Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 28 februari 2008 over de toekomst van de veehouderij.

De heer Polderman (SP):

Voorzitter. Vorige week vond er een uitvoerig AO plaats over de toekomst van de veehouderij enerzijds en de praktijk van alledag met de dreiging van de megastallen anderzijds. Het AO ging voornamelijk over het conflict tussen deze twee zaken.

Mijn kritiek is dat als wij de huidige ontwikkeling van de veehouderij aan de markt overlaten, wij te maken krijgen met een ontwikkeling die wij allemaal niet willen. Wij moeten de teloorgang van gezinsbedrijven proberen te stoppen. Ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat landbouwontwikkelingsgebieden in de reconstructieprovincies bestemd zijn voor (gezins)bedrijven uit de nabij gelegen extensiveringsgebieden, teneinde bedrijven met doorgroeiplannen daar ruimte en perspectief te geven;

constaterende dat de schaalvergroting een voortschrijdend proces is in de intensieve veehouderij dat onder andere leidt tot megabedrijven;

constaterende dat het reconstructieproces in de betreffende provincies verstoord wordt door de komst van megabedrijven in de landbouwontwikkelingsgebieden;

van mening dat deze megabedrijven beter gevestigd kunnen worden op (agro)industrieterreinen;

verzoekt de regering, beleid te ontwikkelen dat de vestiging van de megabedrijven in de voor het reconstructieproces bedoelde landbouwontwikkelings­gebieden voorkomt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Polderman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21(28973).

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. Ik ben benieuwd of de heer Polderman, die natuurlijk deel uitmaakt van een partij die op veel plekken in het land allerlei verantwoordelijkheden meedraagt, heeft nagedacht waar zo'n industrieel agropark kan worden gevestigd. Waar in Noord-Brabant zou dat bijvoorbeeld mogelijk zijn?

De heer Polderman (SP):

Ik spreek niet voor niets over agro-industrieparken. Dit soort grote bedrijven zou beter op een industrieterrein gevestigd kunnen worden. Een deel daarvan zou bestemd kunnen worden voor agro-industrie. Dat is beter dan de agro-industrie plaatsen in het buitengebied, in het landbouwontwikkelingsgebied.

De voorzitter:

Ik had nog niet aangegeven dat ik Poldermanéén interruptie per woordvoerder zou toestaan bij de spreker en één interruptie bij de minister. Wil de heer Polderman nog meer moties indienen?

De heer Polderman (SP):

Voorzitter. Ik wil nog één motie indienen. Al eerder hebben wij aangegeven dat wij teleurgesteld zijn over de reactie van de minister op de adviezen die wij hebben ontvangen over de megastallen, want die waren nogal divers. De adviezen gaan namelijk allemaal uit van – daar zijn zij eensgezind in – het ja-mitsprincipe, en dat is toch iets anders dan "laat het maar gebeuren". Vandaar mijn motie die daarover gaat.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er diverse adviezen liggen met betrekking tot megastallen die vanuit verschillende perspectieven aangeven dat de vestiging van megastallen wel mogelijk is, maar dat verschillende randvoorwaarden noodzakelijk zijn;

verzoekt de regering, nadere eisen te stellen ten aanzien van dierenwelzijn, volksgezondheid, logistiek, bedrijfsgrootte en inpasbaarheid in het landschap en transparantie van megabedrijven in de veehouderij,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Polderman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22(28973).

Het is niet echt kerstregime, maar wel een heel drukke dag, dus ik vraag begrip voor het strenge regime.

Mevrouw Jacobi (PvdA):

Voorzitter. Wij zijn blij met de toezegging van de minister om samen met haar collega Cramer te onderzoeken hoe de meetlat duurzame veehouderij ingezet kan worden bij de megastallen en of een ondergrens van punten vastgesteld kan worden, zodat wij een duidelijke sprong kunnen maken in de verbetering van de duurzaamheid. Graag ontvangen wij de brief daarover binnenkort. Dan dien ik nu mijn motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in de intensieve veehouderij, zowel in megastallen als in de zogenaamde familiebedrijven, de hoge infectiedruk risico's voor volksgezondheid en diergezondheid met zich mee kan brengen;

overwegende dat verschillende onderzoeken wijzen op een hoger risico voor volksgezondheid en diergezondheid als verschillende diersoorten bij elkaar gehouden worden;

overwegende dat in Nederland veel kennis en expertise aanwezig is op het terrein van preventie en bestrijding van infectieziektes, maar dat de problematiek niet uniek voor Nederland is;

verzoekt de regering, verder onderzoek te doen naar maatregelen die mogelijk of nodig zijn om de infectiedruk laag te houden, waaronder de door het RIVM genoemde maatregelen als het niet mengen van diersoorten op één bedrijf en onderlinge afstanden tussen bedrijven in de intensieve veehouderij;

verzoekt de regering tevens, op basis van de uitkomsten van dit onderzoek te komen met voorstellen ten aanzien van het houden van dieren om de volksgezondheidsrisico's te beperken;

verzoekt de regering voorts, een internationale conferentie te organiseren in samenwerking met OIE, WHO, FAO, Nederlandse en internationale wetenschappers om kennis uit te wisselen en tot meer verdieping te komen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jacobi en Koopmans. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23(28973).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Draagvlak is een groot goed in Nederland en een van de pijlers van dit kabinet. Het is dan ook des te verbazender dat als het gaat om de ontwikkeling en vestiging van megastallen in plattelandsgemeenten nogal luchtig met dat draagvlak wordt omgesprongen. Plattelandsbewoners wisten in veel gevallen niet eens dat hun omgeving ineens was omgetoverd tot een landbouwontwikkelingsgebied en bewoners wisten niet dat daarmee megastallen met duizenden dieren, vaak nog van ondernemers van buiten ook, ineens in hun gemeente gevestigd konden worden. De PvdA-fractie vindt dat de landelijke en gemeentelijke overheden deze reacties serieus moeten nemen. Daarom dien ik twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister aangeeft dat over vijftien jaar de veehouderij in Nederland in alle opzichten duurzaam dient te zijn, met een breed draagvlak in de samenleving;

constaterende dat het in opdracht van dit kabinet geschreven Alterra-rapport "Megastallen in beeld" concludeert dat "in de nabijheid van megastallen de belasting van de leefomgeving mogelijk Ouwehandtoeneemt";

constaterende dat recente besluitvormingsprocessen rond de vestiging van megastallen laten zien dat omwonenden onvoldoende gehoord en betrokken worden;

verzoekt de regering om met voorstellen te komen om inspraak van burgers onderdeel te maken van het besluitvormingsproces rond de vestiging van megastallen en de Kamer hierover binnen een halfjaar te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24(28973).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat uit onderzoek van het RIVM blijkt dat megastallen een snelle verspreiding van infectieziekten in de hand werken en dat virussen sneller kunnen muteren;

constaterende dat megastallen een groter risico voor de volksgezondheid en diergezondheid kunnen vormen dan gangbare bedrijven;

van mening dat bij ontwikkelingen die grote gevolgen kunnen hebben voor mensen, dieren en hun leefomgeving, het voorzorgsprincipe als uitgangspunt dient te worden genomen;

verzoekt de regering om de ontwikkeling en vestiging van megastallen te ontmoedigen;

verzoekt de regering voorts om een wettelijk kader te ontwikkelen aan de hand waarvan decentrale overheden de vestiging van megabedrijven binnen de eigen grenzen tegen kunnen gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ouwehand en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25(28973).

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Mag ik een vraag over de eerste motie stellen? Via die motie wordt de regering gevraagd om inspraak te bevorderen of voorzieningen voor inspraak te treffen bij de voorgenomen vestiging van een megastal. Er is toch een bestemmingsplan? Er is toch een streekplan? Herstructureringscommissies zijn bezig met gebiedsplannen. Daarin moet het allemaal passen. Daarvoor zijn altijd inspraakvoorzieningen getroffen. Vraagt mevrouw Ouwehand om nog iets extra's? Dat wordt toch te veel van het goede, of niet?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Zoals ik heb betoogd, zijn burgers niet gehoord voordat er überhaupt sprake was van de vestiging van megastallen. Zij hadden geen idee dat hun gebied ineens bestemd was tot mogelijk vestigingsgebied voor megastallen. Waar een burger in een eerder stadium wellicht inspraak heeft gehad in de bestemmingsplannen, ziet die zich nu met nieuwe ontwikkelingen geconfronteerd, waarop hij onvoldoende voorbereid is. Wij vinden die van zo groot belang dat nieuwe inspraak in onze ogen gerechtvaardigd is.

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. De door mevrouw Jacobi ingediende motie erkent dat MRSA geen probleem is dat eenzijdig kan worden toegeschreven aan de Nederlandse intensieve veehouderij. Het steekt op veel plekken in de wereld de kop op, ook in de biologische sector en bij huisdieren. Daarom willen wij de toezegging van de minister in het overleg over MRSA – waarvoor dank – met deze motie eigenlijk in een wat ruimer kader zetten en zogezegd van een agenda voorzien.

De voorzitter:

Wij wachten tot de minister over de teksten van alle moties beschikt en zien daarna haar antwoord tegemoet.

Minister Verburg:

Voorzitter. Het is goed dat wij het algemeen overleg over een duurzame veehouderij nu plenair afronden. Ik kijk terug op een goed overleg. Ik constateer met vreugde dat er op hoofdlijnen steun is van uw Kamer.

In de motie van de heer Polderman wordt de regering verzocht om beleid te ontwikkelen dat de vestiging van megabedrijven in de voor het reconstructieproces bedoelde landbouwontwikkelingsgebieden voorkomt. Het kabinet heeft in de brief van december 2007 aangegeven om met provincies en gemeenten te verkennen welke randvoorwaarden er kunnen worden gesteld aan locatie, ontwerp, landschappelijke inpassing, exploitatie, logistiek en duurzaamheid van stallen. Minister Cramer en ik hebben de verantwoordelijkheid van provincies en gemeenten erkend. Wij bieden hun aan om waar nodig vraaggericht, dus op hun verzoek, alles aan te reiken wat zij denken daarvoor nodig te hebben. Dat betekent dat wij willen helpen met gebiedsvisies, bestemmingsplannen, beeldkwaliteitsplannen, stalontwerpen et cetera, op verzoek van provincies en gemeenten. Ik vind het dan ook niet nodig om daarvoor nieuwe regels te ontwerpen. Ik stel vast dat provincies en gemeenten waar dit speelt hiermee zeer adequaat en gewetensvol bezig zijn. Ik vind deze motie niet gewenst omdat zij geen recht doet aan de verantwoordelijkheid en de toewijding waarmee provincies en gemeenten hiermee nu al bezig zijn. Ik ontraad dan ook de aanneming ervan.

De heer Polderman (SP):

De minister zegt dat er een steunpunt is. Dat is juist, maar in het voorbeeld van Grubbenvorst bij Horst aan de Maas is de gemeente niet zo slim geweest om advies in te winnen. Tijdens het algemeen overleg heeft de minister gezegd dat zij hiermee geen bemoeienis had. Nu gaat de discussie over de landbouwontwikkelingsgebieden. Deze schaalsprong met dermate grote megabedrijven is toch iets anders. In mijn motie verzoek ik de regering om hiervoor specifiek beleid te ontwikkelen, gericht op vestigingen die de landbouwontwikkelingsgebieden verstoren. Dit is eigenlijk een nieuwe tak van sport.

Minister Verburg:

Ik zie het toch iets anders dan de heer Polderman, die zegt dat de gemeente niet zo slim is geweest om een beroep te doen op het landelijke steunpunt. Bestuurders en ambtenaren op lokaal en provinciaal niveau zijn voortdurend met ons in overleg zonder dat de behoefte is geformuleerd om dit allemaal van bovenaf te regelen. Ons land zit al vol met regeltjes. Wij hebben eerder te veel regels en beleid dan dat wij op iets extra's zitten te wachten. Zo zie ik dat ook hier. Ik stel vast dat provincies en gemeenten ons weten te vinden als dat nodig zou zijn. In de gemeenten waar dit zich reeds voordoet wordt uitermate zorgvuldig gedebatteerd met hoor en wederhoor. Daar wordt een uitermate gewetensvolle en zorgvuldige afweging gemaakt door de gemeenteraad.

De heer Polderman (SP):

Voorzitter...

De voorzitter:

Mijnheer Polderman, ik zit echt in de problemen met de tijd. De walvisvaart komt ook nog vandaag.

Minister Verburg:

Voorzitter. In de motie op stuk nr. 22 van de heer Polderman wordt de regering verzocht, nadere eisen te stellen ten aanzien van dierenwelzijn, volksgezondheid, logistiek, bedrijfsgrootte en inpasbaarheid in het landschap en transparantie van megabedrijven in de veehouderij. Tijdens het algemeen overleg heb ik op verzoek van de heer Waalkens gezegd dat ik graag bereid ben om met collega Cramer te bezien of wij de lat op dit punt extra hoog kunnen leggen, afgezet tegen de maatlat duurzame veehouderij. Op basis daarvan zouden wij de criteria kunnen aangeven op basis waarvan men in aanmerking kan komen voor de MIA/Vamilregeling. Dat betekent een extraatje voor dierenwelzijn, milieu, inpasbaarheid, landschappelijkheid en management. Ik vind dat een uitdaging. Daar heb ik geen motie voor nodig. Ik ga dat al doen. De aanneming van deze motie ontraad ik dus ook.

Mevrouw Jacobi heeft gevraagd of de Kamer de brief met de reactie van collega Cramer en ondergetekende over de duurzame maatlat en de duurzame veehouderij op korte termijn tegemoet kan zijn. Ja, dat zeg ik toe; dit ook als antwoord in de richting van de heer Polderman.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 23 van mevrouw Jacobi en de heer Koopmans. Ik moest nog even denken aan de toelichting van de heer Koopmans. Die resoneerde nog na. In die motie wordt de regering verzocht, verder onderzoek te doen naar maatregelen die nodig zijn om de infectiedruk laag te houden, waaronder de door het RIVM genoemde maatregelen als het niet mengen van diersoorten op één bedrijf en onderlinge afstanden tussen bedrijven in de intensieve veehouderij van verschillende omvang. Ook wordt de regering verzocht, op basis van de uitkomsten van dit onderzoek te komen met voorstellen ten aanzien van het houden van dieren om de volksgezondheidsrisico's te beperken. Ten slotte wordt de regering verzocht, een internationale conferentie te organiseren in samenwerking met OIE, WHO, FAO, Nederlandse en internationale wetenschappers om kennis uit te wisselen en tot meer verdieping te komen.

Voorzitter. Die brede samenwerking streef ik na. Ik heb dat ook al aangegeven in mijn nationale agenda Diergezondheid. Deze kwestie bespreek ik ook regelmatig met collega Klink, want de Kamer zal zich kunnen voorstellen dat dit nauw luistert. Die zorgvuldige afstemming is er dus. Ik ben bereid om in te gaan op de drie verzoeken in de motie. Dat betekent dat ik het oordeel over de motie aan de Kamer overlaat en mij gestimuleerd voel om de diverse onderdelen uit te voeren.

Dan de motie op stuk nr. 24 van mevrouw Ouwehand en mevrouw Van Gent. Daarin wordt de regering verzocht met voorstellen te komen om inspraak van burgers onderdeel te maken van de besluitvormingsprocessen rond de vestiging van megastallen. Dat is al het geval. De Kamer kan de beelden oproepen of de artikelen in de kranten erop naslaan, maar zowel in het oosten van het land als in sommige gemeenten in het zuiden van het land hebben burgers en organisaties voluit ingespeeld op het voornemen van de gemeenten om al dan niet een vergunning te verlenen voor het bouwen van een megastal. Ik heb de indruk dat, mede doordat burgers en organisaties er zo bij zijn betrokken, de besluitvorming in de gemeenteraden extra in the spotlights staat. Dat gebeurt dus ook op een uiterst zorgvuldige wijze. Dat betekent dat deze motie volstrekt overbodig is. Ik ontraad de aanneming ervan.

Dan de motie op stuk nr. 25 van mevrouw Ouwehand en mevrouw Van Gent. Daarin wordt de regering verzocht, de ontwikkeling en vestiging van megastallen te ontmoedigen. Tevens wordt de regering verzocht het wettelijk kader te ontwikkelen aan de hand waarvan decentrale overheden de vestiging van megabedrijven binnen de eigen grenzen kunnen tegengaan. Ik constateer dat deze motie haaks staat op het zorgvuldige beleid in het kader van het werken naar een duurzame veehouderij. Zij staat haaks op het voornemen en op de huidige praktijk om heel zorgvuldig te bezien wat een verantwoorde schaalsprong is en hoe eventuele megastallen kunnen worden goedgekeurd. Hierbij Verburgwordt rekening gehouden met of worden extra eisen gesteld aan de inpassing in het landelijk gebied en aan zaken als management, dierenwelzijn en luchtkwaliteit. Dit betekent dat ik de aanneming van de deze motie moet ontraden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dit is een verbazingwekkende reactie van de minister die in haar eigen brief aan de Kamer schrijft dat grote of kleine bedrijven hoe dan ook moeten passen bij de wensen van de maatschappij. Ik denk dat de signalen die burgers hebben afgegeven, namelijk dat zij geen megastallen wensen, onvoldoende zijn meegenomen in de uiteindelijke beslissingen en in de beslissingen die nog zullen volgen. Het verbaast mij dat de minister hier zo gemakkelijk overheen stapt. Eigenlijk reageert zij niet inhoudelijk op mijn constateringen.

Minister Verburg:

Ik ben het dan ook fundamenteel met mevrouw Ouwehand oneens. Ik denk dat zij een bijzondere redenering volgt. Nadat in een aantal gemeenten hoor en wederhoor is toegepast, de democratie haar werk heeft gedaan en uiteindelijk met meerderheid van stemmen een besluit tot stand is gekomen, zegt zij met de wijsheid van nu dat de minderheid onvoldoende gehoord is. Ik kijk hier anders tegenaan. Zo hoort democratie te werken, namelijk hoor en wederhoor toepassen, wikken en wegen en uiteindelijk een verantwoord besluit nemen met meerderheid van stemmen. Dat is gebeurd. Ik stel vast dat mevrouw Ouwehand zich met de redenering die zij in haar motie volgt, niet neerlegt bij de werking van de democratie. Zo werkt democratie echter wel en dat is maar goed ook.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

In mijn inleiding op de moties heb ik proberen aan te geven dat er een failliet in de democratie zit, al heb ik dat niet zo benoemd. Burgers hebben gemeenteraden gekozen en ingestemd met bestemmingsplannen, niet wetende dat dit ruimte zou bieden voor de vestiging van megastallen. Het gaat hierbij om dusdanig voor de leefomgeving ingrijpende maatregelen, dat ik vind dat er een zorgvuldige inspraakprocedure moet komen. Deze is nu niet aanwezig. Stapt de minister hier zo maar overheen, terwijl zij wel vindt dat bedrijfsontwikkelingen bij de wensen van de maatschappij moeten passen? Dat kunnen wij op deze manier toch niet garanderen?

Minister Verburg:

Voor de vestiging van megastallen zijn inmiddels verzoeken ingediend die ook al door gemeenten zijn behandeld. Dit onderwerp heeft niet alleen regionaal de kranten, de radio en de televisie gehaald, maar ook landelijk. Ik stel vast dat hier omheen allerlei activiteiten voor en tegen hebben plaatsgevonden. Zorgvuldiger en nog meer publiek kan het bijna niet, zou ik zeggen. Ik zou willen dat omtrent andere beslissingen in de gemeenteraad de democratie ook zo vitaal en zichtbaar zou zijn. Als mevrouw Ouwehand het niet eens is met de uitkomst, moet zij niet het systeem de schuld geven, maar proberen nog meer mensen te overtuigen van haar standpunt.

De heer Koopmans (CDA):

Ik kan het oordeel van de minister over beide moties die door mevrouw Ouwehand zijn ingediend, heel goed volgen. Is zij niet, net als ik, een klein beetje verheugd dat de enorm grote en keiharde bewoordingen van zowel de fractie van GroenLinks, als de fractie van de PvdD gericht tegen de megastallen in dit debat zijn teruggebracht tot twee moties waarin wordt verzocht om een rol in het besluitvormingsproces die al bestaat en om een ontmoedigingsbeleid? Om meer wordt niet verzocht.

Minister Verburg:

Ik moet zeggen dat ik op dit punt wat bescheiden ben. Ik ben mijn bijdrage begonnen met de vaststelling dat voor de grote lijnen van mijn nota Naar een duurzame veehouderij veel steun bestaat in de Kamer. Dit blijkt ook uit de motie die is ingediend. Ik hoop dat het stemgedrag overeenkomstig zal zijn.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven