13 Burgerinitiatief inzake dierproefexperimenten

Aan de orde is de behandeling van:

  • - een verslag van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven (burgerinitiatief verbod op het gebruik van honden en katten voor dierproefexperimenten) (32513, nr. 51).

De voorzitter:

Ik wijs de leden erop dat dit vooral een procedureel debat is en dat wij de stukken dus niet helemaal inhoudelijk gaan behandelen. Het gaat om het advies dat door de commissie is uitgebracht. Ik zeg dat omdat ik u niet in de verleiding wil brengen om de zaak inhoudelijk helemaal in behandeling te nemen.

Het woord is aan mevrouw Ouwehand, die het goede voorbeeld gaat geven.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. U maaide wel wat gras voor mijn voeten weg, want ik wilde beginnen met te zeggen dat dit debat gaat over de vraag of de Kamer een burgerinitiatief in behandeling moet nemen of niet, en wel het burgerinitiatief waarmee de Kamer wordt gevraagd, een verbod in te voeren op dierproeven op honden en katten. Ik laat het gedrukte exemplaar van het initiatief even zien: Gerdje, een verhaal met een staartje. De initiatiefnemer is de antidierproevencoalitie.

Het is niet voor de eerste keer dat er discussie is over de vraag of een initiatief voldoet aan de regels die wij daarover hebben afgesproken. Wij voeren dit debat omdat de Partij voor de Dieren van mening verschilt met de commissie over de vraag of dit specifieke initiatief aan de regels voldoet.

Uit de reacties die ik kreeg via Twitter en e-mail, merkte ik dat de indruk bestond dat wij vandaag over de inhoud van het burgerinitiatief zouden spreken, maar dat is dus niet het geval. Het gaat over de spelregels die zijn vastgesteld voor burgerinitiatieven en over de vraag of dit initiatief hieraan voldoet. Pas als dat is vastgesteld, kan de Kamer het initiatief in behandeling nemen en een inhoudelijk debat voeren over het voorstel.

Zoals bekend, wil de Partij voor de Dieren zo snel mogelijk een einde aan alle dierproeven. Wij kijken dus erg uit naar dat debat, maar eerst moeten wij het hebben over de spelregels. De commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven, die ik bij dezen dank voor haar werk, heeft geoordeeld dat dit burgerinitiatief aan alle procedurele voorwaarden met betrekking tot indiening, formulering en ondertekening voldoet. Tot zover zijn wij het met elkaar eens. Er staan meer dan 40.000 handtekeningen van kiesgerechtigde Nederlanders onder, vergezeld van naam en woonplaats. Dat is allemaal op orde.

De commissie vervolgt echter met te stellen dat het burgerinitiatief niet voldoet aan de voorwaarde dat het onderwerp waarover het initiatief gaat, de afgelopen twee jaar niet aan de orde mag zijn geweest in de Kamer. Dat is onjuist, en ik zal uitleggen waarom. De commissie wijst onder meer op een groot aantal moties die door de Partij voor de Dieren zijn ingediend en door de Kamer zijn aangenomen, om het proefdiergebruik terug te dringen, kritischer te kijken naar dierproeven en alternatieven te stimuleren. Het onderwerp dierproeven heeft met onze entree in het parlement inderdaad een vaste plek gekregen op de Kameragenda, maar dat de Kamer heeft gesproken over de beleidslijn voor dierproeven en over dierproeven gestemd heeft, betekent niet automatisch dat het specifieke voorstel van dit burgerinitiatief aan de orde is geweest. Die vraag is bij eerdere burgerinitiatieven ook aan de orde geweest: Gaat het expliciet om een nieuw specifiek voorstel en heeft de Kamer zich daarover al uitgelaten of niet? In dat licht wijs ik ook op het burgerinitiatief over de verhoging van de AOW-leeftijd, dat onlangs door de commissie wel ontvankelijk is verklaard. Over de AOW spreken wij in dit huis heel regelmatig. De indieners van het desbetreffende voorstel hebben echter een specifieke vraag voorgelegd. De commissie was toen van oordeel dat dit nieuw en specifiek was en dat het expliciet de afgelopen twee jaar nog niet in de Kamer was besproken. Voor dit burgerinitiatief geldt dit ook. Ik vraag mij af waarom de commissie op deze twee punten een verschillend oordeel heeft.

Ik spreek uit wat het specifieke verzoek is van het burgerinitiatief, om daarover expliciet duidelijkheid te krijgen. De vraag is namelijk niet om in algemene zin het dierproevengebruik terug te dringen en alternatieven te stimuleren. De vraag van het burgerinitiatief is: "Als verontruste burger en dierenvriend verzoek ik mijn volksvertegenwoordigers dringend om een verbod in te stellen op het gebruik van honden en katten in proefdierexperimenten". De 57.000 mensen die dit burgerinitiatief hebben ondertekend, willen vermoedelijk ook best graag een einde aan experimenten op andere dieren, maar de vraag is: stel een verbod in op het gebruik van honden en katten. Die afweging heeft de Kamer eerder wel gemaakt toen het ging over het gebruik van mensapen, maar dat was in 2003. De Kamer heeft toen gezegd: deze diersoort willen wij expliciet buiten het dierproeventraject houden. De Kamer wordt nu gevraagd, zich ook over die vraag te buigen wat betreft honden en katten.

Dat betekent dat de initiatiefnemers een extra ethisch dilemma zien bij het gebruik van deze specifieke diersoorten. Ze vragen in hun burgerinitiatief ook hoe de Kamer het aan een natie waarin miljoenen honden en katten bij mensen thuis wonen, kan uitleggen dat deze dieren in laboratoria voor experimenten worden gebruikt. Dat is dus het verschil tussen wat de Kamer de afgelopen jaren heeft gedaan en waar zij over gesproken heeft, en de vraag van de initiatiefnemers.

De conclusie van de PvdD is dat dit burgerinitiatief dus wel aan de criteria voldoet. De spelregels zijn keurig gevolgd. De PvdD vraagt de commissie dan ook om haar voorstel om het burgerinitiatief af te wijzen, te herzien en om de Kamer voor te stellen, het initiatief alsnog in behandeling te nemen. We hopen dat de commissie tijdens dit debat terugkomt op haar eerdere inzichten en als dat niet zo is, dan zullen wij via een motie de Kamer om een uitspraak vragen.

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. Ik dank allereerst de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven voor het verslag dat zij uitgebracht heeft aan de Kamer. Toen het burgerinitiatief is ontstaan en in het Reglement van Orde van de Kamer is opgenomen, heeft de CDA-fractie altijd gevraagd of dit wel nodig is. Letterlijk heb ik hier gezegd: je kunt als burger eigenlijk net zo goed of misschien zelfs veel beter een Kamerlid bellen, dan heb je veel sneller iets op de agenda staan. De Kamer gaat echter over haar eigen agenda en heeft gezegd: we gaan ermee werken. We hebben een aantal interessante voorbeelden gehad waarbij door burgers conform de bepalingen in het reglement een punt op de agenda van de Kamer is gezet. Ik hecht aan het feit – en ik spreek in dezen mede namens de VVD-fractie – dat er in het geval waarover wij nu met elkaar spreken, sprake is van het niet voldoen aan het reglement. De fracties van het CDA en van de VVD achten dat overtuigend aangetoond door de commissie. We maken echter een fout als we van wat ooit door een Kamermeerderheid in het reglement is opgenomen – namelijk om te komen tot een burgerinitiatief, een initiatief voor burgers – een politiek initiatief maken, als we iets steunen omdat we het toch graag willen bespreken. Als we dat tot criterium maken om burgerinitiatieven wel of niet te gaan behandelen – en dat is een beetje het gevoel dat ik heb – dan lijkt ons dat geen goed idee. Het betekent namelijk een geweldige uitholling van het burgerinitiatief en dat zou jammer zijn.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Wat de heer Koopmans daar zegt, is nogal wat. Hij wil toch niet beweren dat hij de indruk heeft dat de PvdD om politieke redenen dit debat heeft aangevraagd, omdat wij graag debatten voeren over het gebruik van dieren in dierproeven en de ethische rechtvaardiging daarvan en dat wij daarom de commissie vragen om haar oordeel te herzien?

De heer Koopmans (CDA):

Ik heb net uw betoog gehoord en ik heb op enig moment een goed verslag van de commissie gelezen, waarin in de ogen van onze fracties overtuigend is aangetoond dat het onderwerp voldoende op de agenda is geweest. Ik ben ervan overtuigd dat u niet beoogt het burgerinitiatief uit te hollen door het debat over het mogelijkerwijs toch op de agenda zetten ervan, terwijl dat in strijd is met het Reglement van Orde. De uitholling zou een onbedoeld effect zijn en wij hechten eraan om dat hier te benoemen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het allereerste burgerinitiatief dat de Kamer in behandeling heeft genomen was het initiatief van Milieudefensie "Stop fout vlees". Ik weet nog heel goed dat de CDA-fractie toen bezwaar had gemaakt tegen het oordeel van de commissie dat dit burgerinitiatief inderdaad voldeed aan de criteria. Maar daar zaten natuurlijk geen politieke redenen achter.

Voorzitter. Even terug naar de vraag. Ik heb het rapport van de commissie natuurlijk ook goed gelezen en ik daag de heer Koopmans uit om aan te geven op welke dag en in welk debat het specifieke punt dat we honden en katten niet langer willen laten gebruiken in dierexperimenten aan de orde is geweest.

De heer Koopmans (CDA):

Dat samenspel, het geheel van bovengenoemde behandelingen, moet worden gezien als instemming, zoals de commissie beschrijft. Ik ga de twee pagina's ervoor niet voorlezen. Het is voor de fracties van CDA en VVD overtuigend. Wij vinden dat dit initiatief van "Gerdje" niet als een burgerinitiatief in de zin van het reglement zou moeten gelden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

De heer Koopmans weigert dus in te gaan op mijn vraag. Ik heb in mijn bijdrage aangegeven dat het wel degelijk over proefdieren is gegaan de afgelopen jaren – ik was daar altijd zelf bij, dus ik kan het mij nog heel goed herinneren – maar dat een algemene bespreking van het dierproevenbeleid nog geen specifiek voorstel is. Het is goed gebruik in dit huis tot nu toe, volgens mij, om de spelregels die wij met elkaar hebben afgesproken daadwerkelijk na te leven. Ik kan eigenlijk niet anders dan concluderen dat de CDA-fractie om politieke redenen dit burgerinitiatief niet wil behandelen.

De heer Koopmans (CDA):

Daar maak ik bezwaar tegen. Als om 16.30 uur de procedurevergadering van de commissie voor ELI begint en mevrouw Ouwehand daar een voorstel doet om te komen tot bespreking aan de hand van een goed voorbeeld met betrekking tot proefdieren, zullen wij dat – ik zie mevrouw Snijder-Hazelhoff knikken – welwillend, zoals wij overigens altijd doen in die commissie, oppakken. Dat is dus niet het probleem. Het gaat om formele vereisten die wij in het reglement hebben opgenomen. Ik wijs mevrouw Ouwehand op het stukje dat begint met "Dat de Kamer ook de motie-Ouwehand/Waalkens ..." en dat eindigt met "de richtlijn betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt, waarin ten aanzien van honden en katten is bepaald dat ...". Dat is voor ons overtuigend geweest. Daarom stellen wij dat de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven terecht tot het oordeel is gekomen dat zij aan de Kamer voorlegt.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Kan de heer Koopmans aangeven wat het verschil is tussen het advies over dit burgerinitiatief en dat over het burgerinitiatief van het Platform AOW Omhoog!?

De heer Koopmans (CDA):

Ik heb geen flauw idee. Ik heb het niet gelezen, dus ik weet niet wat daarin staat.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik zal het antwoord op die vraag geven in mijn eigen bijdrage. Dat lijkt mij korter.

De voorzitter:

Drie leden verlaten nu de zaal. Dat komt doordat er een commissievergadering begint.

Mevrouw Dille (PVV):

Voorzitter. Ik zal het kort houden. Wij hebben afgesproken dat wij niet over de inhoud spreken, dus dat ga ik niet doen. De PVV-fractie is van mening dat de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven tot een goed eindoordeel is gekomen. Zij schaart zich dus achter dit oordeel. Regels zijn regels.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik ben het helemaal eens met de stelling "regels zijn regels". Wij moeten objectief kijken in hoeverre dit burgerinitiatief voldoet aan de regels. Er is, zoals mijn collega Ouwehand al heeft gezegd, al behoorlijk wat gezegd over dierproevenbeleid, maar nog nooit over een specifiek verbod op het gebruik van honden en katten. Vindt mevrouw Dille dan niet, met de fractie van de PvdD, dat als 57.000 burgers vinden dat dit op de agenda moet komen, dit verzoek moet worden ingewilligd? Dit is immers nooit eerder aan de orde geweest in de Kamer.

Mevrouw Dille (PVV):

Wat ik vind doet even niet ter zake, want wij hebben afgesproken dat wij niet inhoudelijk ingaan op het onderwerp. Dat zal ik dan ook niet doen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik vraag niet om een inhoudelijk oordeel over de vraag of er een verbod moet komen. De regel is dat een onderwerp de afgelopen twee jaar niet mag zijn behandeld in de Kamer. Wat moet er niet zijn behandeld? De vraag of honden en katten niet meer mogen worden gebruikt in dierproeven? Die vraag is nooit behandeld in de Tweede Kamer. Daarmee voldoet dit burgerinitiatief dus aan de regel. Welke overwegingen heeft de PVV-fractie om het alsnog af te wijzen?

Mevrouw Dille (PVV):

Het is duidelijk dat de PvdD hierover van mening verschilt met de PVV en de commissie. Wij volgen het eindoordeel van de commissie en gaan daar niet van afwijken.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Het moet objectief vast te stellen zijn, los van politieke kleur, of een bepaald onderwerp aan de orde is geweest in de Tweede Kamer. Daar kunnen de Handelingen op worden nageslagen, dus de verslagen van de vergaderingen. Daarin is nergens te zien dat er gesproken is over een verbod op proeven op honden en katten. Dat is objectief vast te stellen. Als dat zo is, kun je dus niet, anders dan dat je een politieke keuze maakt, voorbijgaan aan dat feit. Dus ik vraag nogmaals aan de PVV-fractie welk objectief argument zij dan heeft om toch te zeggen dat dit burgerinitiatief niet kan worden toegelaten.

Mevrouw Dille (PVV):

Er is wat de PVV betreft maar één argument, namelijk dat onzes inziens alle regels en protocollen zijn gevolgd en dat er geen andere conclusie mogelijk is.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. In maart 2011 heeft de antidierproevencoalitie haar burgerinitiatief gepresenteerd voor een verbod op dierproeven met honden en katten. Ruim 57.000 mensen hebben hun handtekening onder de petitie gezet waarin de Tweede Kamer wordt verzocht om onmiddellijk een einde te maken aan deze dierproeven. Wij gaan daar nu niet inhoudelijk op in, maar het gaat hier om de vraag of de procedure voor het beoordelen of dit burgerinitiatief wel of niet ontvankelijk is, goed is doorlopen. Daarbij spitst de vraag zich er vooral op toe of dit de afgelopen twee jaar aan de orde is geweest of niet.

Volgens ons is dat namelijk niet zo zwart-wit. De commissie stelt dat dierproeven met honden en katten onderdeel zijn van het algemene dierproevenbeleid en dat dit onderwerp dus al is besproken in de afgelopen twee jaar. Onzes inziens is dat te kort door de bocht. Ik ben het eens met wat mevrouw Ouwehand hierover daarnet aangaf. Dierproeven met katten en honden zijn niet specifiek aan de orde geweest.

Het is volgens ons ook een goede illustratie van de kritiek die GroenLinks heeft op de procedure rond het burgerinitiatief. De procedure waarin wordt bepaald of een initiatief ontvankelijk wordt verklaard, is een willekeurige. Het initiatief dat vandaag wordt besproken, maar bijvoorbeeld ook het burgerinitiatief Nederland Krijgt Nieuwe Energie, is afgewezen omdat een meerderheid in de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven vindt dat het onderwerp in de afgelopen twee jaar al voldoende zou zijn besproken in de Kamer, terwijl het initiatief over de AOW-verhoging wel ontvankelijk werd verklaard.

Nu hoor ik mensen zeggen: wij hebben hier veel gediscussieerd over de AOW, maar de specifieke vraag of er iets moest worden gewijzigd aan de AOW-uitkering is niet aan de orde geweest. Dat is niet het geval. Uit het advies dat de commissie hierover heeft geschreven, blijkt wel degelijk dat de SP-fractie hierover eerder een motie heeft ingediend. Dan had dat initiatief dus ook moeten worden afgewezen met als argument dat hierover de afgelopen twee jaar al is gesproken.

Ons punt is dat dit een criterium is dat niet makkelijk te vatten is. Wij zouden daarom willen voorstellen te komen tot meer objectieve criteria, bijvoorbeeld verhoging van het aantal handtekeningen of een soort spoeddebatregel. Wij denken graag mee om het burgerinitiatief beter werkbaar te maken en minder frustrerend voor mensen die veel tijd steken in het verzamelen van het aantal handtekeningen. Ik hoor graag de reactie van de voorzitter op mijn suggesties.

Tot slot. Wat het burgerinitiatief over proeven met honden katten betreft, hopen wij dat het alsnog op de een of andere manier kan worden behandeld. Wanneer het niet als burgerinitiatief kan worden behandeld, sta ik open voor allerlei andere manieren om het alsnog te behandelen.

De heer Van Dekken (PvdA):

Voorzitter. Inhoudelijk kan ik de lijn van de Partij voor de Dieren als aanvrager van dit debat heel goed volgen. Het doel dat de PvdD voor ogen heeft, is heel sympathiek. Ook de PvdA vindt dierenwelzijn enorm belangrijk. Niet voor niets staat in ons verkiezingsprogramma dat wij het aantal dierproeven zo ver mogelijk willen terugdringen. Eigenlijk zouden wij er helemaal vanaf willen.

Maar het is een lastige kwestie. De commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven heeft zich over de vraag gebogen of is voldaan aan de vereisten waaraan het burgerinitiatief moet voldoen. Zij kwam tot de conclusie dat het initiatief niet ontvankelijk is omdat er niet is voldaan aan de voorwaarden die wij met ons allen hebben afgesproken rond datzelfde burgerinitiatief.

Mijn vraag aan de voorzitter is heel simpel. Klopt het dat dit burgerinitiatief niet ontvankelijk is doordat er bij de totstandkoming van de regelgeving rondom het burgerinitiatief uitdrukkelijk is gekozen voor een dossier en niet voor een deelonderwerp uit datzelfde dossier? Kan zij mondeling toelichten wat voor de commissie uiteindelijk de doorslag heeft gegeven?

De PvdA vindt het heel belangrijk dat ook deelonderwerpen aan de orde kunnen komen. Als zo veel burgers – het zijn er echt heel veel – het belangrijk vinden, moet het ook daadwerkelijk kunnen worden besproken, juist ook als het gaat om deelonderwerpen. Ik voel er met mijn fractie op dit punt sterk voor om deze regelgeving nog eens nader te bekijken, maar daar hebben de initiatiefnemers van dit voorstel over katten en honden helemaal niets aan.

Het enkele feit dat het burgerinitiatief niet ontvankelijk is, weerhoudt mijn fractie er niet van om dit onderwerp uiteindelijk zelf maar op de agenda te zetten. Wij willen in dit verband drie dingen. Wij willen het liefst het burgerinitiatief toch behandelen. Het kabinet moet stelling nemen, en gemotiveerd en gedetailleerd ingaan op de argumenten van de initiatiefnemers. Het liefst willen wij dat het kabinet in commissieverband een gesprek aangaat met de initiatiefnemers. Na dit gesprek en naar aanleiding van de brief willen wij plenair of in commissieverband met de minister in gesprek gaan over de reactie van het kabinet op dit initiatief, en in het bijzonder over de positie van katten en honden bij dierproeven.

Mijn fractie wil dit debat heel graag in een breed perspectief voeren. Wij willen zo snel mogelijk het aantal dierproeven verminderen. Wij hopen en willen dat de regering zich hard maakt voor alternatieven.

De voorzitter:

Ik aarzel erg bij uw betoog, mijnheer Van Dekken. Het is niet aan de orde of u iets belangrijk vindt. De vraag of u iets graag zou willen behandelen, is ook niet aan de orde. Alleen de vraag is aan de orde, of u vindt dat het reglement goed is toegepast. Op die vraag hebt u geen antwoord gegeven.

De heer Van Dekken (PvdA):

Voorzitter, wij hebben een aantal vragen over de behandeling gesteld. Wij stellen bijvoorbeeld de vraag waarom niet is gekozen voor een deelonderwerp. Ik meen dat ik dat duidelijk heb gemaakt. Ik hoop dat goed is overgekomen dat wij eigenlijk zeggen: wij twijfelen en het zou goed zijn als dit nog eens wordt heroverwogen enzovoorts. Is dat helder, voorzitter?

De voorzitter:

Dat is helder.

De heer Van Dekken (PvdA):

Dat dacht ik al.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Voor ons ligt een voorstel van de commissie voor Verzoekschriften en Burgerinitiatieven. Het gaat hierbij om het burgerinitiatief over een verbod op dierproeven met honden en katten. De commissie heeft dit verzoek bestudeerd en stelt de Kamer voor om het initiatief af te wijzen, en dit als brief door te sturen naar de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Per burgerinitiatief kan geen verbod op dierproeven met honden en katten worden afgekondigd. Het burgerinitiatief is slechts een verzoek aan de Kamer om dit te bespreken. Dit verzoek wordt gesteund door duizenden en nog eens duizenden mensen. Mijn fractie is van mening dat een dergelijk verzoek altijd serieus moet worden beoordeeld. Een breed gesteund initiatief van burgers moet niet lichtvaardig worden afgewezen. 57.000 mensen hebben hieronder hun handtekening gezet. Nu wordt dit afgedaan als een brief die ook een individuele burger zou kunnen sturen. Wij moeten hierover dus heel goed nadenken. Worden de regels op deze manier wel goed gehanteerd? Wordt er gehandeld naar de geest van de afspraken die in de Kamer zijn gemaakt over burgerinitiatieven? Het gaat er niet altijd slechts om, naar de letter van de regels te kijken. Wij moeten ook de bedoeling bezien die wij hadden met de regeling voor burgerinitiatieven. De bedoeling daarvan was, burgers de gelegenheid te geven om iets in de Kamer te agenderen.

Ik moet zeggen dat het verslag van de commissie mij wat tegenvalt. Er staan enkele slordigheden in. Zo wordt een motie die zou zijn aangenomen, gebruikt als argument om dit burgerinitiatief niet te accepteren. De bedoelde motie-Ouwehand over de besteding van innovatiesubsidies is echter niet aangenomen, maar verworpen. Dat is een beetje pijnlijk. De commissie wijst er in haar verslag van 19 mei jongstleden verder op, dat niet langer dan twee jaar geleden nog over dit onderwerp is gesproken. Dat is een vereiste voor burgerinitiatieven. De commissie verwijst hiervoor naar een algemeen overleg van 24 september 2009. Weet zij dan niet dat op 26 april jongstleden ook een algemeen overleg over dierproeven heeft plaatsgevonden? Het verslag van de commissie dateert van 19 mei. Dat had de commissie dus kunnen en moeten weten. Dit is een tweede slordigheid.

Een derde punt gaat over de politieke argumenten die de commissie zelf aandraagt. Er is in de Kamer nadrukkelijk gezegd dat de commissie geen politiek oordeel moet vellen, maar alleen het reglement moet toepassen. Als ik het verslag lees, dan constateert de commissie dat het kabinet wel erg veel werk maakt van de bescherming van proefdieren en het stimuleren van alternatieven. Maar het is niet aan de commissie om dit te beoordelen. Ook over de voortvarendheid van de aanpak van het kabinet met betrekking tot dierproeven zijn de meningen verdeeld. Sommige Kamerleden vinden die prima, maar anderen plaatsen er vraagtekens bij. De commissie past dus geen suggestie van een oordeel. Normaliter tilt de SP niet al te zwaar aan foutjes en slordigheden, maar in dit geval is dat ernstig. De Commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven moet hier heel consciëntieus mee omgaan, want het gaat om 57.000 handtekeningen. Als het voorstel van de commissie wordt overgenomen, dan hebben de mensen die een handtekening hebben gezet, het gevoel dat hun voorstel in de prullenbak verdwijnt. Ik vind dat het initiatief zorgvuldige bestudering verdient. Daarbij passen geen foutjes, want daarmee organiseer je wantrouwen en teleurstelling vanuit de samenleving richting het parlement. Dat moeten wij te allen tijde zien te voorkomen. De SP stelt dus voor het burgerinitiatief toch te honoreren en daarmee recht te doen aan al die tienduizenden mensen die zich druk maken over dit onderwerp. Het voorstel moet dus serieus worden behandeld. Ik ben in dat kader ook benieuwd naar de reactie van de voorzitter op de discussie over de AOW. Daarin heeft de commissie terecht geoordeeld dat die kwestie moest worden behandeld. Het ging over een deel van de AOW. Ik trek wat dat betreft een parallel met het huidige voorstel, want dat gaat over een deel van de dierproeven waarover wij nooit expliciet over hebben gedebatteerd. Ik vind dat dit een serieuze behandeling verdient. Ik wijs ook nog op het grote belang dat ook de Kamer hecht aan het vraagstuk van de dierproeven. We gaan binnenkort op werkbezoek in Nijmegen. Een debat naar aanleiding van dit burgerinitiatief, met een gedegen reactie van het kabinet, lijkt mij dan niet te veel gevraagd.

De voorzitter:

Daarmee hebben wij de eerste termijn van de Kamer gehad. Na de schorsing antwoordt de voorzitter van de commissie.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Het onderwerp dierproeven maakt begrijpelijkerwijs altijd emoties los. Dat is ook de reden dat de commissie er twee keer over heeft gesproken. Wij hebben bewust gezegd dat wij de tweede keer een bredere samenstelling van de commissie wilden, met meer partijen. Dat is gelukt. Wij hebben dat gedaan. Het is een onderwerp waarbij iedereen gevoelens heeft.

Wat je er zelf ook van vindt, als commissie – dat geldt zeker ook voor een dergelijke commissie – moet je regels toepassen. Het burgerinitiatief is medio 2006 begonnen. Het was oorspronkelijk een voorstel in een motie van de Partij van de Arbeid. Dat gaf de burger de mogelijkheid om toch iets op de agenda te zetten. Daarna zijn de regels wat aangepast. Zij zijn versoepeld met ingang van 1 januari 2009. Toen kon naast de gewone handtekening ook de digitale handtekening. Dat is gebeurd. Het is dan aan de commissie om dat te wegen. De regels zijn in dit geval het Reglement van Orde van de Tweede Kamer. Je hebt regels op het sportveld, je hebt regels als je in een roeiboot gaat zitten. Met die regels zul je het moeten doen. Het Reglement van Orde is duidelijk de basis. Daarin staat ten eerste het aantal handtekeningen. In dit geval is het een heel groot aantal handtekeningen geweest. Dat staat buiten kijf.

Het volgende punt – en dan kom je bij het kernpunt – is of er de afgelopen twee jaar een besluit is genomen, dus of er moties en stemmingen zijn geweest. Ik zei al dat wij er twee keer over gesproken hebben. Onze informatie is van maart 2011. Daardoor is die ene bespreking die er kennelijk in april is geweest van de heer Van Gerven kennelijk gemist in het uiteindelijke verslag. Dat spijt mij zeer. Juist na de eerste bespreking hebben wij gezegd dat wij er nog een keer over wilden praten en dat wij de griffier alle zaken op een rij wilden laten zetten.

Als je de geschiedenis van het burgerinitiatief erbij neemt en in de nota naar aanleiding van het verslag kijkt, is het heel duidelijk. Als iets lijkt op een besluit – dan zul je het meestal hebben over een motie die is aangenomen of verworpen of een amendement – dan is dat een besluit. De vraag is wel of het in dat besluit precies aan de orde is geweest met zoveel woorden. Is het precies hetzelfde onderwerp? Wij allen hebben daar heel serieus naar gekeken. Het is natuurlijk makkelijker en leuker om iemand blij te maken dan om een initiatief af te wijzen. Ik kan u zeggen dat mijn mailbox dan altijd vol stroomt. Ik ben mijn loopbaan begonnen als belastinginspecteur. Dus op het gebied van negatieve reacties ben ik wel iets gewend.

Wij hebben er dus nogmaals naar gekeken. In de toelichting op de bepaling op het moment dat die in het Reglement van Orde kwam, staat heel duidelijk dat je niet in stukjes moet gaan knippen. Als een onderwerp als totaal aan de orde is geweest, moet je het niet in stukjes gaan knippen. Zo'n stukje kan best sympathiek lijken en zal dat ook altijd zijn, maar toen is heel nadrukkelijk aan de orde geweest dat je het niet moet doen. Het is in 2008 besproken, maar het komt ook al voor in de aanvankelijke discussie in 2005, toen de regels er kwamen. Dan moet je dus conclusies trekken, ook als je weet dat dit emoties losmaakt. De Kamer heeft destijds nadrukkelijk besloten dat zij geen zaken ging herhalen, dat zij niet in stukjes ging knippen. Dat heeft uiteindelijk geleid tot de conclusie die in ons verslag is opgenomen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Is mevrouw Neppérus met mij van mening dat de commissie zich niet hoeft te laten leiden door de vraag of zij een bepaald onderwerp sympathiek vindt? Mevrouw Neppérus zei namelijk: hoe sympathiek dit burgerinitiatief lijkt. Dat is iets waar noch de Kamer noch de commissie een oordeel over hoeft uit te spreken?

Ook het feit dat de commissie tot tweemaal toe bijeen is geweest om over dit burgerinitiatief te praten, omdat dierproeven gevoelig liggen, vind ik een beetje vreemd. De commissie gaat namelijk niet over de inhoud, maar bekijkt simpelweg of iets dergelijks in de Tweede Kamer aan de orde is geweest of niet. Ik neem dat over de AOW ook niet tweemaal bij elkaar gekomen is.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik zei dit, omdat wij wisten hoe gevoelig dit ligt. Bij eerdere initiatieven hebben wij gezien wat een afwijzing teweegbrengt. Daarom hebben wij het nog een keer willen bespreken. Wij hebben de griffier om een nadere notitie gevraagd. Wij hebben ons besluit zo zorgvuldig mogelijk willen nemen. Bij eerdere besluiten hebben wij gezien wat een teleurstelling het geeft als je het afwijst. Ik denk even aan het energiepunt. De commissie heeft er met het oog daarop nog een keer over willen praten. Wij hebben de griffier gevraagd hoe precies de geschiedenis van de bepaling is geweest. Wat zat er precies achter?

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik ben blij dat dit even wordt opgehelderd. Het gaat er dus om dat de commissie rekening wilde houden met de gevoelens die in de samenleving en bij de initiatiefnemers leven. Het was meer dát dan gevoeligheid bij de commissie zelf. Die indruk kreeg ik even.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Er zijn inmiddels twaalf initiatieven ingediend. Een afwijzing blijkt steeds tot veel emotie, tot boze reacties te leiden. Om die reden hebben wij een aantal zaken extra willen uitzoeken. Wij wilden zo zeker mogelijk van onszelf zijn bij het voorleggen van ons ontwerpbesluit.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Was het dan niet verstandiger geweest om geen impliciet oordeel te geven in de zin van "dit kabinet doet al best veel voor dieren die in experimenten gebruikt worden"? Ik denk dan aan het inleidende gedeelte over de algemene beleidslijn van het kabinet-Balkenende IV. De schijn is gewekt dat de commissie een bepaalde mening over het onderwerp heeft.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Er kunnen zinnen in de inleiding staan waar iemand wat over kan denken, maar voor ons is bij de besluitvorming de volgende vraag bepalend geweest: is het al of niet gewoon aan de orde geweest? Ik meen dat het onderwerp voor over twee maanden weer geagendeerd staat. Dát hebben wij bekeken. Over datgene wat een kabinet ermee doet, spreken de mensen in de debatten. Voor ons is maatgevend of het onderwerp aan de orde is geweest. Dat weet ik voor mijzelf, maar ook voor de andere leden van de commissie.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Is het onderwerp eerder aan de orde geweest? Daarop moet de parlementaire geschiedenis worden nageslagen. Bij elk burgerinitiatief worden afwegingen gemaakt. Als wij moeten concluderen dat een initiatief niet aan de regels voldoet, dan geven wij de desbetreffende commissie – in dit geval is dat de commissie VWS – de brief ter behandeling. Vaak vragen wij om er bijzondere aandacht aan te besteden. Het gaat om een punt waar 57.000 mensen zich sterk voor hebben gemaakt. Het is vervolgens aan de commissie voor VWS, die elke twee weken een procedurevergadering heeft, om te bepalen wat men ermee wil. Er zijn meer mogelijkheden om het op de agenda te zetten. Als de Kamer de conclusies van onze commissie onderschrijft, dan gaat het naar de commissie voor VWS.

Ik zou wel duidelijk de aandacht willen vragen voor dit punt, iets wat we vaker hebben gedaan. Men moet zich daarvan wel rekenschap geven. Dan is het aan de vaste commissie voor VWS – ik ben daar geen lid van, hooguit reservelid in verband met de sport – om conclusies te trekken. Ik sta nog steeds ten volle achter de conclusies zoals wij die hebben getrokken.

De SP had het over een fout met een motie, waarover enige verwarring is ontstaan. De heer Van Gerven heeft gelijk: de desbetreffende motie is verworpen. Excuses daarvoor. Er is wel een besluit genomen, zij het afwijzend.

Er is gevraagd of de commissie opnieuw conclusies wil trekken. Ik ben daar helder in: wij menen echt dat je niet in stukken moet gaan knippen. Als je dat gaat doen, waar blijf je dan? In de conclusies staat wat je ermee kunt doen. Ik heb zelf in de commissie als commissielid ook wel eens gesproken over burgerinitiatieven die waren afgewezen. Dat kun je dus zeker doen. Of dat al of niet met de bewindslieden is, is aan de commissie.

Zouden de regels niet moeten worden versoepeld? De Commissie voor de Werkwijze gaat daar niet over. Wel stel ik vast dat het systeem is versoepeld met de invoering van de digitale handtekening. Bij mensen die heel oprecht een burgerinitiatief hebben ingediend, zie je dat dat leidt tot een enorme teleurstelling. Vroeg of laat zal de Commissie voor de werkwijze van de Kamer daar eens naar moeten kijken. Commissiebreed stellen wij vast dat afwijzing tot teleurstelling leidt. Maar als je zegt dat elk burgerinitiatief op de Kameragenda komt, vrees ik dat het reces voortaan kan worden geschrapt. Als de Commissie voor de Werkwijze daarnaar wil kijken, zullen wij als commissie de zittende commissie van advies dienen. Dat is dan een andere commissie. Wij stellen vast, er een- en andermaal naar gekeken hebbend, dat dit echt niet aan de regel deed. Als het verzoek in de vaste commissie voor VWS komt, is daar in de procedurevergadering alle ruimte voor. Als er iets veranderd moet worden, zul je altijd zitten tussen teleurstelling over de afwijzing, en de vraag wat voor agenda er ontstaat als alle verzoeken daarop komen. Ik denk dat dat een andere commissie is, maar desgewenst geven wij als commissie graag onze mening.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Ik wil de commissie danken voor de antwoorden.

De commissie heeft aangegeven dat ze op basis van een analyse van wat er de afgelopen twee jaar over dierproeven is gezegd, komt tot de conclusie dat het burgerinitiatief niet kan worden toegelaten tot de agenda van de Tweede Kamer, en wel om vijf redenen. Het gaat om een aantal moties, en om een richtlijn in Europa. Geen van deze punten heeft ook maar enigszins te maken met het burgerinitiatief. Het gaat over een motie van mevrouw Ouwehand, het gaat over subsidies voor dierproeven, die niets te maken hebben met de ethische vraag of er een verbod moet komen op het gebruik van honden en katten voor dierproeven, het gaat over een amendement van mevrouw Ouwehand over het budget voor alternatieven, wat ook niets heeft te maken met de ethische vraag om een verbod op het gebruik van honden en katten voor dierproeven, en het gaat om een motie van mevrouw Ouwehand over innovatiesubsidies op het terrein van levensmiddelentechnologie, wat ook niets te maken heeft met ethische vragen over honden en katten. En het gaat over een motie van Ouwehand en Waalkens over niet-menselijke primaten in het wetenschappelijk onderzoek. We weten allemaal dat honden en katten niet behoren tot de niet-menselijke primaten.

Ten slotte nog het punt dat er een Europese richtlijn zou zijn betreffende het gebruik van honden en katten bij dierproeven. Die gaat er alleen maar over dat de dieren alleen uit fokkerijen mogen komen en niet van de straat geplukt mogen worden. Het heeft dus ook niets te maken met de ethische vraag of we überhaupt honden en katten mogen gebruiken voor dierproeven.

Dus al die vijf punten die de commissie noemt op basis waarvan zij tot de conclusie komt dat het burgerinitiatief niet ontvankelijk is, zijn niet steekhoudend. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het burgerinitiatief voor een verbod op honden- en kattenexperimenten voldoet aan alle gestelde voorwaarden;

besluit dit burgerinitiatief in behandeling te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Thieme en Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 60 (32513).

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de commissievoorzitter hartelijk voor haar reactie. Ook ik heb mij wel even afgevraagd of ik het nu wel eerlijk vind dat dit burgerinitiatief niet ontvankelijk wordt verklaard. Is dat omdat ik zo voor ben of is het om andere redenen? Voor mij staat het toch wel los van de emotie over het onderwerp. Kijkend naar andere burgerinitiatieven heb ik het idee dat het criterium van de twee jaar de ene keer rekkelijker wordt ingevuld dan de andere keer. De commissie geeft aan dat ze onderwerpen niet in stukjes wil knippen. Maar hoe zit het dan met die AOW-verhoging? Waarom zou het daarbij wel kunnen en hierbij niet?

Ik denk dat de commissie bij haar standpunt blijft. Ik zal daarom met mijn fractie in conclaaf gaan over aanpassing van het Reglement van Orde. De motie van de Partij voor de Dieren wil ik wel steunen, maar ik zie tegelijkertijd dat daar geen meerderheid voor is. Ik hoop dan dat de PVV uitgaande van haar standpunt "regels zijn regels" inhoudelijk wel wil praten over dit voorstel. Dan zullen we dat via de commissie VWS doen.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Ik vind het verweer van de commissie beperkt en onvoldoende. Er zijn volgens mij twee belangrijke punten ingebracht. Het eerste betreft de vraag waarom destijds het AOW-voorstel wel gehonoreerd is en dit voorstel niet. Volgens mijn waarneming en die van andere fracties loopt het namelijk volledig parallel. Ten aanzien van het welvaartvast maken van de AOW wordt gezegd "dat gaan we honoreren", terwijl in het onderhavige geval waarbij het gaat om het verbieden van het gebruik van honden en katten bij dierproeven – dat is nooit expliciet behandeld in de Kamer de afgelopen twee jaar – vervolgens een andere conclusie wordt getrokken. Kan de voorzitter van de commissie mij uitleggen waarom destijds bij het AOW-voorstel ja is gezegd en nu bij het voorliggende voorstel nee wordt gezegd? Ik snap het namelijk niet.

Wij mogen geen politiek oordeel vellen. Echter, op bladzijde 2 van het verslag worden allerlei zaken opgesomd. Ook staat er dat het kabinet al zo min mogelijk dieren gebruikt voor dierproeven. Ook de Kamer heeft een aantal moties op dit punt aangenomen. Maar dat is dan toch niet de bedoeling? Dat is dan toch ook een politiek oordeel vellen? Ik heb in mijn eerste termijn gezegd dat een aantal fracties vindt dat er veel te weinig gebeurt. Dus die zijn het daar helemaal niet mee eens. De commissie moet zich dan niet een oordeel aanmatigen maar moet gewoon toetsen of er voldoende handtekeningen zijn en of deze kwestie eerder reëel aan de orde is geweest. Mijns inziens is dat laatste niet het geval. De termijn van twee jaar is niet aan de orde, want we hebben twee maanden geleden of onlangs nog gesproken over dierproeven als zodanig. Het gaat dus om de vraag of wij echt hebben gesproken over het verbieden van het gebruiken van honden en katten bij dierproeven. Naar mijn stellige overtuiging heeft de Kamer daar nooit expliciet over gesproken. Het past dan in de geest van het reglement voor burgerinitiatieven dat wij hier "ja" tegen zeggen.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Een aantal leden is in tweede termijn op punten teruggekomen. Mevrouw Thieme noemt die punten en zegt dat het niet specifiek gaat om honden en katten. Her en der is in debatten wel over honden en katten gesproken, maar het ging in het algemeen over dierproevenbeleid. Dat is het punt. Mij is verzekerd dat het dierproevenbeleid en hoe ver je met beperkingen moet gaan, echt aan de orde zijn geweest. Als de staf mij dat verzekert, ga ik daar gewoon van uit. Dat is aan de orde geweest. Dat zeg ik ook in antwoord op de vraag van mevrouw Thieme.

De heer Van Gerven, die toch vrij boze termen gebruikt, zegt dat toch waarderingen zijn uitgesproken. Als ik de bewuste bladzijde uit het verslag lees, meen ik dat gewoon is gezegd wanneer en waar het aan de orde is geweest. Daar kan de heer Van Gerven meer of minder tevreden mee zijn, maar er staat wel degelijk dat de Kamer er toen en toen over heeft gesproken, dat er toen en toen een amendement was enzovoort. Daar zijn wij gewoon op afgegaan. De commissie was breed samengesteld. De Partij voor de Dieren is geen lid; dat zeg ik er even bij. De meeste andere partijen, bijna alle, zijn echter wel lid en bij de besprekingen aanwezig geweest. De bedoeling is niet om een oordeel uit te spreken in de zin van "wat doet een kabinet of een vorig kabinet het goed". Er staat gewoon op een rijtje wanneer het aan de orde is geweest.

De heer Van Gerven sprak ook over de AOW. In eerste aanleg heb ik de desbetreffende vraag niet beantwoord, waarvoor mijn excuus. Ik heb de stukken erbij gehaald. Toen is echt naar voren gebracht dat het verzoek niet ontvankelijk is omdat het onderwerp eerder aan de orde is geweest, maar dat het wel voor een deel ontvankelijk is. Een klein stukje, over de indexatie, is namelijk nooit eerder aan de orde geweest. Ik kan mij nog herinneren dat mij dat toen verbaasde. Dat is niet eerder aan de orde geweest. Om die reden voldoet het verzoek wel aan de voorwaarden. Ik kan erbij zeggen dat ons daarna vanuit Kamercommissies de vraag werd gesteld waarom wij op dit verzoek toch positief hadden geoordeeld. Het basispunt moet de vraag zijn of het in die twee jaar aan de orde is geweest. Het alternatief, dat mevrouw Voortman of een van de andere leden noemde, is een commissie VWS die zal bekijken hoe hiermee verder wordt gegaan. Het is aan de Kamer zelf om iets al of niet via de commissie voor de Werkwijze te veranderen.

De heer Van Gerven (SP):

Het punt is niet of het dierproevenbeleid aan de orde is geweest. Zeker, dat is twee of drie maanden geleden nog in commissieverband en bij de begroting voor VWS uitgebreid aan de orde geweest. Dat is niet het punt. Het gaat om het verbieden van het gebruiken van honden en katten bij dierproeven. Dat is wel een onderdeel van het dierproevenbeleid, maar dat is de afgelopen twee jaar niet expliciet aan de orde geweest.

Dan nu de parallel met de AOW. Er is uitgebreid gediscussieerd over de AOW, maar nu juist niet over het welvaartvast maken van de AOW. De commissie heeft daarom op het desbetreffende verzoek "ja" gezegd. Dan moeten wij naar mijn mening ook "ja" zeggen tegen dit burgerinitiatief. Daarbij gaat het immers om een klein onderdeel van het dierproevenbeleid dat niet aan de orde is geweest. Ik zou niet weten waarom de conclusie nu anders zou moeten zijn dan destijds de conclusie inzake de AOW.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Mij is verzekerd dat in het debat over het dierenbeleid ook honden en katten zijn genoemd. De heer Van Gerven knipt er een stukje van af. Nogmaals, dat moeten wij niet doen, want dan staan wij hier elke week. Als de Kamer dat anders wil, moet zij haar werkwijze herzien. Dat is wel lastig, want dan sta je hier heel vaak, denk ik, met alle waardering die er verder voor die handtekeningen is. Ik ga bijna denken dat we nog te toeschietelijk zijn, want dat leidt weer extra discussie en tot teleurstelling bij mensen. Daar zit ik als voorzitter wel mee. Het is aan de Kamer om daarover na te denken. Ik stel vast dat voor elk besluit, behalve een positief, geldt dat je als klacht krijgt: waarom heb je dat gedaan. Men is boos over die afwijzingen, hoe goed bedoeld ook. We hebben ook een initiatief over energie gehad. Dat leidt tot grote teleurstelling bij de mensen en ook bij collega's in deze Kamer, stel ik vast.

De heer Van Gerven (SP):

Ja, dat stel ik ook vast. Naar mijn idee had er ook een ander besluit genomen kunnen worden, in lijn met het besluit over de AOW. Dat doet u niet, met als gevolg dat de mensen die dit initiatief hebben genomen en al dat werk hebben gedaan, extra teleurgesteld zullen zijn. Het komt natuurlijk op een andere manier wel aan de orde, maar dat doet geen recht aan het burgerinitiatief.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Mevrouw Neppérus zegt terecht dat het frustrerend is voor mensen als hun burgerinitiatief niet wordt aangenomen, maar het wordt extra frustrerend als een vergelijkbaar initiatief wel is aangenomen. Ziet mevrouw Neppérus ook mijn punt dat het misschien beter is om dit criterium te schrappen en andere criteria, bijvoorbeeld het aantal handtekeningen, wat strenger te maken? Op die manier denk ik dat je meer balans in het voorstel kunt aanbrengen.

Mevrouw Neppérus (VVD):

In dit geval zijn de initiatiefnemers gewaarschuwd dat het weleens een probleem zou kunnen geven. Ik heb er sterk over geaarzeld of we ze langs zouden laten komen, omdat dat een groot probleem zou kunnen zijn. De commissie heeft toch gezegd: laten we ze de ruimte geven, want dat stuk aandacht heb je dan, als je er mag zijn. De mailbox stroomde weer vol met reacties met een niet zo prettige toon, terwijl wij alleen maar eerlijk wilden zeggen dat dit een probleem kon zijn. We hebben toen bewust gezegd dat men het wel kon aanbieden, omdat men dan een stuk publiciteit heeft over een serieus onderwerp. Het is een deel van een groot onderwerp. Als je het hebt over dierproeven, heb je het over alle dieren. Daar zit net het verschil met dat andere.

Nogmaals, ik vind dat de commissie het serieus heeft bekeken en die afweging heeft gemaakt. Het kan op een andere manier. Als de Kamer zegt dat we naar het geheel moeten kijken, zoals enkele collega's hebben gezegd, dan is dat aan de Kamer. Ik ga er vanuit dat iedereen bekijkt hoe hij daarmee verder wil. Als de commissie hierover wordt gevraagd om een mening of een advies, zullen wij die zeker geven.

De voorzitter:

Daarmee beëindigen wij de discussie over de verslagen van de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven. Ik stel voor om donderdag over de ingediende motie te stemmen.

De vergadering wordt van 17.22 uur tot 18.30 uur geschorst.

Naar boven