Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 2 juli 2008 over klimaatbeleid en duurzaamheid.

De voorzitter:

Ik heet de minister van harte welkom en geef het woord aan mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Het algemeen overleg is alweer een tijdje geleden, namelijk al voor het reces. Toch zal ik enkele moties indienen. Wij hebben gesproken over de kabinetsbrede aanpak duurzame ontwikkeling. Die is door mijn fractie warm ontvangen, maar zij maakt zich enigszins zorgen over de concrete uitwerking van één van de projecten die worden genoemd. Het lijkt erop dat er binnen de regering verschillende opvattingen bestaan over de invulling van de transitie naar de consumptie van duurzame eiwitten. Minister Koenders zegt dat wij minder vlees moeten eten. Minister Verburg zweert echter bij hoog en bij laag dat dat echt niet de bedoeling van de brief kan zijn. Dat is vreemd. Wij willen daarover duidelijkheid, opdat wij straks niet met nota's en plannen zitten die op onduidelijke doelstellingen zijn gebaseerd. Vandaar dat ik de volgende motie indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de kabinetsbrede aanpak Duurzame ontwikkeling wordt erkend dat de productie van dierlijke eiwitten (vlees en zuivel) een groot beslag legt op het ecosysteem, onder meer door ruimtebeslag, effecten op de biodiversiteit, grootschalig gebruik van water en broeikasgasemissies;

voorts constaterende dat uitlatingen van de betrokken bewindslieden erop wijzen dat er binnen het kabinet verschillen bestaan in de vertaling van deze problematiek naar concrete doelstellingen;Ouwehand

verzoekt de regering, deze onduidelijkheden weg te nemen en heldere doelstellingen te formuleren voor een transitie naar de consumptie van duurzaam geproduceerde eiwitten die bijdraagt aan de (mondiale) welvaart, voedselzekerheid en blijft binnen de draagkracht van het ecosysteem,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25(31250).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik dien nu een motie in die de kabinetsbrede aanpak koppelt aan de voorbeeldfunctie die de overheid zelf heeft.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet aangeeft dat de productie van dierlijke eiwitten een groot beslag legt op het ecosysteem en voedselzekerheid wereldwijd onder druk zet, waardoor een transitie noodzakelijk is naar duurzaam geproduceerde eiwitten;

van mening dat de overheid een voorbeeldfunctie vervult die vraagt om een vertaling van kabinetsbeleid naar het eigen handelen;

verzoekt de regering, de kabinetsbrede aanpak duurzame ontwikkeling te integreren in haar duurzaam inkoopbeleid,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26(31250).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de rijksoverheid zichzelf ten doel heeft gesteld 100% duurzaam in te kopen in 2010;

van mening dat de Tweede Kamer hierbij niet achter kan blijven;

verzoekt het Presidium, voor het Tweede Kamerapparaat een algemeen duurzaamheidsbeleid op te stellen, waarin concrete doelstellingen worden geformuleerd ten aanzien van de inkoop van biologische producten en de transitie naar duurzame plantaardige en dierlijke eiwitten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27(31250).

De heer Van der Ham (D66):

In het dictum staat iets over biologische producten. Mijn fractie is daarvan een groot voorstander. Er zijn echter ook andere vormen van duurzame productiemethodes. Vallen die daar ook onder of is het louter gericht op biologische producten?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Nee, wij willen dat er doelstellingen worden geformuleerd ten aanzien van de inkoop van biologische producten als onderdeel van het duurzaam inkoopbeleid. Wij vinden dus dat het duurzaam inkoopbeleid dat zal gelden voor de departementen, een mooi voorbeeld kan zijn voor het Tweede Kamerapparaat.

De voorzitter:

Op mijn lijstje staat de heer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik begrijp de aarzeling van de voorzitter. Ik voerde niet veel van dit soort debatten. Vanaf heden zal ik die wel gaan voeren. Ik vervang namelijk de heer Duyvendak.

De voorzitter:

Namens iedereen wens ik de heer Vendrik van harte welkom.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dank u, mevrouw de voorzitter. Dat kan ik gebruiken.

Het debat voor de zomer heeft uiteraard mijn collega, de heer Duyvendak, nog met deze minister gevoerd. Er zijn wat betreft mijn fractie twee punten blijven liggen. Er is ook nog heel veel om over door te praten, maar niet nu. Het eerste punt betreft een van de afspraken die in Bali is gemaakt, namelijk dat landen bij het berekenen van klimaatdoelstellingen ook bossen kunnen laten meetellen. Wij hebben het kabinet gevraagd ons daar nader schriftelijk over te informeren en dat is toegezegd. Dit is een klein procedureel puntje: minister, waar blijft de brief over het meetellen van bossen? Dat kan goed gaan, maar dat kan ook heel erg fout gaan. Ik hoor graag wanneer wij de brief over de technische uitwerking van deze afspraak kunnen verwachten.

Wat betreft mijn tweede punt zal ik een motie indienen. Afgelopen week hebben wij allemaal kennis kunnen nemen van het grote rapport van de heer Veerman over de noodzaak van aanpassing van Nederland voor de periode van klimaatverandering die voor ons ligt. Het is een goed rapport en wij zullen er op een ander moment over spreken. Laat echter niet buiten beeld verdwijnen dat juist internationaal hier vreselijk hard aan moet worden getrokken. De landen die misschien nog het meeste last zullen gaan krijgen van en het meest getroffen zullen worden door de onvermijdelijke klimaatverandering in bijvoorbeeld Afrika en Azië, zoals Bangladesh, hebben het minste geld, kennis en expertise om zich überhaupt aan te passen aan deze veranderende omstandigheden. Wij vinden dat een kwestie van internationale solidariteit en vragen daarom een uitspraak over een motie.

De VendrikKamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in het Human Development Report 2007/2008 van het UNDP wordt ingeschat dat jaarlijks minimaal 86 mld. dollar nodig is voor klimaatadaptatiemaatregelen in ontwikkelingslanden, wat overeenkomt met circa 0,2% van het BNP van rijke industrielanden;

overwegende dat om de klimaattop in Kopenhagen volgend jaar tot een succes te maken het belangrijk is dat de rijke landen vóór die tijd laten zien een ambitieus internationaal klimaatbeleid te willen voeren;

verzoekt de regering om vóór de behandeling van de begroting Ontwikkelingssamenwerking met een ambitieus voorstel te komen voor de Nederlandse bijdrage op het gebied van klimaatadaptatie in ontwikkelingslanden, zowel beleidsmatig als financieel, alsmede voor de inzet in internationale fora om ook andere industrielanden hiertoe te bewegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Vendrik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28(31250).

Mevrouw Spies (CDA):

Voorzitter. Het is nog geen kerst. Ik heb geen motie, maar ik maak toch gebruik van de gelegenheid om hier nog een aantal punten te markeren die wij in het algemeen overleg, twee maanden geleden alweer, hebben besproken.

Een week geleden hebben wij op Duurzame Dinsdag een koffer vol goede en inspirerende ideeën aangereikt gekregen. Wij konden vorige week, met dank aan de FME, virtueel winkelen in 1001 klimaatoplossingen. Allemaal burgers en ondernemers lieten zien hoe duurzaamheid een stimulans voor innovatie is en hoe zij met duurzame innovatieve producten de concurrentie aan willen gaan. Er gebeurt ontzettend veel in positieve zin, veel meer dan vaak zichtbaar wordt. Daarom een welgemeend woord van waardering voor al deze duurzame initiatieven. Zij geven aan dat de ambities van dit kabinet en van de CDA-fractie binnen bereik komen.

Het algemeen overleg is alweer twee maanden geleden gehouden. Ik heb een groot aantal vragen gesteld over de voortgang in de onderhandelingen over het internationale klimaatbeleid en de wijze van besteding van gelden voor klimaatbeleid die via de begroting Ontwikkelingssamenwerking beschikbaar zijn. Ik ga ervan uit dat de minister van VROM nauw betrokken is bij de besteding van die gelden en dat zij deze vragen dus zeker ook namens de minister voor Ontwikkelingssamenwerking kan beantwoorden.

De minister voor OS heeft ons met de hand op het hart bezworen dat er bij de besteding van de middelen die beschikbaar zijn voor de aanpak van klimaatverandering geen sprake is van onderbesteding. Ik hoor dat graag nog eens bevestigd. Hij heeft ons ook toegezegd dat hij ons in september zou informeren over de concrete besteding van de 500 mln. in het kader van energie voor de armsten. Het is inmiddels september, dus ik ben heel nieuwsgierig. Ik heb tijdens het algemeen overleg ook gezegd, net als anderen, dat het voor ons zeer bespreekbaar is dat die middelen, die 500 mln., ook worden ingezet voor adaptatiemaatregelen. Mocht blijken dat er ruimte zit in de besteding van middelen, zullen wij niet aarzelen om er bij de begroting voor 2009 en de Najaarsnota 2008 voor te zorgen dat deze middelen alsnog ook voor adaptatie kunnen worden ingezet.

Minister Cramer:

Voorzitter. Ik ga graag in op de verschillende moties, te beginnen met die van mevrouw Ouwehand.

In haar eerste motie verzoekt zij de regering, onduidelijkheden weg te nemen en heldere doelstellingen te formuleren voor een transitie van duurzaam geproduceerde eiwitten. Ik moet de aanneming van deze motie ontraden, die mij op dit moment te ver gaat. Ik heb de Kamer eerder laten weten dat er twee onderzoeken lopen die hiermee verband houden. Daarover wordt de Kamer in oktober aanstaande geïnformeerd. Het rapport zal rond die tijd ook naar de Kamer gaan met een reactie van het kabinet. De twee onderzoeken betreffen vervangingsstrategieën voor vleesconsumptie en veranderingen in het consumentengedrag op het vlak van eiwitconsumptie die het beste rendement opleveren voor nationaal en mondiaal klimaatbeleid. Beide onderzoeken zullen binnenkort zijn afgerond, waarna wij de Kamer erover zullen informeren met een kabinetsreactie.

In haar tweede motie verzoekt zij de regering, de kabinetsbrede aanpak duurzame ontwikkeling te integreren in haar duurzaam inkoopbeleid. Dat is een ondersteuning van beleid. Ik kan daarom met deze motie akkoord gaan.

De motie over de Tweede Kamer laat ik graag aan uw Kamer over, waardoor ik er nu geen uitspraak over doe.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Deze derde motie is een verzoek aan het Presidium. De motie over de doelstellingen die verwoord zijn in de kabinetsbrede aanpak duurzame ontwikkeling heb ik niet voor niets ingediend. De ervaring heeft geleerd dat minister Verburg, die als trekker van dit project is aangewezen, desgevraagd heeft gezegd dat er geen sprake van is dat wij gaan inzetten op een vermindering van de vleesproductie en -consumptie. Dat lijkt mij vooruitlopen op het plan van aanpak, dat verder in de brief is aangegeven. U hebt gelijk: de normale procedure is dat het kabinet ambities en doelstellingen neerlegt en een plan van aanpak, waarna de Kamer wacht op onderzoek. Er is onduidelijkheid over. Er komen verschillende signalen vanuit het kabinet. Mijn stellige indruk is dat er geen onbevangen blik op deze problematiek is, om het voorzichtig uit te drukken.

De voorzitter:

Mijn stellige indruk is dat dit al is besproken in het algemeen overleg.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Wat daar is besproken, is niet voldoende uitgediscussieerd. Ik wil toch graag van de minister nog één keer horen dat wij de situatie niet laten voortbestaan dat wij met rapporten zitten waarover veel meer discussie nodig is.

De voorzitter:

Ik snap uw punt wel. U lost het leuk op, maar ik wil geen herhaling van het debat.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat begrijp ik, maar ik wil ook voorkomen dat wij straks veel meer discussie moeten gaan voeren dan het geval zou zijn als wij nu gewoon goed starten.

Minister Cramer:

Mevrouw Ouwehand, wij hebben op verzoek van u twee onderzoeken uitgezet. In oktober rapporteren wij daarover. Vlak daarna zullen wij een gezamenlijk kabinetsstandpunt over beide rapporten aan de Kamer doen toekomen.

De heer Vendrik vroeg waar de brief over de bossen blijft. Ons is geen toezegging van een brief over bossen bekend. Ik zal dit echter nog eens navragen. Zo nodig kan de heer Vendrik hierop terugkomen.

In zijn motie vraagt de heer Vendrik de regering, voor de behandeling van de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking met een ambitieus voorstel te komen voor de Nederlandse bijdrage op het gebied van klimaatadaptatie. Ik moet het aannemen van deze motie op dit moment ontraden, omdat ik deze kwestie eerst wil terugnemen naar het kabinet. De heer Vendrik vraagt naar de wijze waarop het kabinet internationale solidariteit vormgeeft. Hij denkt daarbij terecht vooral aan landen in het zuiden waar de zeespiegelstijging directe consequenties voor de veiligheid heeft. Dat die consequenties er zijn, ben ik absoluut met de heer Vendrik eens. Ook de minister voor Ontwikkelingssamenwerking is het daarmee eens.

De heer Vendrik weet dat ik samen met een aantal koploperministers van andere landen veel doe om de internationale financiële architectuur zo snel mogelijk in de steigers te zetten. Op die manier kunnen wij in Kopenhagen met een echt goed voorstel komen. Met de voorbereiding hiervan zijn wij keihard bezig en hiervoor zet Nederland zich zeer in. In het kader hiervan zullen wij ook tot een verdeling van de lasten moeten komen. Uiteraard kunnen wij niet al op voorhand zeggen wat de Nederlandse bijdrage zal zijn. Deze discussie zal plaatsvinden ter voorbereiding van Kopenhagen. Ik moet dus op dit moment het aannemen van de motie van de heer Vendrik ontraden, maar ik vind met hem dat het van groot belang is dat wij niet alleen klimaatadaptatie binnen Nederland serieus aanpakken via de commissie-Veerman, maar dat wij dit ook internationaal doen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De minister benadrukt terecht dat er veel internationaal overleg is gepland waar moet worden vastgesteld wat wij met zijn allen, en zeker de rijke westerse landen, gaan doen voor de arme landen. Ik vraag om niets meer dan duidelijkheid over de inzet van de Nederlandse regering. Het lijkt mij dat ik die duidelijkheid moet kunnen krijgen. Wellicht kan ik een akkoord sluiten met de minister. Ik ben bereid om even te wachten met het in stemming brengen van deze motie. Ik begrijp immers dat de minister het prettig vindt om deze motie even terug te kunnen nemen naar het kabinet. De behandeling van de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking staat voor begin december op de agenda. Ik ga ervan uit dat ik mij voor die tijd een beeld kan vormen van de inzet van de Nederlandse regering in alle voorkomende internationale debatten bij de vraag wat de Nederlandse en westerse bijdrage zal zijn aan de klimaatadaptatie. Daarover heb ik toch geen verschil van mening met de minister?

Minister Cramer:

Over de voorstellen die Nederland doet om internationale financiële architectuur vorm te geven, kan ik de heer Vendrik later dit jaar zeker informeren, omdat wij daarover dan meer op schrift hebben staan. Op dit moment worden daarvoor documenten voorbereid. Die wil ik echter eerst delen met collega's elders in de wereld. Op grond van de eerste bevindingen kan ik hierover mogelijk iets zeggen. Ik kan echter niet al voordat de onderhandelingen in Kopenhagen zijn afgerond, exact aangeven wat de Nederlandse financiële bijdrage zal zijn. Die is immers afhankelijk van de deal die wij hopelijk in Kopenhagen zullen sluiten.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik begrijp dat de minister mij niet kan informeren over de uitkomst van onderhandelingen met derden die nog moeten plaatsvinden. Zij kan mij echter wel helder informeren over de inzet van de regering bij de discussie over de Nederlandse bijdrage aan klimaatadaptatie en over de vraag wat er volgens de regering van andere landen kan worden gevraagd. Het lijkt mij verstandig als de minister hierover een toezegging doet, want anders hebben wij een probleem. Het lijkt mij dat een parlementslid het recht heeft hierover duidelijke informatie aan de regering te vragen. Ik heb er geen moeite mee om de motie nog even aan te houden om de minister de gelegenheid te geven, dit eerst te bespreken in het kabinet. Ik ga er echter van uit dat ik vroeg of laat van de minister de toezegging krijg dat ik voor de behandeling van de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking precies over de Nederlandse inzet wordt geïnformeerd. Daarbij wil ik ook inzicht krijgen in de exacte bedragen en helderheid krijgen over de vraag welke inzet de Nederlandse regering van andere landen verwacht.

Minister Cramer:

Op dit moment zou het voorbarig zijn om deze toezegging te doen. Ik leg dit punt terug in het kabinet. Later kan ik de heer Vendrik hierover informeren. Ik kan hem op dit moment wel toezeggen dat de regering zich inzet om een internationale financiële architectuur vorm te geven. Ik kan ook toezeggen dat wat daarin komt te staan, in de loop van dit jaar naar de Kamer zal worden gestuurd. Daarin staat impliciet ook wat wij verwachten van de diverse westerse landen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik was niet bij het debat maar de toezeggingen staan in het verslag, op de laatste pagina: de Kamer krijgt een brief over de bossenproblematiek van de ministers Koenders en Verburg. Ik vraag alleen maar heel eenvoudig en bescheiden: waar blijft die brief?

Minister Cramer:

Ik zal mijn collega's vragen waar de brief is. Ik was er niet van op de hoogte omdat het mij niet gevraagd was. Ik kom hierop echter terug, gezien het feit dat deze vraag aan andere collega's is gesteld.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het was een debat waar u bij was, maar dat geeft verder niet.

De voorzitter:

Nee, nee. Ik geef het woord aan de heer Samsom.

De heer Samsom (PvdA):

Ik wil nog even terugkomen op dat andere punt. Ik hoefde geen bijdrage omdat ik niet zoveel vooruitgang ten opzichte van het vorige debat hoefde te maken, maar achteruitgang wil ik ook niet. De minister gaat nog naar Poznan. Ik neem toch echt aan dat de Kamer, voordat de minister daarheen vertrekt, met de minister kan spreken over de inzet van Nederland daar. Dat betekent dat de heer Vendrik automatisch op zijn wenken bediend gaat worden, om bijvoorbeeld te spreken over de financiële architectuur. Daarin ben ik geïnteresseerd omdat ik ook die wens heb. Die voorstellen worden in Poznan besproken, nog voor de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken. Ik hoop echt dat de minister met haar wat omtrekkende beweging op de vraag van de heer Vendrik niet bedoelt dat wij zonder met haar te spreken naar Poznan kunnen.

Minister Cramer:

Nog één keer. Ik heb toegezegd dat het kabinet u zal informeren over wat wij over de internationale financiële architectuur op papier zetten en wat onze inzet is in de onderhandeling. Een ander punt is hoe concreet het is in termen van geld, wat betreft de Nederlandse bijdrage. Daarover kan ik echter geen uitsluitsel geven omdat het afhangt van de onderhandeling in Kopenhagen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik vergat de minister te bedanken voor haar beoordeling van mijn tweede motie als ondersteuning van beleid. Die trek ik met liefde in.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Ouwehand (31250, nr. 26) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Cramer:

Dan heb ik nog een vraag van mevrouw Spies, of er sprake is van onderuitputting. Mijn antwoord is: nee, morgen zal een presentatie gegeven worden in de vorm van een persconferentie over de besteding van de 500 mln. in het kader van duurzame energie en allerlei initiatieven op het gebied van klimaatbeleid in ontwikkelingslanden.

Mevrouw Spies (CDA):

Dan is het toch geweldig dat wij het dit keer eerder weten dan de media.

Minister Cramer:

Tot zover mijn beantwoording.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor haar antwoorden. De motie van de heer Vendrik wordt aangehouden, denk ik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik wil haar graag aanhouden. Misschien is het echter goed voor de precisie dat de minister laat weten wanneer wij haar toegezegde voorstel tegemoet kunnen zien. Dat is voor mijn fractie van belang, ook op weg naar de begrotingsbespreking met het kabinet. Dat lijkt mij de goede orde der dingen.

Minister Cramer:

Dat zal rond november zijn. Dan zijn wij met de onderhandelingen zover dat wij echt een concreet voorstel aan de Kamer kunnen voorleggen, van wat wij in Poznan zullen presenteren.

De voorzitter:

Dank u. Nee, nu gaan wij echt verder.

Minister Cramer:

Dat is vóór de begroting voor Ontwikkelingssamenwerking.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Vendrik stel ik voor, zijn motie (31250, nr. 28) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter, ik snap dat u haast wilt maken. Ik ga er echter niet helemaal akkoord mee, als de minister zegt dat zij dan voldoende beeld van de onderhandelingen heeft. Mevrouw de minister, de eerste met wie u moet onderhandelen zijn wij. Dan pas gaat u de internationale arena in met uw inzet. Als dat bij dit kabinet anders is, hoor ik het graag. Anders houd ik echt vast aan die grondregel. Ik hoop erg dat er geen misverstand over bestaat, dat de inzet van het kabinet eerst in de Kamer besproken wordt.

De voorzitter:

Graag wat korter, mijnheer Vendrik.

Minister Cramer:

Nog een keer, mijnheer Vendrik. Wij zijn bezig een paper te schrijven dat wij indienen bij een groep van koploperlanden en de daarbij behorende milieuministers. Die komen in september en oktober in een kleine groep bij elkaar, om te bepalen hoe zij met die kleine groep een inzet kunnen plegen in Poznan, voor een goede internationale financiële architectuur. Wij nemen daar de leiding in. Het voorstel dat in september ter tafel komt is vanuit Nederland geschreven en krijgt de steun van het kabinet. Dat wil echter niet zeggen dat wij vervolgens niet met die andere mensen een volgende slag gaan maken. Het is een beetje prematuur om een allereerste paper meteen met de Kamer te delen. Wij kunnen beter na oktober, als ik een tweede keer met die groep gesproken heb, een wat concreter en verder uitgewerkt voorstel aan de Kamer voorleggen.

De voorzitter:

Gaat de heer Vendrik daarmee akkoord?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik word enigszins in de war gebracht door het feit dat sprake is van onderhandelingen. Ik zou denken dat elk serieus contact dat de Nederlandse regering in het buitenland heeft, waar dan ook, waarbij een inzet wordt geformuleerd voor onderhandelingen, voor een nadere positiebepaling, eerst met de Kamer wordt besproken.

De voorzitter:

Wilt u de allereerste inzet die in het groepje wordt besproken, ook zien?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het lijkt mij verstandig dat de minister ons nader informeert en dat zij het karakter en de kwaliteit van die besprekingen nader toelicht. Daar zit misschien een deel van het misverstand. Dan kunnen wij vervolgens nader bezien hoe wij dit procedureel correct kunnen afhandelen.

Minister Cramer:

Dat zeg ik toe. Het gaat om twee informele bijeenkomsten, met een koplopergroep van landen. Om die reden ben ik niet bij de besprekingen na Prinsjesdag. Ik moet dan namelijk naar El Calafate om daar met een kleine groep te spreken over een eerste concept van een idee dat vanuit Nederland is voorbereid.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij stemmen volgende week over de ingediende moties. Om 16.00 uur beginnen wij met het volgende onderwerp, de Wijziging van de Wet milieubeheer.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven