6 Vragenuur

Vragen van het lid De Roon aan de minister van Buitenlandse Zaken over het bericht "Turkije gaat Gazakonvooi militair beschermen".

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. De door de secretaris-generaal van de VN ingestelde onderzoekscommissie heeft klip en klaar vastgesteld dat Israëls maritieme blokkade van de Gazastrook legitiem is, dat het onderscheppen van de Turkse flotilla die naar Gaza voer ook legitiem was, dat de islamitische activisten aan boord van die flotilla uit waren op een gewelddadige provocatie en dat de Israëlische soldaten die daarmee werden geconfronteerd zich daartegen met geweld mochten en moesten verdedigen. De commissie oordeelde het toegepaste zelfverdedigingsgeweld buiten proportie en beveelt aan dat Israël uitspreekt dat het de gevolgen daarvan betreurt. Premier Netanyahu heeft dat echter al lang geleden gedaan, namelijk op 2 juni vorig jaar.

Het Turkse bewind, bij monde van de heer Erdogan en andere Turkse ministers bezigt nu echter oorlogstaal. Erdogan noemt de Israëlische onderschepping van de Turkse flotilla onrechtmatig, dus in strijd met dat rapport waarop ik net doelde, en een reden voor oorlog. Voortaan, zo dreigde Erdogan, zal de Turkse marine worden meegestuurd met flotilla's. Dat is extreem oorlogszuchtige taal. De PVV vindt deze oorlogszuchtige taal van Turkije disproportioneel en ongepast. Vindt de minister dat ook? Is de minister het met mij eens dat deze Turkse oorlogsretoriek gevaarlijk is, dat deze niet tot vrede en veiligheid leidt, maar tot het tegendeel? Het verbaast mij dat de Nederlandse regering dit niet krachtig heeft veroordeeld. Waarom, zo vraag ik de minister, heeft Nederland daar nog geen afstand van genomen en die Turkse oorlogstaal niet stevig veroordeeld?

Voorzitter. De islamitische aap is weer eens uit de mouw gekomen. Hij zetelt ditmaal in Ankara en hij heet Erdogan. Het is namelijk glashelder dat Erdogan dit doet om zijn positie in de islamitische wereld te verstevigen. Hij wil heel graag de leidende rol in die regio veroveren. Is de minister het met mij eens dat deze oorlogsretoriek van Erdogan een leider op het wereldtoneel onwaardig is?

Minister Rosenthal:

Voorzitter. Op de twee vragen van de heer De Roon kan ik aldus antwoorden.

Nederland is tegen hulpkonvooien. Nederland is een verklaard tegenstander van dreigementen van het soort dat door Turkije is geuit. Dit heb ik nadrukkelijk aan de Turkse regering, aan mijn collega Davutoğlu, laten weten. Nederland is van mening dat alle betrokken partijen zich terughoudend dienen op te stellen. Dat is ook de strekking van het Palmerrapport.

Dan de opmerkingen van de premier van Turkije, Erdogan. In de lijn van wat ik zonet heb gezegd, ligt dat de Nederlandse regering dreigende taal in de richting van wie dan ook, inclusief Israël, niet op prijs stelt.

De heer De Roon (PVV):

Dank aan de minister voor deze antwoorden. Ik ben blij dat hij Turkije hierover heeft benaderd en zijn afkeuring heeft uitgesproken. Ik zou echter graag zien dat de minister meer doet dan het via de diplomatieke kanalen te spelen. Het zou toch veel beter zijn om het gewoon openbaar te maken.

De minister heeft Turkije in februari bezocht en het land toen opgeroepen om de relatie met Israël te verbeteren. Hij heeft Turkije destijds geprezen om zijn beleid van "geen problemen met de buren maken". Is de minister het met mij eens dat die woorden van lof voor Turkije op dit moment ongepast zouden zijn? NAVO-lid Turkije wil militair geweld opzoeken met nota bene de enige beschaafde natie in de regio. Andere NAVO-leden, dus ook Nederland, kunnen hierdoor in grote problemen komen. Is de minister dit met mij eens? Wil hij andere westerse landen bewegen om hetzelfde te doen als hij – naar hij zegt – heeft gedaan, namelijk de Turkse oorlogstaal veroordelen en Turkije oproepen tot verzoening met Israël? Dat moet gewoon publiekelijk gebeuren. Het zou de minister ook sieren als hij zich in dezen een vriend van Israël betoonde door dit te doen; door voor Israël op te komen en dat ook van onze bondgenoten te vragen in plaats van Israël door die grote jihadist in Ankara te laten bedreigen.

Is de minister het ten slotte met mij eens dat Turkije zich met deze oorlogsretoriek andermaal heeft gekwalificeerd als een islamitisch land met jihadistische trekken dat een EU-lidmaatschap absoluut onwaardig is? Hoe beoordeelt de minister Turkijes NAVO-lidmaatschap als het land op deze weg voortgaat?

Minister Rosenthal:

Op de drie vragen van de heer De Roon antwoord ik aldus.

Allereerst de toestanden rond de Flotilla, de acties van de Israëli's, het Palmerrapport en wat dies meer zij. Van mijn kant heb ik gepoogd om de Israëli's en de Turken de laatste meter te laten zetten naar een vergelijk. Dat is niet gelukt en dat betreur ik, zowel van de Turkse als de Israëlische kant.

Dan het optreden van Turkije in relatie tot Israël. Ik herhaal dat dreigementen van de kant van Turkije niet op hun plaats zijn. Dit geldt overigens ook voor de Turkse lijn in de richting van Cyprus. De afgelopen weken is dreigende taal gesproken in het licht van het boren naar gas in de zeebodem, die Turkije als Turks of in ieder geval niet als Cypriotisch beschouwt. In beide gevallen doet Turkije dus niet wat wij zouden willen.

In het kader van de vraag naar het eventuele lidmaatschap van Turkije van de Europese Unie houd ik mij aan de bekende mantra dat Nederland strikt en fair handelt en Turkije aanspreekt op de criteria waaraan het moet voldoen. Natuurlijk draagt dit soort zaken niet bij tot het naderbij brengen van het voldoen aan de criteria.

Wat betreft de derde vraag van de heer De Roon, geldt dat ook in NAVO-verband de ontwikkelingen nauwlettend worden gevolgd. Ongetwijfeld zal Turkije worden aangesproken op het feit dat dreigende taal jegens Israël op het punt van zo'n flottielje niet op zijn plaats is.

De heer De Roon (PVV):

Ik zou graag willen dat de minister zich heel kort uitspreekt over mijn vraag of het geen tijd wordt om dit ook in internationale fora aan de orde te stellen, bijvoorbeeld in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.

Minister Rosenthal:

Ik zal bezien in hoeverre het de moeite waard is om dit onderwerp volgende week in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aan te kaarten. Ik denk dat het in het bredere verband van de situatie in het Midden-Oosten mogelijkerwijze een component zou kunnen zijn, maar ik ga op dit moment de heer De Roon niet expliciet toezeggen dat ik dit punt, dat ik bij de Turkse autoriteiten ook nadrukkelijk heb aangekaart, in het verband van de Verenigde Naties nog eens ga herhalen.

Mevrouw Hachchi (D66):

Deelt de minister de mening dat de reden voor de actie van Turkije om nu militairen mee te laten varen met de Gazavloot gelegen is in het feit dat Israël geen enkele vorm van spijt heeft betuigd of excuses heeft aangeboden naar aanleiding van het VN-rapport dat is uitgekomen over de gebeurtenissen waarbij negen Turkse activisten zijn omgekomen?

Minister Rosenthal:

Ik kan niet in de ziel van de Turkse autoriteiten kijken. Ik kan alleen melden dat de dreigende taal van Turkije op dit punt door de Nederlandse regering niet op prijs wordt gesteld. Ik herhaal wat ik daarover al tegen de heer De Roon heb gezegd. Ik voeg hieraan toe dat Israël weliswaar geen spijt heeft betuigd aan Turkije, maar wel heeft gezegd dat het een en ander betreurt. Dat ligt geheel in de lijn van wat er in het Palmer-report staat, namelijk dat het op zichzelf genomen begrijpelijk mag worden genoemd dat de Israëli's zijn opgetreden tegen een flottielje, teneinde de zeeblokkade, die volgens Palmer volkenrechtelijk akkoord is, af te grendelen. Waar het om gaat is, dat volgens het Palmer-report de Israëlische commando's buitensporig geweld hebben gebruikt. Daarover wordt Israël gekapitteld. Het prettige van het Palmer-report is dat het evenwichtig is en van beide kanten vraagt om het leven te beteren.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik las zojuist het bericht dat Turkije de conclusies van het rapport dat de minister noemt volledig verwerpt. Dat is door de heer Erdogan in een toespraak in Caïro naar voren gebracht. Israël zou moeten boeten voor terreurdaden. Hoe schat de minister de positionering van Turkije op dit moment in? In het verleden probeerde Turkije juist een nogal pacificerende rol te vervullen, maar nu lijkt het de kant op te gaan van olie op het vuur gooien.

Minister Rosenthal:

Dat Turkije de conclusies en aanbevelingen van het Palmer-report verwerpt vind ik betreurenswaardig, omdat het Palmer-report een evenwichtige kijk op de zaak geeft, zoals ik zojuist aangaf. Over het Turkse buitenlandse beleid moet ik helaas het volgende zeggen. Op een aantal punten probeert Turkije uitstekend werk te leveren met betrekking tot bepaalde ontwikkelingen in de Arabische regio: ik wijs op Libië en op de wijze waarop het druk uitoefent op het regime van Bashir Al-Assad. Maar de wijze waarop Turkije zich nu uit met betrekking tot de relaties met Israël – ik voeg eraan toe: ook Cyprus – past daar niet bij. Het werpt een smetje op de goede daden die Turkije in het buitenlands beleid op ander vlak probeert te verrichten.

De voorzitter:

Wij zijn gekomen aan het eind van de vijfde set vragen en gaan door met de zesde set.

Naar boven