6 Vragenuur

Vragen van het lid Dijkstra aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over salarisverschillen tussen mannen en vrouwen in de zorg.

MevrouwDijkstra (D66):

Voorzitter. Ben je een uitstekend verpleegkundige maar vrouw, dan verdien je minder dan een man die hetzelfde beroep uitoefent. Als arts in opleiding krijgt je mannelijke collega zo'n € 280 per maand meer dan jij als vrouw. Vrouwen die werken in ziekenhuizen verdienen minder dan mannen die hetzelfde beroep uitoefenen. Voor dat verschil in beloning is geen reden op grond van opleiding en ervaring. De Commissie Gelijke Behandeling, die de salarisverschillen tussen mannen en vrouwen onderzocht, stelt in haar rapport dat de afgelopen week verscheen vast dat de ziekenhuizen "stelselmatig verboden onderscheid maken op grond van geslacht ten nadele van vrouwen". In 43% van de gevallen wordt loon vastgesteld op basis van criteria die er voor het werk niet toe doen, bijvoorbeeld het laatstverdiende salaris in je vorige baan. Dat leidt tot fikse loonverschillen.

Ik heb geaarzeld of ik deze vragen zou stellen aan de minister, want in eerste instantie gaat het hier toch om onderhandelingen tussen werkgever en werknemer, maar de minister gaat over scheefgroei en scheefstanden. Volgens de Commissie Gelijke Behandeling is hier sprake van onwettig handelen. Daarom stel ik aan de minister de vraag wat zij gaat doen om dit probleem op te lossen.

MinisterSchippers:

Voorzitter. Ik vind het volstrekt verwerpelijk als mensen die hetzelfde werk doen, die even veel uren draaien, even veel opleiding en werkervaring hebben en even veel bijdragen aan het eindresultaat minder worden beloond omdat zij bijvoorbeeld geen kostwinner zijn, of vrouw zijn, of gehandicapt zijn, en vul het zelf verder maar in. Dat is volstrekt helder.

Het punt is – mevrouw Dijkstra zei het al – dat ik niet over de arbeidsvoorwaarden ga. Die worden in de gezondheidszorg uitonderhandeld tussen werkgevers en werknemers. Ik neem geen zorgpersoneel aan. Dat doen de werkgevers. De sociale partners stellen samen de arbeidsvoorwaarden en de cao-kaders vast. De vakbonden zijn er om voor hun leden op te komen en de naleving van de cao's af te dwingen. Deze kwestie ligt dus primair op het terrein van de werkgevers, de werknemers en hun koepels. De SER en de Stichting van de Arbeid zijn de gremia om dit op landelijk niveau aan te kaarten, te bestuderen en er een oordeel over te geven. Zij kunnen namelijk wel maatregelen nemen.

MevrouwDijkstra (D66):

De minister geeft het antwoord dat ik verwachtte. Vandaar mijn voorschotje. Sinds er in de Wet gelijke behandeling is opgenomen dat mannen en vrouwen gelijkelijk beloond moeten worden – de minister gaf aan dat zij dat ook heel belangrijk vindt – gaat het niet aan dat vrouwen daar zelf op moeten letten tijdens de onderhandelingen over hun salaris. De werkgever, die niet mag discrimineren op grond van sekse, moet dat doen. Er zijn in de zorg heel veel mensen nodig de komende jaren. Later deze week is er nog een spoeddebat over de 12.000 extra mensen die ons zijn beloofd in de langdurige zorg. Er is sprake van een groot maatschappelijk probleem als het beloningsverschil van 20% tot 25% tussen mannen en vrouwen in Nederland in stand wordt gehouden. De zorg is één van de grootste sectoren. Het is de verantwoordelijkheid van de minister om daar de zorg op aan te spreken.

MinisterSchippers:

In de Grondwet staat inderdaad dat wij niet mogen discrimineren. Het is dus volstrekt helder dat de overheid en ik als minister het uitgangspunt hanteren dat er niet wordt gediscrimineerd. De Commissie Gelijke Behandeling heeft een onderzoek uitgevoerd. Daar blijkt uit dat de kwestie niet zo zwart-wit is, want ook zaken als werkervaring en deeltijd spelen een rol. De vraag is wat er wel en wat er niet is meegenomen. Het is dus moeilijk te wegen. Ik vind dit daarom een klusje voor de SER en de Stichting van de Arbeid. Zij moeten hier hun tanden inzetten. Dat zijn de gremia die wij daarvoor hebben ingesteld. Zij kunnen ook daadwerkelijk maatregelen nemen. Als het de onderhandelingen ligt, kan de vakbeweging vrouwen op dat punt trainen, zodat ze de salarisonderhandelingen beter kunnen voeren. De werkgevers kunnen er wat dat betreft ook voor zorgen dat het anders gaat. Daar hoort het dus. Daar kan er daadwerkelijk iets aan worden gedaan.

MevrouwDijkstra (D66):

Begrijp ik goed dat de minister dit onderzoek niet voldoende vindt om op grond daarvan met bijvoorbeeld de ziekenhuizen een dialoog aan te gaan en ze te vragen om een plan van aanpak, zodat er een eind kan worden gemaakt aan de verschillen in beloning tussen mannen en vrouwen?

MinisterSchippers:

Ik vind dat de SER en de Stichting van de Arbeid hun voordeel moeten doen met dit onderzoek. Zij moeten het oppakken en bestuderen. Zij moeten kijken of dat goed in elkaar zit en, als dat niet zo is, waar dat aan ligt. Als daadwerkelijk waar is wat hier wordt gesteld, dan moet men er gezamenlijk mee aan de slag. Zij zijn de partijen die er echt iets aan kunnen doen. Zij zitten aan de onderhandelingstafel. Zij trainen hun mensen.

MevrouwDijkstra (D66):

De minister verwijst naar de SER en de Stichting van de Arbeid. Even een vergelijking. Stel dat deze minister van Volksgezondheid als vrouw minder zou verdienen dan haar mannelijke collega die hiervoor aan het woord was. Dan zouden wij allemaal in opstand komen, omdat dit niet kan. In de zorg wordt het wel geaccepteerd, terwijl dit een heel belangrijke sector is waar de komende jaren heel veel vrouwen nodig zijn. Toch wil de minister de dialoog met de ziekenhuizen niet zelf aangaan.

MinisterSchippers:

Het zou volstrekt verwerpelijk zijn als ik minder zou verdienen dan mijn mannelijke collega. Dat vind ik ook als het om ziekenhuizen gaat. Ik vind dat onacceptabel. Ik vind dus dat dit onderzoek moet worden opgepakt. Er moet goed worden bekeken of er met alles rekening is gehouden, want het is niet zwart-wit. Het heeft ook te maken met ervaring en deeltijd. Als de conclusies door de SER worden onderschreven, het gremium dat wij hiervoor in het leven hebben geroepen, dan kan er daar iets aan gebeuren.

Naar boven