Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 6 maart 2008 over de Razeb.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Naar aanleiding van het algemeen overleg over de Razeb dien ik drie moties in, twee over het Midden-Oosten en één over biobrandstoffen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Israël, onverkort zijn recht op zelfverdediging, op grond van zowel het Israëlisch nationaal recht als het internationaal humanitair recht verplicht is om aan essentiële humanitaire noden van de inwoners van Gaza tegemoet te komen;

constaterende dat de regering in haar brief aan de Kamer van 6 maart jongstleden van oordeel is dat Israël deze verplichting te beperkt uitlegt;

constaterende dat de regering van mening is dat de blokkade van Gaza die door Israël is ingesteld, geen geëigend middel is om op te treden tegen de aanvallen die het dagelijks vanuit Gaza moet ondergaan en niet proportioneel is;

concludeert dat Israël niet conform het internationaal humanitair recht handelt en roept de regering op, er bij de Israëlische regering op aan te dringen om de behandeling van de inwoners van Gaza in overeenstemming te brengen met de verplichtingen die voortvloeien uit het internationaal humanitair recht,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Peters en Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 798(21501-02).

De Kamer,

gehoord de Petersberaadslaging,

constaterende dat Israël zijn verantwoordelijkheid voor de humanitaire situatie in Gaza niet nakomt;

overwegende dat Israël op grote schaal mensenrechten schendt in Gaza en de Westelijke Jordaanoever en daarmee in strijd met de mensenrechtenbepaling van het EU-associatieakkoord in artikel 2 handelt;

overwegende dat de Nederlandse regering mensenrechten als speerpunt van haar buitenlandbeleid heeft aangemerkt;

verzoekt de regering, de associatieraad van de EU en Israël bijeen te doen roepen met als doel het EU-associatieakkoord met Israël op te schorten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Peters en Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 799(21501-02).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het Milieu- en Natuurplanbureau in zijn rapport van 4 maart 2008 "Local and global consequences of the EU renewable directive for biofuels: testing the sustainability criteria" constateert dat de huidige, eerste generatie biobrandstoffen niet helpt om het transport duurzamer te maken;

van mening dat de inzet van biobrandstoffen alleen verantwoord is als er duurzaamheidseisen gelden die reële bescherming bieden aan mens en natuur en bovendien daadwerkelijk broeikasgasbesparing opleveren;

constaterende dat de criteria die de Europese Commissie hanteert geen garantie bieden voor duurzaamheid en veel minder ver gaan dan de "Cramercriteria";

verzoekt de regering om:

  • - zich ervoor in te zetten, in de eindconclusies van de voorjaarstop een passage op te nemen waarin de Europese Raad zich uitspreekt voor aanscherping van de duurzaamheidseisen voor biomassa;

  • - zich niet te committeren aan een volumedoelstelling van 10% bijmengen van biobrandstoffen in 2020 zonder dat er eisen gelden die de duurzaamheid daadwerkelijk garanderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 800(21501-02).

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb een motie voorbereid over klimaatadaptie en de plannen die de EU daarvoor moet ontwikkelen. De toezeggingen van de premier waren echter zodanig dat ik haar nu niet hoef in te dienen. Zijn toezeggingen zijn hoopgevend, maar ik houd de motie wel achter de hand voor het geval ik haar later nodig heb.

De heer Ten Broeke (VVD):

In het dictum committeert u zich niet langer aan 10%-bijmenging van. Dat is mij sympathiek, maar heb ik u ook goed beluisterd als ik zeg dat u pleit voor aanscherping van de duurzaamheidseisen?

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Dat klopt. Het gebruik van biomassa voor transport is slecht nieuws, tenzij dit gebruik voldoet aan goede duurzaamheidscriteria. Ik wil dus niet dat een bijmengverplichting wordt opgenomen, tenzij er criteria voor bestaan.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ondanks het feit dat ik het eens ben met het laatste punt van het dictum, kan ik de motie in dat geval niet steunen.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

De VVD-fractie is dus niet voor meer duurzaamheid?

De heer Van Dam (PvdA):

Uw fractie is blijkbaar ook niet voor meer duurzaamheid, want je moet natuurlijk niet de 10%-bijmengingsverplichting afschaffen als je wilt dat biobrandstof duurzaam wordt geproduceerd. Je moet die verplichting overeind houden en er tegelijkertijd voor zorgen dat biobrandstof duurzaam wordt.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Uw verhaal zou opgaan, als de berichten over biobrandstoffen gunstig waren, maar dat is niet zo. Leest u het rapport maar dat het Natuur en Milieu Planbureau daarover heeft uitgebracht. Dat bevat slecht nieuws: voedseltekorten, stijging van de voedselprijzen en schaarste. Lees ook het klimaat- en veiligheidrapport. Er komen miljoenen vluchtelingen van. De generatie goede, wel duurzame biobrandstoffen is nog onvoldoende doorontwikkeld. Wij moeten geen verplichting op ons nemen met slechte biobrandstoffen, want dat is slecht voor het milieu. Wij moeten eerst de criteria beoordelen en dan bezien of wij biobrandstoffen verplicht kunnen stellen.

De heer Van Dam (PvdA):

Als wij nu de bijmengingsverplichting loslaten, zijn wij dan de invoering van biobrandstoffen niet helemaal kwijt?

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Met de huidige stand van de techniek op het gebied van biobrandstoffen zou het goed nieuws zijn voor het milieu als de bijmengverplichting werd losgelaten.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. In de commissievergadering van vorige week is gebleken dat de regering en de SP-fractie ernstig van mening verschillen. Anders dan het kabinet, is de SP-fractie van mening dat er in de Gazastrook sprake is van collectief straffen, voor verwerpelijke raketbeschietingen van delen van Israël. Dit collectief straffen raakt de gehele bevolking van de Gazastrook. Dit is in strijd met de Conventie van Genève. Het hoofd van de UNWRA-missie, de VN-organisatie die hulp moet verlenen in de Gazastrook, mevrouw Koning AbuZayd, heeft hetzelfde gezegd. Ik betreur het zeer dat de Nederlandse regering die opvatting niet deelt.

De reactie van Israël op de raketbeschietingen, die zoals gezegd verwerpelijk zijn, is niet proportioneel. Er wordt gebruik gemaakt van een overdaad aan geweld, waardoor er erg veel burgerslachtoffers vallen, waaronder heel erg veel kinderen. Dat is in strijd met het internationale recht, maar ook die opvatting wordt helaas niet gedeeld door de Nederlandse regering. Nederland handelt daarmee naar de overtuiging van de SP-fractie in strijd met zijn eigen Grondwet, die in artikel 90 voorschrijft dat de regering de internationale rechtsorde dient te bevorderen. Dat gebeurt op deze twee punten niet.

Als het aan de SP-fractie ligt, komt er een door de VN in te stellen Israëltribunaal, dat deze klachten, die door de internationale gemeenschap over Israël worden geuit, gaat onderzoeken en berechten. De SP-fractie onderzoekt de mogelijkheden daartoe.

De heer Van Baalen (VVD):

Voorzitter. De VVD-fractie betreurt het dat de minister voor Ontwikkelingssamenwerking onduidelijkheid heeft geschapen over het Nederlandse standpunt ten aanzien van Israël, door te spreken over "collectief straffen". Mijn fractie wil dan ook graag bij monde van de minister van Buitenlandse Zaken horen dat de Nederlandse regering niet van mening is dat Israël de bewoners van de Gazastrook collectief straft en het internationaal recht in deze overtreedt.

De heer Van Bommel (SP):

Het is een wat eigenaardige figuur dat de VVD-fractie aan de minister van Buitenlandse Zaken vraagt wat het standpunt is van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking is duidelijk geweest. Daarna is er een brief gekomen die weer onduidelijkheid gaf. Zou het niet veel logischer zijn dat u met uw vraag contact opnam met de minister voor Ontwikkelings­samenwerking?

De heer Van Baalen (VVD):

Geenszins, want de eerstverantwoordelijke voor het buitenlands beleid van de regering is de minister van Buitenlandse Zaken. Hij spreekt namens de regering, en daarom stel ik de vraag aan hem en niet aan een andere minister.

De heer Van Bommel (SP):

Dan kan er maar één conclusie zijn: wat de VVD-fractie betreft mogen de ministers buiten de Kamer roepen wat zij willen, zolang in de Kamer de hoofdverantwoordelijke minister in het gelid blijft. Dat is kennelijk de opvatting van de VVD-fractie over de eenheid van het regeringsbeleid.

De heer Van Baalen (VVD):

Het is heel vreemd dat de heer Van Bommel, die niet veel kennis heeft van het staatsrecht, dat ook in dit debat weer wil bevestigen. Neen, wij vragen een correctie op de visie van een van de leden van het kabinet, op de enige plek waar dit op zijn plaats is, namelijk de vergaderzaal van het vaderland.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Waar de beide ministers die de heer Van Baalen heeft genoemd, wel beiden hun handtekening onder hebben gezet, is de constatering dat Israël zijn verplichtingen op grond van het internationale recht te beperkt nakomt en dat er zelfs sprake is van disproportionaliteit. Wat betekent dit in de visie van de VVD-fractie? Het kan niet anders zijn dan een schendig van het recht.

De heer Van Baalen (VVD):

Waarom dacht de geachte afgevaardigde van GroenLinks nu dat ik deze vraag stelde aan de minister van Buitenlandse Zaken? Omdat ook ik zie dat je wilt weten waar je aan toe bent. Als je zegt dat het internationale recht en de verplichtingen die daaruit voortvloeien te beperkt worden uitgelegd, dan wil ik weten of dat volgens de minister een schending van het internationale recht inhoudt of dat het kabinet zegt: het is geen schending, maar wij zouden graag zien dat Israël politiek meer doet. Daarom stel ik dus die vraag. Precies zoals zij die vraag aan mij stelt, verwijs ik de vraag door naar de minister van Buitenlandse Zaken.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Dat is geen antwoord op mijn vraag. Ik snap dat de VVD ook de inschatting van de regering wil horen, maar ik wil graag de inschatting van de VVD-fractie horen. Is dat nu een schending van het internationale recht of niet? Als het geen schending zou zijn, hoe praat de heer Van Baalen dan wat krom is, recht?

De heer Van Baalen (VVD):

Dat is een insinuerende vraag. Voor de VVD staat vast dat Israël niet collectief straft, en dat Israël het internationale recht, waaronder het internationale humanitaire recht, niet schendt.

Minister Verhagen:

Voorzitter. Ik dank de leden van de Tweede Kamer voor de voortzetting van het debat dat wij reeds gevoerd hebben tijdens het algemeen overleg ter voorbereiding van de bijeenkomst van de ministers van Buitenlandse Zaken in EU-verband.

Ik kan naar aanleiding van onder andere de woordenwisseling tussen de heer Van Baalen, de heer Van Bommel en mevrouw Peters klip en klaar zeggen dat het standpunt van de Nederlandse regering heel helder is verwoord in de brief die ik aan de Kamer gestuurd heb en die mede is ondertekend door de heer Koenders. Er is dus geen sprake van dat er verschillende opvattingen zouden zijn in het kabinet. De opvattingen ten aanzien van de ontwikkelingen in het Midden-Oosten zijn zeer helder verwoord in de brief die ik aan uw Kamer heb toegestuurd en waarover wij ook van gedachten gewisseld hebben. Wij kunnen hier de discussie van vorige week donderdag herhalen, maar dat heeft weinig zin. Ik vind het ook niet juist om de suggestie te wekken als zou er een verschil van opvatting zijn in het kabinet. Wij hebben in de brief zeer nadrukkelijk gesteld dat naar onze mening Israël meer goederen zou moeten doorlaten naar de Gaza, wij hebben gepleit voor het openstellen van de grenzen voor de import en voor de export. Op dit punt is het denk ik zeer helder wat de opvatting is van de Nederlandse regering.

