Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | nr. 105, item 12 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | nr. 105, item 12 |
Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 7 september 2011 over de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties.
De voorzitter:
Ik heet de minister van Buitenlandse Zaken welkom.
Mevrouw Peters (GroenLinks):
Voorzitter. Op 23 september zal de Palestijnse president Abbas de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties toespreken. Die staat in het teken van zijn resolutie ter verhoging van de status van de Palestijnen bij de VN. Nu zijn ze daar vertegenwoordigd als waarnemende organisatie, niet als lid en niet als staat, want ze hebben nog geen erkende staat. Over de totstandkoming van zo'n staat naast de veilige staat van Israël wordt al decennia onderhandeld maar die onderhandelingen zitten muur- en muurvast. De precieze inhoud van de resolutie kennen we nog niet maar zeker lijkt dat de Palestijnen een voldoende meerderheid zullen vinden, ongeacht wat Europa doet. Een definitief EU-standpunt is er evenwel nog niet, zei de Hoge Vertegenwoordiger gisteren, maar de kans op een verdeelde EU-stem met een meerderheid voor lijkt groot.
De EU is er wel eensgezind over dat een echte oplossing voor het Palestijns-Israëlische conflict alleen aan de onderhandelingstafel kan worden bereikt. En dat is een waarheid als een koe. Zo'n VN-stem maakt nog geen levensvatbare staat. Dat is ook niet de vraag. Het probleem is de wijze waarop de stemming in de Algemene Vergadering verloopt. Als de resolutie eenmaal ter tafel ligt, kan het een onderhandelde oplossing moeilijker maken. Als de EU sterk verdeeld stemt, verzwakt de EU haar positie in het kwartet als speler in het proces. Landen die tegen de resolutie stemmen, zoals de regering heeft aangegeven te doen, riskeren nog meer het verwijt vanuit de Arabische regio van het hanteren van een dubbele standaard omdat niet even fel wordt opgetreden tegen de vele eenzijdige stappen van de kant van Israël in de vorm van nederzettingen.
De verhoging van de Palestijnse status staat ook een onderhandelde oplossing helemaal niet in de weg. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de PLO tijdens de Algemene Vergadering van de VN mogelijk een resolutie indient over verhoging van de status van de Palestijnse Autoriteit in de VN;
constaterende dat het koninkrijk zich hiervan al tegenstander heeft verklaard, zonder de tekst van de resolutie en de reacties daarop van andere landen te kennen;
constaterende dat het wenselijk is dat de EU gezamenlijk en eendrachtig een standpunt bepaalt;
constaterende dat een meerderheid van de EU-landen positief lijkt te staan tegenover het voorgenomen verzoek van de Palestijnen;
verzoekt de regering, niet op voorhand het verzoek van de Palestijnen van de hand te doen;
verzoekt de regering tevens, geen belemmering te vormen voor een meerderheid van EU-landen en zich van stemming te onthouden als de regering niet met deze meerderheid mee wil stemmen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Peters, Van Bommel, Pechtold en Timmermans. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 103 (26150).
De heer Pechtold (D66):
Voorzitter. De voorgeschiedenis die mevrouw Peters zo-even schetste over datgene wat er te gebeuren staat in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties is duidelijk. Daarom was het ook zo jammer dat op 3 februari een meerderheid van de Kamer al uitsprak: regering, blokkeer eigenlijk datgene wat de Palestijnen willen. Want dat is én slecht voor wat er straks in de Verenigde Naties gebeurt én slecht voor datgene wat er binnen de 27 landen van de EU gebeurt. Mijn fractie zou de regering willen oproepen om al het mogelijke te betrachten om enerzijds de wens van de Palestijnen te steunen om een stap verder te gaan als het gaat om erkenning en anderzijds te voorkomen dat dit door Israël als een provocatie kan worden gezien; ze zullen veel als een provocatie kunnen willen zien, maar het gaat om "kan worden gezien". Daarvoor is een verenigd standpunt van Europa belangrijk. Ik heb nog liever dat Nederland zich dan onthoudt van stemming, zoals genoemd in de motie van mevrouw Peters, dan dat we de verkeerde kant opgaan. Mijn oproep aan het kabinet is om het uiterste te betrachten om niet in dat standpunt vast te blijven zitten van "we doen daar niet aan mee". Dat is een standpunt van het kabinet dat niet leidt tot een oplossing in Europa en al helemaal niet voor de Palestijnen en Israël.
Er is nog een tussenweg. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Palestijnse Autoriteit en de PLO hebben aangekondigd tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties te vragen om erkenning van de Palestijnse gebieden als volwaardig lid van de VN;
constaterende dat het kabinet heeft verklaard hiertegen te zullen stemmen;
constaterende dat er nog geen eenduidig standpunt van de Europese Unie is geformuleerd, maar dat het wenselijk is dat dit gebeurt;
constaterende dat er naast volwaardig VN-lidmaatschap andere vormen van vertegenwoordiging bestaan, zoals de permanente waarnemersstatus van de Heilige Stoel, waardoor laatstgenoemde onder andere het recht heeft om deel te nemen aan de Algemene Vergadering;
verzoekt de regering, in EU-verband te streven naar consensus en te pleiten voor deze ophoging van de Palestijnse status,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Pechtold en Timmermans. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 104 (26150).
De heer Ormel (CDA):
Voorzitter. Ik heb een vraag over deze motie. Vindt de geachte afgevaardigde dat een eventueel in de toekomst op te richten Palestijnse staat op dit moment vergelijkbaar is met de huidige staatkundige situatie van de Heilige Stoel, van Vaticaanstad? Daar is immers sprake van een grondgebied en de paus heeft daar ook wereldlijke macht.
De heer Pechtold (D66):
De vergelijking gaat natuurlijk niet op, maar ik zoek, anders dan de CDA-fractie, naar een mogelijkheid om te voorkomen dat dit escaleert. Volgens mij is zowel D66 als dit kabinet, dus ook het CDA, uit op een tweestatenoplossing in het Midden-Oosten. De vraag is: hoe voorkomen we dat dit misgaat binnenkort. Europa en deze regering – uw regering, mijnheer Ormel – zetten in op een verhoging van de status van de Palestijnse staat. Ik zoek naar een vorm zoals de Heilige Stoel. De heer Ormel weet ook dat Zwitserland tot 2002 een bepaalde status had. Dan erken je aan de ene kant wel iets, zonder volledig tot erkenning over te gaan. Ik hoop dat de heer Ormel die motie van harte steunt.
De heer Ormel (CDA):
Ik wil even af van het jijbakken over wie waar staat. Het luistert natuurlijk wel nauw. De status van Vaticaanstad betekent iets omdat Vaticaanstad een bepaalde status heeft en die heeft een eventueel toekomstige Palestijnse staat op dit moment nog niet. Als u dat als voorbeeld noemt in uw motie, zou dat een oplossing in de weg kunnen staan.
De heer Pechtold (D66):
Nu begint het toch een beetje te knellen bij mij. Is de heer Ormel nu op zoek naar een mogelijkheid om te voorkomen dat het escaleert of zoekt hij spijkers op laag water in de vergelijking tussen de Heilige Stoel met de Palestijnse Autoriteit? Ik heb het gevoel dat hij spijkers op laag water zoekt. Als de CDA-fractie dadelijk zegt: wij roepen de regering op om van dit eenzijdige harde standpunt af te gaan, dan weet ik zeker dat wij deze motie zodanig kunnen bijstellen dat de heer Ormel meestemt. Maar dat betekent dan wel dat wij, indachtig wat ik in deze motie samen met de heer Timmermans bedoel, het kabinet oproepen om van dit radicale standpunt afstand te nemen.
De heer De Roon (PVV):
Voorzitter. Ook ik dien een aantal moties in met betrekking tot het Midden-Oostenvredesproces.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het conflict in het Midden-Oosten moet worden opgelost door middel van onderhandelingen in het Midden-Oostenvredesproces;
overwegende dat het toekennen van enige, al of niet verhoogde status aan de Palestijnse Autoriteit bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties een stap zou zijn die het Midden-Oostenvredesproces in gevaar zou brengen;
verzoekt de regering om niet in te stemmen met het toekennen van enigerlei al of niet verhoogde status bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aan de Palestijnse Autoriteit,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 105 (26150).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het conflict in het Midden-Oosten moet worden opgelost door middel van onderhandelingen in het Midden-Oostenvredesproces;
overwegende dat dat proces in gevaar zou worden gebracht door eenzijdige stappen, zoals het eenzijdig uitroepen van een Palestijnse staat of het aanvragen van een Palestijns lidmaatschap of van een Palestijnse waarnemersstatus bij de Algemene Vergadering van de VN;
verzoekt de regering om voorstellen te doen voor maatregelen tegen de Palestijnse Autoriteit, indien die dergelijke stappen zet die het Midden-Oostenvredesproces ondermijnen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 106 (26150).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het onwenselijk is dat het geld van de Nederlandse belastingbetaler wordt besteed aan uitgaven die strijdig zijn met Nederlandse belangen of die door Nederland van onwaarde worden geoordeeld;
verzoekt de regering, zich in de VN ervoor in te zetten dat het mogelijk wordt dat Nederland de vrijheid krijgt om niet mee te betalen aan VN-programma's die door Nederland niet worden gesteund,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 107 (26150).
De heer Timmermans (PvdA):
Voorzitter. Ik sluit mij kortheidshalve aan bij de argumenten die door de collega's Peters en Pechtold naar voren zijn gebracht. Ik maak wel nog een kleine aanvulling.
In het debat dat wij met de minister in het algemeen overleg voerden, gaf hij Israël de facto een veto bij deze kwesties. Hij zei dat hij alleen maar met iets kon instemmen als alle partijen daarmee instemmen. Daarmee geef je je eigen politieke ruimte veel te veel uit handen. De PvdA-fractie vindt het van groot belang dat de Europese Unie hierbij een zelfstandige en constructieve rol speelt. Het is niet voor niks dat ik hier moet vaststellen dat in de moties posities worden verwoord die milder zijn dan de posities die de desbetreffende politieke partijen in de kern van de zaak in de discussie innemen. Dat doen die partijen om de regering tegemoet te komen. Ik hoop dan ook dat de regering bereid is om eenzelfde stap te zetten in de richting van andere partijen, waaronder de mijne.
De heer Ormel (CDA):
Voorzitter. De CDA-fractie heeft in het algemeen overleg uitgesproken dat Nederland zich vooral in Europees verband, maar ook bilateraal moet inspannen voor onderhandelingen die leiden tot een vredesakkoord tussen Israël en een op te richten Palestijnse staat. Wij zijn van mening dat een tweestatenoplossing van cruciaal belang is, niet alleen voor het Palestijnse volk, maar ook voor de veiligheid van Israël en voor de gehele regio die op dit moment in brand staat.
Dit kan alleen worden bereikt als beide partijen zich onthouden van eenzijdige stappen. Wij zijn van mening dat het aannemen van een resolutie op dit moment als een eenzijdige stap kan worden gezien. Dat geldt ook voor het stichten van nieuwe nederzettingen op de westelijke over van de Jordaan. Ook dat zal vredesbesprekingen in de weg staan. Wij verzoeken de regering dan ook om, als zij inzet op het niet steunen van een eenzijdig uitroepen van een Palestijnse staat, actief te bevorderen dat er ook een gebaar van Israëlische zijde komt en dat er geen uitbreiding of bouw van Israëlische nederzettingen buiten de grenzen van 6 juli 1967 zal plaatsvinden.
De heer Timmermans (PvdA):
De heer Ormel en ik weten beiden dat Israël niet zal doen wat de heer Ormel nu vraagt. Men gaat gewoon door met het bouwen van nederzettingen et cetera. De heer Ormel verwacht wellicht dat het misschien toch gebeurt, maar stel dat het nu niet gebeurt. Wanneer breekt dan voor de CDA-fractie het moment aan waarop ook zij vindt dat het proces niet kan worden gegijzeld door een Netanyahu die gewoon geen vrede wil?
De heer Ormel (CDA):
Israël heeft in een eerdere fase ook een bouwstop afgekondigd. Helaas is die bouwstop weer opgeheven en wordt er weer gebouwd. Wij vinden dat zo'n stap laat zien dat ook vanuit Israël zo snel mogelijk weer vredesbesprekingen tussen de Palestijnen en Israël gefaciliteerd moeten worden.
De heer Timmermans (PvdA):
Omdat mijn vraag niet is beantwoord herhaal ik hem. Als zij dat nou niet doen, wanneer komt dan voor het CDA-fractie het moment waarop zij zegt dat niet altijd alles maar ondergeschikt gemaakt kan worden aan de wil van Israël en dat ook naar de andere partijen in dit conflict gekeken moet worden?
De heer Ormel (CDA):
De CDA-fractie kijkt ook naar de andere partijen. Dat heeft de heer Timmermans in mijn woorden van zojuist kunnen horen, maar om nu te zeggen: dan en dan zal het moment zijn … De hele regio is op het moment zó in beweging.
Wij hopen en verwachten dat ook in Israël het besef zal doordringen dat het in het belang van hun eigen veiligheid is om een gebaar te maken naar de Palestijnen, maar het moet een gebaar zijn dat van twee kanten komt. Wat de Palestijnen nu in de Verenigde Naties proberen te doen, is een eenzijdig gebaar.
De heer De Roon (PVV):
De heer Ormel en ik verschillen erover van mening of Israël legitieme aanspraken heeft op Judea en Samaria, maar wij weten ook dat de uitkomst daarvan afhankelijk is van een vredesproces en van onderhandelingen. Toen Israël afscheid nam van de Gazastrook omwille van de vrede, heeft het zich volledig teruggetrokken en zijn nederzettingen ontmanteld. Ik begrijp niet zo goed waarom de heer Ormel nu van tevoren eist dat Israël geen nederzettingen meer zal bouwen en deze gaat ontmantelen. Dat gaat toch veel te ver?
De heer Ormel (CDA):
Het woord "ontmantelen" heb ik nog niet in de mond genomen. Dat zou een onderdeel van vredesbesprekingen zijn. Wij verschillen van mening over de aanspraken die Israël kan maken op de gebieden aan de andere kant van de lijn van 6 juni 1967. Wij geloven dat dit ook in het belang van Israël is. Het is ook een van de voorwaarden van het Kwartet, waaraan Nederland deelneemt via de Europese Unie. Wij denken dat het in het belang van Israël is als Israël in veiligheid kan leven, omringd door zijn Arabische buren. Dat kan niet wanneer men in een voortdurende staat van oorlog verkeert.
De voorzitter:
We zijn gekomen aan het eind van de bijdrage van de Kamer. Ik wijs erop dat het agendapunt nu een verslag is van een algemeen overleg waarin al geruime tijd over dit onderwerp is gesproken.
Minister Rosenthal:
Mevrouw de voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng in dit VAO. Ik zal kort de piketpalen aangeven waarmee de Nederlandse regering werkt. De eerste prioriteit in de zaken waar wij voor staan, is en blijft de onmiddellijke herstart van rechtstreekse onderhandelingen, gericht op het raamwerkakkoord. Het VN-debat moet ondersteunend zijn om die doelstelling naderbij te brengen. De regering zal alles wat in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties gebeurt, langs die meetlat beoordelen. Daarbij geldt dat een duurzame tweestatenoplossing met een erkende Palestijnse staat alleen mogelijk is via onderhandelingen.
De Nederlandse regering wijst unilaterale stappen via de Verenigde Naties af. Ik herhaal wat ik hierover heb gezegd in het algemeen overleg, met excuses aan de voorzitter. President Abbas heeft een- en andermaal tegenover ons verklaard dat directe onderhandelingen voor hem de eerste, tweede en derde prioriteit zijn. Nederland wil geen unilaterale stappen. Hierover zijn wij het dus met elkaar eens.
Er zit wel een muizengaatje, als het gaat om welke resolutie dan ook. Dat is dat elke stap die wordt gezet, en die door alle betrokken partijen wordt gesteund, door de Nederlandse regering zal worden omarmd, maar dan moeten het wel alle betrokken partijen zijn. Ik voeg eraan toe dat dit niet alleen het standpunt van Nederland is, maar dat dit ook wordt gesteund door onder meer Bulgarije, Slowakije, Italië en Tsjechië, terwijl Duitsland ook deze kant op lijkt te gaan.
Dan kom ik bij de moties. Ik moet de motie-Peters ontraden, omdat het in de considerans gaat om unilaterale stappen van de Palestijnen. Ik ben nog niet toe aan een mededeling over wat er eventueel zal gebeuren in de Verenigde Naties. Ik voeg eraan toe dat het eerste doel vandaag de dag niet is de eenheid binnen de Europese Unie, om het maar even heel hard te zeggen, maar om de vrede in het Midden-Oosten dichterbij te brengen. Ik zeg het maar zoals het is. Natuurlijk laat de Nederlandse regering alles zwaar meewegen wat wij kunnen doen om binnen de EU eenheid tot stand te brengen en te bewaren.
Voor de tweede motie, de motie-Pechtold, geldt dat ik die moet ontraden. Wij moeten op dit ogenblik sowieso niet gaan voorsorteren en wij moeten geen voorschot nemen op wat er gaat gebeuren. Alles wat met de zogeheten "Vaticaanoptie" te maken heeft, brengt onmiddellijk zaken in het vizier die door de president van de Palestijnse Autoriteit steeds expliciet worden verwoord, namelijk dat daarmee de mogelijkheid is verbonden om stappen te zetten in de richting van het Internationale Strafhof en het Internationale Gerechtshof. De Nederlandse regering vindt dit op dit moment geen bijdrage aan de goede gang van zaken.
Dan de drie moties van de heer De Roon. Ik pak de motie op stuk nr. 105 van de heer De Roon er even bij. Hiervoor geldt dat de Nederlandse regering ook op dat punt niet vooruit wil lopen op wat er de komende dagen zal gebeuren. Wat dat betreft, wil ik mijn handen zo vrij mogelijk houden. Ik heb er op dit ogenblik dus geen behoefte aan om de desbetreffende motie te ondersteunen. Een van de punten waardoor ik moeite met die motie heb, is dat voor de Nederlandse regering primair is dat wij alles steunen wat door de betrokken partijen wordt gedeeld en waarmee zij instemming kunnen betuigen. Ik ben daar dus nog niet aan toe.
Dan de motie op stuk nr. 106. Ten aanzien van stappen tegen de Palestijnse Autoriteit herhaal ik wat ik in het AO heb gezegd: ik ben er ook op dat punt niet aan toe om dreigende taal te spreken tegen wie dan ook. Dat geldt dus ook in de richting van de Palestijnse Autoriteit. Ik ben op dit ogenblik dus niet toe aan het overnemen van voorstellen voor maatregelen tegen de Palestijnse Autoriteit indien zij bepaalde stappen zet.
De motie op stuk nr. 107 betreft het verzoek om ons er in de VN voor in te zetten dat Nederland de vrijheid krijgt om niet mee te betalen aan VN-programma's die door Nederland niet worden gesteund. Daarvoor geldt dezelfde motivering als bij de vorige motie. Ik ontraad die motie derhalve.
Mag ik tot slot nog kort het volgende tegen de leden van de Kamer zeggen? De Nederlandse regering zet zich in voor het dichterbij brengen van directe onderhandelingen op alle mogelijke fronten. Bij "alle mogelijke fronten" en "alle mogelijke partijen" gaat het dus ook om de Israëlische regering. De Nederlandse regering getroost zich op dit ogenblik zware inspanningen om "Jeruzalem" ertoe te bewegen om stappen te zetten, zodat ook aan de kant van de Israëlische regering de zaak enigszins in beweging komt.
Voorzitter: Van Beek
Minister Rosenthal:
Ik herhaal wat door de heer Ormel aan de orde is gesteld: de Nederlandse regering heeft een- en andermaal gezegd dat de nederzettingen op de Westbank illegaal zijn. Zij vindt dus ook dat uitbreiding van de nederzettingen – het bouwen van woningen – op dit ogenblik allerminst een bijdrage levert aan het bevorderen van het vredesproces.
De heer De Roon (PVV):
Ik vind het fijn om van de minister te horen dat het bereiken van eenheid in de Europese Unie over dit politieke onderwerp geen heilige graal is. Dat vind ik al ontzettend belangrijk en ik ben de minister daar erkentelijk voor.
Gelet op hetgeen de minister naar voren heeft gebracht, zal ik mijn twee moties over het vredesproces in het Midden-Oosten aanhouden. Eerlijk gezegd begrijp ik zijn verwerping van mijn laatste motie niet. Daarin doe ik immers geen concrete voorstellen over welk VN-programma eventueel financieel niet gesteund zou moeten worden. Het gaat mij meer om het creëren van de algemene mogelijkheid dat Nederland op bepaalde momenten kan zeggen: dit vinden wij zo'n slecht idee van de VN, daar gaan we niet aan meebetalen. Ik zou graag willen dat de minister dit toelichtte.
De voorzitter:
Aangezien de moties-De Roon (26150, nr. 105 en 106) zijn aangehouden, maken zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.
Minister Rosenthal:
De vraag die de heer De Roon in zijn laatste motie stelde, plaatste ik in de context van hetgeen waarover we het nu wat specifieker hebben. Misschien heb ik de motie daarmee niet goed geïnterpreteerd, maar ik heb deze motie in het verlengde gezien van de andere motie, die hij heeft aangehouden.
De heer De Roon (PVV):
Dat was niet mijn bedoeling.
Minister Rosenthal:
Dat was niet uw bedoeling. In dat geval wil ik nog eens goed kijken naar de implicaties van deze motie, ook in een breder verband. Ik zou het op prijs stellen om hierover contact te hebben met mijn collega Knapen, omdat dit ook hem in hoge mate regardeert. Als de heer De Roon bereid zou zijn om ook deze motie aan te houden en een reactie van mijn kant zou willen afwachten, zou ik dat zeer op prijs stellen.
De heer De Roon (PVV):
Ik zal dit overwegen, maar ik zou het ook zeer op prijs stellen als de minister heel snel hierop reageerde met een brief aan de Kamer.
Minister Rosenthal:
Al is de regering erg terughoudend met het schrijven van brieven naar de Kamer, ik wil die brief wel sturen.
De voorzitter:
Voor de stemmingen krijgen wij dus schriftelijk advies van de minister over deze motie op stuk nr. 107.
De heer Ormel (CDA):
Voorzitter. Als u het zo formuleert, verzoek ik de minister om in deze brief ook een kwalificatie van de motie te zetten.
De voorzitter:
Ik mag aannemen dat de minister dat doet.
De heer Ormel (CDA):
Het kan natuurlijk ook een uitleg van de gang van zaken op dit moment worden.
De voorzitter:
Minister, eindigt die brief met een advies uwerzijds?
Minister Rosenthal:
Ja, dat wil ik wel doen. Aan de Kamer en aan de heer De Roon die deze motie heeft ingediend, wil ik wel zeggen dat Nederland natuurlijk altijd heel kritisch kijkt naar welke programma's ook die er worden geformuleerd, en daarop binnen het kader van de Verenigde Naties invloed probeert uit te oefenen. Bij een vrijwillige bijdrage willen wij natuurlijk wel de Nederlandse prioriteiten tot gelding brengen. Er zitten echter een aantal ins en outs in die ik toch nog even goed wil bekijken om te voorkomen dat ik een onscrupuleus oordeel over deze motie uitspreek, ten positieve of ten negatieve.
De heer Ormel (CDA):
Voorzitter. Als je de motie goed leest, blijkt zij ook onze generieke bijdrage aan de VN te behelzen. Wij zouden dan moeten uitsplitsen waar onze bijdrage precies naartoe gaat en volgens mij is dat gewoon onmogelijk. Ik wil de minister vragen om dit in zijn brief naar aanleiding van deze motie mee te nemen.
De voorzitter:
Ik zie dat het lid Timmermans dezelfde opmerking wilde maken. Minister, de Kamer geeft u nu een advies over hoe uw advies zal moeten luiden.
Minister Rosenthal:
Precies daarom voelde ik er niet voor om meteen een oordeel in de een of andere richting hierover te geven. Ik dacht eerst dat de motie in het verlengde van de eerdere motie van de heer De Roon lag. Het is mij nu gevoeglijk duidelijk dat dit een motie van een dermate algemene strekking is, met zo veel ins en outs, dat ik er nog eens rustig naar wil kijken. Ik zal desondanks snel met een advies komen omtrent het oordeel.
Mevrouw Peters (GroenLinks):
Voorzitter. Ik heb van de minister niet echt de uitgestoken hand gezien waarop de heer Timmermans hoopte, maar ik hoorde hem wel het volgende zeggen. Ten eerste: eenheid in Europa is niet heilig, maar er is de minister wel veel aan gelegen. Ten tweede adviseert de minister ook negatief over de derde motie van de heer De Roon. Hij is er namelijk nog niet aan toe om nu, op voorhand, te zeggen dat hij sowieso zal stemmen tegen welke resolutie dan ook die in de AVVN ter tafel komt. Mag ik het zo begrijpen dat Nederland nog niet weet hoe het gaat stemmen over een resolutie die nog niet bekend is en dat Nederland er veel aan gelegen is om zijn standpunten eendrachtig samen met EU-landen te bepalen?
Minister Rosenthal:
Voorzitter. De derde motie van de heer De Roon kan ik niet voor mijn rekening nemen omdat het voor de Nederlandse regering het belangrijkste is dat de rechtstreekse onderhandelingen zo snel mogelijk tot stand komen. In de stappen die wij op die weg kunnen zetten, staat één punt bovenaan, namelijk dat de Nederlandse regering tegemoetkomend staat tegenover alles wat kan bogen op de instemming van alle betrokken partijen. Daar gaat het natuurlijk om. Op dat punt neem ik geen voorschot in welke richting dan ook.
Mevrouw Peters (GroenLinks):
Ik constateer dat de regering in zoverre aan voortschrijdend inzicht doet, anders dan de schriftelijke inzet voor de AVVN waarin stond dat Nederland dat op voorhand afwijst, dat de regering alle stappen die mogelijk nog kunnen worden gezet, afwacht voordat zij haar standpunt bepaalt.
Minister Rosenthal:
Voorzitter. Als er unilaterale stappen worden gezet die ertoe leiden dat er verschillende opvattingen bestaan van de direct betrokken partijen, dan zit de Nederlandse regering vast aan het feit dat zij geen steun geeft aan unilaterale stappen, zeker als die niet kunnen bogen op consent van de direct betrokken partijen. Daar gaat het om; dat is het belangrijkste.
De voorzitter:
Ik wijs erop dat deze motie al aangehouden is.
Mevrouw Peters (GroenLinks):
De derde motie niet.
De voorzitter:
Ja, de derde en vierde motie zijn aangehouden. Ik vond het debat heel boeiend, maar ik was al bang dat u iets gemist had.
De heer Pechtold (D66):
Voorzitter. De indiener mag de motie dan wel aanhouden, maar mij gaat het om de positie van de Nederlandse regering. In de voorbereiding van het algemeen overleg kregen wij te horen dat er geen enkele ruimte was. Ik verwachtte dan ook dat de regering de motie van De Roon, ook al is deze radicaal, zou steunen. Wij praten hierover al sinds februari. Nu staan wij daags voor de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en probeert een groot deel van de oppositie de regering te bewegen om te kijken naar wat er mogelijk is binnen Europa en om in het uiterste geval neutraal te stemmen. Ik probeer met de heer Timmermans een tussenoplossing te vinden in de zin van een status voor de Palestijnen waarmee te werken valt. Moties van die strekking worden door de regering echter afgedaan als onmogelijk. De eigen inzet van de regering blijft daarbij volstrekt onduidelijk. Hoe gaat de minister daar naartoe? Of gooien wij op het laatste moment een muntje op en doen wij kop of munt?
Minister Rosenthal:
Voorzitter. Het punt is dat de Nederlandse regering niet zal instemmen met een resolutie die niet kan bogen op de instemming van alle direct betrokken partijen, dus van de Israëliërs en de Palestijnse Autoriteit. Dat is de kern.
De heer Pechtold (D66):
In relatie tot de nietszeggende, werkelijk radicale motie van de PVV-fractie doet de minister alle moeite om de PVV maar te vriend te blijven. Die motie is zo radicaal als wat, maar dat wil dit kabinet ook. Ik zou eigenlijk moeten zeggen: hup, steunen die motie. Dan weten wij tenminste waar wij staan. Dan zijn we met de Tsjechen en Italianen echt het buitenbeentje van Europa en dan radicaliseren we weliswaar lekker het Midden-Oostenproces, maar dat is dan wel eerlijk. Ik vind dat de minister in zijn verantwoording naar de Kamer gewoon duidelijk moet zijn over waar de Nederlandse regering staat. Een grote minderheid van de Kamer probeert constructief te werken binnen Europa en de Verenigde Naties. De minister geeft in dit kader weliswaar een doekje voor het bloeden, maar steunt eigenlijk de motie van de PVV-fractie. Ik wil helderheid over waar de Nederlandse regering staat.
Minister Rosenthal:
De Nederlandse regering staat op het standpunt dat zij niet instemt met een unilaterale stap van de Palestijnse Autoriteit in de richting van de Verenigde Naties. Dat is duidelijk. De regering zal niet instemmen met een resolutie die niet kan bogen op de instemming van zowel de Israëlische als de Palestijnse autoriteiten. Daar gaat het om. Dat is de kern.
De heer Pechtold (D66):
Mijn laatste poging.
De voorzitter:
Dat is dan wel de vierde keer.
De heer Pechtold (D66):
Nee, de derde keer. Ik heb goed geteld. Ik vraag de minister naar het verschil tussen de motie van De Roon en zijn standpunt nu. Het is voor alle betrokkenen belangrijk om te weten waar wij staan. Ik weet niet waarom de minister van de motie van De Roon niet kan zeggen: ja, dat is eigenlijk het standpunt van de Nederlandse regering; geen eenzijdige stappen, niet als een van de partners het er niet mee eens. Net als Timmermans al een week heel duidelijk aangeeft, geeft de minister daarmee een veto aan de Israëli's.
Minister Rosenthal:
Dit is precies het punt waarom het gaat. Ik geef geen veto aan de Israëli's op dit ogenblik. Ik heb al eerder gezegd dat de Nederlandse regering zich uitermate inspant voor het in beweging krijgen van zowel de Palestijnen als de Israëli's.
Verder heb ik gezegd dat een resolutie die niet door alle partijen gesteund wordt, door de Nederlandse regering wordt afgewezen. Daarvoor heb ik steun van op zijn minst Bulgarije, Slowakije, Italië, Tsjechië en Duitsland. Daar gaat het om.
De heer Timmermans (PvdA):
De enige mogelijkheid dat de Nederlandse regering anders handelt dan in de motie-De Roon wordt gevraagd – dat is de enige conclusie die ik kan trekken – is dat Israël zou instemmen met toekenning van die status. Dat is het enige gaatje dat nog in die motie zit. Aangezien Israël al heel lang zegt dat niet te zullen doen, kan ik niet anders dan concluderen dat het kabinet handelt zoals in de motie wordt gevraagd.
Minister Rosenthal:
Dat mag de heer Timmermans dan zo interpreteren. Ik doe er op dit moment alles aan om de partijen nog nader tot elkaar te krijgen. Daar gaat het om. Het moge ook duidelijk zijn dat de Nederlandse regering unilaterale stappen afwijst, net als in resoluties naar voren gebrachte zaken die door een van de direct betrokken partijen worden afgewezen. De heer Timmermans heeft in die zin gelijk – daarom heb ik de motie van de heer Pechtold ook ontraden – dat al hetgeen wat wordt vermeld over verhoging van de status van de Palestijnse Autoriteit bij de Verenigde Naties op dit moment niet in de rede ligt. Daarmee zou een voorschot worden genomen op de zaken die nog in de allerlaatste dagen in de richting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aan de orde zijn.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik stel voor om komende dinsdag over de ingediende moties te stemmen.
De heer Ormel (CDA):
Dan is het Prinsjesdag.
De voorzitter:
Volgende week donderdag zou te laat zijn, dus we voegen de stemming over de moties aan de stemmingen van komende donderdag toe. Ik begrijp dat ik de aandacht van de Kamer niet meer heb, maar de voorzitter van de commissie is akkoord.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20102011-105-12.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.