30 Exitbeleid financiële deelnemingen

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 8 juni 2011 over het exitbeleid financiële deelnemingen.

De heer Bashir (SP):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg Exitbeleid financiële deelnemingen van 8 juni heeft mijn collega, Ewout Irrgang, die nu in Griekenland is om over de eurocrisis te praten, naar voren gebracht dat wij de ABN AMRO-bank op dit moment niet moeten verkopen. De minister wil de ABN AMRO-bank in 2014 naar de beurs brengen. Dat is naar de mening van de SP-fractie erg snel. Hoogst waarschijnlijk zal ABN AMRO dan bij lange na niet datgene opbrengen wat de belastingbetaler heeft betaald om de bank overeind te houden. De belastingbetaler heeft namelijk circa 28 mld. in ABN AMRO gestoken; daarbij moet je de kosten van alle reorganisaties nog optellen. Dat geld zul je bij een beursgang op dit moment bij lange na niet terughalen. Ik dien de volgende motie in, met het verzoek om ABN AMRO vooralsnog niet te verkopen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet voornemens is om ABN AMRO al binnen enkele jaren te verkopen;

overwegende dat het verkopen van ABN AMRO binnen deze termijn geen reëel uitzicht biedt op een verkoopprijs waarmee de kosten van de staatsinterventie bij ABN AMRO worden terugverdiend;

verzoekt de regering, vooralsnog niet tot verkoop van ABN AMRO over te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bashir en Irrgang. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 123 (28165).

De heer Bashir (SP):

Mijn tweede punt betreft de vraag of wij überhaupt alles moeten verkopen. Als wij niet oppassen, zijn wij straks alle grote financiële instellingen kwijt. Het is toch wel handig om zelf een eigen financiële instelling te hebben. Het is makkelijker voor een bedrijf om naar Amsterdam te bellen dan om zaken te doen met iemand die in Frankfurt of Peking zit. Buitenlandse banken zijn meestal erg terughoudend met financieringen in het buitenland; zij zijn vooral gericht op de eigen markt. Daarom stelt mijn fractie voor om bij een eventuele verkoop in de verre toekomst minstens 5% van ABN AMRO in handen van de overheid te houden. Hiertoe dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat banken in de praktijk meer gericht zijn op de thuismarkt en daardoor minder snel geneigd zullen zijn om grote risicovolle kredieten te verstrekken aan bedrijven op een andere markt;

overwegende dat het daarom in het belang van het Nederlandse bedrijfsleven is om enkele Nederlandse financiële instellingen te hebben;

overwegende dat een aandeelhouder die ten minste 95% van het geplaatste kapitaal van de naamloze vennootschap verschaft, de overige aandeelhouders kan uitkopen;

verzoekt de regering, een strategisch belang van meer dan 5% voor onbepaalde tijd in ABN AMRO aan te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bashir en Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 124 (28165).

De heer Van Vliet (PVV):

Voorzitter. Ik heb flink opgeschept. Ik zeg dit niet in het kader van mijn inbreng in dit debat. Ik doel op de schepschotel; die was erg lekker.

De ABN AMRO is een staatsdeelneming. Wij moeten beseffen wat dit betekent. Henk en Ingrid zijn namelijk eigenaar van die bank. Als de bank verkocht wordt, vind ik als parlementariër dat Henk en Ingrid daarover iets te zeggen zouden moeten kunnen hebben. Daarom dien ik de volgende twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister van Financiën zich beraadt op een exitstrategie voor ABN AMRO Group NV en voor ASR Verzekeringen NV;

overwegende dat de Nederlandse belastingbetaler bijna 30 mld. heeft betaald voor de reddingsoperatie waarbij de Staat deze deelnemingen kocht;

overwegende dat er dus sprake is van een substantieel belang voor het Nederlandse volk;

constaterende dat zulks rechtvaardigt dat het parlement nauw betrokken wordt en blijft bij eventuele acties van de regering om het belang in deze deelnemingen daadwerkelijk af te stoten;

verzoekt de regering, geen onomkeerbare stappen te zetten alvorens het parlement te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Vliet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 125 (28165).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de minister van Financiën bezig is, de exitstrategie te bepalen voor het afstoten van de staatsbelangen in ABN AMRO en ASR Verzekeringen;

overwegende dat de minister heeft aangegeven hierbij alle opties open te houden;