Tegelijkertijd heb ik in het debat nadrukkelijk gesteld dat er naar mijn mening en naar de mening van de Nederlandse regering geen sprake is van collectief straffen of van schending van het internationale recht. De opvatting is – en zo is het ook in de brief verwoord – dat het niet niets betekent als wij stellen dat Israël de verplichting te beperkt uitlegt, al werd dat door sommigen gesuggereerd in dit debat. Wij willen dat Israël meer goederen enzovoorts doorlaat onder effectief toezicht bij de grensovergangen, omdat wij wel degelijk oog hebben voor de noodzaak om de veiligheidswaarborgen te creëren die het openstellen van de grensovergangen ook vergt, zonder aanleiding te geven tot meer geweld, meer aanslagen en meer raketaanvallen. De veiligheidsgaranties voor de grensovergangen staan er dus ook zeer nadrukkelijk in.

Overigens is het zo dat de Israëlische regering wel degelijk meer goederen heeft toegelaten tot Gaza, juist dankzij onder andere het optreden van mijzelve toen ik in Israël was, maar ook naderhand de Europese Unie en bijvoorbeeld de Franse collega. De Israëlische regering heeft dus gehoor gegeven aan de nadrukkelijke kritiek die op dat punt is geuit. Dat betekent niet dat naar onze mening afgezien zou moeten worden van verdere voortgang van het openstellen van de grenzen.

De aanneming van de eerste motie van de leden Peters en Van Bommel kan ik, gelet op het oordeel dat daarin geformuleerd is en gelet op de opstelling van de Nederlandse regering, alleen maar ontraden. Hetzelfde geldt met betrekking tot de tweede motie. Wij willen wel een ruimhartiger beleid hebben van Israël ten aanzien van Gaza met betrekking tot het toestaan van de uitvoer en van de invoer van hulpgoederen, maar dat betekent nog niet dat er op dit moment een volledige blokkade zou zijn, zoals er gesuggereerd wordt. Israël blokkeert juist niet, omdat men wel degelijk oog heeft voor de humanitaire noden. Men levert elektriciteit, men levert hulpgoederen. Wij willen dat dit meer wordt. Naar het oordeel van de Nederlandse regering is er geen sprake van dat Israël op dit punt de mensenrechten schendt. Als het gaat om de (juridische) controle en de aanspraken die het hof in Israël doet om zorg te dragen en oog te hebben voor de humanitaire noden, worden die in Israël wel degelijk meegewogen. Wij zijn het oneens met de overwegingen en om die reden ontraden wij ook deze motie.

De heer Van Dam (PvdA):

Toen ik de motie op stuk nr. 1 las, was die naar mijn oordeel een ondersteuning van het regeringsbeleid. Ik heb dus toch wat uitleg van de minister nodig. Waarom ontraadt hij deze motie? In de brief van de regering staat bovendien dat Israël de verplichtingen die voortkomen uit het internationaal humanitair recht te beperkt uitlegt. Dit betekent volgens mij dat Israël dus niet volledig conform het internationaal recht handelt. Meer staat er niet in de motie. Daarmee zijn de oordelen van de regering en het oordeel dat in deze motie is verwoord, toch dezelfde?

Minister Verhagen:

Als ik stel dat naar onze mening de verplichtingen door Israël te beperkt uitgelegd worden, betekent dit niet dat die in het geheel niet worden nagekomen. Met name in de toelichting geeft de indiener aan dat er sprake is van schending van het internationaal recht. Naar onze mening is dat echter niet het geval.

De heer Van Dam (PvdA):

Ik wil even bij de tekst van de motie blijven. Daar staat niet wat de minister zegt. Om het stemgedrag te bepalen, is voor mijn fractie van belang wat er precies in de motie staat. In deze motie wordt dus niet gesproken over schending van het internationaal recht. Daarin staat eigenlijk hetzelfde als wat de regering in de brief zegt, namelijk dat Israël de verplichtingen die voortvloeien uit het internationaal humanitair recht, niet geheel nakomt dan wel te beperkt uitlegt, dus niet conform die verplichtingen handelt. Ik zie gewoon het verschil niet tussen wat er in deze motie staat en wat er in de brief van de regering staat. Ik zie ook niet waar de minister een verschil tegenkomt.

Minister Verhagen:

Als met de motie hetzelfde beoogd is als wat in de brief staat, is deze motie overbodig en wordt die ontraden. Wat mevrouw Peters en de heer Van Bommel in het debat naar voren gebracht hebben, ook nu ter toelichting, plaatst deze motie in een andere context. In dat licht kan ik de motie om haar inhoud alleen maar ontraden. Het is van tweeën een: hetzelfde wordt beoogd als de Nederlandse regering en dan is deze motie overbodig. In het kader van het terugdringen van overbodige papiermassa met het oog op het milieu is dat ook het ontraden waard. Als het gaat over de context waarin beide indieners van de motie het debat gevoerd hebben, constateer ik bij hen een heel andere opvatting over het optreden van Israël dan bij de Nederlandse regering.

De heer Van Dam (PvdA):

Deze motie vraagt de regering om aan haar eigen conclusies een actie te verbinden. De overbodigheid van de motie valt dus nog wel mee. Laten wij de motie even buiten de context beschouwen. Het gaat immers om de zuivere uitspraak dat Israël niet conform het internationaal humanitair recht handelt. Dat is toch precies in overeenstemming met de brief van de regering?

Minister Verhagen:

Dit is niet precies in overeenstemming met wat de Nederlandse regering in de brief heeft meegedeeld. Ik heb de opvattingen van de Nederlandse regering in het debat zeer helder uiteengezet, zo ook nu. Voorts heb ik bij de Israëliërs op dit punt meermalen aandacht gevraagd voor de noodzaak om de grenzen open te stellen. In dit licht is geen extra oproep van de Kamer nodig om mij tot actie te bewegen ten opzichte van Israël. Naar aanleiding van de afschuwelijke aanslag in Jeruzalem heb ik in een recent telefoongesprek met mijn Israëlische collega uiteraard het medeleven van de Nederlandse regering met de slachtoffers betoond. In datzelfde telefoongesprek heb ik ook gesproken over de noodzaak om de grenzen open te stellen onder veiligheidsgaranties van Israël. De Nederlandse regering heeft overduidelijk oog voor de humanitaire noden in de Gaza. Tegelijkertijd hebben wij ook oog voor de noodzakelijke veiligheidsgaranties voor Israël. Op dat punt is een extra "aandringen" niet nodig. Het staat u uiteraard wel vrij om daar anders over te denken.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Waar de minister er zelf aan hecht, aangesproken en afgerekend te worden op de woorden die hij samen met zijn collega, de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, opschrijft, hecht ik er ook aan om aangesproken te worden op de zorgvuldige bewoordingen in mijn motie. Ik ben namelijk op zoek naar de toch wat ambigue formulering waarvoor de ministers in hun brief hebben gekozen. Zij leggen het internationaal recht te beperkt uit. Wat betekent dat? Wat is daarover de minimale consensus binnen deze Kamer? In het internationaal recht bestaan niet zo veel smaken. Iets is conform het internationaal recht of niet conform het internationaal recht. Bij mijn weten heeft de regering zich zodanig over Israëls handelen uitgelaten dat je niet anders kunt concluderen dan dat Israël niet conform het internationaal recht handelt. Nieuw is dat de regering wordt opgeroepen om de Israëlische regering onder verwijzing naar het internationaal recht aan te sporen tot het vergroten van de bewegingsvrijheid, het opheffen van de blokkade en het verbeteren van de humanitaire behandeling.

Ik maak een tweede opmerking over mijn tweede motie. Ik meen dat de minister zegt dat Israël in de Gazastrook en op de Westoever niet op grote schaal mensenrechten schendt en dat hij hierom de aanneming van de motie ontraadt. Heb ik dat goed begrepen? Vindt hij dat Israël niet op grote schaal mensenrechten schendt, ondanks dat het de overeenkomst voor movement and access niet nakomt, ondanks het oordeel van het Internationaal Gerechtshof dat de muur illegaal is, ondanks de uitspraak van premier Olmert dat nederzettingen mogen worden uitgebreid, hetgeen in tegenspraak is met de gemaakte vredesafspraken en ondanks dat de VN overal spreekt van gigantische schendingen van het internationaal recht en van collectief straffen? Meent hij nu werkelijk dat Israël niet op grote schaal mensenrechten schendt?

Minister Verhagen:

In de motie is sprake van Gaza en niet van de nederzettingen. Afgelopen maandag heb ik mij tijdens de Razeb negatief en kritisch uitgelaten over het besluit van de Israëlische regering om het nederzettingenbeleid niet te stoppen, maar juist over te gaan tot uitbreiding. Dat staat niet in deze motie; dit heeft niets met deze motie te maken.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Excuus. In de tweede overweging staat wel degelijk een verwijzing naar de westelijke Jordaanoever.

Minister Verhagen:

Wij keren ons tegen het nederzettingenbeleid. Dat hebben wij altijd gedaan en zullen wij blijven doen. U stelt in uw motie dat er sprake is van grove schendingen van mensenrechten. U koppelt dat aan de Gazastrook en aan de noodzaak om het Associatieakkoord op te schorten. Dat is de regering niet van zins. Derhalve ontraad ik de aanneming van de motie. U hebt een andere opvatting. De regering heeft haar opvatting. Die opvattingen verschillen, zoals duidelijk moge zijn. Dit was al duidelijk toen wij het debat voerden.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Houdt de minister staande dat de uitbreiding van de nederzettingen op de Westoever geen grootschalige mensenrechtenschendingen zijn?

Minister Verhagen:

Voorzitter. Ik ga die discussie zo niet voeren. Ik heb gezegd dat wij ons tegen het nederzettingenbeleid verzetten. Ik heb ook namens de Nederlandse regering gesteld dat ik het besluit van de Israëlische regering om de nederzettingen uit te breiden in antwoord op de afschuwelijke aanslag in Jeruzalem negatief vind. Ik vind dat geen goed antwoord. Zoals de Nederlandse regering heeft uitgedragen, wil zij enerzijds buitengewoon oog hebben voor de veiligheid van Israël en voor het recht van Israël om zich te verdedigen en anderzijds buitengewoon helder maken dat zij in het kader van Annapolis wil dat Israël voortvarend aan de totstandkoming van de tweestatenoplossing werkt en dat dat land zich aan de roadmap houdt. Dit betekent dat er geen uitbreiding van nederzettingen behoort plaats te vinden. Daar gaat deze motie niet over. Deze motie gaat over het opschorten van de Associatieovereenkomst in reactie op Gaza. Wij zijn niet van mening dat wij dit moeten doen. Ook daar hebben wij natuurlijk twee uur over gesproken.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Ik ga zelf over mijn vragen. Als de minister dat geen prettige vragen vind, is dat jammer.

Minister Verhagen:

Nee. Ik heb erop geantwoord.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik wil antwoord op mijn vragen.

Minister Verhagen:

Ik heb u antwoord gegeven.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik ga over mijn eigen motie. Daarin wordt de Westoever ook genoemd. Ik spreek u aan op de uitlating die u eerder tijdens het debat van vandaag hebt gedaan, namelijk dat u de uitbreiding van de nederzettingen op de Westoever geen grootschalige mensenrechtenschending vindt. Blijft u daarbij? Ik spreek helemaal niet over het recht van zelfverdediging van Israël. Daarmee heeft dit niet te maken. Daar gaat deze motie ook niet over.

Minister Verhagen:

Ik heb gezegd dat deze motie eenzijdig is en geen oog heeft voor de rechtvaardige belangen van Israël en dat wij daarnaast het voorgestelde middel van opschorting van het associatieakkoord afwijzen.

Mevrouw Van Gennip (CDA):

Ik constateer dat dit kabinet, en deze minister in het bijzonder, zich al maanden inzet om de grenzen naar Gaza open te krijgen. Het is vreemd om hem daartoe opnieuw op te roepen, want hij loopt zich de benen uit het lijf om die grenzen verder open te krijgen. Dat doet hij overigens met succes. Ook zijn Franse collega heeft dit voor elkaar gekregen. Wanneer wij spreken over opening van de grenzen van Gaza gaat het wat de CDA-fractie betreft niet alleen om humanitaire hulp maar juist ook om economische projecten en goederen, omdat dat de bevolking van Gaza een perspectief biedt op een eigen inkomen en economische onafhankelijkheid. Dat is juist wat er zo heel hard nodig is. Kan de minister dat bevestigen?

Minister Verhagen:

Ik ben dit hartgrondig eens met mevrouw Van Gennip, om de doodeenvoudige reden dat wij juist een alternatief moeten bieden en duidelijk moeten maken dat vreedzaam nastreven van de doeleinden loont, in tegenstelling tot gewelddadig en terroristisch optreden zoals Hamas dat voorstaat. Juist om een alternatief te bieden is het van groot belang dat mensen in Gaza hun producten kunnen exporteren, opdat de lijn die president Abbas voorstaat ook daadwerkelijk resultaat heeft.

Ik kom bij de motie van mevrouw Peters over duurzaamheid. Bij het eerste gedachtestreepje staat dat de regering zich zal inzetten voor aanvulling en aanscherping van de duurzaamheidscriteria. Dat hebben wij ook vanochtend tijdens het algemeen overleg zeer nadrukkelijk naar voren gebracht. In de conceptrichtlijn zijn nu drie criteria opgenomen, te weten de broeikasbalans, die van 35% naar 50% moet, de koolstofvoorraad om ontbossing te voorkomen en de biodiversiteit. Die criteria staan in de conceptrichtlijn vermeld. Dat is prima, maar daarnaast willen wij nog drie aanvullende criteria opnemen. De staatssecretaris heeft dat vanochtend aangegeven, maar ook de minister-president heeft dat al gezegd. Wij kijken daarbij vooral naar de sociale gevolgen, de effecten op het landgebruik en de milieueffecten op bodem en water. In de motie wordt ons verzocht ons ervoor in te zetten om de duurzaamheidscriteria aan te vullen en aan te scherpen. Ik ben van mening dat de regering dat doet. Dat deel van de motie zie ik als een ondersteuning van het beleid, maar als zodanig is het overbodig.

Dan kom ik op het gestelde achter het tweede gedachtestreepje, waarin ons wordt verzocht ons niet te committeren aan de volumedoelstelling met betrekking tot 10%. In de conclusies van de vergadering van de Europese Raad in het voorjaar van 2007 is opgenomen dat de volumedoelstelling aan voorwaarden is verbonden. Met andere woorden, een en ander is al geconditioneerd als het gaat om de kosteneffectiviteit en de commerciële beschikbaarheid van de tweede generatie biobrandstoffen. Die 10% is dus al verbonden aan twee voorwaarden. De derde voorwaarde betreft de duurzame productie van biobrandstoffen. Wat mevrouw Peters vraagt, is dus al een feit. Het belangrijkste betreft de aanvulling met en de aanscherping van de duurzaamheidseisen. Daar gaan wij ons hard voor maken. Dat hebben wij toegezegd. Een definitieve positie kunnen wij pas aan het eind van de onderhandelingen bepalen. Het gaat ons te ver om daar nu al op vooruit te lopen, hetgeen de bedoeling van de motie is. Derhalve ontraad ik de aanneming van deze motie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Er is behoefte, de moties snel in stemming te brengen. Dat houdt in dat wij om 13.30 uur, na de schorsing, over deze moties zullen stemmen bij de stemmingen over de onderwerpen die afgelopen dinsdag zijn blijven liggen.

De vergadering wordt van 12.45 uur tot 13.30 uur geschorst.

Voorzitter: Verbeet

De voorzitter:

Op de tafel van de griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven