Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van het Burgerlijk Wetboek (opneming verhuiskostenvergoeding bij renovatie) (31528).

(Zie vergadering van 2 september 2009.)

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Dit debat betreft een heropening op verzoek van mevrouw Van Gent. Ik heet de minister voor WWI van harte welkom en geef het woord aan mevrouw Van Gent. Ik begreep dat zich geen andere sprekers hebben aangemeld. Dat wordt geen eenzaam avontuur, want ik ben bij u.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik zei inderdaad dat het een eenzaam avontuur dreigde te worden, toen ik naar het spreekgestoelte liep, maar ik ga het avontuur graag aan.

Voorzitter. Ik zit al enige jaren in de Kamer en het is mij ooit gelukt om een vast bedrag voor een verhuiskostenvergoeding te organiseren voor mensen die wegens renovatie uit hun huis moeten. Aanvankelijk was dat geregeld voor mensen in een huurhuis. Het is nu ook voor personen geregeld die van een particulier huren. Dat is op zich heel goed nieuws, maar zoals ik in het vorige debat al aangaf, zag ik toch nog een knelpunt. Dat betreft personen die een onzelfstandige woonruimte – zeg maar: een kamer – huren en die ook noodgedwongen eruit moeten wegens renovatie. Zij zouden ook moeten kunnen rekenen op een minimumbedrag. Daarvoor is in de wet niets vastgelegd.

Daarover had ik een amendement ingediend. Dat werd helaas ontraden. De minister heeft destijds toegezegd dat hij dit nader in een brief zou toelichten. Die brief hebben wij begin september ook ontvangen. Het heeft enige tijd geduurd voordat wij hier stonden, maar dat had met de Kameragenda te maken. Dat kwam niet doordat ik zo langzaam zou hebben gewerkt, zo wil ik toch even kwijt. In die brief staat: "Een vast minimumbedrag voor (tijdelijke) verhuizing wegens renovatie bij onzelfstandige woningen biedt huurders van deze woningen houvast en duidelijkheid." Vervolgens staat er: "Aan de andere kant kan dat bedrag ook beperkend werken in gevallen waarin de huurders aanmerkelijk meer kosten moeten maken." Dat begrijp ik, maar bij de verhuiskostenvergoeding gaat het in alle gevallen om het vaststellen van een minimumbedrag. Dat betekent helemaal niet dat je daar ook niet overheen kunt gaan.

Het is voor huurders, corporaties en eigenaren jarenlang een groot probleem geweest om uit de kwestie te komen van het vaststellen van het minimum. Die zekerheid hebben wij nu gelukkig geregeld. Ik zou het echter beter vinden om die zekerheid ook voor mensen wonend in onzelfstandige woonruimten te organiseren. De minister heeft vervolgens in zijn brief aangeven dat mijn amendement zo moest worden verstaan dat er twee minimumbedragen als tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten worden vastgesteld. Dat klopt, want ik heb zelf het bedrag van € 1000 genoemd. Je hoeft immers niet een heel huishouden te verplaatsen en opnieuw in te richten. Hierbij gaat het om een bepaald minimumbedrag voor zelfstandige woningen, woonwagens en standplaatsen en een ander, lager minimumbedrag voor die onzelfstandige woningen.

De minister heeft mij ook een advies gegeven om mijn amendement wat beter te formuleren. Daar heb ik graag aan voldaan. Dat betrof ook een aantal technische wijzigingen. Vervolgens meldt de minister – dat zou ik graag willen overnemen en dat heb ik ook in de toelichting van mijn gewijzigde amendement aangegeven – dat als mijn amendement wordt aangenomen, het bedrag voor onzelfstandige woningen ook mag worden vastgesteld na onderzoek naar verhuiskosten voor onzelfstandige woningen, hetgeen ook bij onzelfstandige woningen is gebeurd. Daar ben ik het helemaal mee eens. Het lijkt mij best goed als daar nog advies over kan worden ingewonnen.

Ik heb een heropening van dit debat aangevraagd omdat ik het betreurenswaardig vind dat, nu wij het bijna helemaal goed hebben geregeld, mensen die wonen in onzelfstandige woonruimten en die hetzelfde probleem hebben als zij buiten hun zin noodgedwongen die onzelfstandige woonruimte moeten verlaten, afhankelijk zijn van de goedheid of de slechtheid – dat komt immers ook voor – van de eigenaar van de betreffende woonruimte voor het krijgen van een bepaald bedrag voor verhuiskosten.

Tot slot wijs ik er nogmaals op dat in de top tien van klachten van huurders jarenlang heeft gestaan dat mensen er helemaal hopeloos van werden om te onderhandelen over een minimumverhuiskostenvergoeding in dit soort gevallen. Dat is nu gelukkig opgelost. Die grote klacht kon dus eindelijk uit de top tien. Het zal toch niet zo zijn dat nu weer in die top tien sluipt de groep mensen met onzelfstandige woonruimte, omdat voor hen te weinig is geregeld en geen minimumbedrag is vastgesteld. Ik houd niet per se vast aan die € 1000, want ik ga helemaal mee in de redenering van de minister dat wij na een onderzoek de hoogte van het bedrag voor de minimumvergoeding gaan vaststellen. Dus nogmaals een hartstochtelijk pleidooi voor mijn amendement, want het lijkt mij zeer zinvol. Ik krijg ook diverse berichten dat mensen heel graag willen dat ook dit laatste puntje op de i in de wet wordt geregeld.

De heer Van Bochove (CDA):

Heb ik de opmerking van mevrouw Van Gent goed begrepen dat zij de brief van de minister ziet als een ondersteuning van haar amendement?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Niet als een ondersteuning. Die conclusie zou een tikkeltje te wild zijn, dat wil ik de heer Van Bochove wel nageven. Ik heb wel de welgemeende adviezen van de minister overgenomen door mijn amendement technisch aan te passen. Laat ik het zo formuleren: waar ik de minister in steun, is daarin dat ik mij heel goed kan voorstellen dat er een onderzoek komt naar het vaststellen van het minimumbedrag.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Mevrouw Van Gent praat hier heel vaak over de woningnood onder studenten en andere groepen. Hoe ziet zij het feit dat hiermee alles nog weer beter wordt geregeld ten opzichte van de mensen die nog een plek moeten vinden? Kan zij zich ook voorstellen dat bepaalde mensen zich van de huurmarkt terugtrekken, omdat het niet meer interessant is? Wat is haar antwoord daarop?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Mevrouw Van der Burg, het is misschien voor u een verrassing, maar studenten zijn gewoon mensen die moeten wonen en op wie de regels die wij in Nederland kennen rond huur en huurbescherming, ook van toepassing zijn. Het lijkt mij dus volstrekt logisch. Als mensen kamers verhuren, weten zij ook dat zij daarmee rekening moeten houden. Ik zie daar dus geen enkel probleem. Als de eigenaar – en dat is op zich goed nieuws – noodgedwongen een huis gaat renoveren of aanpassen, is het niet een pot verf die wordt verplaatst. Het gaat om levende mensen, om studenten, die er wonen, een huurcontract hebben en huurbescherming genieten. Zij hebben niet de dikste portemonnee. Het lijkt mij logisch dat ook zij aanspraak kunnen maken op het minimumbedrag in de verhuiskostenvergoeding. Dus van het probleem dat u aankaart, kan ik niet enorm overstuur raken.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Volgens mij antwoordt mevrouw Van Gent niet op mijn vraag. Dat mensen huurbescherming hebben, weten wij allemaal. Zij plust echter de regels elke keer op, met nog meer kosten. Hoe interessant is het op een gegeven moment nog voor mensen om dit soort kamers aan te bieden? Het gevolg is misschien dat de woningnood straks groter wordt, iets waar zij altijd over staat te praten hier. Hoe maakt zij nu de afweging tussen mensen? Hoeveel kwaliteit moet er worden geboden ten opzichte van de plekken die gecreëerd worden?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik vind het goede nieuws van vanmiddag dat mevrouw Van der Burg zich ook zorgen maakt over de woningnood onder veel groepen in Nederland. Dat is ook een ernstig probleem. Dat zou ik ook graag oplossen, met haar steun. Dat is alleen maar meegenomen. Als een eigenaar zijn pand voor tienduizenden euro's gaat opknappen, kan zij mij niet wijsmaken dat er niet een paar duizend euro van af kan om degenen aan wie hij het pand verhuurt, van wie hij ook huurinkomsten heeft, een fatsoenlijke bedrag te betalen op het moment dat zij tegen hun zin, noodgedwongen, tijdelijk of permanent die kamer moeten verlaten. Het is dus een afweging van kosten en baten. Ik zou dan zeggen: als je tienduizenden euro's kunt besteden aan verbouw van een pand, hoef je niet je huurders voor een appel en een ei op straat te zetten.

Minister Van der Laan:

Mevrouw de voorzitter. Mevrouw Van Gent heeft het amendement al eerder ingediend en het nu in een iets gewijzigde vorm gehandhaafd. Laat er geen enkel misverstand over bestaan: het is technisch helemaal in orde. Volgens mij zijn wij nu beland in de afweging wie vindt dat wat het zwaarste weegt, ook het zwaarste moet wegen. Daarbij zijn visies, zoals net al bleek in een korte interruptie, uiteindelijk doorslaggevend. Ik ga het amendement met spijt aan het adres van mevrouw Van Gent ontraden. Ik gebruik het woord "spijt", omdat mevrouw Van Gent heel ver is gekomen met dit wetsvoorstel. Immers, het wetsvoorstel maakt de verhuiskostenvergoeding van alleen corporaties nu verplicht bij alle zelfstandige woningen van alle verhuurders. Dan moet je je winst nemen. Dat bedoel ik alleen maar constructief. Mevrouw Van Gent doet zichzelf tekort door bij dit resterende knelpunt – misschien mag ik zelfs zeggen "knelpuntje" – te spreken van "betreurenswaardig", want er is een heel grote stap voorwaarts gezet, juist vanuit haar perspectief en inzet bij dit onderwerp.

Wat zijn de argumenten om nu toch dit amendement te ontraden? Kijken wij eerst naar de geschiedenis. De verhuiskostenregeling was ooit bedoeld om de grootschalige renovatie- en herstructureringstrajecten te vergemakkelijken. Er is natuurlijk geen verband met de kwestie van de onzelfstandige woningen. Bij onzelfstandige woningen gaat ook een verhuiskostenvergoeding gelden. Alleen – dat is het enige verschil tussen ons – geldt daarvoor geen minimumbedrag.

Wij zeggen eigenlijk twee dingen. Bij onzelfstandige woningen liggen de kosten van een verhuizing over het algemeen substantieel lager dan bij zelfstandige woningen – dat zegt mevrouw Van Gent ook – en de kosten kunnen onderling veel meer verschillen door heel bijzondere situaties. Dat samen maakt dat wij zeggen dat het niet verstandig is om hier een minimum voor vast te leggen. Wel is het alweer goed dat mevrouw Van Gent niet zegt dat wij dat minimum nu moeten fixeren op € 1000, maar dat wij dat nader zouden moeten onderzoeken. In dit geval zien wij geen voordeel van het fenomeen van een minimum, maar meer nadelen dan voordelen.

Zij zegt wel iets wat voor mij relevant en nieuw is, maar wat wij op een andere manier kunnen oplossen, namelijk dat het zo lastig is voor individuele huurders om met individuele verhuurders te onderhandelen over die vergoeding. Naar het schijnt – dat neem ik zonder meer aan – staat dit in de top tien van klachten die bij haar binnenkomen. Daarom wil ik op dat punt graag een toezegging doen. Het lijkt mij verstandig om daar dan ook gericht op te informeren, wat wij sowieso bij dit wetsvoorstel moeten doen: hoe zit het bij onzelfstandige woonruimte, wat wil "onderhandelen" zeggen, wat zijn je rechten, wat zijn standaarden die uit de jurisprudentie naar voren komen enzovoorts. Ik wil die toezegging graag doen aan mevrouw Van Gent, want dat vind ik alleen maar redelijk. Ik wil niet een minimumbedrag in wetgeving vastleggen, maar dat steeds laten relateren aan de werkelijk gemaakte kosten.

Ik hoop hiermee in ieder geval naar genoegen te hebben geantwoord, maar ik ontraad het amendement.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor zijn antwoorden.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 16.29 uur tot 17.00 uur geschorst.

Naar boven