8 Vragenuur

Vragen van het lid Arib aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over het bericht dat pedoseksuelen overal kunnen werken.

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie welkom.

Mevrouw Arib (PvdA):

Voorzitter. Vandaag bericht het AD dat veroordeelde pedofielen na hun straf makkelijk weer aan het werk kunnen met kinderen. Ook artsen, psychologen en therapeuten die zich vergrijpen aan patiënten kunnen vaak moeiteloos elders opnieuw aan de slag. Uit onderzoek van het WODC blijkt dat rechters en officieren van justitie verbluffend weinig gebruikmaken van de mogelijkheid om pedoseksuelen na hun straf ook een beroepsverbod op te leggen. Daarnaast blijkt uit de bevindingen van de onderzoekers dat de tenuitvoerlegging en in het bijzonder de controle op de naleving door de veroordeelde van een door de rechter uitgesproken ontzetting, sterk voor verbetering vatbaar zijn. Hierdoor is er nagenoeg geen controle ter bescherming van kinderen tegen zedendelinquenten die weer vrijkomen na hun straf. Al eerder heb ik hier schriftelijke vragen over gesteld.

Ik vraag de staatssecretaris hoe het toch mogelijk is dat er nog steeds onvoldoende toezicht is op de naleving van een beroepsverbod. Daarbij acht ik het van belang dat de staatssecretaris ingaat op de wijze waarop het Openbaar Ministerie de vereiste verbeteringen in de toepassing en de tenuitvoerlegging van de sanctie van ontzetting uit beroep en ambt heeft vormgegeven. Het College van procureurs-generaal zou de voormalige minister in maart vorig jaar informeren. Ik wil graag weten of dit al heeft plaatsgevonden en, zo ja, wat er met die informatie is gedaan. Ook vraag ik de staatssecretaris of hij bereid is, het Openbaar Ministerie een aanwijzing te laten opstellen over het beroepsverbod zodat ook officieren dat sneller kunnen meenemen.

Ik vind het onbegrijpelijk dat leraren met een zedenstrafblad opnieuw op scholen aan de slag kunnen omdat er bij sollicitaties onvoldoende navraag wordt gedaan naar hun verleden. Lang niet altijd wordt een verklaring omtrent het gedrag vereist, terwijl dat nu juist de manier is om pedofielen te ontmaskeren. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Staatssecretaris Teeven:

Mevrouw de voorzitter. Ik dank mevrouw Arib voor haar vragen. Zij stelt dit belangrijke probleem opnieuw aan de orde. Het AD maakt melding van het WODC-rapport uit 2009. Dit rapport is er dus al enige tijd en is ook enige malen door de Kamer behandeld. De vorige minister van Justitie heeft bij brief van 5 augustus 2010 bericht dat er een aantal maatregelen zou worden genomen.

Mevrouw Arib vraagt hoe het onvoldoende toezicht verscherpt kan worden. Wetsvoorstel 32319 ligt bij de Kamer. Ik heb begrepen dat hedenmiddag in de procedurevergadering van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie voorgesteld zal worden om dit wetsvoorstel op korte termijn te agenderen voor een wetgevingsoverleg. Op dit wetsvoorstel is een tweede nota van wijziging ingediend, waarin wordt ingegaan op de wijze waarop de reclassering het toezicht op het beroepsverbod kan gaan uitoefenen. Ik hoop dat de Kamer dit wetsvoorstel zeer snel agendeert, zodat het ook snel behandeld kan worden. Ik ben met mevrouw Arib van mening dat er in de praktijk grote behoefte aan is.

De tweede vraag van mevrouw Arib betreft het Openbaar Ministerie. Ik kan zeggen dat door het OM een werkinstructie wordt opgesteld die in juni aanstaande klaar zal zijn. Daardoor kan er meer gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om een beroepsverbod of ontzetting uit het ambt te vorderen.

De derde vraag is hoe het kan dat instellingen niet op de hoogte zijn van het verleden van pedoseksuelen. De instructie van het OM voor informatievoorziening uit het justitieel informatiesysteem is verruimd, zodat meer instellingen kunnen worden geïnformeerd. Mevrouw Arib weet dat dit in het algemeen overleg van 3 februari jongstleden uitgebreid aan de orde is geweest. Dat gaan wij ook doen.

Verder ben ik in gesprek met de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met als doel meer scholen en instellingen een verklaring omtrent het gedrag te laten vragen. Als mensen uit hun beroep of ambt worden ontzet, kunnen zij gedurende een periode van tien jaar geen vog krijgen. Die periode is voor zedendelinquenten zelfs twintig jaar.

De regering doet er alles aan om dit onderwerp met hoge prioriteit op de agenda te krijgen. Voor verbetering van het justitieel toezicht door de reclassering zijn wij afhankelijk van de Kamer.

Mevrouw Arib (PvdA):

De staatssecretaris geeft een procedureel antwoord over allerlei zaken die in gang zijn gezet. Dat weet ik ook en dat is ook het treurige van dit onderwerp. Het is niet de eerste keer dat de Kamer hier vragen over stelt of debatten over heeft. Maar in de praktijk blijkt dat heel veel instellingen zich aan allerlei regeltjes onttrekken. Het gaat hier om een uitspraak van een beroepsverbod, dat gewoon niet wordt nageleefd. Dat heeft vergaande consequenties. De staatssecretaris weet immers heel goed dat het hier gaat om een kwetsbare groep, namelijk kinderen, die beschermd dienen te worden. Ik verwacht dat de staatssecretaris ervoor zorgt dat de zaken die wij met elkaar hebben afgesproken, ook in de praktijk worden toegepast. Als een beroepsverbod wordt uitgesproken, verwacht ik dat een zedendelinquent niet met kinderen mag werken en dat erop wordt toegezien dat dit in de praktijk wordt nageleefd. Het probleem is dat het niet in de praktijk gebeurt. Ik wil van de staatssecretaris weten hoe hij dat op korte termijn gaat regelen.

Staatssecretaris Teeven:

Voor reclasseringstoezicht op mensen die zijn veroordeeld voor seksuele delicten, heeft de regering een wettelijke grondslag nodig. Die is er niet. Dat de urgentie groot is, delen mevrouw Arib en ik. Juist daarom hebben wij een en ander toegevoegd aan een tweede nota van wijziging van 2 februari jongstleden. Die juridische grondslag is nodig om deze delinquenten in de gaten te kunnen houden. Alles is opgetuigd. Alles is er klaar voor om dit wetsvoorstel in de praktijk invulling te geven. Die urgentie waar mevrouw Arib het over heeft, deel ik dus, maar de bal ligt op dit moment echt bij de Kamer en de vaste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie. Die urgentie delen wij maar de stappen zullen nu ook door mevrouw Arib zelf moeten worden gezet.

Mevrouw Arib (PvdA):

De staatssecretaris verschuilt zich achter wetgeving. In de antwoorden op mijn schriftelijke vragen van maart vorig jaar heeft de vorige minister van Justitie erkend dat er onvoldoende toezicht wordt gehouden op het naleven van een beroepsverbod. Dat is gewoon een feit. Daar heeft de staatssecretaris echt geen wetsvoorstel voor nodig. Daar wil ik dan ook graag een concrete reactie van hem op. En verder zijn onderwijsinstellingen verplicht om een verklaring omtrent het gedrag te vragen. Zelfs dat wordt niet overal toegepast. De Onderwijsinspectie hoort daarop toe te zien. Dat gebeurt ook niet. Ook daar heeft de staatssecretaris geen wetsvoorstel voor nodig. Wat doet hij daar concreet aan?

Staatssecretaris Teeven:

Je hebt een justitiële titel nodig voor het toezicht houden op zedendelinquenten. Dan gaat het om de vraag wat die mensen op een bepaald moment doen in de maatschappij. Die titel was er niet vorig jaar onder het vorige kabinet, zoals mevrouw Arib terecht zegt. Er is toen een wetsvoorstel voorbereid. Dat hopen wij heel snel te behandelen. Alles is in de praktijk klaar om dat toezicht te gaan uitoefenen, maar je hebt daar wel een justitiële grondslag voor nodig. Die hebben wij op dit moment niet. En verder bekijkt mijn collega van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op dit moment in hoeverre onderwijsinstellingen meer verplicht kunnen worden om een verklaring omtrent het gedrag te vragen van solliciterende leerkrachten, onderwijzers, chauffeurs en iedereen die werkzaam is in het onderwijs. Bij het ministerie van Justitie en Veiligheid is daar alles voor opgetuigd. Maar ten eerste zitten wij nu aan een wetgevingstraject vast. Ten tweede zitten wij in de uitvoering nog in overleg met het onderwijs. De urgentie delen wij echter. Wij doen er alles aan. Dit kabinet heeft echt niet op de billen gezeten. Het heeft er echt werk van gemaakt. Wij wachten nu op de uitvoering.

Mevrouw Arib (PvdA):

Helaas laat de werkelijkheid iets anders zien. Ik noem de laatste voorbeelden die tot heel veel maatschappelijke onrust hebben geleid. In Amsterdam heeft Robert M. zich gemakkelijk aan kinderen kunnen vergrijpen, en dan was er nog Benno L. Elke keer blijkt weer dat de overheid heeft gefaald om kinderen te beschermen. Ik wil graag van de staatssecretaris een concrete toezegging horen. Hoe gaat hij dit in de toekomst voorkomen? Hij zegt in overleg te zijn met de staatssecretaris of minister van Onderwijs om regels inzake de verklaring omtrent het gedrag in het onderwijs te verscherpen. Daar wil ik dan graag volgende week een brief over hebben. Ik verwacht dat het kabinet niet in algemeenheden vervalt, dat het mijn gevoel voor urgentie deelt en dat het komt met concrete maatregelen om die kinderen te beschermen.

Staatssecretaris Teeven:

Ik hoop dat mevrouw Arib vanmiddag op de procedurevergadering van de vaste commissie voor Justitie dit wetsvoorstel met voorrang agendeert, want dat heb ik echt nodig om in de praktijk aan het werk te kunnen. We moeten wel de instrumenten hebben en dit is iets uit de gereedschapskist wat nog niet is geregeld. Ik reken dus op de steun van mevrouw Arib om het onderwerp snel te gaan bespreken in de Kamer.

De voorzitter:

Volgens mij komt dat binnenkort in een wetgevingsoverleg aan de orde.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:

Van Haersma Buma, Knops, Graus, Driessen en Ortega-Martijn.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven