Vragen van het lid Poppe aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over het blenden van stookolie.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter. Radioprogramma Argos en tv-programma Zembla berichtten over het mengen van giftig afval. VROM-inspecteurs hebben hun werk uitstekend gedaan. 73.000 ton bunkerolie van de tanker Adafera is als gevaarlijk afval aangemerkt. De helft gaat naar een verwerker als afval, maar de andere helft gaat gewoon weer naar zee. Een overeenkomst met de Probo Koala ligt dus op de loer. De afnemers dreigen nu met een miljoenenclaim en straks krijgen de VROM-inspecteurs ook nog de schuld.

Wat is er aan de hand? Dikke olieresten blijven over na raffinage. Die kunnen, in een schimmige oliewereld, voor scheepsbrandstof verdund worden met vrijwel alles wat brandbaar is. Vijftien jaar geleden interrumpeerde ik hier minister de Boer, ook van de Partij van de Arbeid, omdat toen al bleek dat zeeschepen als illegaal afvalverbrander werden gebruikt. De minister heeft toen toegezegd om criteria te stellen aan brandstof voor zeeschepen en een onderzoek in te stellen. Dat onderzoek leidde tot het rapport Olievlek uit 1997. Daaruit bleek dat het mengen van giftige troep met stookolie schering en inslag was. Van het vaststellen van normen en criteria, zoals ook is voorgesteld door de onderzoekers, is echter niets terechtgekomen.

In 1999 is mij opnieuw toegezegd dat regels voor het blenden van stookolie zouden worden aangescherpt. November vorig jaar heeft het RIVM onderzoek gedaan. Een citaat uit haar rapport: er is geen wettelijke regeling voor het blenden van olie, residuen en destillaten. Met andere woorden, de handhavers zitten nog met hun handen in het haar.

De voorzitter:

Uw vraag?

De heer Poppe (SP):

In februari van dit jaar verzocht ik deze minister om het mengen van stookolie opnieuw te onderzoeken, omdat ik signalen kreeg dat de gifmenging nog steeds doorgaat. De minister antwoordde dat de oliebranche nu zelf instrumenten heeft om ongewenst mengen te voorkomen en dat de internationale maritieme organisatie IMO volgend jaar met een protocol komt dat stelt dat er geen stoffen of voor mens en milieu gevaarlijk afval mag worden gemengd met stookolie. Mag dat in Nederland dan nu nog steeds wel, al die vijftien jaar en nog een jaar?

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Poppe (SP):

Waaruit bestond de troep van de Adafera?

De voorzitter:

Mijnheer Poppe ... mijnheer Poppe.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter, ik heb nog een paar vragen.

De voorzitter:

Dan had u en kortere inbreng moeten schrijven. U staat nu al zo lang hier.

De heer Poppe (SP):

Ik zal het heel kort houden.

De voorzitter:

Nog één vraag en daarna hebt u nog een tweede termijn.

De heer Poppe (SP):

Wat is er met het afval gebeurd? Hoe sterk staat de Staat met de claims?

Ik noemde minister Cramer vorige week de zwakste milieuminister. Dat is natuurlijk niet leuk. Daarom heb ik nu een vraag en als zij die met "ja, dat ga ik doen" beantwoordt, is alles weer kits. Gaat de minister de handhaving van en criteria voor mengen van stookolie zo aanscherpen dat onze handhavers niet hoeven te gokken en krachtig kunnen optreden om giftige troep uit stookolie voor zeeschepen te houden? Het wordt tijd na vijftien jaar.

Minister Cramer:

Voorzitter. Over het vraagstuk dat wordt aangekaart door de heer Poppe, maak ook ik mij zorgen. Ten opzichte van vijftien jaar geleden is er al ongelooflijk veel verbeterd. Dat praat de heer Poppe toch een beetje naar beneden. Het volgende is gebeurd sinds het rapport Olievlek van 1997. Allereerst is er een veel duidelijkere, strengere internationale normering voor het zwavelgehalte, met daaraan gekoppeld normering voor zware metalen en fijnstof. Dat is een aanzienlijke verbetering. Verder hebben wij de wetgeving al zelf ingevoerd. Dus: ja, wij hebben onze regelgeving al op orde. Die regelgeving zal ook in internationaal verband de komende tien jaar verder worden aangescherpt. Als de heer Poppe dus vraagt of die handhaving gaat worden aangescherpt, dan is het antwoord: ja, die gaat aangescherpt worden. En mede omdat de normering steeds scherper wordt, kunnen wij ons daar beter op richten.

