3 Vragenuur

Vragen van het lid Kuiken aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, bij afwezigheid van de minister van Veiligheid en Justitie, over het bericht "Vakbond: grote onrust onder politiemensen".

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. De politie staat met de komst van de nationale politie aan de vooravond van een zeer grote reorganisatie. De minister heeft aangegeven dat om deze reden andere reorganisaties op dit moment tot een minimum moeten worden beperkt en dat deze bovendien, gelet op de komst van een nationale politie, toekomstbestendig moeten zijn. In plaats van dat er nu een pas op de plaats wordt gemaakt met het doorvoeren van grote veranderingen, blijken er gelijktijdig nog tal van reorganisaties binnen de politie plaats te vinden.

Het is bekend dat reorganisaties zo ongeveer synoniem zijn met chaos en onrust. Het is niet voor niets dat de vakbonden aan de bel hebben getrokken met het bericht dat er, juist vanwege deze bestaande reorganisaties, veel onrust is. Er zijn vragen en er is onduidelijkheid: waarom nu deze reorganisaties terwijl bekend is dat de nationale politie, gezien de samenstelling van het parlement, eraan zit te komen?

Daarom heb ik enkele vragen aan de staatssecretaris. Wat voor reorganisaties worden er op dit moment bij de verschillende korpsen doorgevoerd? Klopt het dat er op dit moment ongeveer twaalf reorganisatieaanvragen bij het ministerie in behandeling zijn? Zijn deze aangevraagde reorganisaties toekomstbestendig en, zo ja, op basis waarvan is dat bepaald? Kan de staatssecretaris uitleggen waarom er nog zo veel reorganisaties gaande zijn? Hoe zorgen wij er, met het oog op de toekomst, voor dat de vorming van een nationale politie er niet toe leidt dat er heel veel onrust en energieverlies ontstaat waardoor de politie verlamd raakt en de criminaliteitsbestrijding daar straks onder lijdt? Reorganisaties mogen er immers straks niet toe leiden dat er koppen in de krant staan in de trant van dat dit kabinet de agenten van straat haalt in plaats van op straat brengt.

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. Ik dank mevrouw Kuiken voor haar vragen. Laat ik meteen beginnen met de beantwoording van haar eigen vraag. Ik heb namelijk uit eigen waarneming en op grond van eigen wetenschap kunnen vaststellen dat de politie niet in onrust is en niet verlamd is. Ik was afgelopen vrijdagmiddag en -avond op werkbezoek bij de korpsen Rotterdam-Rijnmond en Zuid-Holland-Zuid. Ik heb kunnen zien dat zowel bij de recherche als bij de uniformdienst iedereen nog volop aan het werk is en dat er geen sprake is van verlamming.

De vragen van mevrouw Kuiken geven wel aanleiding tot een paar opmerkingen. De vraag is eigenlijk wat op dit moment een reorganisatie is en wat niet. Mevrouw Kuiken weet dat een pretoetsingscommissie is ingesteld. Daarover heeft de minister de Kamer geïnformeerd. Dat betekent dat de korpsen aanmelden wat zij van plan zijn. Ik geef mevrouw Kuiken een voorbeeld – dat vroeg zij – van wat reorganisaties zijn en van wat er wordt aangevraagd. In Limburg-Zuid en Limburg-Noord is sprake van de oprichting van één observatieteam. Beide politieregio's hebben gezegd dat ze observatieteams samenvoegen. Daarvoor heeft de commissie toestemming gegeven. Als het in Gelderland-Midden gaat om het inrichten van één centrale dienst informatievoorziening en je naar grotere regio's gaat, is het vrij logisch dat je daartegen ook geen bezwaar maakt. Dat geldt ook voor de herinrichting van het Bureau Vrijwilligers bij de politieregio Haaglanden. In Gelderland-Zuid is sprake van versterking van recherchecapaciteit met vijftien fte's. De pretoetsingscommissie zegt ook dan niet: dat leggen wij plat. Een ander voorbeeld is het samenvoegen van bureaus.

Een reorganisatie die wij wel hebben tegengehouden betrof korpsbrede ontwikkelingen in Zuid-Holland-Zuid en Rotterdam-Rijnmond, waarbij hele districten worden samengevoegd. Daarvan is gezegd: dat doen wij niet. Ook over soortgelijke ontwikkelingen in Groningen en Utrecht, waar hele districten worden weggesneden uit een organisatie, hebben wij gezegd: dat doen wij niet.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik dank de staatssecretaris voor deze antwoorden. Kunnen wij van hem een overzicht per brief krijgen van de organisaties die momenteel lopen? Mijn specifieke vraag nu is op welke wijze de korpsen worden geïnformeerd. De geluiden van de bonden dat er onduidelijkheid bestaat, verzin ik niet. Dit geven ze bij ons aan. Is het voor alle korpsen helder wat de lijn is die de staatssecretaris nastreeft bij reorganisaties en de toekomstbestendigheid daarvan? Zoals ik al zei: wij gaan met de politie een heel spannende tijd tegemoet. Dat vraagt om heel veel regie, om heel veel duidelijkheid en waar het kan rust op de plaats, omdat er nog behoorlijk gehusseld gaat worden. Dat kan tot negatieve effecten leiden.

Staatssecretaris Teeven:

Dat er rust op de plaats moet zijn, is enerzijds waar, maar betekent anderzijds niet dat alles op slot moet worden gezet. Uiteraard gaan wij met de bonden in gesprek. Dat zal volgende week gebeuren. Wij zullen de korpsen er per brief nogmaals aan herinneren dat de reorganisatieplannen vooraf moeten worden gemeld bij de diverse reorganisatiegremia. Dat is al meegedeeld aan de korpsen, maar wij zullen hen opnieuw herinneren aan het signaal dat de bonden geven. Enerzijds is er rust op de plaats voor grote op handen zijnde reorganisaties. Die voeren wij niet door. Er moet een landelijke eenheid zijn. Anderzijds gaan wij niet de hele politiezorg in Nederland op slot zetten. Ik heb mevrouw Kuiken daarvan een aantal voorbeelden genoemd. De aandacht is er echter absoluut.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Mijn allerlaatste vraag was om ons per brief te informeren over de belangrijkste organisaties waarvoor de staatssecretaris wel groen licht heeft gegeven.

Staatssecretaris Teeven:

Ik heb er al een aantal genoemd. Dat zijn technisch gezien reorganisaties die met de bonden zijn afgesproken, maar dat zijn heel kleine zaken. Dit staat nu uiteraard in de Handelingen, maar wij zijn best bereid om een aantal voorbeelden te noemen van zaken waarvoor gedurende de afgelopen periode wel toestemming is gegeven.

De heer Van Raak (SP):

Er zijn oude reorganisaties, nieuwe reorganisaties en heel oude reorganisaties en dat allemaal tegelijk. Er worden mensen aangenomen om mensen papierwerk uit handen te nemen. Er worden mensen ontslagen zodat agenten dat papierwerk weer zelf moeten gaan doen. Het maakt mij allemaal niet uit. Het gaat mij om de mensen die het werk moeten doen. Bij elk bureau waar je binnenstapt, hoor je: er verdwijnen hier alleen maar mensen en er komt bijna niemand bij. Kan de staatssecretaris beloven dat wij gaan kijken naar het werk dat moet worden gedaan? Dus dat wij geen mensen wegsturen die in de ondersteuning goed werk doen om agenten papierwerk uit handen te houden, maar dat wij te veel topmanagers die te veel geld verdienen en te slechte computersystemen invoeren, wel weg doen?

Staatssecretaris Teeven:

Deze staatssecretaris kan de heer Van Raak beloven dat de mensen die wij nu in dienst hebben over een aantal jaren ook nog betaald in dienst kunnen worden gehouden en dat wij de politie zo effectief mogelijk moeten laten werken. Ik hoor niet op elk bureau dat men mensen te weinig heeft. Sterker nog: ik was afgelopen vrijdagavond op een bureau. Wij komen kennelijk op andere bureaus. Ik ga ook wel eens naar bureaus omdat de heer Van Raak daar ook vaak heen gaat. Ik was afgelopen vrijdagavond in district Rotterdam-Zuid. Ik hoorde dat niet. Men wil er wel mensen bij hebben, maar men zegt niet dat het niet kan zonder die mensen erbij. Dat zegt men niet. Ik begrijp heel wel dat het altijd op sommige plaatsen nodig zal zijn om extra mensen te hebben, maar laten de heer Van Raak en ik, en iedereen, blij zijn dat wij de mensen kunnen betalen die er tot op heden aanwezig zijn.

De voorzitter:

Mijnheer Brinkman en mijnheer Dibi, u hebt beiden een halve minuut.

De heer Brinkman (PVV):

Er zijn diverse regio's waar nu al 40 tot 50 reorganisaties lopen. Dat zijn honderden reorganisaties bij de politie in Nederland. Iedereen weet dat elke reorganisatie twee tot drie jaar loopt alvorens daadwerkelijk efficiënt te zijn. Wat vindt de staatssecretaris van het idee om voor die reorganisaties die verplaatsing van operationeel personeel tot gevolg hebben en die niet ten dienste zijn van de plannen voor de nationale politie en voor meer blauw op straat, een reorganisatiestop in te stellen?

Staatssecretaris Teeven:

De facto is die reorganisatiestop er al, want op dit moment gaat de pretoetscommissie geen toestemming meer verlenen aan bewegingen die tegen de vorming van de nationale politie ingaan. Als er bewegingen de andere kant op gaan, gebeurt dat niet. Aan de andere kant, als er twee bureautjes moeten worden samengevoegd in een bepaalde regio, wat heel effectief kan zijn, heet dat technisch nog een reorganisatie, maar dan gaat de commissie en gaan de minister en ik daar ook niet voor liggen, laat dat helder zijn. 40 tot 50 reorganisaties is heel veel, dus ik ontvang graag het lijstje van de heer Brinkman.

De heer Dibi (GroenLinks):

Het is opmerkelijk dat juist dit kabinet, dat zo'n punt maakt van veiligheid, steeds vaker in conflict komt met de politiebonden. Vorige week haalden de politiebonden hard uit naar de minister van Veiligheid. Zij zeiden dat er minder agenten komen in plaats van meer. Dat wisten de meeste partijen in de Kamer allang. Deze week zeggen zij dat er reorganisaties plaatsvinden die hun grote zorgen baren. Opnieuw zegt het kabinet dat er niets aan de hand is. Wat is aan de hand tussen het kabinet en de politiebonden en politieagenten? Moeten zij niet snel met elkaar rond de tafel gaan zitten om dit op te helderen?

Staatssecretaris Teeven:

Ik had deze vraag van de heer Dibi al een beetje verwacht, dus ik heb even contact gezocht met de heer Van der Kamp, belangrijke woordvoerder van de politiebonden. Ik kan u zeggen dat er totaal geen probleem is tussen het kabinet en de politiebonden. Sterker nog, waar de heer Van der Kamp bang voor is, is dat er – zoals de heer Brinkman ook zei – reorganisaties worden uitgevoerd die tegen de nationale politie ingaan. Zoals u weet, wil de minister dat niet en wil ook deze staatssecretaris dat niet. Dat gaan wij ook niet doen. Het contact met de bonden is prima, zeg ik tegen de heer Dibi.

De voorzitter:

Dan hoop ik dat de staatssecretaris er akkoord mee gaat dat ik nu toch naar de minister ga, om daarna weer bij hem terug te komen.

Naar boven