Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Koopmans aan de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit over het illegaal dumpen van mest.

De heer Koopmans (CDA):

Mevrouw de voorzitter. De CDA-fractie schrok afgelopen vrijdag van het bericht in het Nederlands Dagblad dat er talloze illegale mestdumpingen zouden zijn. In het artikel wordt ook gesteld dat er twintig veelplegers van illegale mestdumpingen of illegale mesttransporten zouden zijn.

Wij hebben in Nederland een heel strenge mestwetgeving. Die hebben wij terecht met elkaar gemaakt. De vraag is natuurlijk wel of in het Nederlands Dagblad van afgelopen vrijdag feiten staan of vermoedens, zoals vandaag in het Agrarisch Dagblad werd verondersteld. Een woordvoerder van de AID zei in het Agrarisch Dagblad: het zijn vermoedens. Waarom worden veelplegers niet aangepakt als wij hen kennen? En als wij hen niet kennen, waarom spreken wij dan over veelplegers?

De CDA-fractie is bezorgd dat door dit soort berichtgevingen de goeden onder de kwaden lijden. Deelt de minister onze opvatting dat strengere regels niet nodig, en zelfs ongewenst zijn, maar dat een goede handhaving de oplossing biedt voor mogelijke illegale praktijken?

Mest is geen afvalstof, maar een buitengewoon belangrijke stof die wordt gebruikt om planten te laten groeien. In het rapport dat recentelijk aan de minister is aangeboden, staat dat er in de wereld een fosfaattekort is en wordt melding gemaakt van de daarmee samenhangende problemen. Ik wil de minister vragen of zij dit rapport aan de Kamer wil toesturen.

Minister Verburg:

Voorzitter. Ik bedank de heer Koopmans voor het stellen van zijn vragen.

Mest is een belangrijke grondstof waarmee meestal voedsel wordt geproduceerd. De heer Koopmans heeft volstrekt gelijk als hij stelt dat wij in Nederland op het gebied van het mestbeleid strenge spelregels hebben. Dat moet ook. Wij hebben niet voor niks voor de komende jaren van Brussel groen licht gekregen voor een derogatie. Dat komt omdat wij ons best doen om alles onder controle te krijgen inzake het mestbeleid in relatie tot het milieu.

De heer Koopmans vraagt of ik niet ben geschrokken van het bericht in de krant dat er twintig veelplegers zijn die de mestwetgeving overtreden. Daarop zeg ik: nee. Gelet op het feit dat dit 3% is van de ongeveer 650 intermediairen, mensen die handelen in mest, vind ik dat meevallen. Tegelijkertijd vind ik het een teken dat de Algemene Inspectiedienst erbovenop zit.

De heer Koopmans heeft verder gevraagd wat ik ervan vind dat wordt gesproken over veelplegers. In het gesprek met de journalist die gesproken heeft met vertegenwoordigers van de AID, is aangegeven dat de Algemene Inspectiedienst op basis van risico's controleert. Je kunt niet iedere dag bij alle 650 intermediairen een AID'er op de stoep hebben staan, maar je moet wel bekijken waar nou de risico's zitten. Dat doet de Algemene Inspectiedienst. Hij houdt twintig intermediaire handelaren in mest extra in de gaten omdat hij daar vaker overtredingen ziet of overtredingen vermoedt. De heer Koopmans heeft gelijk dat je hen moet pakken. Dan handhaaf je immers het systeem en dan hou je het eerlijk.

De komende jaren zal er internationaal een groot tekort aan fosfaat zijn; daar heeft de heer Koopmans een belangrijk punt. Wij hebben in Nederland overigens te veel fosfaat. Dat houdt in feite in dat je zou moeten streven naar een betere verdeling van fosfaat over de wereld. Ik heb zelf gevraagd om het rapport waar de heer Koopmans op wijst. Ik zal dat graag toesturen aan de Kamer. Ik zal daar ook mijn opvattingen over geven, maar het is niet voor niks dat wij in Nederland zo sterk inzetten op mestverwerking. Daardoor kan organische mest worden verwerkt en worden erkend als kunstmest. Daardoor kunnen wij er ook voor zorgen dat wij deze belangrijke mineralen bijvoorbeeld kunnen aanwenden in landen in ontwikkeling, waar veel meer agrarische productie moet komen.

De heer Koopmans (CDA):

Ik dank de minister voor haar antwoorden. Trek ik terecht de conclusie dat de minister zegt dat zij met haar ondersteunende dienst, de AID, de zaak goed in de greep heeft? Zijn er dus voldoende handhavingsmogelijkheden en is er voldoende handhavingscapaciteit, waardoor iedereen die bij de mesttransporten betrokken is voldoende in de gaten gehouden kan worden? Natuurlijk geldt hierbij de opmerking dat sommigen blijkbaar wat extra aandacht behoeven. Hierdoor zou je ook de conclusie kunnen trekken dat het beeld dat afgelopen vrijdag ontstond minder geschraagd wordt door de feiten.

Ik kom tot mijn slotvraag. Een betere verdeling van fosfaat in de wereld zou natuurlijk ook na te streven zijn als we een betere verdeling van fosfaat in Nederland zouden krijgen. Daarom is het goed dat de minister zo veel mogelijk en zo snel mogelijk allerlei initiatieven op het gebied van mestverwerking ondersteunt, zodat wij ook binnen Nederland een zo goed mogelijke verdeling van fosfaat kunnen krijgen ter voorkoming van import van fosfaatmeststoffen.

Minister Verburg:

De vraag of er voldoende handhaving is, beantwoord ik met "ja". Wij hebben een systeem van risicogebaseerd controleren. Dat betekent dat mensen en organisaties samenwerken. Zij handhaven op basis van ervaring en het in kaart brengen van de risico's. Dat gaat goed. Het betekent echter ook dat je overtreders pakt. Die overtreders moet je hard aanpakken, want het past niet bij het spel om de spelregels te overtreden. Dus hebben wij een oplopende reeks aan boetes en verdere sancties. Dat moet absoluut zo blijven, want hoe minder overtreders hoe beter.

Tegelijkertijd stelt de heer Koopmans een vraag over de fosfaatverdeling over de wereld. Hij weet dat ik een groot voorstander ben van alle mogelijkheden tot mestverwerking. Ik bepleit bij Brussel sterk om de bewerkte en verwerkte organische mest erkend te krijgen als kunstmest. Dat biedt vele nieuwe mogelijkheden. Ik zal me daar zeker voor blijven inspannen, want het is een groot perspectief voor heel veel ondernemers hier in Nederland. Bovendien is het een grote zegen voor heel veel ondernemers in landen in ontwikkeling. Ik reken daarbij graag op de steun van de heer Koopmans.

De heer Dibi (GroenLinks):

Als wij de milieuonvriendelijke en dieronvriendelijke vee-industrie accepteren en vlees willen blijven exporteren naar de rest van de wereld, moeten wij ook niet raar opkijken dat wij met de shit blijven zitten en dat de shit ook gedumpt wordt. Het zou het CDA sieren als het een keertje een opmerking zou maken over de vee-industrie. Wij zouden moeten overschakelen naar een duurzame landbouw. Ik zou graag een reactie daarop ontvangen. Als je dan toch met die shit blijft zitten, wat ga je ermee doen om de mest creatief om te zetten? Mest kan vergist worden tot biogas. Daar kunnen auto's op rijden. Mijn vraag aan de minister is of zij bereid is om meer werk te maken van het ondersteunen van dit soort biogasinstallaties. Er ontbreekt een concrete en afrekenbare doelstelling. Wat wil het kabinet hiermee doen? Is de minister bereid om daar meer werk van te maken?

Minister Verburg:

Ik heb de indruk dat de eerste vraag gesteld is aan de heer Koopmans, want het was een vraag aan het CDA. Ik ga dus over tot de tweede vraag. Ik ben het zeer met de heer Dibi eens dat het verwerken van mest tot biogas sterk gestimuleerd moet worden. Dat biedt geweldige kansen. Ik denk aan het voorbeeld van Leeuwarden, waar een nieuwe stadswijk wordt verwarmd op basis van biogas. In Leeuwarden rijden inmiddels ook stadsbussen op biogas. Dat is een wenkend perspectief. Op dit vlak is er de SDE-regeling, waarop gelukkig een fors beroep wordt gedaan. Ik stimuleer het ook waar ik het kan. Ik vind het, zoals gezegd, een wenkend perspectief. Ik noem daarnaast ook de verwerking van mest tot kunstmest.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Koopmans, in antwoord op de vraag van de heer Dibi.

De heer Koopmans (CDA):

In de week dat het Rode Kruis aandacht vraagt voor de Hoorn van Afrika en in de week dat de FAO er aandacht voor vraagt dat in de komende tientallen jaren de wereldvoedselproductie met 70% moet worden verhoogd ter voeding van de vele wereldburgers, zegt de CDA-fractie te blijven staan voor een intensieve Nederlandse innovatieve veehouderij.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Als je dat stuk zo leest, bestaat bij de VVD het gevoel dat de regels streng genoeg zijn. Laten wij die gewoon zo houden. Boeren moeten al aan veel regels voldoen. De minister zei al dat je niet bij elke boerderij, bij elke boom kunt gaan kijken. Je moet risicogericht gaan werken aan het toezicht om de echt zwakke schakels die voortdurend misbruik maken van de situatie aan te pakken. Dat zijn er twintig. Je kunt naar hun klanten kijken, je kunt ook kijken hoe de opstal is. Ik wil graag horen hoe de minister het echt gaat aanpakken. Want 20 van de 650 vind ik nog een behoorlijk groot aantal. Ik moet dat toch kunnen nagaan. Hoe wil de minister er beter zicht op krijgen, ook op de klanten? Want die handelaar doet het niet zomaar. Eerst is die mest opgeslagen. In dat toezicht zal echt verbetering moeten komen. Is de minister bereid tot een hardere aanpak?

Minister Verburg:

Ik ben het met mevrouw Neppérus eens dat er al heel veel regels zijn. Wij gaan dus helemaal niets doen aan de regeldichtheid, we moeten juist wat minder regels hebben. Voor mest en de handel daarin hebben wij strenge regels, die gehandhaafd worden. Juist het feit dat 20 van de 650 handelaren in mest extra in de gaten gehouden worden, betekent dat wij ze in het snotje hebben, zoals wij dat zeggen. Mevrouw Neppérus heeft gelijk over de handelaren. Bij de handelaren is er altijd een aanbieder en een koper, dus die moet je er ook bij betrekken. Dat gebeurt. De eerste sanctie is vrij laag, maar daarna loopt het stevig op. Op enig moment zullen de intermediair, de aanbieder en degene die de mest koopt zich wel achter het oor krabben en niet langer de wet overtreden. Ook bij dit soort berichtgeving geldt dat er een waarschuwende werking en dus een preventieve werking van uitgaat.

De heer Polderman (SP):

De kop van het artikel waar ook de heer Koopmans naar verwijst, is: Maffia lijkt onuitroeibaar. De AID zegt dat je eigenlijk bij iedere boer een AID'er moet zetten om de wet te kunnen handhaven. Mijn vraag is simpel. Natuurlijk moeten wij fraude bestrijden, daar zal de hele Kamer het met de minister over eens zijn. Maar is het niet de kwantiteit die hierin een rol speelt? Als wij gewoon te veel mest hebben in dit land, is fraude een manier van uitlokking. Als je zoveel moet verwerken, is het niet gek dat er enkele rotte appels tussen zitten. Ligt het probleem niet gewoon bij de hoeveelheid stront die wij in dit land hebben?

Minister Verburg:

Misschien mag ik eerst de heer Polderman corrigeren. Volgens hem staat in het artikel dat iemand van de Algemene Inspectiedienst zegt dat je bij iedere boer iemand neer moet zetten. Volgens mij is het een boer of een handelaar in mest die dat zegt. Anders heeft de heer Polderman een ander artikel voor zich dan ik, maar dan ben ik benieuwd of dat inderdaad klopt. Want de AID'ers, de mensen van de Algemene Inspectiedienst, hebben een systeem van handhaven waarbij zij de risico's in kaart brengen en dus ook de grootste overtreders of de veelplegers absoluut pakken. Zo hoort het ook. Ik geloof niet dat dit veel te maken heeft met de hoeveelheid mest. Ik durf hier de stelling aan, mijnheer Polderman, dat het hebben van minder mest geen garantie zou zijn dat de wet niet meer overtreden wordt. Vaak zijn er economische motieven in het spel en heeft het veel minder te maken met de hoeveelheid mest.

Naar boven