De handhaving. De heer Poppe zegt dat het allemaal maar zozo is. Als hij in de brieven die ik aan de Kamer heb geschreven, ziet wat zowel de VROM-Inspectie als de Inspectie van Verkeer en Waterstaat doen om erbovenop te zitten, dan zal hij begrijpen dat ik mijn inspectie heel hard wil verdedigen en zeggen: zij treedt adequaat op. Neem het voorbeeld van de Adafera. De heer Poppe zei zelf dat de inspectie daarbij is opgetreden en heeft gedaan wat zij moest doen. Bingo! Goed zo. Hij vroeg ook wat er met dat materiaal is gebeurd. Wij hebben het als afvalstof aangemerkt. Er is nu discussie, ook in verband met juridische procedures, over wat er in die afvalstof zit. Daar kan ik nu nog geen uitspraak over doen, evenmin als over de claim die is ingediend door de producent. Daarover hoort de Kamer meer als wij meer weten, want daarop kan ik op dit moment gewoon nog geen antwoord geven. Kortom: de afgelopen vijftien jaar is gelukkig al een heleboel verbeterd om scheepsbrandstoffen te verbeteren in milieuopzicht en om de handhaving die daarbij hoort, goed te regelen.

Het laatste punt, dat ik zelf heel belangrijk vind voor de markt, is het volgende. Er zijn nu ook duidelijke criteria waaraan die scheepsbrandstof moet voldoen. Daardoor kan de afnemer van die brandstof nu veel beter dan ooit tevoren de kwaliteit beoordelen en zeggen: ik krijg oké brandstof. Dat was vroeger niet het geval. Er is nu ook duidelijkheid over alle zaken rondom de kwaliteit. Hiermee heb ik de vragen van de heer Poppe mijns inziens beantwoord.

De heer Poppe (SP):

Ik dank u voor het antwoord, maar vijftien jaar geleden toen wij hier stonden met uw voorganger, mevrouw De Boer, was het gehalte van zwavel en zware metalen ook al geregeld voor stookolie. Dat is dus niet echt nieuw; dat kunt u in de Handelingen nalezen. De komende tien jaar – wij zijn al vijftien jaar verder, dus dat is vijfentwintig na vijftien jaar geleden – gaan wij dat verder aanscherpen. Wat is dit voor een antwoord? Nu moet u optreden! Nu wordt er iets illegaal vermengd. U hebt het kunnen zien en ik hoor het regelmatig uit de haven. De inspecteurs hebben weliswaar uitstekend werk gedaan, maar zij zitten wel met de handen in het haar. Als er een schadeclaim komt, kijken zij de volgende keer wel de andere kant op, want dan durven zij natuurlijk niet meer. Zo zwak zijn uw maatregelen. U moet nu stellen dat er criteria komen die stellen waarmee je mag mengen en blenden. Wat mij betreft – daar wil ik een reactie van u op hebben – moet dat alleen met gasolie gebeuren en niet met allerlei afvalproducten uit de olie-industrie en chemicaliën.

Minister Cramer:

Er zijn wereldwijd scherpere normen gesteld voor het zwavelgehalte van stookolie. Het zwavelgehalte is de basis van de milieukwaliteit van de brandstof. Aan de hand daarvan kun je ook weten wat er verder nog gebeurt wat betreft zware metalen en fijnstof. Dus wat wij hebben gedaan, mijnheer Poppe, is al een aanzienlijke aanscherping. In 2012 zal het percentage zwavel nog verder naar beneden gaan en in 2020 is het percentage nog maar 0,5. Dus dat is vrijwel nihil.

De voorzitter:

Mijnheer Poppe had een vraag gesteld over gasolie.

Minister Cramer:

Ook over de wijze van blenden zijn duidelijke afspraken gemaakt. Nogmaals, de zorg van de heer Poppe deel ik onmiddellijk. In internationaal verband zijn echter vergeleken met vijftien jaar geleden, al ongelooflijk veel verbeteringen doorgevoerd. Dat tempo wordt gewoon voortgezet in de komende tien jaar.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik weet dat deze minister er gewoon mee bezig is, ook al zat ik vijftien jaar geleden nog niet in deze Kamer. Het gaat mij om de vraag hoe ik de rol van TNO moet zien. Dan hebben VROM-inspecteurs iets gevonden – goed werk! – en vervolgens blijft het toch weer hangen. Wat gaat de minister daaraan doen? Anders schieten wij niet op.

Minister Cramer:

In antwoord op mevrouw Neppérus: natuurlijk schakelt de inspectie ook instanties als TNO en RIVM in om specifieke analyses te maken. Dat is hier ook gebeurd.

De heer Boelhouwer (PvdA):

Als je de uitzending van zondagavond zag, kwam daaruit toch een beetje een onthutsend beeld naar voren van vergunningverlening, handhaving en toezicht op het geheel. Deelt de minister mijn mening dat de uitzending van zondagavond het beste pleidooi is om snel te komen tot de omgevingsdiensten en een invoering van de Wabo en om daarin zo veel mogelijk professionaliteit te bundelen, zodat wij de knulligheid die een beetje uit die uitzending bleek, zo gauw mogelijk achter ons laten?

Minister Cramer:

Ik ben het geheel met de heer Boelhouwer eens dat het van belang is dat wij kwalitatief goede diensten hebben die beoordelen. De omgevingsdiensten die wij willen instellen, horen daar natuurlijk bij. Ik ben het dus eens met zijn opmerking.

De heer Vendrik (GroenLinks):

"Knullig" is inderdaad mild uitgedrukt, als je de uitzending hebt gezien. Volgens mij is de minister nog een antwoord schuldig aan de heer Poppe over de angst voor schadeclaims. Ik ben daar erg benieuwd naar.

Wij zouden voor dit moment kunnen besluiten met het verzoek aan de minister om binnen een maand een goede brief hierover naar de Kamer te sturen. Ik vrees namelijk dat dit dossier hiermee niet gesloten is, mevrouw de minister. Ik wil graag met u hierover doorspreken. Het lijkt mij handig, het is een verzoek aan u, dat wij dat doen op basis van een goede brief van uw kant, want hier valt nog heel wat werk te verrichten. Graag een toezegging!

Minister Cramer:

In antwoord op de heer Vendrik: ik kreeg net een pluim van de heer Poppe, omdat de inspectie juist is opgetreden en omdat inderdaad die lading in beslag is genomen en als afvalstof is geoormerkt. Er lopen nu procedures. Ik kan niet beoordelen of ik binnen een maand antwoord heb op uw vraag, want als het gaat om juridische zaken heb ik procedures niet alleen in de hand. Ik ben echter absoluut bereid om openheid te geven zodra er uitspraken zijn gedaan. Dan is namelijk het moment gekomen dat ik de Kamer kan informeren, eerder niet.

Mevrouw Vietsch (CDA):

Een van de problemen met het blenden van olie is dat er stoffen in de lucht komen. Het is natuurlijk erg schadelijk voor de bevolking in het Rijnmondgebied, in Amsterdam en in Zeeland als schepen erdoorheen varen. Onze vraag is dan ook wat de minister daaraan gaat doen. Alleen het blenden bij ons is onvoldoende.

Minister Cramer:

Er zijn nu heel duidelijke procedures waaraan dat blenden moet voldoen. Dat zei ik ook al tegen de heer Poppe. Natuurlijk moeten wij dan zorgen voor goede normering, ook ten aanzien van de luchtkwaliteit. Die is met deze nieuwe regelgeving gegarandeerd.

De heer Roemer (SP):

De minister zegt dat er in vijftien jaar al het nodige is gebeurd. Zoals mijn collega Poppe al constateerde, was het vijftien jaar geleden hetzelfde verhaal. Dan kun je je afvragen in hoeverre daadwerkelijk het nodige is gebeurd en of dat voldoende is gebeurd. Als de minister er zo van overtuigd is dat het zoveel beter is, is zij dan ook bereid om bijvoorbeeld een vervolgonderzoek te doen zoals in 1997 is gedaan, toen het rapport Olievlek is gemaakt, en daar een update van te maken? Meten is weten, zegt het kabinet altijd graag. Dan weten wij daadwerkelijk wat er gebeurd is en of het beter is. Is zij daartoe bereid?

Minister Cramer:

In antwoord op de vraag kan ik nogmaals zeggen dat in het kader van Marpol de regelgeving sinds vijftien jaar geleden echt is aangescherpt en verduidelijkt. Dat is een.

De tweede vraag is in hoeverre de regels verder aangescherpt kunnen worden en of er onderzoek naar gedaan kan worden wat er dan nog precies moet gebeuren. Dat gebeurt wereldwijd om de aanscherping van de regelgeving goed te onderbouwen. Neemt u van mij aan dat, als ik in de Milieuraad zit en over dit soort onderwerpen praat, ik de milieuminister ben die het duidelijkst naar voren brengt wat er moet gebeuren om die scheepsafvalstoffen en scheepsbrandstoffen onder controle te krijgen.

De heer Roemer (SP):

Dat is mijn vraag niet.

De voorzitter:

U had nog een vraag naar een vervolgonderzoek.

Minister Cramer:

Ik gaf antwoord op de vraag door te zeggen dat er onderzoek plaatsvindt om te bezien op welke manier er nog meer ter verbetering kan worden gedaan op milieugebied dan tot nu toe is gedaan en dat de onderbouwing van verdere aanscherping van de regelgeving al loopt. Dat is onderzoek. Om nu weer nieuw onderzoek toe te zeggen terwijl het onderzoek waar u naar vraagt al loopt in internationaal kader? Ik begrijp wat u vraagt, maar het antwoord daarop heb ik u ook gegeven.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor de antwoorden op de vragen. Wij zijn gekomen aan het eind van het vragenuur.

De voorzitter:

Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:

Gill'ard en Kuiken;

Van der Staaij, alleen voor de middagvergadering;

Van Dijken en Leerdam, de gehele week.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven