenlijk hoeft u niets meer te leren. Het woord is aan mevrouw Thieme.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. De bezuinigingsoperatie van 18 mld. gaat aan niemand ongemerkt voorbij. Voor vrijwel iedereen daalt in het komende jaar de koopkracht. Tal van voorzieningen worden versoberd. Zo klonk het in de Ridderzaal. Dan is het beschamend dat in de voorliggende begroting van de Koning daarvan geen sprake is. Dit kabinet heeft bij zijn aantreden aangekondigd: "Het kabinet beoordeelt mensen niet op hun afkomst. De overheid behandelt alle burgers en ingezetenen van ons land gelijk en discrimineert niet."

In tijden van ernstige crisis moet de vraag eens te meer gesteld worden: gaat dit ook gelden voor de leden van het Koninklijk Huis? Gaan zij vanaf nu ook loon- en inkomstenbelasting betalen, en successierechten? Gaat het kabinet zich inzetten om deze niet meer uit te leggen vormen van bevoordeling te beëindigen? Graag een reactie. De Partij voor de Dieren is voor afschaffing van de fiscale privileges van het Koninklijk Huis. Ons staatshoofd heeft een inkomen van € 830.000 belastingsvrij. Daarbovenop krijgt het staatshoofd een extra toelage van vijf keer haar belastingvrije basissalaris. In totaal gaat het om dik 4 mln. Deze toelage heeft niets te maken met de uitoefening van het koningschap, maar – zo lees ik in de begroting – betreft onder meer de diensten van personeel die zich grotendeels in de familiesfeer voltrekken. Kortom, de hulp in de huishouding, zal ik maar zeggen.

Naast vrij de wereld overvliegen en gratis onderhoud van de Groene Draeck worden koninklijke jachtpartijen ruim gesponsord. Dit zijn privileges die niet meer van deze tijd zijn en waaraan paal en perk dient te worden gesteld. Graag hoor ik van de minister-president hoe de leden van het Koninklijk Huis nog in dit begrotingsjaar meedelen in de bezuinigingen, die aan niemand ongemerkt voorbij gaan. Kan de minister-president schriftelijk, voor aanvang van zijn eerste termijn donderdag, expliciet maken wat onder persoonlijke en materiële uitgaven van de Koning moet worden verstaan en hoe die te rechtvaardigen zijn in een tijd van bezuinigingen? Ik overweeg op dit punt een motie in te dienen.

Hetzelfde geldt voor de begroting van het Koninklijk Jachtdepartement. Werd in 2007 nog beloofd dat de gemaakte kosten voor de hobby's van de koninklijke familie helder en inzichtelijk gepresenteerd zouden worden, dit jaar zijn ze weer volkomen onherkenbaar gemaakt, terwijl het gaat om meer dan 1 mln. Het is natuurlijk wel in lijn met de jacht om gebruik te maken van maximale camouflage, maar een geloofwaardig kabinet en vorstenhuis spelen geen verstoppertje met de burgers of met de volksvertegenwoordiging. Kan de minister-president schriftelijk en voor aanvang van zijn eerste termijn een compleet en gedetailleerd inzicht verschaffen in alle kosten van alle departementen welke samenhangen met het beheer van de Koninklijke Kroondomeinen, met het Koninklijk Jachtdepartement en met de subsidies op het beheer van de koninklijke domeinen en de rechtvaardigingsgrond daarvan?

In een tijd waarin bij Staatsbosbeheer draconische bezuinigingen plaatsvinden, is het niet te rechtvaardigen dat de jachtactiviteiten en het beheer van de koninklijke domeinen buiten schot zouden blijven en dat deze domeinen beheerd blijven door een eigen Jachtdepartement en Houtvesterij. Kan de minister-president aangeven welk belang zich verzet tegen het ontmantelen van het Koninklijk Jachtdepartement en de Koninklijke Houtvesterij? Is de minister-president het met mij eens dat daarin ontplooide activiteiten, voor zover nodig en nuttig, beter kunnen worden ondergebracht bij Staatsbosbeheer? Graag krijg ik daarop een reactie. Ik overweeg ook op dit punt een motie in te dienen.

Tot slot wijd ik een paar woorden aan de Raad van State. De voorzitter van de Raad van State wordt bepaald door erfopvolging. De vicevoorzitter zou gekozen moeten worden via een open procedure, zonder vriendjespolitiek. Wie de burger serieus neemt, plaatst geen advertenties voor een vacature die binnenskamers al vervuld is, en al helemaal niet wanneer de afzender van de advertentie tevens in de sollicitatiecommissie blijkt te zitten en uiteindelijk de ideale kandidaat zal zijn.

Het kabinet heeft de toename van het aantal vrouwen in topfuncties hoog in het vaandel staan. Kan de minister-president toezeggen, dat in een open procedure bij gelijke geschiktheid de voorkeur zal worden gegeven aan een vrouwelijke kandidaat, en dat vrouwen met nadruk zal worden verzocht, te solliciteren? Graag een reactie van de minister-president.

Mijn fractie is van mening dat er een einde moet komen aan de ongelijkwaardige behandeling van mensen. En voorts ben ik van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Hiermee zijn wij gekomen aan het einde van de eerste termijn van de Kamer. De beantwoording zal aanstaande donderdag plaatsvinden om 10.15 uur, gevolgd door de re- en dupliek.

De vergadering wordt van 19.05 uur tot 20.00 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik deel de aanwezigen mede dat de minister nog even bezig is met het beantwoorden van vragen van de collega's aan de overkant, dus in de senaat. Zodra hij de beantwoording daar heeft afgerond, komt hij naar ons. Ik hoop dat hij uiterlijk om 20.30 uur hier zal zijn.

De vergadering wordt van 20.10 uur tot 20.55 uur geschorst.

Naar boven