24 Passend onderwijs

Aan de orde is het debat over bezuinigingen op passend onderwijs.

De heerSlob (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik vervang onze vaste woordvoerder op dit dossier, de heer Voordewind, die bij het debat over Kunduz het woord voert. Ook dat gaat door. Ik voel mij echter ook wel op mijn plaats bij een onderwerp als dit.

Het heeft even geduurd, maar eindelijk zit er bij de regering wat beweging in het dossier passend onderwijs. Urenlang is er vergaderd. Ingediende moties vanuit de Kamer werden verworpen. Er zat eigenlijk geen millimeter beweging in tot woensdag 13 april. Eindelijk kwam er, zoals de regering het ook zelf noemt, een uitgestoken hand in de richting van de Kamer. Ik zeg maar in alle oprechtheid: daar zijn wij blij mee. De vraag is wel welke handbeweging het kabinet nu eigenlijk gemaakt heeft en of de scholen en leerlingen er dadelijk iets mee opschieten. Ik stel de minister zes vragen van de kant van mijn fractie, om wat meer scherpte te krijgen in wat het kabinet nu voorstaat, met name ook omdat wij merken dat er ook bij de scholen nog heel veel onduidelijkheid is. Heb ik het goed dat het kabinet uiteindelijk erkent dat de door hem in eerste instantie voorgestane invoeringstermijn niet verantwoord was? De minister schrijft letterlijk in haar brief: "Door de temporisering wordt het tevens mogelijk de personele gevolgen van de bezuiniging beter op te vangen, zodat bestaande expertise van het personeel behouden kan blijven en gedwongen ontslagen zoveel mogelijk kunnen worden voorkomen."

In de tweede plaats betekent dit uiteindelijk dat de minister slechts extra tijd beschikbaar stelt maar dat de voorgestelde bezuinigingen gewoon doorgaan. Dus niet nu grotere klassen maar straks. Niet nu minder begeleiding maar straks, met nog steeds de onduidelijkheid voor leerlingen die misschien zelfs wel helemaal geen goede ondersteuning zullen krijgen. De minister weet wat de inzet van mijn fractie was, maar wij willen graag helderheid hoe de regering dit dan nu ziet.

Hoe ziet het tijdpad er verder uit met betrekking tot de zorgplicht van de scholen, het beheer over het geld en de rol van de samenwerkingsverbanden? Dat is onhelder. Dat merken we ook bij de scholen. Wij zouden graag een heel helder tijdpad willen hebben.

Is het in de vierde plaats juist dat de minister een toezegging heeft gedaan aan de vakvereniging LBab dat de ambulante begeleiders tot 2013 in dienst kunnen blijven? Wij lazen dat in het dagblad Trouw van 15 april jongstleden.

Indien dat juist is, wat ons op zich een logische zaak lijkt, betekent dit dan ook dat de scholen voor speciaal onderwijs met cluster 3 en 4 volgend jaar nog over het geld voor ambulante begeleiding zullen kunnen blijven beschikken? Want als dat niet het geval is, staan er uiteindelijk eind augustus 2012 misschien wel 6000 ambulante begeleiders op straat. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Hierover willen wij dus graag helderheid hebben.

Het laatste punt betreft de dekking die het kabinet nu voorstelt. Voor de dekking wordt gebruikgemaakt van voorstellen vanuit met name de oppositie, onder andere ook een voorstel van de fractie van de ChristenUnie met betrekking tot de prestatiebeloning. Ik zeg er wel bij dat de minister daarvan maar een klein deel, ook incidenteel, pakt, terwijl dit voor ons ook echt bedoeld was als een structurele dekking, om echt een bepaald deel van die 300 mln. blijvend kunnen wegwerken, wat in onze ogen nog steeds de beste oplossing zou zijn.

Over de dekking nog twee vragen als het gaat om twee andere posten die de minister gebruikt. De regering kort op de prijsbijstelling, de tranche 2011. Ik begrijp dat daar ook de prijsbijstelling materiële bekostiging bij zit in het bedrag van 120 mln., maar die prijsbijstelling wordt toch al vanaf het ministerschap van mevrouw Van der Hoeven niet meer toegekend? Dus wat is hier dan precies gaande? Is dit nog eens een extra korting over iets wat in de afgelopen jaren ook al niet aan de scholen is overgemaakt? Hoe zit dat? Waar slaat de bezuiniging op middelen voor uniforme toetsing uiteindelijk op neer? Wordt dit gekort op de Cito-toets of de door het kabinet recent voorgestelde invoering van meer toetsen? Kortom, als het gaat om de financiering van dit uitstel is de vraag wie dit uiteindelijk gaat betalen. Zijn dit geen sigaren uit de bekende eigen doos?

De heerVan der Ham (D66):

Voorzitter. Wij hebben een controlerende taak. Zelfs als wij krijgen waarmee we op zichzelf wel blij zijn als een stap in de goede richting vinden wij ook wel belangrijk om precies te weten wat wij hebben gekregen en of het nu toch weer allerlei rafelrandjes heeft waar wij weer ongelukkig van worden. Als disclaimer zeg ik hier nog bij dat wij met de hele bezuiniging, zeker in de omvang die er überhaupt zit aan te komen, nog steeds moeite hebben. Dit uitstel hebben wij ook gevraagd en in die richting is geschoven.

Het is op zichzelf wel jammer dat de moties die wij vanuit de oppositie hebben ingediend, juist ook met constructieve bijdragen voor dekking enzovoorts, helemaal zijn afgeslagen, terwijl het toch wel prettig zou zijn dat deze minderheidsregering op zo'n moment op zo'n moment juist actiever met de oppositie in conclaaf zou gaan om ervoor te zorgen dat wij daarin ook worden meegenomen. Dat is de uitgestoken hand die ons door de premier is beloofd.

Dan een paar vragen. De middelen voor de prijsbijstelling kunnen alleen ter dekking worden ingezet als deze daadwerkelijk tot uitkering komen. Wanneer weten wij nu zeker dat dit gebeurt en wat gebeurt er als de prijsbijstelling onverhoopt niet tot uitkering komt? Is het uitkeren van de prijsbijstelling dan niet een sigaar uit eigen doos? Is de prijsbijstelling niet eigenlijk bedoeld om onder andere loonstijgingen te compenseren? Het onderwijs levert dan haar eigen compensatie in om de bezuinigingen ongedaan te maken. Kan de minister daarop ingaan?

Wat doen wij niet meer aan het stimuleren van uniforme toetsen, nu de middelen die daarvoor beschikbaar waren worden ingezet ter dekking? Wat betekent dit voor de planning van het uniformeren van de toetsen? Wat betekent de bezuiniging op de prestatiebeloning van 120 mln. in 2015 voor de invoering van de prestatiebeloning? Hoe beïnvloedt dat het tijdpad? Het kabinet gaat uit van 119 mln. ruimte op de begroting van OCW, die het kan gebruiken als dekking in 2012. Waardoor valt deze ruimte vrij? Graag een nadere precisering. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat scholen klaar zijn voor de invoering van passend onderwijs? Ons plan was om extra te investeren in het opleiden van leraren, zodat die in staat zijn zorgleerlingen extra te begeleiden. Daar gebruikten wij onder andere de maatschappelijke stage voor als dekking. Toch moet er nog steeds worden geïnvesteerd in het zorgvuldig begeleiden van docenten. Hoe gaat de minister dat doen? De heer Slob heeft er ook al op aangedrongen. Wat betekent dit nu voor de ambulant begeleiders? Wij horen verhalen dat zij nog steeds niet geholpen zijn met de correctie van het kabinet. Wij willen daar duidelijkheid over, want juist ambulant begeleiders moeten hun werk goed kunnen doen. Dat vindt mijn fractie van groot belang. Zij moeten ook enigszins tegemoet worden gekomen door het temporiseren van deze bezuiniging. Graag een uitgebreide reactie daarop.

MevrouwSmits (SP):

Voorzitter. De minister van Onderwijs lijkt bij zinnen gekomen. De bezuiniging op dat wat zij passend onderwijs noemt, is voorlopig uitgesteld. Dat is goed nieuws. De SP is blij met deze stap. Hoe meer uitstel, hoe beter, zou ik willen zeggen. Wat fijn ook dat het uitstellen van deze bezuiniging wordt betaald door een deel van de prestatiebeloning. Complimenten. Ga zo door. Stop met dat onzalige plan. De SGP lijkt een sleutelrol te vervullen in dit geheel. Ook mijn complimenten aan die fractie. Goed dat deze bezuiniging een jaar langer op zich laat wachten. De vraag is wel of het genoeg is. Steunt de SGP het uitstel met een jaar van deze bezuiniging? Het is weliswaar een jaar, maar het blijft nog steeds een onzalig plan, of toch niet? Dat vraag ik de SGP. Ik complimenteer ook de leden van het CDA. Via hun woordvoerder horen wij graag waarom het onmogelijk was om de moties van de oppositie van twee weken geleden te steunen, terwijl de minister een dag later met uitstel kwam.

Ik wil echter vooral veel weten van de minister. Wat gaat zij tegen de scholen zeggen? Waar kunnen zij op rekenen? Gaat de planning van het wetsvoorstel gewoon door? Als dat zo is, dan wordt het beroep van ambulant begeleider alsnog per 1 augustus 2012 afgeschaft, terwijl er nauwelijks duidelijkheid is over de samenwerkingsverbanden en hoe men deze mensen een goede plek gaat geven. Wordt er niemand gedwongen ontslagen, of toch wel? Worden nog steeds alle leerlingen die nu een rugzakje hebben, of naar het speciaal onderwijs gaan, vanaf volgend jaar herkeurd en wordt dan bekeken of ze nog wel een handicap hebben? Gaat het geld van de rugzakjes volgend jaar nog steeds voor het grootste deel naar het samenwerkingsverband? Of klopt dit allemaal niet, en staat de hele invoering op de tocht? Dat zou nog beter nieuws zijn natuurlijk. In de brief aan de Kamer zegt de minister immers: "Wel biedt dit de ruimte om het door de onderwijsorganisaties gewenste overleg aan te gaan over de wijze waarop de invoering van het passend onderwijs vanaf 2012 binnen de nieuwe budgettaire kaders het best gerealiseerd kan worden." Wat betekent dit? De minister lijkt met deze keuze te luisteren naar al die duizenden mensen die in februari samenkwamen in Nieuwegein. De minister wil dit jaar gebruiken om extra draagvlak te creëren voor haar plannen. Ik denk niet dat dit lukt. Ik denk dat zij iets beter moet luisteren. Leerlingen, ouders en leerkrachten willen geen uitstel, maar afstel. De belangrijkste les voor al deze mensen in het land is dat actievoeren helpt. Ik wil de minister met liefde waarschuwen. Zij heeft de mensen in het land een jaar extra gegeven om zich tegen de bezuinigingen te organiseren. Laten wij van uitstel afstel maken.

De heerBeertema (PVV):

Voorzitter. De kern van mijn betoog in het debat van 16 februari was dat de bezuiniging op passend onderwijs 300 mln. bedroeg, op een totaal van 3,7 mld. Er blijft nu dus 3,4 mld. staan. Daarmee gaat het budget terug naar het niveau van 2005. Dat is toen ook al gememoreerd. Het huidige stelsel levert bovendien niet op wat ervan verwacht werd. Sinds 2003 is het aantal leerlingen met een indicatie met 65% toegenomen. Dat kan niet. Dat was de dringende aanleiding om het bestaande stelsel tegen het licht te houden.

Niet die 300 mln. was voor ons het grote struikelblok, maar het te hoge tempo waarin de sector de nieuwe situatie moest realiseren. De minister heeft geluisterd naar de bezwaren. Zij is overtuigd door het veld, vandaar dat zij gehoor heeft gegeven aan het amendement waarin het kabinet wordt opgeroepen om de bezuinigingen een jaar uit te stellen. Wat ons betreft moet dat jaar gebruikt worden om een aantal zaken in orde te maken waarover ik in het vorige debat mijn zorgen al heb uitgesproken.

De kwaliteit van het speciaal onderwijs laat te wensen over. Van de scholen voor voortgezet speciaal onderwijs staat bijna 30% onder verscherpt toezicht. Gelukkig gaat het op de scholen voor visueel gehandicapten goed, zo lezen wij in de brief van de minister van vanmiddag. Vooral cluster 2- en cluster 4-scholen hebben een zwakke status, net als scholen voor praktijkonderwijs. Ik wil de minister oproepen om dit jaar van uitstel te gebruiken om hierin te investeren: zorg ervoor dat de managers en de leraren de benodigde competenties krijgen.

Tot slot nog iets over de verhoudingen in de onderwijswereld: de checks and balances, of liever het gebrek daaraan, en de rol van de sectorraden hierin, de koepels. Ik blijf daar op hameren, ook al gaat de minister straks vertellen dat zij er niets aan kan doen, want zij gaat er niet over. Ik wil het toch even kwijt.

Het aanbod van passend onderwijs loopt uit de pas. Dat het niet goed ging, is niet iets wat zomaar uit de lucht kwam vallen. Het onbehagen daarover bestaat al heel lang. Heel veel ouders, scholen, kinderpsychologen en kinderpsychiaters voelen zich al jaren onzeker over hun handelen en over de effecten van hun zorgaanbod. Als er één gremium is dat dit zou moeten oppakken, is het de PO-Raad. Dat zou de organisatie moeten zijn die voortdurend het veld sondeert: wat leeft er? Waar gaat het naartoe? Zijn wij nog in balans? Schieten wij niet door? Ik stel echter vast dat dit te veel gevraagd was.

De sectorraden zijn niets meer of minder dan lobbyclubs, waar er al zo veel van zijn, die nota bene belastinggeld krijgen om de status quo met hand en tand te verdedigen. Verandering moet kennelijk tegengehouden worden. Daar wordt alles voor uit de kast gehaald, tot en met een actie om Statenleden in de Provinciale Staten te belobbyen om te stemmen op een kandidaat van de oppositie teneinde dit kabinet, deze vreselijke minister, zo snel mogelijk ten val te brengen. Alleen maar doorgaan op weg naar het spenderen van 21% van de hele OCW-begroting aan passend onderwijs. Dat zou immers over een paar jaar het eindplaatje zijn bij ongewijzigd beleid. Geld speelt geen rol. Het belang van al die gestigmatiseerde kinderen kennelijk ook niet.

Waar kwamen de tegengeluiden vandaan als het gaat om die onbeheersbare groei van cluster 4, van ADHD en ADD? Niet uit de sectorraad maar uit de media. Waarom heeft de sectorraad niet de noodklok geluid? Daar is de raad toch voor? Waarom moet collega mevrouw Bouwmeester van de Partij van de Arbeid een rondetafelgesprek organiseren over de te ruime diagnosticering van leerlingen? Het verdient een compliment dat zij dat gedaan heeft, maar de sectorraad laat het afweten, zo stel ik vast. De sectorraad heeft zich op dit dossier opgesteld als een hinderwacht. Hij pleegt obstructie tegen zijn regering; bijten in de hand die voedt. Er zijn maar weinig voorbeelden die duidelijker zijn dan dit.

Ik roep de PO-Raad op om met het politieke activisme te stoppen en zich constructiever op te stellen.

De heerKlaver (GroenLinks):

De heer Beertema weet hoezeer ik hem waardeer om zijn standpunt als het gaat om de sectorraden. Hij stelt dat sectorraden, die betaald worden van belastinggeld, actief het land ingaan om de stemmingen van 23 mei te beïnvloeden. Dat kan niet. Volgens mij is de premier geen partijpolitieke functionaris; hij is er voor alle Nederlanders. Wat vindt de heer Beertema ervan dat de premier iemand in zijn Torentje ontvangt om hem aan te moedigen, op 23 mei een bepaalde stemkeuze te maken?

De heerBeertema (PVV):

De premier heeft hierover uitgebreid verantwoording afgelegd, zo meen ik. Ik heb dit niet eens gevolgd, want ik had het te druk met deze debatten. De premier gaat over zijn eigen agenda, daarin wil ik helemaal niet treden. Ik stel vast – dit is een dossier waarvan ik wel eigenaar ben, namelijk het onderwijs – dat de sectorraden, of het nu de koepel is, de MBO Raad, de PO-Raad of de VO-raad, zich opstellen als hindermacht en als verdedigers van de status quo, als conservatieve blokken die iedere verandering van dit kabinet in de weg staan. Het valt mij op dat dit heel anders was tijdens de vorige kabinetten, waarin de progressieve partijen meer vertegenwoordigd waren. Dat stoort mij.

Devoorzitter:

Mijnheer Klaver, over het onderwerp van vanavond alstublieft.

De heerKlaver (GroenLinks):

De heer Beertema heeft het over de sectorraden en over het feit dat ze Provinciale Statenleden beïnvloeden. Ik constateer alleen dat de PVV-fractie er geen probleem van maakt als de premier dat doet. Ik vind dat vreemd. Voor het overige steun ik de heer Beertema als het gaat om de sectorraden.

Devoorzitter:

Prima.

De heerKlaver (GroenLinks):

Voorzitter. Ik ben erg blij dat wij vandaag kunnen spreken over passend onderwijs, want er wordt getemporiseerd. Die wens leeft breed in de Kamer en de sector. De grote klap, waar de hele onderwijssector voor vreesde, komt er nu niet of in ieder geval op een later moment. Dat is nog even de vraag. De oppositiepartijen deden geregeld voorstellen voor die temporisering. De coalitiepartijen en het kabinet konden zich daar iedere keer niets bij voorstellen. Er moest immers 18 mld. bezuinigd worden om de economie gezond te houden. En een en ander lag toch aan die 20% kinderen met een labeltje? Dat kon toch allemaal niet?

Dat heeft heel veel mensen die in het onderwijs werken, hard geraakt, vooral als werd gesteld dat die kinderen onterecht waren gelabeld en dat er zo veel verkeerd gaat in het passend onderwijs. Waarom komt de minister nu pas met deze temporisering? Waarom komt die nu pas terwijl er zo veel onrust is ontstaan? Ik kan mij nog herinneren dat een debat over het passend onderwijs op een bepaald moment coûte que coûte afgerond moest worden, omdat er een brief uit moest naar de scholen, waardoor scholen docenten boventallig konden plaatsen, zodat deze docenten in augustus de wacht aangezegd kon worden. Ik heb dan ook de volgende vragen aan de minister. In hoeveel gevallen is dat al gebeurd? Kan dat nog teruggedraaid worden? Kunnen wij ervoor zorgen dat al die onderwijzers, die nu nog in onzekerheid leven, voor het onderwijs behouden blijven? Veel belangrijker, hoe gaan wij ervoor zorgen dat de expertise geborgd blijft nu wij langer de tijd krijgen? Alleen het feit dat wij langer de tijd krijgen, zorgt er niet voor dat de kennis van al die ambulante begeleiders per definitie in huis blijft. Uiteindelijk komt de klap gefaseerder en later, maar er moet bezuinigd worden. Er moeten mensen uit.

Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat wij scholen beter voorbereiden? Daarmee bedoel ik vooral de samenwerkingsverbanden. Hoe zorgen wij ervoor dat wij leraren beter voorbereiden en verder professionaliseren, zodat zij straks echt aan de slag kunnen met het passend onderwijs en er geen kennis van ambulante begeleiders verdwijnt?

Hoe wordt de korting vormgegeven? Is die onderwerp van overleg met de onderwijsorganisaties? Worden er extra mogelijkheden geboden ter voorbereiding op de stelselwijziging?

De heerElias (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Dat er meer tijd komt en daarmee meer lucht voor de aanpassingen van het passend onderwijs, is een wens die breed in de Kamer leeft. Met dat politieke feit heeft mijn fractie te leven, zoals de Kamer als geheel te leven heeft met het feit dat de ombuiging van 300 mln. vanaf 2015 haar beslag zal krijgen.

Voor onze fractie stond van meet af aan vast dat kinderen die echt zorg behoeven, die zorg ook moeten blijven krijgen. Ik ben daar al glashelder over geweest in mijn interrupties bij de behandeling van de onderwijsbegroting begin november vorig jaar. Ook heb ik steeds duidelijkheid over de cijfers gevraagd waar er onduidelijkheid bestond. Ik heb bij herhaling hier betoogd dat ook de VVD-fractie per se niet wil dat scholen zouden omvallen. Haar vragen gingen stelselmatig in die richting. Er is te veel onduidelijkheid gebleven over de mate waarin expertisebekostiging noodzakelijk is voor een minimaal fatsoenlijke klasgrootte in scholen voor epileptische kinderen, waarbij je over de fatsoenlijke minimumgrens natuurlijk politieke discussie kunt voeren.

Daar komt bij dat deze scholen harde toezeggingen uit 2002 van het departement van OCW claimen. Graag horen wij van de minister hoe dat precies zit. De scholen beweren dat het departement het archief simpelweg niet op orde had. Wat hier verder ook allemaal van zij, het is tijd voor een breed overleg over de invulling van het passend onderwijs: om de tafel problemen bespreken en oplossen.

Hoe zit het nu met de uitlegronde die de minister voornemens was te houden? Wordt die nu uitgesteld of wordt de uitlegronde nu de oplosronde? Gaat men nu aan tafel zitten om oplossingen te zoeken? Gaat zij bij die uitlegronde, dan wel oplosronde, ook langs bij de samenwerkingsverbanden die de boel wel op orde hebben? Mijn fractie maakt zich grote zorgen over bureaucratiekosten. Het heet onderwijs, dus het wordt onmiddellijk veel ingewikkelder gemaakt dan nodig. Naar ons idee kan een samenwerkingsverband best licht zijn en eruit bestaan dat scholen over en weer een verbindingsofficier aanstellen die telefonisch een paar keer per week een uur of twee uur met elkaar overleggen. Wij horen vanuit de onderwijswereld alarmerende geluiden dat er al secretarissen en functionarissen voor de nieuwe samenwerkingsverbanden geworven zouden worden, nog voor het wetsvoorstel de Kamer bereikt heeft en nog voor de uitlegronde, dan wel overlegronde, dan wel oplosronde, van de minister heeft plaatsgevonden. Wat kan, wil en gaat deze minister concreet ondernemen om nieuwe bureaucratie en verspilling van geld dat voor kinderen bedoeld is, tegen te gaan? Ik wijs er met nadruk op dat de motie-Çelik/Elias niet voor niets met een grote meerderheid in deze Kamer is aangenomen. De stofkam moet er doorheen. Er moet juist geen nieuwe bureaucratie worden gecreëerd.

Tot slot kom ik op een punt dat technisch lijkt, maar dat voor veel kinderen wellicht niet is. In de beleidsbrief over passend onderwijs, die de minister aan de Tweede Kamer heeft gestuurd, staat dat een separaat bekostigingsmodel van kracht blijft voor onderwijs aan blinde en slechtziende kinderen, cluster 1. Dit model wordt ook van toepassing op het onderwijs aan auditief gehandicapte kinderen van cluster 2. Redenen voor een apart bekostigingsmodel zijn het relatief stabiele aantal leerlingen en de specifiek benodigde expertise aan de zijde van de scholen. Cluster 2 zal naar analogie van cluster 1 een status aparte krijgen, zo blijkt uit een nieuwsbericht van de ECPO op haar website. Ik kan dit niet allemaal van A tot Z toelichten, maar men weet waar ik het over heb. Uit de bijlage van de minister bij de oorspronkelijke brief blijkt dat de middelen voor cluster 1 gekort worden met 6,2% en die voor cluster 2 met 22%. Graag verneem ik van de minister of de gelijkschakeling in status van beide clusters zal leiden tot een gelijktrekking van de middelen en hoe dat eruit ziet met betrekking tot het kortingspercentage.

MevrouwSmits (SP):

De heer Elias zegt dat hij niet wil dat er allerlei nieuwe bureaucratieën ontstaan bij de samenwerkingsverbanden. Hij weet ook dat in de plannen die we besproken hebben staat dat de samenwerkingsverbanden straks verantwoordelijk worden voor de verdeling van het geld voor de zorg in het onderwijs en voor de verdeling van de leerlingen die daarbij komt. Is de heer Elias van mening dat dit moet gebeuren door een telefoniste tussen de scholen te zetten of denkt hij dat het misschien toch niet zo'n goed idee is om die samenwerkingsverbanden zo op te tuigen?

De heerElias (VVD):

Het wetsvoorstel is er nog niet. Om die reden spreek ik hier vooraf uit dat een en ander zo moet worden vormgegeven dat het bureaucratisch monster geen kans krijgt. Dat zeg ik en geef ik mee aan de minister. Dat willen wij voorkomen. Natuurlijk moet er hier en daar professioneel worden samengewerkt en zal er hier en daar wat moeten worden opgetuigd; dat begrijp ik ook wel. Als je heel grote samenwerkingsverbanden hebt, is dat logisch. Als een paar scholen bij elkaar in de buurt zitten en de ene school zich wat meer op het ene terrein specialiseert en de andere school wat meer op een ander terrein en je het een beetje praktisch en handig probeert te regelen dat de kinderen op de goede plek terechtkomen vanuit de nieuwe situatie waarin de school de zorgplicht heeft, kan dat natuurlijk ook in een heel lichte variant. Als mevrouw Smits daar een beetje smalend van zegt dat er een telefoniste tussen zit, zeg ik: doe het zo simpel en helder mogelijk, waardoor je zo veel mogelijk geld beschikbaar houdt voor kinderen die zorg nodig hebben. Dat zeg ik. Ik pleit in het algemeen voor een kleine overheid, een kleine effectieve staat op de plaatsen waar dat kan. Je voelt de neiging in het onderwijs om te denken: o, er moet dit en dat geregeld worden. Dat gebeurt vaak ook nog met de beste bedoelingen. Voor je het weet, zitten er echter weer allerlei mensen achter een bureau in plaats van dat het geld bij de kinderen terechtkomt. Ik denk dat mevrouw Smits het daar eigenlijk alleen mee eens kan zijn.

MevrouwSmits (SP):

Met sommige dingen ben ik het inderdaad eens. Ik ben het er natuurlijk mee eens dat het geld bij de leerlingen terecht moet komen. Maar dan vraag ik de heer Elias of hij het voornemen van de minister steunt om de samenwerkingsverbanden de macht te geven om het geld te gaan verdelen, waarmee ze uiteindelijk een of meer personen in dienst zullen moeten nemen om dat op een fatsoenlijke manier te doen. Ik pleit daar niet voor en ben daar nooit voor geweest, maar de partij van de heer Elias wel. Mijn vraag is dus: accepteert de heer Elias de consequentie dat er bureaucratie bij komt kijken als je op dat nieuwe niveau het geld gaat verdelen?

De heerElias (VVD):

Nee, die accepteer ik niet. Ik accepteer dat er samenwerkingsverbanden ontstaan die met zo min mogelijk ballast dat werk zo goed mogelijk zullen gaan doen. Daar zal ik vanuit deze plaats namens mijn fractie ook goed op letten als het wordt vormgegeven in de praktijk en in het wetsvoorstel dat ons nog zal bereiken. Juist om die reden geef ik alvast een kleine voorwaarschuwing af.

Voorzitter. Ik kom op mijn laatste punt. Ik deel niet op alle fronten de kritiek van de heer Beertema van de PVV op de sectorraden. Ik vind dat hij daarin een beetje te hard doorhuppelt en het een beetje demagogisch brengt. Wat echter wel waar is, is dat het wringt dat de PO-Raad actief heeft opgeroepen om deel te nemen aan een manifestatie tegen voornemens van het kabinet. Het wringt dat de voorzitter van die PO-Raad, tevens werkgever in het onderwijs, in persoon oproept tot verzet op zo'n manifestatie. Ik ben een groot voorstander van de vrijheid van meningsuiting en zeg dus niet dat het niet mag, maar ik vind wel dat het wringt en dat men zowel bij de PO-Raad zelf als op het departement nog eens goed moet nadenken of je dit moet willen bevorderen. Want nogmaals, dit is raar. De club is werkgever, maar stelt zich als een soort actievoerder tegen dit kabinet op. Dat hebben we niet beoogd.

De heerDijsselbloem (PvdA):

Voorzitter. Mijn dank gaat in de eerste plaats uit naar de minister. Ik zeg dat zonder cynisme, want ik heb hier bij herhaling, in het debat in februari en bij ons laatste spoeddebat, gepleit voor uitstel, temporisering en zorgvuldigheid. Die zaken zijn er gekomen, althans ten dele. Ik stel vast dat de motie-Van der Staaij/Cohen alsnog is uitgevoerd. Daar kunnen we alleen maar blij om zijn. Evenals anderen heb ik hierbij wel een disclaimer, zoals de heer Van der Ham het zo mooi noemde: de bezuiniging op deze groep leerlingen, met de problemen die ze al ondervinden in het regulier onderwijs, met of zonder begeleiding, is nog steeds buitengewoon schrijnend en slecht te verdedigen. Ik denk dat de minister dat eigenlijk met mij eens is.

Het zorgvuldige proces dat nu kan ontstaan, geeft ons in elk geval meer tijd om een aantal zaken goed te regelen. We gaan die tijd gebruiken. Ik hoop dat we nu van de situatie af zijn waarin de coalitie als een gesloten front elke suggestie en elke meedenkende beweging vanuit de rest van de Kamer afwijst. Ik hoop dat we weer een inhoudelijk debat kunnen voeren over het passend onderwijs. Dat zou mij zeer welkom zijn.

Voordat ik naar de inhoud ga, moet ik collega Dijkgraaf bedanken voor zijn inspanningen achter de schermen. Bij het spoeddebat twee weken geleden was hij er niet bij. Hij zei toen ergens in de wandelgangen dat de timing van het debat voor hem niet zo gelukkig was. Ik zocht daar toen niets achter en dacht dat hij misschien ook wel een punt had, maar nu blijkt dat hij heel druk was om zaken met de coalitie en de minister te regelen. Dat had hij ook gewoon kunnen zeggen, maar goed, we weten het nu.

De heerElias (VVD):

Ten behoeve van de Handelingen stel ik het op prijs om te vermelden dat ik noch mijn fractie met de heer Dijkgraaf heeft gesproken over deze kwestie.

De heerDijsselbloem (PvdA):

Akkoord. Dan zal ik mijn woorden moeten herformuleren. Ik vermoed dan dat de heer Dijkgraaf, terwijl wij druk bezig waren met een spoeddebat, enig contact met de bewindslieden heeft gehad over temporisering. Mogelijk waren er nog andere onderwerpen bij betrokken. Er rolt van alles over tafel: koopzondagen, godslastering et cetera. We zien een pakketje.

De heerDijkgraaf (SGP):

De heer Dijkgraaf kan mij zo dadelijk weer vanaf de andere kant bevragen, maar nu we toch ten behoeve van de Handelingen bezig zijn: de opmerking die ik toen gemaakt heb, sloeg niet op dit onderhandelingstraject. Ik doelde slechts op het punt dat wij een tweekoppige fractie vormen en samen twaalf ministeries moeten doen. De prioriteiten lagen toen elders.

De heerDijsselbloem (PvdA):

Akkoord. Dan heb ik ook dat hineininterpretiert. Ik ben in elk geval blij dat de heer Dijkgraaf nu weer aanwezig is bij het debat over passend onderwijs.

Dan ga ik naar de inhoud. Ik heb op dit moment een aantal klemmende zorgen waarover ik graag meer duidelijkheid krijg in dit debat. Mijn eerste zorg betreft de positie van de ambulant begeleiders. Een van de grootste zorgpunten was dat de expertise bij die groep medewerkers in het onderwijs verloren zou gaan, omdat de bezuinigingen versneld, in 2012, zouden ingaan en de samenwerkingsverbanden pas in de aanloop naar de wetgeving tot stand komen. Begrijp ik het nu goed dat niet alleen de bezuinigingen later ingaan, maar dat ook de middelen een jaar langer blijven bij de scholen voor speciaal onderwijs waar de ambulant begeleiders nu in dienst zijn? Met andere woorden, kunnen de ambulant begeleiders een jaar langer in dienst blijven, zodat zij de overgang naar de nieuwe samenwerkingsverbanden beter kunnen maken? Het is een belangrijk punt, omdat het zou kunnen voorkomen dat wij heel veel expertise verliezen. Dan nog ben ik bang dat de beste medewerkers gaan lopen en niet op die onzekerheid blijven wachten, maar het biedt een kans om expertise vast te houden. Graag krijg ik een nadere duiding op dat punt.

Mijn tweede zorg betreft de positie van de epilepsiescholen. Dat zal de minister niet verbazen. Collega Elias heeft er ook over gesproken. Wij zijn inmiddels allemaal op bezoek geweest bij deze scholen, de minister zelf ook. Zij heeft ze allebei bezocht, zo heb ik begrepen. In het spoeddebat heeft zij tamelijk scherp gezegd dat deze scholen al acht jaar lang te veel bekostiging hebben gehad en dat zij zich nu moeten aanpassen, want alle andere acht scholen in datzelfde cluster hebben die bekostiging ook. Zij verwees daarbij steeds naar mevrouw Adelmund; de heer Elias deed dat in het debat ook. Inmiddels zijn er allerlei stukken boven tafel gekomen waaruit blijkt dat het toch een slag genuanceerder ligt. Ook het ministerie heeft in de loop der jaren het belang van deze scholen, hun expertise, nut en noodzaak van de extra bekostiging inclusief het landelijk netwerk, onderstreept. Het gaat mij er niet om de geschiedenis te herhalen en mijn gelijk te krijgen, maar ik wil de minister toch met klem vragen, ook in het licht van de voorgeschiedenis, om te kijken naar een goede structurele oplossing voor deze scholen. Het is mogelijk dat zij eenzelfde type bekostiging moeten krijgen als cluster 1 en straks ook cluster 2, dus een nette budgetbekostiging. Ik vraag de minister ook om opnieuw te kijken naar de cumulatie van bezuinigingen en de effecten daarvan op twee instituten, die per definitie uniek zijn in Nederland – er zijn er echt maar twee – en die in combinatie met de medische zorg die daar aanwezig is en de expertise die zij daar hebben opgebouwd echt uniek zijn. Wij breken een stuk zorg en onderwijsstructuur af die je niet snel terugkrijgt. Graag krijg ik ook op dat punt een nadere toezegging. Dat hoeft niet nu. Ik zal er ook geen moties over indienen; dat heb ik inmiddels al drie keer gedaan. Maar ik zou zeer hopen dat er nu ruimte ontstaat om in de aanloop naar de wetsbehandeling straks ook hiervoor een nette oplossing te maken, als het even kan coalitie en oppositie overstijgend.

De heerDijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Laat ik beginnen met een motie: De Kamer, gehoord de beraadslaging, constaterende dat passend onderwijs een complexe stelselwijziging is; overwegende dat voor een succesvolle invoering van passend onderwijs van cruciaal belang is, bestaande kennis en expertise vanuit de sector zo veel mogelijk te benutten en voldoende tijd en ruimte te bieden aan de nog te vormen samenwerkingsverbanden om een solide zorgstructuur op te zetten; overwegende dat het effect van de bezuinigingen beperkt zou kunnen worden wanneer meer tijd beschikbaar is, onder andere doordat ideeën van de sector zelf beter benut kunnen worden; constaterende dat het draagvlak toeneemt als meer tijd genomen wordt voor invoering van deze ingrijpende wijziging; verzoekt de regering, de voorgenomen bezuinigingen te faseren zodat de zorgvuldige invoering van passend onderwijs wordt bevorderd.

Deze motie was, ondertekend door de heren Van der Staaij en Cohen, ingediend op 17 februari 2011. Wij zijn blij dat de motie weliswaar niet gedeeld werd door een meerderheid van deze Kamer, maar uiteindelijk wel gedeeld werd door dit kabinet. Wij vonden toen dat het allemaal te snel ging. Om gelijk de vraag van mevrouw Smits te beantwoorden: wij hebben nooit gezegd dat wij het ondenkbaar achten om die 300 mln. te bezuinigen, hoewel het een stevige klus wordt. Er is niemand die dat ontkent. Dat hoor ik niet uit de coalitie, dat hoor ik ook niet uit mijn eigen mond. Het wordt een lastige klus. Wij vonden wel het invoeringstraject te snel.

Op 7 april 2011 werd de motie gevolgd door een gelijkluidende motie – ter geruststelling, ik zal die niet voorlezen – van de heer Voordewind, de heer Dijsselbloem, mevrouw Smits en de heer Klaver. Als je de coalitiepartijen daarbij optelt, heb je bijna Kamerbrede steun voor de plannen, want ook die motie is uitgevoerd. Zo kan door een slimme actie van het kabinet ineens een brede steun voor een voorstel ontstaan.

Ik zie het wel als een uitgestoken hand van het kabinet. Daarnet werd gesproken van één jaar uitstel, maar eigenlijk zijn het twee jaar uitstel. Het eindplaatje verschuift van 2013 naar 2015. Er zijn dus twee jaar extra beschikbaar om een ingrijpend bezuinigingstraject vorm te geven. Dat is nogal wat. Het eerste jaar nul is ook nogal wat. Het betekent gewoon meer tijd voor ingrijpende wijzigingen. Expertise kan in stand worden gehouden. Als het even kan, worden gedwongen ontslagen voorkomen. De kennis van de sector kan behouden worden. Er is twee jaar extra tijd en een nul in 2012.

Ik deelde de aanvraag van dit debat niet, juist vanwege het feit dat wij keer op keer gezegd hebben dat wij de expertise van de sector meer willen betrekken voordat wij een zo ingrijpend plan aannemen. Ik wil niet zeggen dat het niet goed is om hier te staan en vragen en antwoorden met elkaar te delen, maar ik neem de brief van de minister van 22 april 2011 aan De Waterlelie, een school voor kinderen met epilepsie, serieus. De minister schrijft daarin dat zij binnenkort met de onderwijsorganisaties zal overleggen over de invulling van het nieuwe budgettaire kader en dat daarbij thema's als het behoud van de expertise en het waar mogelijk voorkomen van gedwongen ontslagen aan de orde zullen komen. Dat zijn volgens mij de kernvragen die wij allen hebben en die ik hier elke keer van de verschillende fracties hoor. Eigenlijk had ik het wel goed gevonden om de minister eerst de tijd te geven om het met de sector te delen en vervolgens met de junibrief te komen. Dan zouden wij al die vragen nog eens met elkaar kunnen beoordelen. Maar goed, wij zijn hier dus is het goed om die vragen aan de minister mee te geven.

De heerSlob (ChristenUnie):

Het doet mij deugd dat de heer Dijkgraaf, ondanks datgene wat hij net gezegd heeft, vanavond toch aanwezig is en tijd voor dit debat heeft vrijgemaakt. De heer Dijkgraaf vindt het scenario wel goed, maar van de scholen voor speciaal onderwijs horen wij dat men heel erg bezorgd is of men in 2012 die ambulante begeleiders wel kan vasthouden. Wat is zijn antwoord aan die scholen?

De heerDijkgraaf (SGP):

Ik ben niet degene die hier is om antwoorden op dat soort vragen te geven. Het stond ook als een van de vier vragen op mijn lijstje. Ik ga ervan uit dat de minister over dit soort vragen met de sector overlegt. Ik ga ervan uit dat zij, de sector gehoord hebbend, met een voorstel naar de Kamer komt. Vandaar mijn meer procedurele punt. Ik had het niet erg gevonden om eerst het proces af te wachten en dan het debat aan te gaan.

De heerSlob (ChristenUnie):

Als een sector al maandenlang in grote onzekerheid verkeert, is het van belang dat er vrij snel helderheid is als er enige ruimte lijkt te komen. De Kamer heeft er ook recht op om die helderheid te krijgen. Vandaar dat wij het wél belangrijk vonden om de minister naar de Kamer te halen. Vindt de heer Dijkgraaf het met ons belangrijk dat er echt een garantie komt dat de ambulante begeleiders in 2012 in het speciaal onderwijs in die clusters 3 en 4 kunnen blijven werken en dat gedwongen ontslagen voorkomen worden?

De heerDijkgraaf (SGP):

Als ik hier ja op zou zeggen, zou ik voor de muziek uit lopen. Ik wil daarover eerst de minister horen. Er zijn allerlei vragen gesteld. Wij hebben een controlerende taak. Ik hoor graag eerst de minister. Misschien zegt zij: wacht u nog maar even af, want ik ga eerst met de sector overleggen. Dat vind ik ook goed als dat de zorgvuldigheid van het proces, die voor mij bovenaan staat, ten goede komt.

De heerDijsselbloem (PvdA):

Ik vind het een beetje wonderlijk dat de heer Dijkgraaf zegt dat het debat van hem niet had gehoeven. Een deel van het politieke proces heeft zich volstrekt buiten deze Kamer afgespeeld. Ik wil daar niet lelijk over doen – ik ben verheugd over het resultaat – maar de heer Dijkgraaf heeft er een rol in gespeeld. Dan moet hij niet gaan zeggen dat hij vanavond iets anders had willen doen. Het lijkt mij het minste dat hij hier in het debat gewoon openlijk met ons praat over wat zich in beslotenheid heeft afgespeeld en wat dat betekent. Zijn er in dat overleg ook inhoudelijke afspraken gemaakt over passend onderwijs en de vormgeving daarvan?

De heerDijkgraaf (SGP):

Voorzitter, ik werd net als u geconfronteerd met een brief. Onze stellingname in alle debatten die wij tot nu toe hebben gevoerd, was glashelder. Wij hebben een debat moeten missen, naar ik meen op 7 april. Aan de andere debatten hebben wij volop meegedaan. Daar hebben wij dit geluid laten horen. Toen kwam de brief over de langstudeerders en het passend onderwijs. De heer Dijsselbloem suggereert nu dat allerlei dingen achter de schermen zijn gebeurd, alsof de SGP-fractie druk doende was om allerlei dingen te regelen. Dat hoefde helemaal niet want voor iedereen was de positie van de SGP-fractie glashelder. Ik ben juist erg benieuwd naar de junibrief waarin meer duidelijkheid wordt gegeven over de precieze gang van zaken.

Devoorzitter:

Probeert u via mij te spreken, mijnheer Dijsselbloem.

De heerDijsselbloem (PvdA):

Zeker, mevrouw de voorzitter.

Dan ben ik helemaal op het verkeerde been gezet. Dat zal ook door de nieuwsberichtgeving komen op de dag waarop de brief kwam en de heer Dijkgraaf toch zeer tevreden over zijn eigen rol in het NOS Journaal was te zien. Hij zegt nu dat er eigenlijk helemaal geen overleg is geweest over de inhoud van dit dossier. Die bescheidenheid siert hem. Hij zegt dus: wij hadden een inhoudelijk standpunt, het kabinet heeft dat goed begrepen en daar zijn wij blij mee. Er is dus geen overleg geweest over de inhoud en de bijstellingen inzake het passend onderwijs of de langstudeerders?

De heerDijkgraaf (SGP):

Overleg was helemaal niet nodig omdat de positie van de SGP voor iedereen volstrekt helder was. Die maken wij glashelder in dit soort debatten. In het NOS Journaal van 20.00 uur op 13 april werd gezegd dat wij sinds 1918 een partij zijn die belangrijk is in het parlement en dat het volk daar nu pas achterkomt. Dat zegt dus niet zoveel over de rol die wij de afgelopen weken hebben gespeeld, maar wel over de rol die wij de afgelopen 93 jaar hebben gespeeld.

De heerDijsselbloem (PvdA):

Van harte gefeliciteerd daarmee. De context was volstrekt duidelijk: de SGP had het voor elkaar. Ik wil de heer Dijkgraaf daarmee feliciteren. Hij zegt eigenlijk: ons past bescheidenheid.

Ik heb nog een vraag. Er was nog een tweede motie waar de naam van de heren Van der Staaij en Cohen onder stond. In het dictum van die motie wordt de regering verzocht zeker te stellen dat de bijzondere expertise voor zorg voor en onderwijs aan kinderen met epilepsie en dove en slechthorende kinderen in en vanuit speciale scholen voor deze doelgroepen wordt behouden. De SGP-fractie blijft toch zij en zij met ons strijden opdat wij ook dat punt nog binnenhalen?

De heerDijkgraaf (SGP):

Zeker. Natuurlijk zullen wij op al die punten blijven strijden, maar ik ben juist erg benieuwd naar de uitwerking van de minister op dat punt in de junibrief. Dan zullen wij zien wat wel en niet mogelijk is en dan zullen wij daarover een volstrekt onafhankelijk oordeel vellen. Dat hebben wij altijd zo gedaan en dat zullen wij wat mij betreft altijd zo blijven doen.

De heerVan der Ham (D66):

De heer Dijkgraaf wil dus ook meer informatie hebben over de ambulante begeleiding.

De SGP doet al sinds 1918 mee. Dat is al heel lang. Dit is een interessante maand voor de SGP-fractie. Het proces tegen de partij van de heer Dijkgraaf over het vrouwenstandpunt en de manier waarop daarmee wordt omgegaan, wordt bevroren. Bij de Winkeltijdenwet committeert de PVV zich aan een standpunt waartoe zij helemaal niet gedwongen wordt. Daardoor wordt op dit punt geen meerderheid in de Tweede Kamer gehaald. Vandaag konden wij in de Telegraaf lezen dat de VVD zich misschien terugtrekt van een aantal initiatiefwetsvoorstellen waar zij zelf mede-indiener van is. Ik noem de voorstellen inzake de enkelefeitconstructie en de godslastering. En nu dit. Ik ben wel blij dat de SGP dit laatste heeft binnengehaald. Is er enige samenhang tussen de voorbeelden die ons de afgelopen maand toevallig ter ore kwamen en enig overleg met deze regering?

De heerDijkgraaf (SGP):

Het antwoord op de vraag of er enige samenhang is, is nee.

De heerVan der Ham (D66):

De heer Dijkgraaf is geen man die heel erg gelooft in het toeval. Zijn hier krachten bezig die zich aan het oog onttrekken?

De heerDijkgraaf (SGP):

Ik geloof wel in krachten die zich aan het oog onttrekken, maar ik geloof niet dat die direct te relateren zijn aan de processen die de heer Van der Ham bedoelt.

De heerVan der Ham (D66):

Niet direct. Nou, daar doe ik het vandaag dan maar mee.

De heerDijkgraaf (SGP):

Daarover moeten de heer Van der Ham en ik nog maar eens spreken. Ik doel op heel andere zaken dan hij op dit moment bevat. Er is geen enkel verband tussen de zaken die hij schetst.

Voorzitter. Tot slot heb ik een paar vragen. Kan de minister bevestigen dat vanwege het enkele feit – ik stop het er toch maar even in – van de bezuiniging er geen enkele noodzaak is om nu tot ontslag over te gaan? Klopt het dat er nu meer rust en tijd is voor de reorganisatie? Ik kijk bijvoorbeeld naar netwerken en doel ook op andere vragen die net zijn gesteld. Kan de minister aangeven wat een verantwoord tijdpad is? Ik hoor veel oppositiepartijen zeggen dat het niet te snel moet gaan. Het moet natuurlijk ook niet te langzaam gaan. Wij moeten wel de vaart erin houden. Wij gaan met elkaar een ingewikkeld traject in. Dat betekent ook dat het in het belang van iedereen is om niet langer te wachten dan nodig is. Die kant van de zaak moet ook belicht worden.

Overweegt de minister ook om, bijvoorbeeld halverwege het gehele traject, in 2014 iets van een evaluatie in te bouwen om te bekijken hoe het traject voortgaat en of de 300 mln. redelijkerwijs te bereiken valt?

MevrouwSmits (SP):

Ik was bang dat de heer Dijkgraaf ook nog ging pleiten voor versnelde bezuinigingen. Zo ver is het gelukkig niet gekomen. De SGP heeft nu wat zij leek te willen: vertraging van de bezuinigingen. Dat wilden wij allemaal. Liever afstel dan uitstel, maar goed, uitstel is een begin. Is de SGP nu tevreden? Mogen de geplande bezuinigingen doorgaan?

De heerDijkgraaf (SGP):

Ik moet eerlijk zeggen dat het woord "tevreden" door mijn partij niet gauw gebruikt wordt bij bezuinigingen zoals deze. Dat geldt overigens voor veel meer bezuinigingen die eraan zitten te komen. Het zijn lastige zaken, moeilijke zaken die moeten gebeuren omdat wij in dit land minder geld hebben dan gedacht. Onze partij is tevreden als wij bij de junibrief kunnen constateren dat het proces goed vormgegeven kan worden, zonder kwaliteitsverlies.

MevrouwSmits (SP):

De heer Dijkgraaf weet natuurlijk ook dat, waar heel veel bezuinigingen er zijn omdat er simpelweg bezuinigd moet worden, deze bezuiniging er ook komt om een hobby van de VVD, prestatiebeloning, in te voeren. Die beloning wordt immers rechtstreeks vanuit de onderwijsbegroting betaald. Ik wil het zo graag weten. De minister zegt een jaar te wachten. Zet de SGP haar handtekening onder de voorgenomen 300 mln. bezuinigingen? Gaat de SGP daarmee akkoord?

De heerDijkgraaf (SGP):

Mevrouw Smits let in mijn ervaring meestal goed op. Zij weet het antwoord dus op deze vraag. Wij hebben niet gepleit voor afstel, wat zij wel doet. Wij hebben gepleit voor een zorgvuldig traject om een en ander vorm te geven.

MevrouwSmits (SP):

Het antwoord is dus ja. Ik hoor het de heer Dijkgraaf zo graag zeggen!

De heerDijkgraaf (SGP):

Maar wel onder de conditie dat wij bij de concreet uitgewerkte voorstellen van de junibrief een voorstel zien waar wij achter kunnen staan.

MevrouwFerrier (CDA):

Voorzitter. Wat goed om hier te staan, wetende dat de wens van de overgrote meerderheid van de Kamer is ingewilligd, namelijk het temporiseren van de invoering van de ombuigingen in passend onderwijs en het veld meer betrekken bij het proces. Doordat het gelukt is om die zo gewenste temporisering echt door te voeren, kunnen wij passend onderwijs met de nodige zorgvuldigheid invoeren. Mijn fractie is er hartstikke blij mee. De regering heeft geluisterd naar het veld en naar de Kamer. Ik merk op dat hiermee ook het duidelijke signaal is opgepakt dat de CDA-leden op het congres van 2 april jongstleden gegeven hebben.

In het debat van februari heb ik duidelijk aangegeven dat het CDA niet wil dat de scholen omvallen. Ik heb ook gezegd dat het hoog tijd is om de mensen die het werk doen, en natuurlijk ook de kinderen en hun ouders, duidelijkheid te geven. Dat is van belang omdat er ook met een temporisering natuurlijk even goed veel werk aan de winkel is. Ik hoor dan ook graag van de minister welke stappen zij nu gaat zetten om a. die duidelijkheid te geven aan de samenwerkingsverbanden en hen erop te wijzen dat wij geen ingewikkelde structuren willen en b. de sector zelf te betrekken bij het invulling geven aan het nieuwe beleid en de ombuigingen. De PO-Raad en de VO-raad zeggen dat ze hierover goede ideeën hebben. Laat het duidelijk zijn dat we er de vaart echt in moeten houden.

Als ik zie wat er op de werkvloer gebeurt, heb ik nog een vraag. Collega's refereerden al aan verhalen die we horen van kinderen en ouders, over scholen die nu al laten weten dat er voor hen geen plek meer is. Er zijn ontslagbrieven de deur uit gegaan. De minister zegt terecht dat deskundigheid behouden moet blijven. Kan de minister aangeven hoe het hiermee verdergaat, nu er toch kan worden getemporiseerd? Welke stappen gaat zij zetten om de direct betrokkenen uit te leggen hoe het proces verdergaat wat dit betreft?

Ten slotte benadruk ik opnieuw dat we dit allemaal doen omdat wij vinden dat het nu niet goed genoeg gaat in het passend onderwijs. Het uiteindelijke doel is dat de kwaliteit verbetert, dat er geen kinderen thuiszitten en dat het duidelijk is waar het geld voor passend onderwijs precies naartoe gaat. Dat is waarom we het doen en dat is waarop wij de minister zullen beoordelen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

MinisterVan Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Dank voor de inbreng van de Kamerleden in eerste termijn. Ik loop de sprekers gewoon af. Dit betekent wel dat ik aan het eind bijna alle vragen al heb beantwoord, omdat een aantal vragen herhaald is door de diverse sprekers.

Ik begin met de vragen van de ChristenUnie. Hoe zit het met de temporisering nu de bezuiniging toch gewoon doorgaat? We temporiseren inderdaad de bezuiniging, maar uiteindelijk zal er wel 300 mln. worden omgebogen. Die afspraak staat in het regeerakkoord. Gelukkig heb ik binnen de begroting ruimte gevonden om te temporiseren. Dit kost in totaal 350 mln. Ik vond het zeer de moeite waard om dit te proberen en ik ben blij dat het is gelukt.

Hoe ziet het tijdpad eruit in het licht van de zorgplicht, het beheer, het geld, het samenwerkingsverband et cetera? Ik ben op dit moment bezig met het maken van een nieuw tijdpad. Daartoe overleg ik met de betrokken organisaties. Zoals afgesproken, ontvangt de Kamer in juni een rapportage, waarin ik het tijdpad helder zal formuleren.

Hoe zit het met de ambulante begeleiders? De bezuiniging is een jaar uitgesteld en wordt bovendien geleidelijker ingevoerd. In verband met het uitstel van de bezuiniging heb ik alle scholen in het (voortgezet) speciaal onderwijs een brief gestuurd waarin staat dat in het schooljaar 2012–2013 de bekostiging niet wordt verlaagd, omdat er geen bezuiniging plaatsvindt. De scholen hoeven de formatie in het kader van het passend onderwijs dus niet in het risicodragend deel van de formatie onder te brengen. Misschien hebben sommige scholen dat al gedaan, maar daar kan men weer onderuit. Dit hoeft dus geen probleem op te leveren. Zo snel mogelijk nadat ik het besluit kon nemen en in het kader van de begrotingsvoorbereiding dekking had gevonden voor deze problematiek, heb ik de scholen hierover geïnformeerd om de onzekerheid direct weg te nemen.

De heerSlob (ChristenUnie):

Ik heb uw brief aan de scholen gezien. Het klopt dat er in dat schooljaar geen korting wordt doorgevoerd. Het is zeer alert dat u de scholen zo snel schriftelijk op de hoogte hebt gesteld van uw besluit. U bent echter nog wel steeds voornemens om in augustus 2012 het geld uit de scholen voor cluster 3 en 4 te halen en naar de samenwerkingsverbanden in oprichting te brengen, of hebt u dat ook met een jaar doorgeschoven?

MinisterVan Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ja. De bedoeling is om de wet wel per 1 augustus 2012 in te voeren, maar gefaseerd. De eerste stap is dat men erop kan rekenen dat de ambulante begeleiders bij het speciaal onderwijs worden bekostigd en er nog zijn. Daar lag natuurlijk, in de Kamer maar ook in het veld, de zwaarste druk. Die heb ik weggenomen onder het motto: er is nu ruimte ontstaan om het te doen. Ik ben nog bezig om het tijdpad verder te bepalen: hoe kunnen we de stappen vanaf het moment van invoering op een goede manier gefaseerd zetten? Daarvoor zit ik nu met de betrokken partijen aan tafel.

De heerSlob (ChristenUnie):

In het onderwijsveld bestaat er nog veel onhelderheid over. Het is dus uw voornemen om in het cursusjaar 2012–2013 het geld nog gewoon naar de scholen te laten gaan, zodat zij de ambulante begeleiders kunnen betalen. Pas in augustus 2013 gaat het naar de samenwerkingsverbanden.

MinisterVan Bijsterveldt-Vliegenthart:

Inderdaad, die spanning heb ik er gelijk af willen halen. Deze spanning zorgde zowel in de Kamer als in het veld voor veel zorg. Ik heb letterlijk geschreven aan de scholen: "In het schooljaar 2012–2013 vindt er in het kader van passend onderwijs geen verlaging van de bekostiging plaats. Ook niet als gevolg van overdracht van middelen voor ambulante begeleiding naar het samenwerkingsverband." Anders schuiven we de ene onzekerheid door naar de andere onzekerheid. Ik heb nu de ruimte om dat te doen en neem die ook. Dit maakt dat de gefaseerde invoering zorgvuldiger kan plaatsvinden en dat meer rekening kan worden gehouden met – de Kamer heeft daarop zeer aangedrongen – het behoud van expertise.

De heerSlob (ChristenUnie):

Tot slot. Ik heb die zin ook gelezen, maar ik moet u heel eerlijk zeggen dat ik hem niet heb uitgelegd zoals de minister hier nu aangeeft, dat namelijk het geld voor dat cursusjaar – augustus 2012 tot augustus 2013 – nog gewoon naar de scholen zelf zou gaan en dat de minister in feite zegt: ik ga niet korten.

MinisterVan Bijsterveldt-Vliegenthart:

Nee.

De heerSlob (ChristenUnie):

Het gaat dus gewoon naar de scholen?

MinisterVan Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ja.

De heerSlob (ChristenUnie):

Ik denk dat dit heel goed nieuws is voor de scholen. In ieder geval een deel van de scholen die wij gesproken hebben, hadden het nog niet op deze wijze beoordeeld.

MinisterVan Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik meende dat ik het helder opgeschreven had, maar het kan zijn dat het nog niet helder is overgekomen. Het is en-en. Het is geen korting en het behoud van het budget bij het speciaal onderwijs, juist ook om ten volle de ruimte te benutten van de aanpassing die het kabinet heeft gedaan. Als ik dat niet had gedaan, hield je alsnog de stress en de zorg om personeel dat wegloopt, althans die zorg leefde hier in de Kamer.

De heerDijsselbloem (PvdA):

Voorzitter. Eigenlijk is mijn vraag daarmee ook beantwoord. Dit was voor mij een zorgpunt. Dat betekent dat de scholen die nu ambulante begeleiders in dienst hebben, deze uiterlijk in augustus 2013 zullen moeten laten gaan. De wetsbehandeling is daarvoor al tot een goed einde gebracht, hoopt de minister. Dus is de overgang daarmee zo soepel mogelijk tot stand gekomen.

MinisterVan Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik ben op dit moment in overleg met de betrokken partijen over het tijdpad van de fasering na de start van de invoering in augustus. Een zorg die hier leefde was: kijk of je in goed overleg met de partijen de benodigde stappen kunt zetten. Dat wil ik nu ook eerst proberen. Ik heb in ieder geval gemeend op dit moment helderheid te moeten bieden aan het speciaalonderwijsveld, in de trant van: let op, er wordt niet gekort en er wordt ook niet overgedragen, om het maar even simpel te zeggen. Daarmee heb ik de ruimte gecreëerd om het bredere overleg te voeren dat mij uiteindelijk tot een tijdpad zal brengen. Ik zal de Kamer in juni daarover rapporteren en hier bespreken of dit de instemming van de Kamer heeft. Dat was punt één. Het betrof een vraag die veel gesteld is, dus daarmee heb ik weer veel vragen beantwoord.

Voorzitter. Dan kom ik bij het volgende punt dat de ChristenUnie heeft aangekaart, namelijk het punt van de prijsbijstelling. Hoe zit dat nou? De prijsbijstelling is in de afgelopen jaren regelmatig niet uitgekeerd vanwege de begrotingsproblematiek. Dat klopt. Ik ben blij dat de staatssecretaris en ik die middelen nu kunnen inzetten voor de tijdelijke dekking van deze problematiek en ten dele voor die van de langstudeerders. De staatssecretaris en ik gaan ervan uit dat dit ook daadwerkelijk gebeurt. Ik hoop natuurlijk dat we de middelen daarna ter beschikking hebben voor de begroting van het ministerie, om het daar in te zetten waar we dat het beste kunnen doen. Het is dus geen sigaar uit eigen doos, want we hebben het met name over ombuigingen in het speciaal onderwijs. Dat valt onder het primair onderwijs en kent een wettelijk verplichte prijsbijstelling. Deze schoolsoort krijgt het dus altijd, om het maar simpel te zeggen, samen met de media op de OCW-begroting. De rest van de prijsbijstelling is in de afgelopen jaren regelmatig voor andere doelen ingezet.

Hoe zit het dan met de uniforme toetsing? Er is gevraagd of ik die ga uitstellen. Nee, voorzitter, het zijn incidentele bedragen de eerste drie jaar. Voor een deel moet de toetsing gewoon nog ingevoerd worden. Ik vond het dan ook verantwoord om een klein beetje van die 80 mln. te benutten ten behoeve van de oplossing van dit probleem. Dat geldt eigenlijk net zo voor de problematiek die aangegeven werd rondom de prestatiebeloning. Ook daar is op dit moment een heel rustige opbouw zichtbaar en die opbouw geeft de staatssecretaris alle ruimte om met pilots aan de slag te gaan, om vervolgens tegen het eind van de kabinetsperiode te zeggen: nu gaan we het structureel doen. Het structurele bedrag is uiteindelijk overeind gebleven. Daar wordt verschillend over gedacht in de Kamer, maar het kabinet heeft in ieder geval gemeend, de zaak netjes overeind te houden.

Dan kom ik bij de punten van de heer Van der Ham, ook over de prijsbijstelling, die ik net al even heb toegelicht. Zeker gaan wij niet meer toetsen, maar de invoering laat het toe om die ruimte te benutten.

De heer Van der Ham heeft verder gevraagd hoe wij zorgen dat leraren klaar zijn voor het passend onderwijs. De inzet die gepleegd is, heeft echt wel een aantal voordelen. Ik heb aangegeven dat ik vind dat er ook echt winstpunten in zitten dat we deze slag kunnen maken. Dat wil ik hier ook eerlijk erkennen. Een van de voordelen is dat we in staat zijn om vanaf 2012 uit middelen die extra inzet voor leraren – in 2012 100 mln. en in 2013 150 mln. – substantieel in te zetten voor passend onderwijs. De staatssecretaris komt een dezer weken naar uw Kamer met het actieplan voor de leraren en zal daar ook op ingaan. Het is goed om te weten dat er dan nog wel ruimte extra is om die slag te maken, bovenop wat nu al gebeurt met de lerarenbeurs, en dat er ook veel inzet is rondom zorgvragen.

De ambulante begeleiding heb ik net toegelicht. Daarmee heb ik meen ik ook de punten van de heer Van der Ham beantwoord.

Dan kom ik bij mevrouw Smits, die de vraag stelde of de planning nu gewoon doorgaat. Ja, wat mij betreft in het Staatsblad 2012, maar wel qua invoering en fasering met een tijdpad, waarover ik op dit moment in overleg ben met de betrokken partijen om dat daadwerkelijk op een goede manier vorm en inhoud te geven.

Kunnen wij gedwongen ontslagen voorkomen? Dat zal er in belangrijke mate van afhangen of wij met de betrokken partijen goede afspraken kunnen maken en of die partijen ook bereid zijn om onderling met elkaar goede afspraken te maken. De ruimte die ontstaat, geeft wel meer ruimte om natuurlijk verloop te benutten voor de ombuiging die in de loop der jaren ontstaat. Ik denk dat dat zeker een punt is. Het is al eerder aangegeven. Het was ook de achterliggende gedachte achter de wens om te temporiseren.

De rugzakjes gaan inderdaad door, in ieder geval het eerste jaar, zoals al gepland was. Het tweede jaar zal dit meelopen in de tijdsplanning die ik u zal sturen, zodat u daar op dat moment ook zicht op krijgt.

Staat de invoering op de tocht? Wat mij betreft niet. Wat het passend onderwijs betreft, heb ik toch de indruk – de heer Elias zei het de vorige keer ook treffend – dat dat in ieder geval het onderdeel is waarvan de overgrote meerderheid, behalve misschien de SP, zegt dat wij die slag moeten maken. Dat is uit een lang denkproces, ook in de afgelopen kabinetsperiode, toch echt als beste naar voren gekomen. Dus dit komt niet op de tocht te staan en van uitstel komt dus in dit geval ook geen afstel. Sterker, het uitstel heeft uiteindelijk de ruimte tot uitvoering geboden. Dat is natuurlijk toch wat we uiteindelijk wilden bewerkstelligen.

MevrouwSmits (SP):

In de planning van de minister staat dat in het schooljaar 2012–2013 ook de rugzakmiddelen naar het samenwerkingsverband gaan. Nu hoor ik de minister volgens mij iets anders zeggen. Het ambulante begeleidingsdeel van de rugzak blijft bij de scholen, maar wordt het schooldeel ervan dan ook een jaar uitgesteld voordat dat naar het samenwerkingsverband gaat, of gaat het wel vanaf augustus 2012 naar het samenwerkingsverband?

MinisterVan Bijsterveldt-Vliegenthart:

Daarop kom ik terug in het tijdpad in juni, omdat ik nu echt de zaken een voor een deel wil bekijken en die ruimte ook echt wil benutten.

Dan kom ik bij de vragen van GroenLinks. Een aantal daarvan heb ik al beantwoord, maar één vraag is in ieder geval afwijkend van de vragen die door de andere fracties zijn gesteld. Dat is de vraag: waarom nu pas? Dit heeft veel onrust opgeleverd. Dat klopt. Dat is ook de reden dat ik, zodra ik bij de begrotingsvoorbereiding een beeld had dat ik in staat was om binnen mijn begroting dit probleem op te lossen en ik er ook zicht op kreeg wat de ruimte was die zou gaan ontstaan, er ook direct voor heb gekozen om dat direct naar buiten te brengen en te zeggen: dit is het dan ook. Dat hebben wij uiteindelijk gezamenlijk gedaan rondom de langstudeerders, omdat we uiteindelijk een geheel wilden oplossen van het tweetal punten dat zorgen baarde, ook qua mogelijkheden van uitvoering. Ik heb tot die tijd ook inderdaad niet willen toegeven aan de vragen die er leefden omdat ik geen verwachtingen wilde wekken die ik niet kon waarmaken. Het ging immers om heel grote bedragen. Dat betekent ook dat je uiteindelijk in een coalitieakkoord dat er ligt ook weer draagvlak moet vinden om een slag te maken. Het heeft mij veel tijd gekost om dat te doen. Ik heb wel nadrukkelijk de wens gehad om dit te kunnen doen. Ik ben blij dat die mogelijkheid is geboden, ook omdat ik de slag om tot uitvoering van passend onderwijs te komen uiteindelijk wel wil maken. Ik bespeurde echter dat er hier geen meerderheid was en mogelijk ook in de Eerste Kamer niet, gelet op de politieke constellatie. Toen ben ik gaan kijken naar de moties over expertise en de wens om daar zoveel mogelijk van te behouden en over temporisering. Ik heb mij vervolgens aangesloten bij de motie-Van der Staaij/Cohen, ervan uitgaand dat ik van deze fracties steun zou krijgen om op deze manier door te gaan. Als je namelijk een motie overneemt, die niet eens is aangenomen, dan is dat heel bijzonder. Daarmee hoop ik uiteindelijk een meerderheid van deze Kamer, en straks ook van de Eerste Kamer, achter het voorstel te krijgen. Om van wens naar daad te komen, hebben wij beide Kamers namelijk nog wel nodig. Dat wij daarmee ook winst voor het voorstel zelf kunnen realiseren, in de zin dat er meer ruimte is voor de invoering, zoals die is beschreven, is ook een goede zaak. Ik wil die ruimte graag benutten.

De heerKlaver (GroenLinks):

Ik heb in eerste termijn gezegd dat ik heel erg blij ben met deze stap van de minister. Het kabinet presenteerde zich aan het begin van zijn termijn als vernieuwend. Het kabinet zou met een uitgestoken hand naar de Kamer staan. Ik constateer echter dat het wel heel lang heeft geduurd voordat die hand werd uitgestoken. De minister doet nu alsof wij blij moeten zijn dat een motie, die niet is aangenomen, toch in beleid wordt omgezet, maar dat heeft heel lang geduurd. Volgens mij heeft het gewoon ontbroken aan politieke wil binnen de coalitie en niet aan politieke ideeën. De dekkingen die door het kabinet zijn gevonden, zijn allang door de oppositie aangedragen. Ik doe daarom nu een oproep en stel geen vraag. Als wij de volgende keer voor een dergelijk grote opgave staan, dan zou ik het waarderen als er eerder wordt gekeken naar wat er in de Kamer wordt aangedragen. De voorstellen van mijn fractie waren er niet op gericht om het beleid van de minister te saboteren, maar om dat verder te helpen. Daar hadden wij veel ellende mee kunnen voorkomen in scholen, terwijl nu heel veel docenten in paniek zijn geraakt. Dat vind ik jammer.

MinisterVan Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik neem er afstand van dat de oplossing voor de dekking van passend onderwijs er zomaar is gekomen. Het gaat om 350 mln. incidenteel. Dat is geen peulenschil. Pas toen er in het kader van de begrotingsvoorbereiding ruimte zichtbaar werd, kon ik tot een dekking komen en niet eerder. Kijk alleen naar de prijsbijstelling. Het feit dat die nu op de lijst staat, is al bijzonder. Deze kwestie moet nog finaal worden afgekaart, maar ik verkeer in de veronderstelling, dicht tegen het begrotingsproces aan zittend, dat ik die slag kan maken. Het gaat namelijk om heel veel geld dat ik gewoon niet had. Zo simpel is het echt.

De heerKlaver (GroenLinks):

Het maken van een begroting gaat over het maken van politieke keuzen. Die keuzen hadden ook op een eerder moment kunnen worden gemaakt, ook toen nog niet bekend was hoeveel ruimte er voor de prijsbijstelling was. Het is een keuze om die ruimte te gebruiken om dit in te vullen.

MinisterVan Bijsterveldt-Vliegenthart:

Nee. Ik moet die ruimte gebruiken omdat er geen andere ruimte is. Dat is mijn werkelijkheid. Zicht krijgen op dat soort bedragen is pas mogelijk als je heel dicht tegen een begroting aan zit. Pas dan wordt duidelijk of iets zo reëel is dat het daadwerkelijk kan worden ingezet. Voordat je dat doet, moet je het beeld hebben dat je het ook zult krijgen. Het is veel geld.

De heerVan der Ham (D66):

Met alle respect. De minister moet iets meer openheid tonen. Dat heeft de Kamer ook op dit punt gedaan. Bij de Onderwijsbegroting dacht iedereen: Hoe kunnen wij dit temporiseren? Hoe kunnen wij op een zorgvuldige manier verder? De SP sprak over de maatschappelijke stage. Die fractie was bereid om er wellicht iets vanaf te doen. Mijn partij sprak over prestatiebeloning. Wij hebben ons achter het kabinetsplan op dat punt geschaard, maar wij gaven wel aan dat er wellicht ook wat dat betreft iets zou kunnen worden gevonden. Alle partijen, ter rechter- en linkerzijde, hadden iets van: We moeten hier uitkomen. Ze zijn zelf ook met pijnpunten gekomen. De oproep van de heer Klaver vond ik heel relevant. Juist als wij zelf komen met dekkingsvoorstellen die pijn doen, mag er een uitgestoken hand van het kabinet komen, in ieder geval van deze minister.

MinisterVan Bijsterveldt-Vliegenthart:

Het is niet goed of het deugt niet. Ik heb de suggesties overgenomen; ze zitten in het dekkingsvoorstel.

De heerVan der Ham (D66):

Ja, nu, en daar zijn wij blij mee. Wij voeren een debat, juist om te zeggen dat als dergelijke dingen zich voordoen – de komende jaren zullen er nog heel wat bezuinigingen volgen op de rijksbegroting, ook op het onderwijs – dit op een zorgvuldige manier moet gebeuren. Dat vinden wij allemaal, links en rechts, midden, christelijk, het maakt niet uit. Als de argumentatie van het kabinet dan is "dat kan niet, dat is regeerakkoord, onbespreekbaar" – er wordt zelfs gezegd dat het belachelijke voorstellen zijn – dan moet de minister op die momenten al het ijzer smeden. Dan is het heet, mede verwarmd door de oppositie.

MinisterVan Bijsterveldt-Vliegenthart:

IJzer smeden wanneer het heet is, is altijd het makkelijkst, dat geef ik van harte toe. Op dat moment moet je echter wel het volle spectrum van de financiële middelen in beeld hebben. Dat had ik op dat moment niet, niet in die zin dat overal draagvlak ontstond. Uiteindelijk moest ik tot een compromis komen. Ik ben blij dat ik incidenteel 300 mln., opgeteld en wel, heb kunnen benutten van het budget dat ik tot die tijd überhaupt niet in beeld had. Dit heeft er echter wel voor gezorgd dat ik gekeken heb naar de suggesties en ideeën die gedaan zijn. Wat prestatiebeloning en de maatschappelijke stage betreft: ook voor de coalitie is het inleveren. Uiteindelijk hebben wij de slag gemaakt ten behoeve van het einddoel, het op een goede manier oplossen van het probleem van de langstudeerders en van het passend onderwijs. Met de suggesties hebben wij dus uiteindelijk wel iets gedaan. De heer Van der Ham zegt: ik had het liever eerder gehad. Dat begrijp ik, maar ik was verantwoordelijk voor de financiële dekking van mijn voorstellen. Dat heb ik hiermee kunnen doen.

De vraag over de ambulante begeleiding heb ik al beantwoord, net als de vraag over de professionalisering.

Dat brengt mij bij de vragen van de heer Elias. Hij heeft vanaf het begin gezegd dat er geen onduidelijkheid moet bestaan, dat er een harde toezegging moet zijn dat scholen niet omvallen. Ik heb steeds gezegd: OCW is steeds dichtbij als er een probleem is. Wij kunnen scholen incidenteel een steun in de rug bieden als dat nodig is. Wij verwachten echter wel dat men het zelf ook oppakt. Laat helder zijn, deze bezuinigingen zijn weliswaar vooruitgeschoven, maar bezuinigingen komen er. De ombuigingen zullen hun impact hebben op scholen. In juni komen wij daarover te spreken.

Eigenlijk ben ik op dit moment al bezig met een breed overleg over de invulling van passend onderwijs. Is er ruimte om een en ander op een andere manier in te vullen? Je spreekt eigenlijk over twee of drie grote onderwerpen, namelijk over het passend onderwijs zelf en het tijdpad. Een ander belangrijk punt is de vraag hoe wij omgaan met expertise en personeelsverloop. Als er breed gedragen ideeën zijn over ombuigingen om ze net even iets anders te doen, dan staan ik daar open voor. Ik heb ze echter nog niet gehoord. Ik heb weleens gezegd: misschien moeten wij het iets meer in het reguliere onderwijs zoeken. Ik heb echter niet het idee dat daar een enorm draagvlak is. Als er andere suggesties zijn, dan is dit het moment om daarmee te komen. Dan kijken wij ernaar. Voor mij is die 300 mln. zeer relevant. Bovendien moet er breed draagvlak zijn. De ene partij zal het ene punt graag inbrengen en de andere het andere. Tot op heden heb ik nog geen alternatieven gehoord. Misschien willen wij het regulier onderwijs zo veel mogelijk ontzien vanuit de gedachte dat het regulier onderwijs straks de poortwachter wordt. Maar goed, dat is mijn interpretatie. Ik ben hiervoor echter niet per definitie doof.

De heerDijsselbloem (PvdA):

Bij eerdere debatten over dit onderwerp is door verschillende sprekers, ook door mijzelf, gezegd dat de overschrijdingen en de grote groei vooral in cluster 4 zitten, in het voortgezet onderwijs en, zo men wil, in sommige regio's. Over dat laatste wordt nog getwist. Er zou dan ook wat voor te zeggen zijn om de bezuinigingen anders te verdelen. Bezuinigingen vallen nu bijvoorbeeld heel sterk in cluster 2 en in iets mindere mate maar toch nog stevig in cluster 3. Zegt de minister nu eigenlijk dat, als er draagvlak voor is, er nog een mogelijkheid is om te verschuiven in die politieke keuze, waarbij ik aanneem dat ook een meerderheid van de Kamer die ruimte kan zoeken?

MinisterVan Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik wil nu beginnen bij het veld, want daar ben ik mee in overleg. Daar heb ik nog geen alternatieven gehoord waar een breed draagvlak voor is, maar ik sta wel open voor dingen in dat overleg. Ik vind het belangrijk om in dit kader te luisteren naar de mensen die er dagelijks mee te maken hebben, maar tot op heden heb ik van hen geen alternatieven gehoord.

De heer Elias vroeg: hoe zit het met de uitleg-/oplosronde? Die rondes gaan gewoon door, want ik wil zicht hebben op hoe men in de regio aankijkt tegen een aantal zaken, zoals de samenwerkingsverbanden. Hoe wil men daar in de toekomst mee omgaan? Dat is een van de weerbarstige problemen, zo is mij gebleken nu ik mij er verder in verdiep. Daarin zullen wij tot een oplossing moeten komen. Ik kom in juni met een aantal voorzetten daarvoor. Al die aspecten bespreken wij op dit moment. Er worden ook onduidelijkheden weggenomen voor zover die er zijn. Mensen krijgen ook de gelegenheid om gewoon hun gram kwijt te raken. Dat lijkt mij niet onterecht. Die rondes gaan dus gewoon door. Die zijn mij behulpzaam bij een goede rapportage aan de Kamer straks, zodat de Kamer de hoofdlijnen weer scherp in beeld heeft na deze tussenstap.

Let op de bureaucratie, zo werd gesteld. Absoluut, maar er komt wel iets van verantwoordelijkheid te liggen bij dat samenwerkingsverband. Een deel van de verantwoordelijkheid voor al die zaken die wij afschaffen, komt bij het samenwerkingsverband te liggen. Dat zal goed moeten gebeuren, omdat onze bescherming is dat zaken goed uitgevoerd worden, zodat een Commissie Gelijke Behandeling en een rechter het idee hebben dat procedures goed op orde zijn. Daar ontkomen wij niet aan. Anders creëren wij chaos. Maar een en ander moet zo licht mogelijk zijn. Daar hebben scholen heel direct belang bij. Elke cent die zij daaraan besteden, komt immers niet in de school terecht. Aan de ene kant zal ik daar bij de uitwerking zeker scherp op letten en waar mogelijk dammen opwerpen om dat zo goed mogelijk tegen te houden. Aan de andere kant wil ik schoolbesturen de autonomie en de ruimte geven om dat in te vullen. Ik wil ervoor waken dat wij die ruimte met de ene hand creëren en vervolgens met andere hand dichtregelen. Uw zorg is de mijne; van wie niet? Maar het samenwerkingsverband gaat straks wel ergens over. Het gaat wel ergens over. Het moet goed geregeld zijn. Ouders, organisaties en scholen moeten ergens op kunnen bouwen.

Cluster 1 en 2. In de beleidsbrief wordt gesproken over een aparte systematiek voor cluster 2 naar analogie van cluster 1. Betekent dat een gelijke verdeling van de middelen? Inderdaad, er komt een aparte landelijke systematiek. Cluster 2 heeft echter wel een groei gekend, zeker wat betreft leerlingen met ernstige spraakstoornissen, en loopt daarom mee met de bezuinigingen in ieder geval voor dat deel van het cluster. Bij cluster 2 is ook sprake van een hogere ombuiging dan cluster 1, omdat expertisebekostiging er ook in zit. Cluster 1 was al voor een deel gebudgetteerd, cluster 2 nog niet. Er zitten dus wel verschillen tussen beide clusters. Die worden apart gepositioneerd ten opzichte van clusters 3 en 4, die helemaal mee gaan doen in dit verhaal, maar ze hadden nog wel een slag te maken ten opzichte van cluster 1.

Zowel de heer Elias als de heer Dijsselbloem hebben vragen gesteld over de scholen voor epileptische kinderen. Het archief is gewoon goed op orde. Ik heb ook De Berkenschutse bezocht. De Waterlelie bezoek ik volgende week of over twee weken. Ik heb mij aan de hand van het bezoek aan De Berkenschutse voorgenomen om de zaak goed uit te zoeken en te bekijken wat dat betekent voor de invulling van de bezuiniging. Ik kijk daar heel goed naar en kom daar ook in juni op terug. Dan kom ik terug op de vraag van de heer Elias over de brieven die in het verleden gestuurd zijn. En vanuit de brieven die in het verleden gestuurd zijn, kom ik terug op de vraag of ik nog iets moet aanpassen aan het voorstel dat er nu ligt.

De heerDijsselbloem (PvdA):

Het is een belangrijke toezegging van de minister om ook nog eens te kijken naar de redelijkheid. Zij heeft haar beleidslijn ten aanzien van deze scholen steeds verdedigd, maar soms moet je ook nog eens aan het einde van de rit kijken naar redelijkheid van de optelsom en de wijze waarop het uitpakt. Zo begrijp ik haar toezegging. Ik ben daar zeer blij mee. Ik wacht het af.

MinisterVan Bijsterveldt-Vliegenthart:

Prima.

Voorzitter. Ik ben inmiddels bij de vragen van de heer Dijsselbloem aanbeland. Ik dank hem voor zijn inbreng. Hij vraagt om een zorgvuldig proces. Dat was ook de achterliggende reden van de motie van de heren Van der Staaij en Cohen.

De vraag over langere beschikbaarheid van de middelen heb ik beantwoord, net als die over de Berkenschutse. Ik meen dat ik daarmee de vragen van de heer Dijsselbloem beantwoord heb.

Ik kom bij de punten van de heer Dijkgraaf. Hij heeft een vraag gesteld over ambulante begeleiding. Het antwoord daarop is ja. Het is in ieder geval één jaar uitgesteld – dat heb ik althans aangegeven in de brief – zowel qua overdracht als qua ombuiging. Dit betekent inderdaad dat er geen ontslagen vallen per 1 augustus 2012, vanuit de noodzaak van passend onderwijs. Andere dingen kunnen overigens wel gaande zijn, maar die kunnen te maken hebben met krimp of met een ombuiging van het vorige kabinet. Het uitstel geeft meer rust. Dat was ook de reden waarom ik die brief gestuurd heb, nadat ik de Kamer in kennis had gesteld van de aanpassing die ik gepleegd heb om ontspanning in het proces te brengen en zaken in wat meer rust te bekijken. Wat mij betreft komt er een verantwoord tijdpad en informeer ik de Kamer daarover in de junibrief.

De heer Dijkgraaf heeft gevraagd of ik bereid ben om tijdens het proces te evalueren. Laat ik eerlijk zijn: niet met het oog op het alsnog niet voldoen aan de 300 mln. Dat is wel de taak die ik op mij genomen heb. De ECPO zal in 2014 het proces evalueren om na te gaan waar we op dat moment staan. Ik denk dat dit nog steeds heel goed kan op dat tijdstip omdat een groot deel van het tijdplan overwegend doorloopt en we alleen wat meer rust hebben rondom ambulante begeleiding in de fasering waar we nu in terecht zijn gekomen.

Tot slot kom ik bij mevrouw Ferrier. Ik dank haar voor haar woorden en steun. De duidelijkheden heb ik geschetst. Ik heb inderdaad in de debatten die we de afgelopen maanden hebben gehad, gehoord dat er goede ideeën zijn. Als die ideeën er zijn en als die een breed draagvlak hebben in het veld, dan heb ik daar een open oor voor. Ik wil er natuurlijk wel mijn afweging in maken, maar ik wil dat zeker ook meewegen nu de rust en de ruimte er zijn om dat te kunnen doen, rekening houdend met het financiële kader waaraan ik wens te voldoen met het uitstel dat wij hebben weten te realiseren. Dit houdt in dat er op de werkvloer naar mijn idee optimale duidelijkheid kan zijn wat betreft het element personeelszekerheid bij het passend onderwijs.

Ik meende dat ik klaar was met de beantwoording, maar ik zie de heer Beertema bij de interruptiemicrofoon staan en begrijp direct dat ik zijn vraag vergeten ben te beantwoorden. Dat is een heel erge zaak, maar ik heb gewoon te veel blaadjes. Hij sprak over "koers goed, tempo te hoog". Ik had dat zelf kunnen zeggen. De kwaliteit van het speciaal onderwijs is inderdaad een zorg. Toevallig heb ik vanmiddag lopen wikken en wegen over de vraag wat ik moet doen met het wetsvoorstel inzake kwaliteit van het speciaal onderwijs. Ik heb besloten om het nu aan de Kamer te sturen, opdat zij het debat kan voeren over het speciaal onderwijs. Daar zit een aantal impulsen in voor de kwaliteit van het speciaal onderwijs en de verbetering daarvan, die de Kamer ook wil bespreken. Ik wil niet langer wachten op het andere wetsvoorstel en geleid het gewoon naar de Kamer toe. Daarnaast zullen de mensen in het speciaal onderwijs in aanmerking komen voor professionalisering en willen we op een rustige manier, bijvoorbeeld in het basisonderwijs, te zijner tijd toetsen in gaan voeren. Dat gaat wel iets kalmer dan in het reguliere basisonderwijs. Die impulsen zijn bedoeld om te werken aan opbrengstgericht werken, dat, zoals duidelijk uit het inspectierapport blijkt, meer kwaliteit en resultaat oplevert.

De heerBeertema (PVV):

Ik wil het nog even hebben over de onbalans van de PO-Raad. Ik weet dat de minister gaat zeggen dat zij er weinig aan kan doen, maar ik wil toch nog even een moreel oordeel van haar hebben. Voelt zij zich er toch niet wat ongemakkelijk bij?

MinisterVan Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik heb in het vorige overleg ook al gezegd dat ik toch heel erg hecht aan macht en tegenmacht. Soms vind ik het natuurlijk lastig. Laat ik eerlijk zijn: het is makkelijker als iedereen juichend langs de kant staat met een spandoek "Ga zo door!". Soms zet de kritiek je echter ook aan het denken. Ik vind het niet zo erg als men dat vanuit een PO-Raad doet. Men heeft een dubbele positie en mag opkomen voor de belangen van het po. Ik ben blij dat de PO-Raad er is, want ik moet er niet aan denken om met al die duizenden scholen te overleggen. Om dat te doen zouden we het apparaat moeten vertienvoudigen. In elk geval is de PO-Raad ook belangenbehartiger. Het is de werkgeversorganisatie van die onderwijssector. In dat kader heeft de PO-Raad ruimte om op te komen voor bepaalde belangen. Ik begrijp het punt van de heer Beertema wel, maar als ik alles afweeg, valt de balans toch ten positieve uit. Ik moet er niet aan denken om te maken te krijgen met een heel verdeeld kader. Dat is misschien in bepaald opzicht erg makkelijk, maar je komt er uiteindelijk niet zo ver mee.

De heerBeertema (PVV):

Dat begrijp ik natuurlijk allemaal, maar het moet de minister toch opvallen dat de koepels onder het regime van progressieve regeerakkoorden niet tot zulke activistische politiek zijn overgegaan en nu wel. Dat moet toch wringen. Een goede vriend die kritisch is, is hartstikke goed. Je moet altijd je eigen tegenstand organiseren. Om echter je eigen sluipmoordenaar een premie te geven op een aangekondigde moord, dat vind ik toch wat ver voeren.

MinisterVan Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik moet eerlijk zeggen dat ik dat ook geen aantrekkelijke gedachte vind. Misschien ging het bij andere kabinetten makkelijker omdat ze meer geld uitgaven. Dan heb je altijd meer vrienden in het leven. Dit kabinet doet dat niet en dat betekent dat we hier en daar wat tegenstand krijgen, maar uiteindelijk worden we er niet minder van. Zo zit ik er in, hoewel ik eerlijk toegeef dat ik het soms ook heel lastig vind en ervan baal.

De heerDijsselbloem (PvdA):

Ik vind dat de minister een tamelijk pragmatisch en weinig principieel antwoord geeft op de heer Beertema. Komt het de werkgeversorganisaties niet gewoon toe om een eigen positie in te nemen?

MinisterVan Bijsterveldt-Vliegenthart:

Dat heb ik letterlijk gezegd, hoor.

De heerDijsselbloem (PvdA):

Herinnert de minister zich ook nog het dossier van de schoolboeken? Ik kan me herinneren dat de sectorraden zich toen stellig hebben verzet, de VO-raad voorop? Herinnert de heer Beertema zich nog de discussie over de 1040 uur, waarbij de minister het behoorlijk voor de kiezen kreeg vanuit de sectorraden? Zo kan ik nog wel even doorgaan. Soms is het ook goed om ons geheugen nog even op te frissen. Ik heb echt een andere herinnering, maar ik geef nog mee dat de onderwijsplannen van het vorige kabinet ook een stuk beter waren.

MinisterVan Bijsterveldt-Vliegenthart:

Toch was er blijkbaar ook verzet. Naar aanleiding van wat de heer Dijsselbloem zegt: een van de punten was de werkgeverspositie. Die mag gewoon tot belangenbehartiging leiden.

De heerVan der Ham (D66):

In het kader van historische kennis merk ik op dat de grootste onderwijsdemonstratie van de afgelopen tien, elf jaar gericht was tegen de tweede fase. Overigens was die mede door mijzelf georganiseerd. Die demonstratie was gericht tegen het plan van mevrouw Netelenbos, minister onder een paars kabinet. Ook op haar plannen was dus heel veel kritiek. Allerlei organisaties konden elkaar daarbij vinden op het Malieveld. Die demonstratie was tot nu toe de grootste demonstratie van de afgelopen tien, elf jaar.

De heerElias (VVD):

Ik heb hier ook vragen over gesteld. Laten we het heel zakelijk houden. Ik begrijp wat de minister zegt over het werkgeverschap, maar dergelijke organisaties zijn hybride. De PO-Raad is deels een uitvoeringsorganisatie van het departement van de minister. Wringt het niet dat de voorvrouw van zo'n beweging oproept tot demonstreren tegen het kabinetsbeleid? Dat was mijn vraag, niet meer en niet minder.

MinisterVan Bijsterveldt-Vliegenthart:

Laten we zeggen dat dit een netelige situatie is. Dat geef ik eerlijk toe. Het zit in het feit dat de organisatie deels de belangen behartigt van de werkgevers in het onderwijs, wat hun goed recht is, terwijl de organisatie ook de brug vormt naar alle scholen erachter, die ik nimmer allemaal zou bereiken als ik het orgaan PO-Raad niet had. Het klopt dat die twee elkaar op dit moment lastig raken. Dat zal op een bepaald moment ook weer overgaan en dan gaan we weer con amore dezelfde kant op. We hebben dat toen bij de VO-raad in de kwestie met de boeken gezien. Dat was ook even een pittige tijd. Men was bezig met een deel uitvoering omdat men niet meer alles vanuit het ministerie wilde doen. Vroeger kon dat wel, maar wij kunnen ons dat personeelsmatig gewoon niet meer permitteren. Ook was men toen een heel fikse oppositie aan het voeren tegen die boeken. Uiteindelijk hebben we onze oren er niet naar laten hangen en is het ingevoerd. Dat was dus ook een lastige tijd. Je ziet het nu ook rondom de VSNU en de HBO-raad ten aanzien van de ophanden zijnde ombuigingen. Het is dus een beetje inherent aan de dubbelrol die een dergelijke organisatie heeft. Anders heb je er al snel twee. En volgens mij wordt de heer Beertema daar helemaal niet gelukkig van.

Devoorzitter:

Ik heb het idee dat wij veel invalshoeken van dit onderwerp hebben behandeld. De heer Dijsselbloem heeft er nog eentje?

De heerDijsselbloem (PvdA):

Heel kort. Anders blijft dit punt maar hangen. Ik ben het met de heer Elias eens dat het scherp moet zijn wie welke taken en verantwoordelijkheden heeft. De heer Elias noemt de raden uitvoeringsorganisaties van de minister.

De heerElias (VVD):

Deels.

De heerDijsselbloem (PvdA):

Nu ja, deels. Ik zou zeggen: niet eens ten dele. Als dat wel zo zou zijn, moeten wij een andere discussie voeren. Ik ben er namelijk niet voor dat overheidstaken aan werkgeversorganisaties worden gedelegeerd, als wij vinden dat het overheidstaken zijn. Beschouwt de minister hen als uitvoeringsorganisaties, ja of nee?

MinisterVan Bijsterveldt-Vliegenthart:

Laat ik het voorbeeld geven van de kwaliteitsimpuls die mijn voorganger in het primair onderwijs richting de scholen heeft gegeven. Dat ging over taal, over rekenen en over opbrengstgericht werken. Dat heeft de PO-Raad heel goed opgepakt. Dat werkt, want die impuls is dicht bij de scholen georganiseerd. Die hebben gezegd: wij vinden dat als scholen belangrijk. Er is subsidie gegeven om namens die scholen die kwaliteit te gaan organiseren. Dat vond ik dus wel een goede zaak. Dan ben je geen uitvoeringsorganisatie, dan ben je meer een collectieve organisatie van al die individuele scholen. Wij zijn daar wel scherper op; dat merk ik nu ook. Ik ben nu ook bezig met de agenda voor een basis voor presteren en beter presteren, om te bezien wat wij willen doen, wat de VO-raad wil doen en wat wij rechtstreeks met scholen willen doen. Een collectief verband waarin je een paar zaken kunt neerleggen omdat je daarmee collectiviteit organiseert, vind ik een prachtige weg.

De heerDijsselbloem (PvdA):

Voorzitter ...

Devoorzitter:

Sorry mijnheer Dijsselbloem, u was er ook een beetje doorheen.

Ik constateer dat er behoefte is aan een volgende ronde. Het woord is aan de heer Slob.

De heerSlob (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik zal het kort houden. Ik bedank de minister voor haar beantwoording in eerste termijn. Mijn fractie is blij met de temporisering zoals die nu plaatsvindt, maar wel vanuit de wetenschap dat de in de coalitieafspraken vastgelegde bezuiniging van 300 mln. in beton gegoten zat. Vandaaruit redenerend en ook vanuit de zorg voor de scholen en de leerlingen, zijn wij met voorstellen gekomen om te bekijken of een zogenaamde zachte landing mogelijk is. Ten aanzien van de toekomst van de begeleiding en de zorg aan leerlingen die extra zorg nodig hebben, blijft onze zorg nog wel recht overeind staan. Die is op dit moment voelbaar in alle scholen, die ook door de andere bezuinigingen die op hen afkomen de eindjes aan elkaar aan het knopen zijn. Laten wij dat in ieder geval goed met elkaar volgen.

Ik ben blij dat de minister één stuk duidelijkheid heeft gegeven over de ambulante begeleiders; daar was dit debat ook goed voor. Ik heb de brief nog een keer gelezen en ik weet ook hoe de scholen hem gelezen hebben. Het was niet duidelijk of die omslag, die overdracht pas in 2013 zou gaan plaatsvinden. De minister heeft nu klip-en-klaar aangegeven: dat gebeurt pas in augustus 2013. Dat betekent dat de scholen het geld daarvoor nog een jaar langer hebben. Dat is wel een heel fijne mededeling op dit moment. Wij zullen het verder blijven volgen. Ik hoop dat wij de tijdsafspraken die de minister gaat maken, nog voor het zomerreces kunnen ontvangen, zodat er voor ons ook helderheid is. Ik hoop heel stiekem dat er toch nog een keer een mogelijkheid komt om de hoogte van het bedrag te verminderen. Daarvoor zijn wij wel afhankelijk van de medewerking van de coalitiepartijen.

Devoorzitter:

De heer Van der Ham moet zich helaas verontschuldigen. Het woord is aan mevrouw Smits.

MevrouwSmits (SP):

Voorzitter. Ook de SP is erg blij met het uitstel en met de uitspraken die vandaag zijn gedaan dat het speciaal onderwijs voorlopig het geld voor de ambulante begeleiding nog krijgt. Dat zal een hoop mensen geruststellen en het maakt dat het leeuwendeel van het geld nog niet naar samenwerkingsverbanden gaat die nog niet zijn opgericht. Ons advies is: doe dat dan ook met de rest van het geld, bijvoorbeeld het rugzakgeld, als u toch die brief nog gaat schrijven. Wacht nog even met het geld naar die samenwerkingsverbanden te storten. Richt eerst die samenwerkingsverbanden op, kijk eens hoe ze functioneren en maak ze dan de baas over het geld.

Wij hebben nog een suggestie. Mevrouw Ferrier zei vandaag op de website van de Algemene Onderwijsbond dat het onderwijs niet erg zit te wachten op het prestatieloon; dat was haar bevinding. Dat klopt. Als u een breed gedragen suggestie zoekt om toch nog ergens geld vandaan te halen: ik hoor dat het CDA ook steeds kritischer wordt op het prestatieloon. Dat zou toch fantastisch zijn.

Ik wil nog een ding vragen. Misschien kunnen wij niet meer zeggen dat scholen gaan omvallen. Bomen vallen om, scholen sluiten. Dat is de consequentie. Om dat te voorkomen zeg ik: minister, houd deze goede modus vast, ga door met uitstel en maak er toch maar gewoon afstel van.

De heerKlaver (GroenLinks):

Voorzitter. Ook ik dank de minister voor de beantwoording van de vragen. Ik moest vanavond denken aan Henk Vredeling, die zei: congressen kopen geen straaljagers. Maar toen ik mevrouw Ferrier hier hoorde spreken en toen zij toch nog even refereerde aan het CDA-congres, dacht ik: misschien kopen congressen geen straaljagers, maar ze zorgen wel voor temporisering in het passend onderwijs. Daar ben ik dankbaar voor. Ik wil op dit moment mijn tweede termijn dan ook gebruiken om de achterban, de leden van het CDA op te roepen zich nog vaker op congressen uit te spreken over het kabinetsbeleid, want blijkbaar is dat de meest effectieve manier van oppositie voeren. Mijn dank is groot richting alle leden van het CDA.

Ik heb een aantal vragen gesteld over de professionalisering van docenten en de minister heeft er ook antwoord op gegeven. Ik ben nog niet helemaal gerustgesteld dat de docenten straks voldoende zijn toegerust om alle kinderen met hun verschillende problemen goed te kunnen helpen in de klas. Daarom heb ik een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de bezuinigingen op passend onderwijs en hiermee de dreigende ontslagen met een jaar worden uitgesteld;

overwegende dat deze periode gebruikt zou moeten worden om de personeelsleden die met ontslag bedreigd worden perspectief te geven op ander werk;

voorts overwegende dat zij op andere plaatsen een verrijking kunnen zijn voor het onderwijs;

verzoekt de regering, het in de begroting opgenomen bedrag ten bate van professionalisering van docenten te gebruiken om in een tripartiet overleg afspraken te kunnen maken om de expertise van de ambulante begeleiders die met ontslag worden bedreigd in te kunnen zetten voor zowel verdere professionalisering van personeel in de reguliere instellingen voor po en vo als in de lerarenopleidingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Devoorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 65 (31497).

De heerDijsselbloem (PvdA):

Voorzitter. Wij begonnen al hoopvol aan het debat en er zijn nog een paar lichtpuntjes bij gekomen. Ik sluit mij graag aan bij collega Slob, die de hoop uitspreekt dat wij gaandeweg het traject ook de totale bezuiniging nog kunnen verminderen.

De extra lichtpuntjes betreffen ten eerste de duidelijkheid die is ontstaan over de ambulante begeleiders, die een jaar langer bij hun huidige werkgever kunnen blijven en dan zo mogelijk en hopelijk een goede overgang kunnen maken naar de samenwerkingsverbanden. Ten tweede heeft de minister erover gesproken dat er in haar overleg met het veld ruimte zal zijn om ook nog naar een alternatieve invulling van de totale bezuiniging te kijken. Ik hecht daar zeer aan. Ik had eigenlijk een motie, maar ik zal die niet indienen. Ik vraag de minister of zij in dat overleg met het onderwijsveld nadrukkelijk wil kijken naar de mogelijkheden om de bezuinigingen op cluster 2 en 3 te beperken en daarvoor alternatieven te zoeken. Nogmaals, ik vind dat de groei van de problematiek in een ander cluster heeft gezeten, met name in het voortgezet onderwijs. De klappen die nu vallen in de clusters 2 en 3, vind ik buitenproportioneel. Ik hoop dat er in het overleg met het onderwijsveld nog het nodige kan gebeuren.

Naar aanleiding van haar bezoek aan De Berkenschutse heeft de minister de voorgeschiedenis nog eens gerecapituleerd. Zij zal nog eens goed kijken naar de optelsom van de bezuinigingen op de epilepsiescholen. Zij weet hoe ik ertegen aankijk. Ik hoop dat de minister ook daar nog ruimte ziet om, gehoord de indringende wens van de Kamer, een beter alternatief te vinden.

MinisterVan Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Er zijn in tweede termijn voornamelijk statements afgelegd. De heer Klaver heeft een ingewikkelde motie ingediend. Mij wordt verzocht het in de begroting opgenomen bedrag ten behoeve van professionalisering van docenten te gebruiken om in een tripartiet overleg afspraken te maken om de expertise van de ambulante begeleiders die met ontslag worden bedreigd, te kunnen inzetten voor verdere professionalisering van personeel in de reguliere instellingen voor po en vo, en in de lerarenopleidingen. Ik adviseer de heer Klaver om de motie aan te houden, want er komt een actieplan leraren. Daarin wordt inzet gepleegd voor professionalisering, met name voor deze groep. Met dit geld gaan wij geen expertise in de benen houden. Daar is de professionalisering an sich niet voor bedoeld. Als de motie ter stemming wordt voorgelegd, zeg ik: nee. Het moet bekeken worden in het kader van het actieplan leraren. Ik loop daar niet op vooruit.

De heerKlaver (GroenLinks):

Volgens mij is de motie niet zo heel ingewikkeld. Het geld dat voor professionalisering is gereserveerd, moet ook gebruikt worden om ambulante medewerkers die dreigen ontslagen te worden, te behouden voor het onderwijs. De onderwijzers en de mensen op de lerarenopleidingen moeten professionaliseren. Maar ik begrijp het advies van de minister om te wachten op het actieplan leerkrachten. Ik houd de motie aan.

Devoorzitter:

Op verzoek van de heer Klaver stel ik voor, zijn motie (31497, nr. 65) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De heerElias (VVD):

Ik lees de motie anders. Het geld dat bedoeld is voor het regulier onderwijs, wil de heer Klaver naar het speciaal onderwijs laten overgaan.

MinisterVan Bijsterveldt-Vliegenthart:

Tenzij die ambulante begeleiders ingezet worden in het regulier onderwijs. Daarom heb ik er behoefte aan dat de heer Klaver met de portefeuillehouder leraren hierover doorpraat en aan het eind zijn mind opmaakt. Ik zeg dus niet: huppekee, dat doen wij eventjes. Ik dank de heer Klaver dat hij zijn motie aanhoudt.

Als het veld komt met breedgedragen voorstellen voor de clusters 2 en 3, dan geldt voor mij net als voor de rest van de ombuigingen op passend onderwijs – let wel: het gaat over passend onderwijs – dat ik daar open voor sta. Ik zit met het veld aan tafel; daar wil ik het gesprek voeren. Als men ideeën en voorstellen heeft om het anders te doen, dan sluit ik niet uit dat dat verbeteringen kunnen zijn op het voorstel dat ik eerder gedaan heb. Ik ben er graag toe bereid om het dan te overwegen en het aan de Kamer voor te leggen.

Daarmee heb ik eigenlijk alle punten beantwoord. Nogmaals, er zijn in tweede termijn vooral statements afgelegd.

De beraadslaging wordt gesloten.

Devoorzitter:

Ik dank de minister voor haar beknopte beantwoording.

Sluiting 22.28 uur.

Naar boven