Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 10 maart 2009 over het rookverbod in de horeca.

Mevrouw Agema (PVV):

Voorzitter. Zoals bekend wil mijn fractie af van het rookverbod in de horeca. Wij vinden dat ondernemers een bordje bij de deur moeten kunnen hangen waarop staat of daar wel of niet gerookt wordt. Zij moeten zelf kunnen bepalen wat er goed is voor hun onderneming. De omzetten in de horeca zijn gedaald. Er zijn meer sluitingen. Of dat nou komt door de economische crisis of door het rookverbod, de ondernemer moet zelf kunnen bepalen wat het beste is voor zijn bedrijf. De helft van het aantal cafés en meer dan de helft van het aantal restaurants hadden voor het rookverbod al een rookvrij gedeelte. Het kon dus allemaal prima. Omdat op dit moment de omzetten dalen en er meer sluitingen zijn, vind ik het van het grootste belang dat het rookverbod wordt teruggedraaid. Vandaar de volgende motie.

De AgemaKamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat omzetdaling geleid heeft tot een groot aantal sluitingen van horecagelegenheden;

verzoekt de regering, het rookverbod in de horeca in te trekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 217(22894).

Mevrouw Agema (PVV):

Wij zijn een groot voorstander van het omruilen van het rookverbod voor een eis voor een bepaalde luchtkwaliteit, waarbij de luchtkwaliteit binnen natuurlijk niet beter zou moeten zijn dan buiten. Wij wachten op dat punt de brief van de minister af, maar voorafgaand daaraan hebben wij de motie van de heer Zijlstra ondertekend.

De heer Zijlstra (VVD):

Voorzitter. Wij hebben in dit huis uitgebreide debatten gehad over het rookverbod. Bij het laatste AO over het rookverbod gaf de minister een opening naar aanleiding van vragen van mevrouw Joldersma. Hij gaf namelijk aan dat een rookverbod niet algemeen geldend zou hoeven te zijn als de luchtkwaliteit in de horeca van voldoende niveau zou zijn. Dat wil zeggen: als er geen negatieve gevolgen van tabaksrook aanwezig zouden zijn. Dit betekent dat je geen rookverbod zou hoeven te hebben als je de lucht via luchtzuivering voldoende zuiver krijgt. Dat is een andere keuze dan de keuze die op dit moment wordt gemaakt. Dat vereist natuurlijk wel dat helder wordt aan welke normen de luchtkwaliteit moet voldoen, want anders weet de branche niet waar zij zich naartoe moet ontwikkelen. Omdat wij op dat punt helderheid willen en omdat de minister weliswaar een brief heeft beloofd aan de Kamer maar niet heeft aangegeven welke kant hij op gaat, willen wij een heldere uitspraak van de Kamer over hoe wij hiermee moeten omgaan, zodat de branche de helderheid krijgt die zij nodig heeft. Vandaar de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering heeft uitgesproken dat een algeheel rookverbod in de horeca niet langer noodzakelijk is als de effecten van tabaksrook op de luchtkwaliteit worden weggenomen, bijvoorbeeld door luchtzuivering;

overwegende dat dit duidelijke en meetbare normen voor de luchtkwaliteit in de horeca vereist en dat dergelijke normen op dit moment nog niet zijn gedefinieerd;

verzoekt de regering, zo spoedig mogelijk aan te geven aan welke normen de luchtkwaliteit in de horeca dient te voldoen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Zijlstra, Van der Ham, Agema en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 218(22894).

De heer Zijlstra (VVD):

U ziet dat de motie is ondertekend door een mooie verzameling van voor- en tegenstanders van het rookverbod.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

De minister heeft inderdaad gezegd dat er misschien geen algeheel rookverbod hoeft te zijn als er een apparaat bestaat dat de luchtkwaliteit in horeca voldoende kan borgen. Dan moet de minister inderdaad ook zeggen waaraan zo'n apparaat moet voldoen, want je moet dan wel een norm stellen. Ik vind het dus heel terecht dat u dit vraagt, maar de minister heeft al toegezegd dat hij zal aangeven wat die norm precies inhoudt. Dat geeft hij aan in een brief. Als de minister dat al heeft toegezegd, waarom dient u dan alsnog een motie in? Wij zijn het ermee eens dat je een norm moet stellen, maar dat is al toegezegd.

De heer Zijlstra (VVD):

Ik heb het nog even nagegaan. De minister heeft toegezegd dat hij een brief zal sturen waarin hij zal ingaan op de kwestie van de luchtkwaliteit. Hij heeft niet aangegeven dat hij in de brief zal ingaan op de normen waaraan voldaan moet worden. Daarom willen wij die specificatie nu aanbrengen, zodat de minister in de brief ook aangeeft wat die normen zijn. Ik wil dat hij niet alleen ingaat op de vraag of er wel of geen normen moeten komen, maar ook normen aangeeft. Die helderheid moeten wij snel krijgen. Daar is mevrouw Bouwmeester het gelukkig mee eens. Dat is ook de helderheid die de branche verdient opdat hij weet waar hij naar toe kan werken. Dat streef ik na. Ik heb de toezeggingen er nog eens op nagelezen. De minister heeft niet toegezegd dat hij met normen zal komen, maar wel dat hij erop zal ingaan. Dit kan ook betekenen dat hij zegt: ik geloof er niet in.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Dan willen wij dus allebei dat er een norm wordt gesteld. Laten wij dan maar afwachten of de minister dit kan toezeggen. Dan is de motie van de heer Zijlstra overbodig.

De heer Zijlstra (VVD):

Dat zou toch prachtig zijn.

Mevrouw Joldersma (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Ik had geen behoefte aan dit VAO voordat er een brief van de minister is. Dit wordt onderstreept door de moties die nu zijn ingediend, want zowel de motie van mevrouw Agema als die van de heer Zijlstra heeft nu precies betrekking op de onderwerpen die in de brief zijn toegezegd.

Ik wil van deze gelegenheid gebruikmaken om de minister te danken voor zijn ruimhartige toezeggingen tijdens het algemeen overleg. De CDA-fractie staat achter de beslissing over een rookvrije horeca en het feit dat daar geen uitzondering op wordt gemaakt. Ik heb de minister wel voorgehouden dat de mogelijkheden die er zijn voor rookvoorzieningen, ten volle moeten worden benut. Dan kan er veel meer dan wel wordt gedacht. Dit blijkt onder meer uit de oplossing van een café in Groningen dat van een voormalig opberghok een tap heeft gemaakt en van het café een rookruimte. Kan de minister bevestigen dat dit kan en mag? Ook in Rotterdam is men heel creatief. Daar heeft men zelfs een woonwagen gehuurd die als peukentent dient.

Dit zijn allemaal creatieve oplossingen, maar die zijn helaas niet voor alle ondernemers mogelijk en met name niet voor de kleine cafés. Daarom heb ik tijdens het algemeen overleg aan de minister gevraagd of hij wil openstaan voor rookruimten en rookcabines waar luchtreinigers hetzelfde effect hebben als een 100% afgesloten rookruimte zoals nu de eis is. Ik ben blij dat de minister heeft toegezegd dat hij daarover nog een brief aan de Kamer zal sturen. Ik wil nog eens duidelijk zeggen dat ik dan niet doel op de gewone ventilatiesystemen in een café. De deskundigen op het gebied van gevaarlijke stoffen zeggen dat die niet voldoende zijn om de lucht in een café te zuiveren. Nee, het gaat om rookruimten en rookvoorzieningen die aan bepaalde normen moeten voldoen. Daarvoor is een goed keurmerk nodig.

Ik heb tijdens het algemeen overleg verwezen naar de situatie in Duitsland waar een duidelijke norm is gesteld. De normaliseringsinstituten, het bedrijfsleven en de overheid daar hebben elkaar gevonden; zij hebben een samenwerkingsverband opgericht om zo'n keurmerk te ontwikkeling. Eerst de norm en dan een methode om te keuren. In Nederland is dit helaas niet mogelijk. Daar is de deur van het RIVM dicht; het kan niets keuren omdat er geen norm is. Ik dring er bij de minister op aan dat in Nederland het Duitse voorbeeld wordt gevolgd, dat wil zeggen dat er een goed keurmerk komt voor dit soort rookvoorzieningen die niet 100% zijn afgesloten. Wanneer kunnen wij de brief hierover tegemoet zien?

Mevrouw Agema (PVV):

In café De Balk in Groningen was de bar inderdaad verplaatst naar het opslaghok. Helaas, dat mag ook niet. Dat had mevrouw Joldersma ook wel kunnen weten. Dit laat natuurlijk wel zien dat de horecaondernemers in paniek zijn over het voortbestaan van hun bedrijf. Er zijn er veel met problemen, meer dan 1500. Geeft het CDA hun nu de boodschap mee dat zij hun toekomst, hun bedrijf en hun zekerheid kwijtraken? Blijft mevrouw Joldersma bij haar standpunt dat zij voorlopig niet van het rookverbod af wil?

Mevrouw Joldersma (CDA):

Ik heb aan de minister gevraagd of de oplossing van het café in Groningen wordt toegestaan. Ik heb nog niet begrepen dat het niet kan. Ik hoor graag van de minister hoe het precies zit.

Het standpunt van mijn fractie is steeds heel duidelijk geweest. Dat van mevrouw Agema ook. Wij staan op dit punt lijnrecht tegenover elkaar. Mijn fractie is van mening dat je een rookvrije horeca in stand moet houden en dat je geen uitzondering moet maken, omdat er dan gekke concurrentieverhoudingen ontstaan. Dit laat onverlet dat je alle mogelijkheden voor rookvoorzienin­gen moet benutten. Ik zie daarvoor meer mogelijkheden dan nu worden aangegrepen.

Sinds het algemeen overleg hebben verschillende aanbieders van rookvoorzieningen contact met mij opgenomen. Die hebben interessante voorzieningen, maar het is voor de horecaondernemers nog niet duidelijk of zij daarvan gebruik mogen maken. Daarmee word ik bevestigd in de wetenschap dat de lijn van mijn fractie een verstandige lijn is. Ik vraag de minister om met een keurmerk voor dit soort rookvoorzieningen te komen opdat de aanbieders weten wat zij op de markt kunnen zetten. Ik verwacht dat een aantal cafés dat zich al heeft gemeld, maar de stap niet durft te zetten omdat de voorziening nog niet is goedgekeurd, die stap dan wel zal zetten. Ik denk dat een aantal cafés dan wel kan overleven.

De heer Zijlstra (VVD):

Mevrouw Joldersma heeft het over creatieve oplossingen. Oplossingen draag je meestal aan wanneer er een probleem is. Ik heb haar in het kader van het rookverbod in die zin nog nooit over problemen gehoord. Kan zij aangeven voor welk probleem dit creatieve oplossingen zijn?

Mevrouw Joldersma (CDA):

Volgens mij was ik de eerste die in oktober de minister om een brief heeft gevraagd met een inventarisatie van de knelpunten. Wij zien dat er knelpunten zijn en daarover willen wij serieus praten. Dat hebben wij de vorige keer gedaan. Ik trek daar bij dezen de consequentie uit dat er meer mogelijk is, zoals het goedkeurmerk in Duitsland.

Mevrouw Bouwmeester (PvdA):

Het CDA maakt zich zorgen over de kleine horecaondernemer. Dat vind ik heel prijzenswaardig. Vervolgens zegt mevrouw Joldersma dat we moeten onderzoeken of de rookafzuiginstallatiesystemen een mogelijkheid bieden. Dat is ook heel mooi. De kleine horecaondernemers kunnen dat alleen helemaal niet betalen. Stel dat een dergelijk systeem voorhanden is, wat moet er dan volgens het CDA met de kleine horecaondernemers gebeuren? Worden die dan gesubsidieerd?

Mevrouw Joldersma (CDA):

Ik geef duidelijk aan dat het ons gaat om rookvoorzieningen waaraan wij nu een 100% dichte deur als eis hebben gesteld. Allerlei aanbieders van rookvoorzieningen geven aan dat een open rookvoorziening veel meer mogelijkheden biedt. Daarbij kunnen ook niet-rokers in de buurt zijn zonder in de rook te staan. Het gaat echt om een rookruimte zonder deur die aan de zelfde eisen voldoet als een 100% dichte deur. Daar gaat het mij om. Dat zijn heel kleine dingen. Dat betekent dat mensen in een klein café niet achter de bar kunnen zitten, maar zich moeten afzonderen om onder die rookcabine te staan. Dat geeft een heel ander effect met veel meer communicatiemogelijkheden dan een dichte rookcabine. Het biedt ook mogelijkheden voor die barraria die er al zijn. Je kunt ook onderzoeken of die aan die eis voldoen. Zijn die voorzieningen allemaal zo duur? De kosten voor zo'n barrarium lopen wel iets op, maar die andere voorzieningen zijn helemaal niet zo duur. De boete die je nu moet betalen, kun je beter stoppen in rookvoorzieningen. Dan ben je er al.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Het was ook wat mij betreft een constructief overleg, maar wij moeten nog wel wat puntjes op de i zetten. Daarom heb ik de motie van de heer Zijlstra ondertekend. In het overleg kwam het voorbeeld van mevrouw Joldersma langs. Wij moeten eens serieus kijken naar faciliteiten waarbij de deur open kan, die zijn best interessant. Daarna discussieerden wij over de normen die wij daarbij moeten hanteren. Ik bracht in dat in de bestaande situatie de deur af en toe opengaat. Dan komt er ook rook in de niet-rokersruimte. Dat is niet te voorkomen. Anders moet je bij wijze van spreken via een andere ingang naar binnen. Er komt hoe dan ook, ook in de huidige situatie, rook binnen in een café of in een andere gelegenheid. Die deurtjes gaan soms heel vaak open en dicht. Dat accepteren wij blijkbaar. Wanneer de minister die waarden meet en vaststelt welke waarde bij normaal gebruik voor een afgesloten ruimte acceptabel is, levert dat een mooie richtlijn op voor aanbieders van rookvoorzieningen. Dan kunnen zij iets aanbieden wat ongeveer dezelfde waarde oplevert, maar dan met een open deur. Dat is volgens mij de manier waarop de minister op de motie van de heer Zijlstra kan ingaan.

Ik vind dat wij dat hier wel moeten aftikken. De minister moet in zijn reactie niet alleen ingaan op het voorstel van mevrouw Joldersma, maar moet daar wat ons betreft ook echt onderzoek naar doen. Wij zijn een hartgrondig voorstander van de rookvrije horeca. Overal waar wij echter pragmatische oplossingen kunnen vinden om horecaondernemers tegemoet te komen, moeten wij dat doen. Zeker wanneer dat geen onacceptabele gevolgen heeft voor de volksgezondheid. Het moet natuurlijk niet verder gaan dan de huidige situatie waar toch ook wel grensgevallen zijn met het open en dichtgaan van zo'n deur bij een rookruimte.

Ik hoop op een praktische opstelling van de minister en ik hoop dat hij wil ingaan op de motie die hij wat mij betreft gewoon moet toezeggen. Ik heb nog één vraag. Die is ook gesteld over de Groninger situatie, de cafés die praktische oplossingen proberen te zoeken voor het rookverbod. Kan de minister garanderen dat die creatieve oplossingen gewoon doorgang kunnen vinden? Wat ons betreft moet dat.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. De SGP-fractie heeft de minister steeds gesteund bij het stellen en handhaven van een heldere norm. Daarover is een heleboel te doen geweest. Dat kan niemand zijn ontgaan. Wij moeten niet al te gemakkelijk toegeven aan druk uit de samenleving om de norm op te heffen. Wel wil mijn fractie constructief meedenken over technische voorzieningen die het mogelijk maken om in dergelijke gelegenheden en in de buurt daarvan de doelstellingen te bereiken op het niveau van de klant, de consument, de burger, de mens.

In het algemeen overleg heb ik gezegd dat wij er tegelijkertijd voor moeten zorgen dat die voorzieningen niet leiden tot onduidelijkheid over de norm. Gebeurt dat wel, dan zijn wij terug bij af. Met het oog daarop roep ik de minister op om transparant te zijn over de normen en de kaders voor de technische voorzieningen. Daardoor krijgen ondernemers zekerheid en dat kan leiden tot een groter draagvlak voor dit verbod. En dat is de wens van mijn fractie.

De voorzitter:

Kan de minister meteen antwoorden? Ik sta alleen interrupties toe helemaal aan het eind van het betoog van de minister.

Minister Klink:

Voorzitter. Mevrouw Agema verzoekt de regering in haar motie om het rookverbod in de horeca in te trekken. Ik denk dat ik daarover niet al te veel hoef te zeggen, want als ik dat verbod zou intrekken, zou ik daarmee voorbijgaan aan alles wat ik hierover het afgelopen anderhalf jaar heb gezegd. Ik ontraad haar motie dan ook.

De heer Zijlstra, de heer Van Der Ham, mevrouw Agema en de heer Van Gerven verzoeken mij in hun motie om zo spoedig mogelijk aan te geven aan welke normen de luchtkwaliteit in de horeca heeft te voldoen, teneinde wel te mogen roken. In het algemeen overleg van 10 maart heb ik gemeld dat ik de Kamer hierover binnen vier weken een brief zou doen toekomen. De Kamer zal deze brief dan ook binnenkort ontvangen. In deze brief zal ik ingaan op het oordeel van het RIVM en de VWA over de werking van een rookruimte zonder deuren met een ventilatiesysteem en de handhaafbaarheid. Ik heb de handhaafbaarheid toen benadrukt en dat doe ik nu weer, want wij moeten voorkomen dat de norm diffuus wordt. Normen mogen niet diffuus zijn. Tegelijkertijd moeten wij praktisch durven zijn, want als de normen wel blijken te worden gehaald, is dat ook van belang.

Deze brief komt binnenkort naar de Kamer. Ik vraag de heer Zijlstra daarom om zijn motie aan te houden, totdat de brief door de Kamer is ontvangen. Deze brief zal namelijk ongetwijfeld aanleiding zijn voor een nieuw algemeen overleg of een nieuw VAO. In de brief zal ook worden ingegaan op het begrip "zwerfrook" en een oordeel worden gegeven over het Duitse certificeringssysteem, waarnaar mevrouw Joldersma verwees.

Café De Balk. Daar heeft men een creatieve oplossing gevonden door een opbergruimte om te bouwen tot een verstrekruimte. Daardoor is het café een rookruimte geworden. De creativiteit bestaat eruit dat horecaondernemers langs deze weg tegemoet kunnen komen aan de wensen van hun klanten en tegelijkertijd aan de norm kunnen voldoen. De gekozen oplossing lijkt niet strijdig met de uitleg van de regelgeving op het gebied van tabak en alcohol. Ik maak daarbij wel een voorbehoud, omdat de VWA de situatie ter plaatse onderzoekt en met de gemeente overlegt over een vergunning. De uitkomst daarvan moet positief zijn, maar dat laat onverlet dat in algemene zin de bepaling van kracht is dat je 35 vierkante meter voor één lokaliteit moet hebben, en niet wordt aangegeven om welke lokaliteit het zou moeten gaan. Dat kan dus ook, zoals in dit geval, de caféruimte zijn waar wordt gerookt. In die zin lijkt de Drank- en Horecawet hieraan niet in de weg te staan.

Mevrouw Agema (PVV):

Ik heb dit VAO met een spoedeisend karakter aangevraagd, omdat op dit moment heel veel horecaondernemers hun zaak moeten sluiten. Mijn fractie wil graag van het rookverbod af. U wijst mijn motie daarvoor af. Ik hoor dan wel graag of u deze mensen gaat compenseren. Om een betrouwbaar bestuurder te zijn, moet u de geleden schade compenseren als u het verbod niet wilt afschaffen.

Minister Klink:

Als ik hierop zou ingaan, zou ik een deel van het algemeen overleg en heel veel eerdere debatten overdoen. Het punt is namelijk dat ik van meet af aan de gevolgen van het rookverbod monitor. Ik houd de vinger dus wel degelijk aan de pols en ik heb geconstateerd dat de omzet in de horeca is gedaald, maar dat die daling niet eenduidig kan worden verklaard uit het rookverbod. De veronderstelling van uw kant dat wij, als wij het verbod nu maar opheffen vanzelf tegemoetkomen aan de omzetdaling, lijkt mij niet evident. Wij hebben ook gekeken naar de mate waarin omzetwisselingen dan wel omzetontwikkelingen zich aftekenen op basis van het al dan niet hebben van een rookruimte. Ook op dat punt hebben wij geen verband gevonden dat de conclusie rechtvaardigt die u in feite van mij vraagt.

Mevrouw Agema (PVV):

U zou nog terugkomen op het overzicht van gegevens van 64 cafés met betrekking tot de omzetdaling en de vraag of er nu wel of niet doorgerookt werd. Dat hebt u tot nu toe niet gedaan. Wanneer krijgen wij die reactie van u?

Minister Klink:

Wij hebben gezegd dat wij met een brief zouden komen. Daar is een termijn aan gekoppeld. Die termijn is nog niet afgelopen. Ondertussen hebben wij dit VAO en vraagt u mij opnieuw iets waarvan ik al heb toegezegd dat ik het in de brief zal meenemen. In die zin kent u mijn antwoord ook wel: wij komen daar in de brief op terug.

De heer Van der Ham (D66):

Hoor ik het goed dat de minister zegt dat hij zwerfrook – rook die ook in de huidige situatie toch in het café terechtkomt – heeft laten meten of wil laten meten, dat hij de desbetreffende waarden zal meedelen in de brief en dat wij dan een debat kunnen voeren over de vraag of dat nu de waarde mag zijn waar een installatie aan zou moeten voldoen?

Minister Klink:

Ik begrijp heel goed waar u op doelt. U doelt op het feit dat zwerfrook in een bepaalde concentratie aanwezig is, ook binnen cafés met een gesloten rookruimte. Kunnen wij dan niet een niet-gesloten afperking hebben tussen rookruimte en niet-rookruimte die in feite op dezelfde normen neerkomt? Ik heb gezegd dat ik daarop in de brief zal ingaan. Ik ga dat bekijken tegen de achtergrond van de systemen en afspraken die kennelijk in Duitsland worden gemaakt. Dan zal ik ook nader ingaan op de vraag in hoeverre dat aanknopingspunten biedt voor een norm en dus een zekere certificering van systemen. Ik voeg daar echter aan toe dat het wel handhaafbaar moet zijn, want anders krijgen wij de diffusiteit die ik reeds noemde. Om het maar even duidelijk te maken: u hoort mij dus nog niet zeggen dat er een ondernorm komt die vervolgens de maatstaf zal zijn voor iets. Ik zal in de brief expliciteren in hoeverre dat aanknopingspunten biedt voor het nader preciseren van het roken.

De heer Van der Ham (D66):

Ik heb een specifieke vraag gesteld. Staat er in die brief een meting die u hebt laten doen van zwerfrook in de huidige situatie? Dan kunnen wij namelijk ergens over spreken. Dan hebben wij een getal en kunnen de wenselijkheid gaan bespreken. Dan hebben wij in ieder geval een uitgangspunt.

Minister Klink:

Ik leg uw vraag dan maar zo uit dat u mij wilt aansporen om dat mee te nemen. De brief zal duidelijk maken of wij zo ver gaan om nu al metingen te gaan doen, in hoeverre de tijd dat überhaupt toelaat enzovoorts. Anders ga ik op de brief vooruitlopen.

De heer Zijlstra (VVD):

Er wordt hier toch een terugtrekkende beweging gemaakt. Mevrouw Joldersma zette die beweging al in. U hebt tijdens het AO helder uitgesproken dat op plekken waar de gevolgen van tabaksrook zouden worden weggenomen, er geen noodzaak is tot een rookverbod. Dat geldt dus niet alleen voor rookruimtes, het geldt voor een horecagelegenheid. Als u zegt: daar ga ik op in in mijn brief, dan ben ik eventueel bereid om mijn motie aan te houden, want dan wacht ik op dat antwoord. De nuance die u nu lijkt aan te brengen, is net waar ik bang voor was. Daarom ligt die motie ook voor. Als u nu echter zegt dat u in de brief zult ingaan op de effecten van luchtzuivering in een horecagelegenheid als geheel, dan houd ik de motie mogelijk aan.

Minister Klink:

Op het laatste punt zal de brief ingaan. In het AO is ook gevraagd welke norm ik hanteer en ik heb toen gemeld dat voor mij een vuistregel is dat er gewoon een rookvrije ruimte dient te zijn waarin het personeel werkt. De nadere duiding van wat ik bedoelde zal in de brief terugkomen. Wij zullen dat mede voor de achtergrond bezien van de systemen die in Duitsland zijn ontwikkeld en mede voor de achtergrond van de handhaafbaarheid van eventuele systemen. De uitkomst van die afweging zult u nog even moeten afwachten.

De heer Zijlstra (VVD):

Dat moet de minister ook doen, gezien wat er in de Europese richtlijn staat ten opzichte van het personeel. Als echter de negatieve effecten van tabaksrook achter de bar door zuivering worden weggenomen, dan is het dus ook daar mogelijk dat personeel rondloopt zonder dat er een rookverbod geldt. Het gaat erom dat wij dan vaststellen wat de luchtkwaliteitsnorm is in het hele café, en niet alleen in de rookruimte. Als daar namelijk aan wordt voldaan, hoeft er geen rookverbod in een café te zijn. Dat is de hele essentie van wat wij vragen. Als de minister zegt dat er altijd een rookruimte en een niet-rookruimte aanwezig moeten zijn, dan gaat hij eigenlijk voorbij aan de essentie van het debat dat wij hebben gevoerd.

Minister Klink:

Nee, volgens mij ga ik nergens aan voorbij. Ik heb in antwoord op de vraag aan welke normen wij moeten voldoen, gezegd: rookvrij is rookvrij. Vervolgens ga ik nader op dat begrip in, tegen de achtergrond van zwerfrook, nieuwe systemen die Klinker kennelijk in Duitsland zijn en handhaafbaarheid. Op de uitkomsten van die afweging wil ik niet vooruitlopen, die komen in de brief te staan.

De voorzitter:

Mijnheer Zijlstra, houdt u uw motie op stuk nr. 218 aan?

De heer Zijlstra (VVD):

Ik laat dat nog weten.

De voorzitter:

Prima.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Stemmingen over de moties zijn aanstaande dinsdag.

Naar boven