Vragen van het lid Duyvendak aan de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat over de beste vorm van kustbescherming.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Voorzitter. De klimaatverandering zal grote gevolgen hebben voor onze kust en ons lage land. Deze gevolgen worden over het algemeen nog ernstig onderschat. Er komt een forse stijging van de zeespiegel, en nog belangrijker is het dat de golven veel harder op onze kust zullen beuken. Wij zullen onze kust dus fors moeten versterken.

De Kamer heeft in het afgelopen najaar een motie aangenomen met alleen de stemmen van GroenLinks en de ChristenUnie tegen, om te onderzoeken of een groot kunstmatig eiland in de verdediging van de kust een rol zou kunnen spelen. Afgelopen maandag lazen wij in de Volkskrant dat staatssecretaris Huizinga haar conclusies heeft getrokken over dat eiland. Zij heeft haar nek uitgestoken – GroenLinks is daar blij over – met de uitspraken "eilanden als golfbrekers bieden geen soelaas" en "voor de veiligheid hebben wij zeker geen eiland nodig".

Met GroenLinks vindt de staatssecretaris wel dat wij fors moeten investeren in onze kust, zij het niet via een eiland, omdat dat eenvoudigweg niet werkt.

Premier Balkenende heeft zich hierover anders geuit. Hij heeft zich nog in februari jongstleden nadrukkelijk geïdentificeerd met een groot tulpeiland voor onze kust, waarvan hij zei: "Nederland moet groot durven denken."

Ik heb de volgende vragen aan de staatssecretaris. Is het een kabinetsstandpunt dat het eiland niet doorgaat? Is hiermee wat de staatssecretaris betreft de discussie over het eiland gesloten? Wanneer kunnen wij de kabinetsvisie op een adequate kustverdediging ontvangen?

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Voorzitter. Het is inderdaad waar wat de heer Duyvendak zegt, dat Nederland – maar trouwens de hele wereld – met de klimaatverandering belangrijke uitdagingen onder ogen moet zien. Voor ons land, dat al onder de zeespiegel ligt, zal die uitdaging buitengewoon groot zijn. Het is dan ook van groot belang dat wij ons daarvan op tijd bewust zijn en dat wij op tijd zijn met het nemen van maatregelen. Voor die tijd begint het denken over de richting en de manier waarop wij Nederland, ook op de lange termijn, willen beschermen tegen het water.

Dat kan niet op de manier zoals wij dat gewend zijn, met het ophogen van dijken. Dat is de reden waarom het kabinet op mijn voorstel in het afgelopen najaar de commissie-Veerman heeft ingesteld om richtingen te geven hoe wij Nederland veilig kunnen houden voor het wassende water.

In de discussie over die veiligheid komen heel veel gedachten en ideeën naar boven, ook het idee van een eiland om de golven te breken. Om enige sturing en richting te geven in deze discussie, en natuurlijk ook in overleg met de Deltacommissie, vond ik het nodig om aan te geven dat ik ervan overtuigd ben dat eilanden voor de veiligheid niet de juiste oplossing zijn. Dan is het aanzanden, het suppleren, het werken met de natuur om het zand op de goede plek te krijgen en zo de kust te verbreden, de beste methode.

De heer Duyvendak heeft gevraagd of dit een kabinetsstandpunt is. Dat is het nog niet, want het kabinetsstandpunt komt op het voorstel van de commissie-Veerman, dat in september a.s. naar buiten zal worden gebracht. Is dit een gedachte die gedragen wordt? Daarbij wijst de heer Duyvendak met name op de minister-president. Ja, ook de minister-president is van mening dat voor de veiligheid een eiland niet de eerst aangewezen methode is. Daarmee is nog niet al het denken over eilanden in de Noordzee gesloten. Er kunnen immers andere redenen zijn om een eiland aan te leggen, bijvoorbeeld energie. Voor de veiligheid is dit echter niet de aangewezen manier.

De heer Duyvendak (GroenLinks):

Ik constateer dat de staatssecretaris greep op haar eigen portefeuille probeert te houden, en ik vind dat heel verstandig. Terwijl het CDA zich nadrukkelijk probeert te manifesteren op het terrein van de kustverdediging en het water, de portefeuille van de staatssecretaris, positioneert zij heel verstandig het standpunt dat wij dat eiland niet moeten doen. Als het aan mij ligt, zet zij het CDA daarmee maar gewoon voor het blok. De staatssecretaris zei wel iets heel opmerkelijks. Zij probeert stuur en richting te geven aan het werk van de staatscommissie-Veerman door deze opinie op dit moment te ventileren. Is dat niet een beetje gek? Moet dit type commissies niet juist in volledige onafhankelijkheid opereren?

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Dat ben ik helemaal met de heer Duyvendak eens. Ik heb dan ook niet bedoeld te zeggen dat ik stuur en richting wil geven aan het denken van de commissie-Veerman. In de maatschappelijke discussie die zich eveneens rond het thema veiligheid afspeelt en waarin heel veel oplossingen de ronde doen, heb ik echter wel een richting willen geven door mijn standpunt naar buiten te brengen.

Mevrouw Neppérus (VVD):

De VVD-fractie was gisteren zeer aangenaam verrast toen wij hoorden dat de staatssecretaris dacht aan het werken met de natuur, met de verbreding van de kust. Dat spreekt onze fractie zeer aan. Mijn partijgenoot Waterman heeft het daarover al jaren. Nu begin ik toch bijna weer te twijfelen. De staatssecretaris heeft haar opmerkingen gemaakt voor de maatschappelijke discussie. Ik neem toch aan dat zij daarmee ook een politieke bedoeling heeft en dat het tulpeneiland dat zij gisteren in de krant zo kernachtig afwees, voor haar dus niet weer in beeld komt. Kan ik er nu gewoon van uitgaan dat zij de lijn die zij net uiteengezet heeft om met het water en met de natuur te bouwen, gewoon vasthoudt en dat dit dan ook het kabinetsstandpunt wordt?

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Als er zo'n belangrijk advies komt als dat van de heer Veerman in september, is het goed om alvast iets te laten blijken en te laten weten van de richting die wij opgaan, omdat je zoiets belangrijks niet als het ware plompverloren in een discussie kunt leggen. Om deze reden vind ik het echt nodig om alvast een richting aan te geven. Als het gaat om de veiligheid voor de kust, is de richting het bouwen met de natuur, het suppleren van zand. Op deze manier moeten wij gaan denken. Dat is het heldere signaal dat ik geef, naast het signaal – ik ben erg blij dat dit positief is opgevangen op het congres van het CDA – dat voor een goede waterveiligheid natuurlijk ook een financieringsstroom nodig is en dat het van groot belang is om ook daarover alvast eens onze gedachten te laten gaan.

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. Je mag in Nederland alles geloven. Je mag geloven in heksen. Sommige mensen geloven in ufo's. Er zijn ook mensen die geloven in de charlatan Al Gore. Wat kost dat geloof in Al Gore de belastingbetaler eigenlijk, vraag ik het kabinet.

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Het geloof in Al Gore kost helemaal niets. Ik denk ook niet dat er mensen zijn die in Al Gore geloven. Ik denk wel dat veiligheid tegen water wat mag kosten. Het kabinet heeft de verantwoordelijkheid om ook naar de langere termijn te kijken. Als wij weten dat het klimaat verandert, de zeespiegel stijgt en daarmee ons laaggelegen land gevaar loopt, dan zullen wij ons daarop moeten voorbereiden. Wij moeten geen rampen afwachten maar van tevoren de goede maatregelen nemen.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Het is natuurlijk op zichzelf prachtig dat het kabinet nu eens iets vindt. Heel veel andere problemen worden uitbesteed aan commissies. Er is de commissie-Bakker; de staatssecretaris zelf wil niet bemiddelen in allerlei andere conflicten. Nu vindt de regering eindelijk eens iets zelf. Daarbij is het wel gek dat de staatssecretaris zelf de commissie-Veerman heeft ingesteld. Heeft de staatssecretaris contact gehad met de commissie-Veerman, die onderzoek doet naar deze kwestie? Wat heeft de heer Veerman van haar reacties in de media gevonden?

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Vanzelfsprekend is er altijd contact. Er bestaat een goed contact tussen mij en de voorzitter van de commissie, die ik zelf heb ingesteld, die althans op mijn voorstel door het kabinet is ingesteld. Wij hebben regelmatig contact. Ook de heer Veerman heeft al een aantal malen interviews gegeven. Ook ik heb het nu nodig gevonden om, vanuit mijn positie, mijn standpunt duidelijk te maken. Hierover bestaat tussen de heer Veerman en mij geen enkele onenigheid.

De heer Koppejan (CDA):

Voorzitter. Wij staan in Nederland voor de uitdaging om ons land te beveiligen tegen het wassende water, maar ook om het van duurzame energie te voorzien. Verder speelt het ruimtegebrek. Is de staatssecretaris het met de fractie van het CDA eens dat er in dit kader geen enkele oplossing mag worden uitgesloten? Eilanden voor de kust, kustuitbreiding, brede dijken; het moeten allemaal opties vormen waarmee wij aan de slag kunnen gaan.

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Ik heb mijn opmerkingen geplaatst in het kader van de waterveiligheid. Daar kijkt de commissie-Veerman naar. De commissie heeft ook de opdracht om te bezien wat wij, behalve het beschermen tegen het water, verder kunnen doen. Het verbreden van de kustlijn biedt bijvoorbeeld ook veel mogelijkheden voor natuur en recreatie. Er zijn echter meer uitdagingen. Ik denk aan de uitdaging om Nederland van duurzame energie te voorzien. Het is heel goed mogelijk dat daarvoor een eiland voor de kust wél een oplossing is. Dat is echter een onderwerp dat mijn portefeuille, en ook de opdracht van de heer Veerman te buiten gaat.

De heer Boelhouwer (PvdA):

Voorzitter. Ook de fractie van de PvdA maakt zich grote zorgen over de toekomstige veiligheid van Nederland ten opzichte van het water. Wij zijn zeer blij dat de commissie-Veerman is ingesteld. Nu lijkt het er echter op dat iedereen voor die commissie als het ware al een kers uit de taart haalt; wij noemen dat cherry picking. Is de staatssecretaris niet bang dat hiermee afbreuk wordt gedaan aan het plan waarmee de commissie-Veerman zal komen? Die moet zich uitspreken over een brede visie, terwijl de staatssecretaris het nu alleen heeft over de kust. Eerder is gesproken over een deltaplan. Loopt op deze manier het brede plan van de commissie-Veerman gevaar? Moeten wij nu al wel bepaalde details bezien?

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Nee, ik ben er niet bang voor dat de brede visie van de commissie hierdoor gevaar loopt. De commissie-Veerman zal mij adviezen geven over een goede voorbereiding op de lange termijn. Welke problemen spelen er en op welke manier kunnen wij die oplossen? De opdracht van de commissie is breed; men kijkt naar veel meer dan alleen de kust. Immers, de uitdagingen die op ons afkomen in verband met het water zijn groot. Daarbij spelen ook zaken als de rivieren en de zoetwatervoorziening een belangrijke rol. Dit is een complex geheel waarover de commissie-Veerman ons zal adviseren. Uiteindelijk neemt het kabinet hierover uiteraard een standpunt in. Het kabinet zal besluiten hoe het wil omgaan met het advies van de commissie. Ik heb enkele weken voor het verschijnen van het rapport van de commissie vanuit mijn positie en portefeuille richting willen gegeven en willen zeggen: ik voorzie dat het deze kant op gaat. Op die manier heb ik mijns inziens het proces ondersteund. Zo kunnen wij tot een goede discussie komen over het plan van de commissie-Veerman.

Naar boven