overwegende dat de belangrijkste beweegreden voor de overname van ABN AMRO en ASR Verzekeringen door de Staat was, de stabiliteit van het financiële systeem te redden en derhalve beide financiële instellingen overeind te houden;

overwegende dat deze reddingsactie is betaald door de Nederlandse belastingbetaler;

constaterende dat er nog steeds agressieve private equity investeerders op de overnamemarkt actief zijn die vaak een kortetermijnagenda hebben van winstmaximalisatie voor de aandeelhouder en daarbij geen of te weinig rekening houden met andere belangen;

verzoekt de regering, in haar exitstrategie zodanige eisen te stellen aan potentiële kopers dat geen sprake kan zijn van reorganisaties en/of herstructureringen die gericht zijn op opsplitsing dan wel spoedige doorverkoop van ABN AMRO en ASR Verzekeringen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Vliet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 126 (28165).

De heer Groot (PvdA):

Voorzitter. De minister heeft in zijn brief over het exitbeleid staatsdeelnemingen in de financiële sector geschreven dat de verkoop van ABN AMRO het uitgangspunt is. Als alles meezit, wil hij in 2013 al concrete stappen zetten voor de verkoop van die bank. Wij weten echter dat de kans groot is dat de financiële markten hier tegen die tijd niet klaar voor zijn, laat staan dat de Staat zijn investering kan terugverdienen. De verkoop van ABN AMRO kan dus niet de enige optie zijn. Het is daarom in het belang van de burger en ook van het personeel van ABN AMRO om inzicht te krijgen in de andere opties. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister van Financiën in 2013 concrete stappen wil zetten voor de verkoop van ABN AMRO, waarbij de voorkeur uitgaat naar een beursgang;

overwegende dat aan de voorwaarden voor een succesvolle beursgang deze regeerperiode waarschijnlijk niet wordt voldaan, gezien de aanhoudende instabiliteit van de financiële markten, de lage koersen van bankaandelen en de nog korte trackrecord van het ABN AMRO-bestuur;

overwegende dat beursgang ABN AMRO kwetsbaar maakt voor een buitenlandse overname;

voorts overwegende dat nauwe betrokkenheid van de Staat bij een grote systeembank de komende jaren kan bijdragen aan de stabiliteit van de financiële sector en aan een minder op bonussen gerichte bestuurscultuur bij de banken;

verzoekt de regering, behalve beursgang ook andere opties te onderzoeken voor de toekomstige eigendomsstructuur van ABN AMRO, waaronder een meerderheidsbelang of een controlerend minderheidsbelang van de Staat, dan wel het optuigen van beschermingsconstructies tegen vijandige overnames,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Groot en Bashir. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 127 (28165).

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA):

Voorzitter. De Staat is noodgedwongen eigenaar worden van ABN AMRO, Fortis en ASR Nederland. De Staat is daarvan eigenaar geworden vanwege de financiële stabiliteit of misschien in die tijd wel vanwege de financiële instabiliteit.

Het CDA heeft altijd op het standpunt gestaan dat deze staatsdeelneming een tijdelijk karakter moet hebben. Privatisering is wat mijn fractie betreft dan ook aan de orde als de desbetreffende financiële instellingen er klaar voor zijn en dat de waardeopbrengst kan worden gemaximaliseerd.

In het debat van vorige week over de exitstrategie heeft de minister geopperd om mogelijk 5% van de aandelen in een van de financiële instellingen te behouden als een soort beschermingsconstructie. Ook mijn fractie ziet daar wellicht de voordelen van in, maar er zijn nog meer mogelijkheden om je te wapenen tegen mogelijke vijandige overnames.

Mijn fractie wil graag dat de mogelijke opties naast elkaar worden gelegd, om te kunnen bekijken hoe de belangen van gezonde financiële instellingen op korte en lange termijn voor Nederland kunnen worden gewaarborgd. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de privatisering van de staatsdeelnemingen ABN AMRO en Fortis ASR Nederland in de komende jaren aan de orde is;

overwegende dat deze exit soepel dient te verlopen en gericht moet zijn op stabiele en duurzame financiële instellingen;

overwegende dat een minderheidsbelang van de Staat zowel voor- als nadelen met zich brengt, waarbij de voordelen mogelijk ook op andere wijze(n) kunnen worden gerealiseerd;

overwegende dat hierover zorgvuldig moet worden besloten;

constaterende dat deze geprivatiseerde financiële instellingen moeten opereren binnen een optimale corporate-governancestructuur, waarin balans is tussen de verschillende stakeholders van de ondernemingen (waaronder de aandeelhouders en het bestuur);

verzoekt de regering, te onderzoeken hoe de governancestructuur na een exit van de Staat het beste kan worden ingericht en de Kamer hierover voor 1 september 2012 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Blanksma-van den Heuvel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 128 (28165).

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Voorzitter. Wij hebben tijdens het debat gemerkt dat de termijn waarop ABN AMRO naar de beurs kan worden gebracht of waarop de Staat het belang in ABN AMRO vermindert of afstoot, mede afhankelijk is van de periode die nodig is om een fusie tot wasdom te laten komen; tot omzet en winst te laten leiden. Daarnaast heeft ABN AMRO inmiddels een strategie ontwikkeld om te groeien, te expanderen, ook internationaal. Ook daarvan weten wij dat het enige tijd vergt voordat dit werkelijk tot een toenemende omzet en winst leidt.

Beide, zowel de termijn die nodig is om een fusie tot omzet en winst te laten leiden als de strategie, zorgen ervoor dat wij de tijd moeten nemen om de waarde van ABN AMRO te laten groeien. Op die manier kunnen wij voor de Nederlandse burger een optimaal rendement uit de verkoop van ABN AMRO halen. Om die reden vraag ik de minister om een soort extrapolerend onderzoek naar de vraag wanneer, op basis van onze huidige kennis, de huidige marktsituatie, de strategie en de fusieresultaten, ongeveer sprake is van een goed momentum om ABN AMRO te gelde te maken. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat de minister van Financiën in 2013 concrete stappen wil zetten voor de verkoop van ABN AMRO, waarbij de voorkeur uitgaat naar een beursgang; overwegende dat aan de voorwaarden voor een succesvolle beursgang deze regeerperiode waarschijnlijk niet wordt voldaan, gezien de aanhoudende instabiliteit van de financiële markten, de lage koersen van bankaandelen en de nog korte trackrecord van het ABN AMRO-bestuur; overwegende dat beursgang ABN AMRO kwetsbaar maakt voor een buitenlandse overname; voorts overwegende dat nauwe betrokkenheid van de Staat bij een grote systeembank de komende jaren kan bijdragen aan de stabiliteit van de financiële sector en aan een minder op bonussen gerichte bestuurscultuur bij de banken; verzoekt de regering, behalve beursgang ook andere opties te onderzoeken voor de toekomstige eigendomsstructuur van ABN AMRO, waaronder een meerderheidsbelang of een controlerend minderheidsbelang van de Staat, dan wel het optuigen van beschermingsconstructies ... hé, wacht even.

De heer Groot (PvdA):

Voorzitter. Ik ben bang dat de heer Braakhuis mijn motie aan het voorlezen is. Dat is een begrijpelijke vergissing.

De voorzitter:

Dat heb ik ook een keer gehad. Ik begon toen de motie van de heer Van der Vlies voor te lezen. Die begon hoe langer hoe blijer te kijken. Toen had ik pas door wat ik aan het doen was! U bevindt zich in ieder geval in mijn gezelschap, mijnheer Braakhuis.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Dat is in ieder geval heel goed gezelschap. Dank voor deze enorme troost. Ik vond het een fantastische motie. Vandaar dat ik door bleef lezen. Ik zal hem dan ook van harte steunen!

De voorzitter:

Nieuwe ronde, nieuwe kansen.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Nou komt ie echt. De Kamer, gehoord de beraadslagingen, constaterende dat de privatisering van de staatsdeelnemingen ABN AMRO en Fortis ASR Nederland in de komende jaren aan de orde is; overwegende dat deze exit soepel dient te verlopen en gericht moet zijn op stabiele en duurzame financiële instellingen; overwegende dat een minderheidsbelang van de staat zowel voor- als nadelen met zich mee brengt, waarbij de voordelen mogelijk ook op andere wijze of wijzen kunnen worden gerealiseerd; overwegende dat hierover zorgvuldig moet worden besloten; constaterende dat deze geprivatiseerde financiële instellingen ... Wat is er? Mevrouw Blanksma, dit is uw motie!

De voorzitter:

Nu bent u alleen. Ik heb het geen tweede keer gedaan. U zet een nieuwe trend. Hebt u wel gegeten? Ze hebben hier heel goede schepschotels!

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Ik was al verbaasd. Ik dacht: wat een waardeloze motie, die kan nooit van mij zijn!

De voorzitter:

Driemaal is scheepsrecht.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Dit is toch wel de leukste commissie die wij hebben. Dank voor al deze kansen. Ik had mijn motie neergelegd bij de heer Groot om te kijken of die er ook wat in zag. Aangezien zijn naam ontbreekt, begin ik te twijfelen. Laat ik toch een poging wagen. Nou is het wel klaar, mevrouw Blanksma!

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het van groot belang is dat het geïnvesteerde bedrag in ABN AMRO zo veel mogelijk wordt terugverdiend;

constaterende dat er zorgen zijn of dit effect met de voorgenomen exitstrategie van ABN AMRO wordt bereikt;

verzoekt de regering, onafhankelijk onderzoek te laten doen naar de voordelen en nadelen van een vroegere of latere beursgang van ABN AMRO, de mogelijke modaliteiten en criteria daarbij en de Tweede Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Braakhuis. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 129 (28165).

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Dit is echt de goede motie.

Minister De Jager:

Voorzitter. Dit VAO deed mij denken aan meerdere debatten die ik met de Kamer heb gevoerd over het op afstand plaatsen van ABN AMRO en ASR, waarvan ik op dat moment tegenstander was. Ik ben uiteindelijk met een ruime meerderheid van de Tweede Kamer meegegaan. Nu is er toch een VAO over wat wij precies wel of niet moeten doen bij ABN AMRO. Het kan verkeren. Ik zal in ieder geval de moties en de inbreng van de leden langslopen en aangeven dat ik een aantal punten heel goed begrijp en dat dit onderdeel van de strategie is. Tegelijkertijd moeten wij in de geest van een zeer ruime meerderheid van de Kamer een aantal zaken op gepaste afstand houden.

Ik kom op de motie op stuk nr. 123 van de leden Bashir en Irrgang. Het dictum "verzoekt de regering vooralsnog niet tot verkoop van ABN AMRO over te gaan" is ondersteuning van het beleid. Dat is precies wat ik in de brief heb geschreven en tijdens het debat heb gezegd. Wij gaan naar verwachting niet eerder dan in 2014 vervreemden. Dat is nog enkele jaren van ons vandaan. Maar de toelichting en de constatering die erboven staan, suggereren dat zelfs 2014 voor de SP-fractie als "vooralsnog" geldt, hoewel ik dit niet zo lees, mocht de motie worden aangenomen. Ik moet haar toch ontraden omdat de SP-fractie er kennelijk een andere bedoeling mee heeft, namelijk om überhaupt nog een heel lange tijd niet tot vervreemding van aandelen ABN AMRO over te gaan, terwijl dit niet in het belang is van de belastingbetaler. Dat is toch een van de belangrijke randvoorwaarden die door een ruime meerderheid in de Kamer is gedeeld. Ik ontraad dus de motie op stuk nr. 123.

De heer Bashir (SP):

Met het woord "vooralsnog" bedoel ik inderdaad ook 2014. Als je tot vervreemding wilt overgaan, moet je nu al een aantal stappen zetten. Als je die stappen niet zet, ben je vooralsnog niet bezig met het verkopen van ABN AMRO.

Minister De Jager:

Ik dank de heer Bashir voor deze verduidelijking. Dit is een extra onderstreping van mijn ontraden. Ik kom straks bij de andere moties. Wij zeggen niet dat wij per se in 2014 willen overgaan tot het van de hand doen van ABN AMRO. Er moeten goede marktomstandigheden bestaan; ik kom daarop straks terug bij het bespreken van een motie. De heer Bashir bedoelt hiermee echt iets anders, namelijk om het sowieso niet in 2014 te doen. Dat is absoluut in strijd met wat wij in de Kamer tot op heden altijd hebben gezegd. Dat is ook niet in het belang van de belastingbetaler, want dan blijf je maar boven op ABN AMRO zitten.

In het debat is de oude Postbank, de oude postcheque- en giro-organisatie, ook aan bod geweest. Wij zien ook dat de Landesbanken in Duitsland en de Cajas in Spanje vaak verliesgevend zijn. Dat was lange jaren ook het geval bij die oude postgirobank. De opbrengst en de financiële stabiliteit vormen de meetlat, de twee hoofdregels waaraan wij een exitstrategie toetsen. Het gaat om de financiële stabiliteit – daarvoor hebben wij het op de eerste plaats gedaan – maar ook om de opbrengst. Die twee zullen wij meewegen. Ik wil niet al te veel extra voorwaarden, waardoor ook de opbrengst voor de belastingbetaler in gevaar komt.

Ik kom op de motie op stuk nr. 124, van de leden Bashir en Groot.

De voorzitter:

Mijnheer Bashir, u hebt al een interruptie op uw eerste motie gehad.

De heer Bashir (SP):

Dat was een verduidelijking van de eerste motie. Ik zal het heel kort houden. Vanwege het geld dat het de belastingbetaler niet moet kosten, moet je niet nu al overgaan tot verkoop van ABN AMRO. Nu zijn er heel slechte marktomstandigheden.

De voorzitter:

Ik kan mij niet voorstellen dat u dit punt tijdens het AO niet hebt gemaakt.

Minister De Jager:

En ik heb net gezegd dat wij de marktomstandigheden juist meewegen en dus niet sowieso in 2014 verkopen. Als het goed kan, dan doen wij het wel. De heer Bashir doet echter het tegenovergestelde. Die wil dit nu al bij voorbaat helemaal uitsluiten. Dat kan niet.

De voorzitter:

Dank u wel. De volgende motie.

Minister De Jager:

Over de motie op stuk nr. 124, van de leden Bashir en Groot, het volgende. In het AO heb ik aangegeven dat ik zeker wil kijken naar verschillende opties, waaronder een strategisch plan om voor onbepaalde tijd meer dan 5% in ABN AMRO aan te houden. Dat noemde ik toen slechts als een van de opties of voorbeelden. Maar deze motie gaat een stap verder. Het is voor mij een brug te ver om het nu al vast te pinnen. Ik vind dat we goed de tijd moeten nemen om de voors en tegens af te wegen. We hebben nog jaren om deze strategie te bespreken. Ik zal de Kamer informeren en daarmee heeft de Kamer te zijner tijd mogelijkheden om zich hierover uit te spreken. Wellicht kunnen de indieners deze motie daarom aanhouden. Zo niet, dan ontraad ik deze motie.

De motie op stuk nr. 125 van het lid Van Vliet verzoekt de regering om geen onomkeerbare stappen te zetten, alvorens het parlement te informeren. Ik laat de overwegingen in de motie voor rekening van de heer Van Vliet en kijk alleen naar het dictum. Dat gaat om onomkeerbare stappen met betrekking tot de exit. Zo gelezen, kan ik het oordeel over de motie aan de Kamer overlaten. Ik zal het exitbeleid namelijk eerst met de Kamer delen. Overigens moeten we hier geen politieke dingetjes van maken. De twee meetlatten, financiële stabiliteit en de waarde voor de belastingbetaler, zullen ook voor de regering de toetssteen vormen. Het is niet de bedoeling dat de Kamer allerlei andere zaken gaat aanvragen. Die twee blijven dus de toetssteen.

De heer Van Vliet (PVV):

Voorzitter. De regering regeert, het parlement controleert. Ik had in de motie kunnen vragen om overleg met de Kamer van tevoren, maar dat heb ik speciaal niet gedaan. Ik ben daarom blij dat de minister het oordeel aan de Kamer laat.

Minister De Jager:

Oké, mee eens.

Bij de geest van de motie-Van Vliet op stuk nr. 126 kan ik me best iets voorstellen, omdat die over de financiële stabiliteit gaat. Wij hebben bijvoorbeeld in het debat over De Wit aangegeven dat het opknippen van een bank tot veel grotere consequenties heeft geleid dan de verschillende betrokkenen in 2007 hebben geanalyseerd. Met een dergelijke kennis en door zo'n bril kun je naar toekomstige situaties kijken. De Nederlandsche Bank zal dat doen. Of de staat nu aandelen heeft, of het nu gaat om een heel grote systeembank – want we hebben nog grotere banken die niet in handen zijn van een staat – dit geldt eigenlijk voor alle banken waarvoor dit van belang is. Het betreft hier dus niet zozeer de rol van de aandeelhouder, maar meer die van de financiële toezichthouder. Reorganisaties kun je sowieso niet uitsluiten, omdat die tot synergie kunnen leiden en dus tot een betere belastingopbrengst voor de belastingbetaler, iets waaraan de heer Van Vliet zelf refereerde. Hij beperkte het wel tot reorganisaties die echt zijn gericht op opsplitsing en spoedige doorverkoop. Het is echter mogelijk dat de Europese Commissie bij een bepaalde strategische deal, die op zich wenselijk is, een remedy voorstelt en zegt dat er onderdelen moeten worden afgesplitst, wat weer tot een beter geheel zou kunnen leiden. In die zin lijkt deze motie mij dus te absoluut. Met de heer Van Vliet deel ik de geest van de motie, de gerichtheid op stabiliteit, dat je niet slechts één maar vele nachtjes moet slapen over het opknippen van een bank en dat je goed moet analyseren. Maar met het huidige dictum ontraad ik de motie.

Ik laat het oordeel over de motie op stuk nr. 127 van de leden Groot en Bashir aan de Kamer. Andere opties bekijken is sowieso goed en dat doen we dus ook. Er komt een advies van de beheersorganisatie; die is op afstand gezet en zal dus met een advies komen. De precieze datum daarvan wil ik nu in het midden laten, want het gaat ook om de marktomstandigheden. Van in ieder geval de heer Groot weet ik dat hij dat met mij eens is. Maar we zullen inderdaad, onafhankelijk van de datum, verschillende opties met betrekking tot de eigendomsstructuren onderzoeken. Het gaat ook niet alleen om een beursgang. We koersen niet op maar één oplossing die er per se uit moet komen, we zullen ook kijken naar andere opties. Zo lees ik de motie, vandaar dat ik het oordeel laat aan de Kamer.

In de motie op stuk nr. 128, van mevrouw Blanksma, wordt de regering verzocht te onderzoeken hoe de governancestructuur na een exit van de Staat het beste kan worden ingericht en de Kamer hierover voor 1 september 2012 te informeren. Ook het oordeel over deze motie laat ik over aan de Kamer.

In de motie op stuk nr. 129, ingediend door de heer Braakhuis, wordt de regering verzocht een onafhankelijk onderzoek te laten instellen naar de voor- en nadelen van een vroege of latere beursgang. Daarvoor hebben wij de stichting opgericht. Ik was daar oorspronkelijk tegen, maar een brede meerderheid van de Kamer wilde dat. Deze stichting is onafhankelijk en komt dus met een onafhankelijk advies, waarvoor zij naar alle waarschijnlijkheid adviseurs zal inhuren. De minister ontvangt dus een onafhankelijk advies. Hij geeft daar zijn oordeel over en de Kamer krijgt vervolgens de gelegenheid zich uit te spreken over het exitbeleid. Ik vind dat een uitstekend systeem. In tegenstelling tot de twee eerder door de heer Braakhuis ingediende moties, ontraad ik deze motie. Een schrale troost is dat ik over de andere twee moties een ander oordeel heb gegeven.

De heer Braakhuis (GroenLinks):

Het zal geen verbazing wekken dat dit een schrale troost is. Ik vraag om een inschatting van de termijn waarop ABN AMRO zou willen of kunnen verkopen. Als de stichting van de minister toch al bezig is met het onderzoek, vraag ik de minister ons een inschatting te geven binnen welke termijn deze stichting denkt dat ABN AMRO een optimale waarde bereikt. Ik geef toe dat het gaat om extrapolerend onderzoek, maar ik wil toch graag een schatting horen van de termijn waarop ABN AMRO haar maximale waarde bereikt.

Minister De Jager:

Die vraag begrijp ik goed, het is ook een terechte vraag, maar dat is precies waar de Kamer met mij over kan spreken op het moment dat wij de exitstrategie naar de Kamer sturen. De globale lijn is dat dit in 2013 wordt voorbereid. De stichting is overigens nog niet begonnen. Wij verwachten dat zij in de zomer begint. Nadat zij op gang gekomen is, na een aantal maanden, zal zij daadwerkelijk met een aantal onderwerpen aan de gang gaan. In eerste instantie is dat het onderwerp beheer. Het exitbeleid zal in 2013 verder gestalte krijgen. Niet eerder dan 2014 verwachten wij het onderwerp verkoop. Dat kan dus later, maar zal niet eerder dan 2014 zijn. Ruim daarvoor, voordat er onomkeerbare stappen zijn gezet op het punt van de exitstrategie, zal ik die strategie delen met de Kamer, zoals ik zojuist heb aangegeven, en kunnen wij daarover spreken. In die geest ondersteun ik de motie op stuk nr. 129 dus wel. Ik hoop dat dit meer is dan een schrale troost. De motie is net een tikje scherper, daarom ontraad ik haar.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor zijn beantwoording. De stemmingen over de moties zullen volgende week dinsdag plaatsvinden.

De vergadering wordt van 20.16 uur tot 20.30 uur geschorst.

Naar boven