5 Vragenuur

Vragen van het lid Van Bommel aan de minister van Buitenlandse Zaken over de aanslag van maandag 14 maart in Kunduz tegen het legeropleidingscentrum in de stad Kunduz, waarbij in ieder geval 37 mensen zijn gedood.

De heerVan Bommel (SP):

Mevrouw de voorzitter. Toen de regering op 7 januari bekendmaakte dat er een nieuwe Nederlandse militaire missie, ook met politieagenten, naar de provincie Kunduz in Afghanistan zou gaan, werd er gezegd dat het geweldsniveau in die provincie laag was, zeker in vergelijking met andere provincies. We gingen toen het debat aan en op 27 januari kregen we een brief van de regering, waarin werd gesteld dat de veiligheidssituatie in de provincie Kunduz merkbaar was verbeterd en dat de regering er vertrouwen in had dat opleiding en begeleiding van rekruten in de praktijk mogelijk blijft.

Afgelopen donderdag, 10 maart, werd in het centrum van Kunduz-stad, op klaarlichte dag, de hoogste politiecommandant van Kunduz, die omgeven was met tientallen andere politieagenten, vermoord. Gisteren, 14 maart, werd er een aanslag gepleegd op het rekruteringscentrum van het leger, waarbij zeker 37 doden vielen en tientallen gewonden. Eerder deze maand waren er elders in de provincie ook twee aanslagen. Daarbij kwam in het ene geval de gouverneur van het district Char Darah om het leven en bij de andere aanslag werden 31 mensen gedood.

Dat leidt tot de volgende vragen over de veiligheid in Kunduz. Zijn deze aanslagen volgens de minister incidenten of deelt hij mijn conclusie dat de veiligheidssituatie in Kunduz ernstig is verslechterd? Acht de minister Kunduz-stad nog steeds een relatief veilig gebied, waar civiele politietraining in de praktijk kan plaatsvinden, ook buiten het opleidingsinstituut, want deze vormt een belangrijk onderdeel van de opleiding? Ten derde: als bij voorbaat vast komt te staan dat de training buiten het opleidingscentrum, dus in de praktijk, niet meer mogelijk is, moet de minister deze missie dan niet helemaal afblazen en kiezen voor iets anders?

MinisterRosenthal:

Mevrouw de voorzitter. Voor alle duidelijkheid: wij betreuren de recente gebeurtenissen, ook de aanslag van gisteren, natuurlijk ten zeerste. Bij die aanslagen zijn veel kinderen en onschuldige burgers omgekomen. Dat is het ergste wat je je kunt voorstellen. Op dit moment doen wij navraag bij de Afghaanse autoriteiten over de precieze toedracht.

Ik ga nu in op de vragen. In de artikel 100-brief hebben wij al gemeld dat het geweldsniveau in het zuiden en het oosten van Afghanistan nog altijd aanzienlijk hoger is dan in het noorden. In het noorden is het geweldsniveau dus nog altijd relatief laag. Dat wil niet zeggen – wij hebben ook nooit iets anders gezegd – dat er in Kunduz geen risico's zijn. Dat geldt ook voor Kunduz-stad. Daarover hebben wij in het debat over de brief geen misverstand laten bestaan.

Kunduz-stad is relatief veilig; dat is het antwoord op de tweede vraag van de heer Van Bommel. Wat de derde vraag betreft: in het debat hebben wij al gewisseld dat natuurlijk telkens op basis van geldende dreigingsanalyses ter plaatse wordt besloten of en welke beschermingsmaatregelen zullen moeten worden genomen ten behoeve van de Nederlandse militairen en politiemensen. Dat bepaalt ook in hoeverre zij op een bepaald moment binnen de poort moeten blijven dan wel de poort uit kunnen gaan om daar hun verdere opleidingsactiviteiten te verrichten.

De heerVan Bommel (SP):

Als zelfs de politiecommandant, met 50 mensen om zich heen, in Kunduz-stad niet te beveiligen is, hoe kan de minister dan zeggen dat het in Kunduz-stad relatief veilig is? In andere provincies, in het zuiden, heerst een volstrekte oorlogssituatie. In Kunduz-stad wordt opgetreden – dat gaat Nederland straks ook doen – met civiel personeel, met civiele politiemensen, en dus niet met tanks en met ander zwaar wapentuig. Die mensen zijn niet te beveiligen. Een vergelijking met het zuiden is dus volstrekt onzinnig. Dat het relatief veilig is, zegt in Kunduz-stad helemaal niets. Mijn vraag is dan ook: vindt de minister dat de situatie ten opzichte van een eerdere periode ernstig verslechterd is? Kan de minister daar een uitspraak over doen?

Als de politierekruten niet de poort uit kunnen omdat dat onveilig is, valt een belangrijk onderdeel van de opleiding weg. Erkent de minister dat, als dat onderdeel wegvalt, deze politiemensen naar Nederlandse maatstaven geen opleiding hebben genoten waarmee zij de praktijk in kunnen?

MinisterRosenthal:

Ik herhaal dat de toestand in Kunduz niet goed is, maar dat wij dat van tevoren wisten. Juist om die reden sturen wij een missie naar Kunduz. Dat is het antwoord op de eerste vraag.

Wat het trainen van de mensen, ook buiten de poort, betreft: in het debat dat wij hierover in de Kamer hebben gehad, is al gezegd dat telkenmale zal worden bekeken in hoeverre de politiemensen de poort uit kunnen. Wij gaan ervan uit dat dit in de regel het geval zal zijn. Ik voeg daaraan toe dat, zoals ik zojuist al zei, natuurlijk steeds zeer scherp zal worden gelet op de dreigingsanalyses die ter plaatse worden gemaakt. Op basis daarvan zal telkenmale worden bepaald of de rekruten de poort uit kunnen of niet.

De heerVan Bommel (SP):

Ik krijg tot twee maal toe hetzelfde antwoord. Althans: de minister zegt nu dat de toestand niet goed is en dat wij daarom een missie sturen. Zo was het echt niet. Wij sturen een civiele politietrainingsmissie, omdat dit naar de eigen opvatting van de minister in deze relatief veilige omgeving zou kunnen. Die situatie is ernstig verslechterd. Dat kan de minister toch wel erkennen op basis van de feiten die er nu liggen? De politiechef, een gouverneur en tientallen agenten zijn gewoon op klaarlichte dag vermoord! Dan kun je niet meer buiten de poort komen met politierekruten. Dan valt minimaal de helft van de opleiding weg, namelijk de training in de praktijk. Dan moet de minister volgens mij overwegen om deze missie niet door te laten gaan en voor deze politierekruten bijvoorbeeld een opleiding te leveren zoals de opleiding die in Turkije beschikbaar is en waarvan slechts mondjesmaat gebruik wordt gemaakt. Wat de minister nu wil doen in Kunduz, is vasthouden aan een oud besluit terwijl de situatie en de omstandigheden drastisch zijn veranderd en dat is onverantwoord.

MinisterRosenthal:

Al naar gelang de omstandigheden wordt er messcherp gelet op de veiligheidssituatie ter plekke op elk moment van de dag. Voor die taak staan de Nederlanders in Afghanistan, in Kunduz. Dit gebeurt op een uitstekende manier.

Ik kom dan op de beschermingsmaatregelen die de Nederlandse militairen en politiemensen moeten nemen c.q. die voor hen worden genomen. Ik betwist de constatering van de heer Van Bommel dat daarmee een situatie zou zijn gecreëerd waarin politiemensen die daar worden getraind, nooit de poort uit zullen kunnen. Ik zie dit anders. Wij zitten daar bovenop. Wij zullen steeds heel exact kunnen bepalen in hoeverre de veiligheidssituatie dusdanig is dat zij de poort uit kunnen gaan. Dat zal in de regel ook het geval zijn.

Naar boven