4 Vragenuur

Vragen van het lid Recourt aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht "Honderden fouten bij DNA-onderzoek".

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter. Mijn partij is afgelopen zaterdag opgeschrikt door het bericht dat DNA-onderzoek "een grote janboel is", althans, volgens De Telegraaf. Uiteraard is dat ongelooflijk zorglijk, want burgers en rechters moeten kunnen vertrouwen op de betrouwbaarheid van DNA-onderzoek. Het roept veel vragen op.

1. Hoeveel onschuldige mensen zitten als gevolg van deze fouten vast? Hoeveel schuldigen lopen ten onrechte op straat? Hoeveel ten onrechte onopgeloste misdrijven zijn blijven liggen als gevolg van de fouten?

2. Na lang procederen door De Telegraaf, waarbij een beroep is gedaan op de Wet openbaarheid bestuur, is dit boven water gekomen. Er werd niet direct openheid van zaken gegeven. Heeft het NFI, toen al die fouten in de loop der jaren boven water kwamen, wel direct contact opgenomen met alle belangenpartijen, opdat het gevolg van die fouten tot een minimum kon worden beperkt? Of is niks gedaan totdat dit naar buiten is gekomen?

3. Waarom is het zo'n janboel of rommeltje, zoals De Telegraaf zegt? Waarom zijn er zo veel fouten? Vooral het aantal vervuilde of gecontamineerde monsters baart mij grote zorgen.

4. DNA is keihard bewijs. Mensen kunnen op basis daarvan naar de gevangenis gaan. Rechters vertrouwen erop dat het onderzoeksresultaat klopt. Hoe kunnen burgers en rechters dat vertrouwen nog behouden? Hoe kan het bewijs zo hard blijven als er twijfel is over de kwaliteit van de uitkomsten van de monsters?

Minister Opstelten:

Voorzitter. Ik dank de heer Recourt voor de gestelde vragen. Het zijn er heel wat.

Laat ik beginnen met de eerste drie vragen. Je zou kunnen zeggen: geen. Laat dat mijn antwoord zijn. Ik kan dat alleen niet garanderen. Dat is echter mijn impressie. Ik zeg dit – dit is meteen het antwoord op de vragen 2, 3 en 4 – omdat in de kern geen sprake is van fouten, maar van registraties in een kwaliteitssysteem dat het NFI hanteert. Als medewerkers een correctie willen plegen, bijvoorbeeld omdat zij een schrijffout hebben gemaakt, een zegeltje verkeerd hebben geplaatst of een thermometer verkeerd hebben gehanteerd of omdat er sprake is van contaminatie, dan registreert men dat direct. Vervolgens geeft men aan hoe men daarop correctie toepast. Verder wordt daarvan mededeling gedaan voordat de melding of het rapport van het NFI naar het Openbaar Ministerie of de politie gaat. Dat is hier aan de hand. Ik heb het dus niet over een foutenfestival. Ik heb het over een kwaliteitsinstituut wiens werk deze situatie met zich brengt en dat daar een rapportage over geeft. Het NFI heeft dus direct contact met het Openbaar Ministerie en de politie over deze correcties.

Waarom is er zo veel contaminatie? Hoeveel dat is, weet ik niet. Ik zeg het nu uit mijn hoofd. Wel is op elke correctie die men heeft gemeld, direct een antwoord gegeven. Mijn indruk is dus dat geen zaken, van zowel de politie als het Openbaar Ministerie, daar last van hoeven te hebben.

De heer Recourt (PvdA):

Ik hoor de minister zeggen dat het geen gevolgen heeft gehad voor lopende strafzaken. De rechter is niet geconfronteerd met bewijsmateriaal op grond van DNA-onderzoek waar fouten in kunnen zitten. Dat is een hele geruststelling. Helemaal gerust ben ik echter nog niet.

De Telegraaf procedeert verder om alle feiten boven tafel te krijgen. Waarom kan dat niet transparanter? Waarom wordt bij de contra-expertise die door andere laboratoria wordt geleverd, niet ook het bronmateriaal gegeven? Bij een besmetting wordt dat besmette materiaal aan het laboratorium voor contra-expertise doorgegeven en dan heb je dus twee fouten. Waarom geen aparte kwaliteitsborging door de overheid op het NFI, zoals ook gebeurt bij andere laboratoria?

Minister Opstelten:

De eerste vraag is waarom het niet uit zichzelf naar buiten is gebracht. Bij mijn weten is er geen enkel laboratorium in de wereld dat dit doet, dus wij zijn uniek. Dat is één. De reden waarom wij dat niet naar buiten hebben gebracht, is vanwege de relatie met andere instituten. Een ander punt dat ik heel belangrijk vind, is dat moeilijk te duiden is wat er precies aan de hand is, zoals deze publiciteit ook uitwijst. Ik kan natuurlijk geen garantie geven dat dit nooit effect zal hebben op zaken, maar er is geen indicatie dat dit het geval is.

Ik vind dit een buitengewoon belangrijke en gevoelige zaak, bij een hooggekwalificeerd instituut als het NFI. Daarom zeg ik toe dat ik hierover een brief zal schrijven. Nu dit naar buiten is gekomen, vind ik dat ik ook officieel hetzelfde materiaal aan de Kamer moet sturen als De Telegraaf heeft en dat ook op de site van het NFI staat. Ik zal daarbij mijn eigen commentaar geven en mijn conclusies trekken, want het is van belang voor de Kamer om dat te weten.

De heer Recourt (PvdA):

Nogmaals, we moeten echt kunnen vertrouwen op de kwaliteit van DNA-onderzoek. Het is zeer ernstig dat hieraan twijfel heeft kunnen ontstaan. Die twijfel kan enigszins worden weggenomen door de extra informatie te geven waar De Telegraaf om vraagt, voor zover mogelijk. Deze vragen staan in het stuk van zaterdag. Daarmee kan extra geprocedeer worden voorkomen. Ik vraag de minister om dat snel te doen en dan wachten wij de brief af om hierover verder te discussiëren.

Minister Opstelten:

Dat heb ik gedaan, dus daarmee heb ik deze vraag beantwoord. Ik ben de heer Recourt erkentelijk dat hij deze vragen aan mij stelt, zodat ik kan zeggen dat ik er diepgaander op wil ingaan. Ik was in het weekend al van plan om een brief te schrijven, en daar is hard aan gewerkt. Die brief komt zo snel mogelijk. Daarmee zijn de openbaarheid en de transparantie bij dit heel belangrijke instituut gediend.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. De transparantie is daarmee misschien gediend, maar eerlijk gezegd kan ik geen touw vastknopen aan het hele antwoord van de minister. Ik zal mijn vraag even heel duidelijk poneren. Waarom heeft het überhaupt zo lang moeten duren voordat er openheid was op dit terrein? Waarom is er jaren geprocedeerd? Hopelijk neemt de minister deze vraag ook mee in zijn brief. Het gaat om überhaupt meer openheid en niet alleen als er problemen worden geconstateerd.

Minister Opstelten:

Ik heb aangegeven dat er een procedure is geweest. Ik heb gezegd waarom het NFI niet uit zichzelf die openbaarheid heeft betracht. Dat komt naar onze mening niet voor in de wereld. Dit instituut heeft echt als eerste deze gegevens naar buiten gebracht. Het kan aanleiding geven tot allerlei misverstanden en in dit soort situaties is het altijd moeilijk om deze vervolgens weer recht te zetten. Ik zal daartoe een uiterste poging doen, omdat ik denk dat dit maatschappelijk belangrijk en geboden is.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

De minister geeft zelf al aan dat de duiding moeilijk te geven is. De CDA-fractie verwacht van de minister dat hij een onafhankelijk onderzoek gaat uitvoeren naar de fouten, met name naar de 400 fouten die er schijnen te zijn gemaakt wat betreft DNA. Kan de minister toezeggen dat hij hiernaar onafhankelijk onderzoek laat uitvoeren?

Minister Opstelten:

Ik vind dat mevrouw Van Toorenburg veel te snel spreekt over fouten. Ik heb mij er in het weekend direct over geïnformeerd dat er helemaal geen fouten zijn aangebracht. Het is een kwaliteitssysteem waarbij correcties zelfstandig door de medewerkers worden aangebracht. Vervolgens wordt aangegeven hoe hetgeen fout is gegaan, is gecorrigeerd en daarna gaat het pas naar de politie en het Openbaar Ministerie, die daarmee aan de slag gaan.

Het is belangrijk om hier zo volledig mogelijk over te zijn. In een aantal gevallen is niet een correctie geconstateerd voordat dit naar de politie en het Openbaar Ministerie ging. Dan is het effect meestal dat de politie en het Openbaar Ministerie zelfstandig actie ondernemen jegens het NFI en dan kan het daarna hersteld worden.

De heer Dibi (GroenLinks):

Dit is een lastig dilemma, want we hebben onlangs gesproken over het uitbreiden van DNA-onderzoek, dus over nog meer gebruikmaken van DNA. Nu horen wij via de Telegraaf dat er heel veel fouten worden gemaakt. We hebben bij de gerechtelijke dwalingen ten koste van Lucia de Berk en Ina Post gezien welke dramatische gevolgen het kan hebben als je op basis van onjuiste informatie iemand veroordeelt. De minister zegt nu gelukkig dat er geen fouten zijn gemaakt, maar sluit hij dat ook uit? Als hij dat niet kan uitsluiten, is de oproep van mevrouw Van Toorenburg dat zo snel mogelijk onafhankelijk onderzoek moet worden gedaan, zeer terecht.

Minister Opstelten:

Ik noem het geen "fouten"; ik noem het "correcties". Die kunnen in een systeem plaatsvinden. Als in 200.000 rapporten 1600 correcties worden aangebracht en als mensen dat in het instituut zelf doen, als men vervolgens ook aangeeft hoe de reparatie op die correctie plaatsvindt en als het dan naar het Openbaar Ministerie en de politie gaat, vind ik dit een betere typering. Ik sluit natuurlijk niet uit dat er hier en daar iets misgegaan kan zijn. Dat zal ik in de brief aangeven, want dit vergt natuurlijk een diepgaande analyse door mijzelf en mijn medewerkers. In de loop van volgende week krijgt de Kamer het rapport en mijn brief.

Mevrouw Helder (PVV):

De minister wil niet van "fouten" spreken, maar mijn mailbox loopt vol met mails met gruwelijke verhalen over verdwenen organen. Ik heb ook gelezen dat er gezocht is met gecontamineerd DNA. Ik ben een leek, maar ik noem dat "een fout". Ook de betrokkenen noemen het "een fout", volgens mij terecht. Wij hechten ook zeer aan dat onafhankelijke onderzoek. Ik hoop echt dat de minister toch nog toezegt – anders vraag ik in de regeling van werkzaamheden een debat aan – dat hij in die brief het feit meeneemt dat een forensisch patholoog het werken onmogelijk wordt gemaakt door het OM. Eerst kreeg hij de mogelijkheid van een second opinion; nu kan hij niet meer werken.

Minister Opstelten:

Dat laatste is niet aan de orde. Ik wil u gewoon informeren over hoe met deze berichten moet worden omgegaan. Dat is ook de goede volgorde om op de vragen aan mij te reageren: wat is mijn mening daarover, wat zijn de feiten, hoe moeten wij daarmee omgaan, wat zijn de consequenties daarvan voor allerlei rechtszaken? Ik heb een beeld geschetst van de conclusie waartoe ik kom, maar dat geldt niet alleen voor mij. Daarna moet u bepalen of u overtuigd bent. Ik vind dat dit zo snel mogelijk moet gebeuren. Volgende week heeft de Kamer de rapportage die de Telegraaf heeft en die op de site staat én mijn antwoord daarop.

De heer Van der Steur (VVD):

Voor de VVD-fractie is forensisch onderzoek van essentieel belang, omdat wij daarmee schuldigen kunnen vervolgen maar ook onschuldigen kunnen vrijpleiten. In april heeft de Kamer een motie van ondergetekende aangenomen om de DNA-databank te verzelfstandigen. Ik vraag de minister of hij in zijn brief ook uiteen wil zetten wanneer hij concreet komt met een wijziging van het DNA-besluit om die verzelfstandiging te realiseren.

Minister Opstelten:

Ik zal zo snel mogelijk heel precies aangeven hoe wij omgaan met de motie-Van der Steur; ik weet niet of dat lukt in dezelfde brief.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor de gegeven antwoorden.

Naar boven