Vragen van het lid De Roon aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het bericht "Politie slecht bereikbaar door acties".

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. De politieacties zouden op bepaalde momenten kunnen leiden tot een slechtere bereikbaarheid van de politie voor hulpbehoevende burgers. Als dat het geval is, moeten wij dat betreuren. Wij zouden dat echter niet hoeven betreuren als het kabinet bereid zou zijn om onze politiemensen een behoorlijk salaris te betalen. Ik doel dan niet op de bureautijgers in de hogere politierangen, dus niet over hoofdinspecteurs, commissarissen en hoofdcommissarissen, maar over de gewone politieman en politievrouw die in zijn of haar dagelijkse werk wordt geconfronteerd met menselijk leed en ellende, met spugende en bijtende met hiv besmette verslaafden, met hondsbrutale reljeugd die er een eer in schept om de politie te sarren, met dronken proleten, met bedreigingen, met beledigingen en met fysiek geweld. Deze politiemensen zijn allemaal aan hun baan begonnen uit maatschappelijke betrokkenheid, gemotiveerd door hun wens om de samenleving van dienst te zijn, om orde en veiligheid in de samenleving te bewerkstelligen en om medemensen in nood te helpen. Zo hebben zij gekozen voor een loopbaan bij de politie. Zij zijn niet gegaan voor het grote geld, maar voor dienstbaarheid aan de samenleving met de bereidheid om voor dat belang persoonlijke risico's te lopen.

De voorzitter:

Mijnheer De Roon, op mijn lijst staat dat u vragen zou stellen over de slechte bereikbaarheid van de politie door de acties. Zou u zich wat meer willen toespitsen op de vraag die u zelf hebt aangemeld?

De heer De Roon (PVV):

Daar ga ik naartoe, maar er bestaat een samenhang met het aangekondigde onderwerp.

De voorzitter:

U hebt twee minuten, dus ik raad u aan om uw betoog te beperken tot de vragen die u hebt aangemeld.

De heer De Roon (PVV):

Ik ga nu de richting op die u graag ziet. De minister heeft bij Pauw & Witteman gezegd dat het risico dat een politieman in zijn werk loopt, vergelijkbaar is met het risico van een buschauffeur of een trambestuurder. Hoe durft de minister zoiets te zeggen! Dat vind ik onbegrijpelijk.

De salarissen voor de politiemensen die het vuile werk moeten doen, zijn om over te huilen. Een hoofdagent, ook na 30 jaar, gaat ongeveer met € 1400 netto per maand naar huis. Waarom heeft de minister zo weinig op met de politie? Ik begrijp dat niet.

De politie verdient meer dan de inzet van deze minister tot nu toe. Geen gemarchandeer over een paar procentjes, maar € 200 netto erbij voor alle politiemensen in de lagere rangen! Wij hoeven ons dan ook geen zorgen te maken over een eventueel verminderde bereikbaarheid van de politie tijdens acties. Die acties zijn dan namelijk ook niet nodig.

Minister Ter Horst:

Voorzitter. Misschien heeft de heer De Roon een retorische vraag gesteld. Toch heb ik behoefte om te reageren op de inbreng van de heer De Roon. Voor een deel is dat om hem te corrigeren. Wat hij zegt is namelijk onjuist.

Zo heb ik niet in Pauw & Witteman gezegd dat het risico van de mensen die bij het openbaar vervoer werken, gelijk is aan dat van de politie. Ik heb alleen gezegd dat het een goede zaak zou zijn om een functiewaarderingsonderzoek in te stellen bij de politie. Dat heb ik ook met de politiebonden besproken en daar is nu ook steun voor. De bedoeling daarvan is dat voor eens en voor altijd de discussie eindigt over de verhouding van de politiesalarissen tot onder andere de zwaarte van het werk en opleidingseisen. Het is in dat licht van groot belang om de functie van politieagent te vergelijken met andere functies. Je komt dan bijvoorbeeld uit bij de mensen die werken bij het openbaar vervoer. Je kunt echter ook kijken naar mensen die in de zorg of in het onderwijs werkzaam zijn. Dat doe je om een goede functiewaardering tot stand te brengen van de functie bij de politie. Zo werkt dat nu eenmaal in functiewaarderingsland. Dit heb ik dus gezegd.

De heer De Roon beticht mij van een aantal dingen die ik ook uit andere monden gehoord heb. Dat is evenwel zijn verantwoordelijkheid. Het leek mij goed om de Kamer van de feiten op de hoogte te stellen.

Inderdaad was het onderwerp van deze mondelinge vragen niet de cao-besprekingen. Mocht men daarin geïnteresseerd zijn en het nog niet uit de krant hebben vernomen, dan deel ik nu mee dat ik gisteren geconstateerd heb dat gesprekken met de bonden over de cao-politie op het ogenblik niets zullen opleveren. Om die reden heb ik het voorstel gedaan om een bemiddelaar aan te stellen. Dat heeft ook de actieve steun van de bonden. Ik hoop dan ook dat ik de Kamer over een tijdje hierover nader kan informeren.

Het eigenlijke punt van de mondelinge vragen betreft de bereikbaarheid van de politie. Inderdaad voert de politie actie. Dit kan betekenen dat politiebureaus dan wel de telefoonlijn 0900-8844 niet voor iedereen dat doet wat gebruikelijk is. De telefoon wordt echter wel beantwoord; er zijn ook mensen op het politiebureau. Daar wordt beoordeeld of er sprake is van een spoedeisende situatie. Als dat het geval is, zal die altijd in behandeling worden genomen, of dat nu telefonisch is dan wel door de mensen achter het bureau. Deze afspraak is ook met de bonden gemaakt over de acties: de openbare orde en de veiligheid zullen altijd gewaarborgd worden.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Dit ambtelijke antwoord van de minister vind ik weinig bevredigend. Het gaat immers om de samenhang tussen haar halsstarrige houding in de onderhandelingen over politiesalarissen en het risico van verminderde bereikbaarheid van de politie.

Op 7 december heeft de minister nog tegen de bonden gezegd dat zij nog miljoenen achter de hand heeft. Waarom komt zij niet met dat geld over de brug? Ik begrijp dat ook gewoonweg niet. Waarom heeft de minister zo weinig op met de politie? Waarom doet zij zo moeilijk in deze onderhandelingen?

De voorzitter:

Ik stel vast dat u wederom geen vragen stelt.

De heer De Roon (PVV):

Ik stel wel allemaal vragen.

De voorzitter:

U hebt gelijk, maar die vragen gaan niet over het onderwerp dat u hebt aangemeld.

De heer De Roon (PVV):

Het heeft er wel mee te maken, want juist door die halsstarrige houding van de minister over de salarissen loopt de hele samenleving, dus iedere burger in het land, het risico dat de politie verminderd bereikbaar is vanwege de acties van de politie.

De voorzitter:

Ik suggereer dat u nu een vraag stelt over het onderwerp waarvoor u de minister heeft uitgenodigd. Anders ronden wij af.

De heer De Roon (PVV):

Waarom zorgt de minister er niet voor dat het risico van verminderde bereikbaarheid van de politie zo snel mogelijk wordt weggenomen door toeschietelijker te zijn ten opzichte van de politie en iedere politieagent in de lagere rangen er netto € 200 erbij te geven?

De voorzitter:

Ik verzoek de heer Van Raak om zijn openlijke demonstratie te beëindigen. Wij hebben afspraken gemaakt dat wij dergelijke dingen niet zullen doen. U moet zich daar dan dus ook aan houden. Ik heb u dat zojuist al schriftelijk verzocht. Wij houden ons in dit huis aan een aantal basisregels. Een daarvan is dat wij dit soort dingen niet doen in de vergadering.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Er bestaan geen kledingvoorschriften anders dan dat wij uit fatsoen een jasje dragen. Dat doe ik graag op deze manier.

De voorzitter:

Mijnheer Van Raak, ik verzoek u om aan mijn voorstel te voldoen.

Het woord is aan de heer De Roon.

De heer De Roon (PVV):

Ik heb mijn vraag gesteld.

Minister Ter Horst:

Ik heb er weinig behoefte aan om te reageren op de woorden van de heer De Roon.

De voorzitter:

Mijnheer Van Raak, ik acht het zeer spijtig dat u het hierop laat aankomen. Wij hebben het nu allemaal gezien.

De heer Van Raak (SP):

Laat het in ieder geval duidelijk zijn dat de SP de acties van de politie van harte ondersteunt. Wij vinden ook dat de politie bereikbaar en beschikbaar moet zijn. Ik meen dat dit het beste kan worden bereikt als de minister er snel uitkomt. Zij heeft het over functiewaarderingen en het verschil tussen iemand op de tram en iemand bij de politie. Ik heb veel waardering voor de mensen bij de tram. De minister weet echter dat agenten een veel hogere opleiding hebben. Zij doen veel gevaarlijker werk. Maar zij verdienen veel minder. Laten wij de onderhandelingen beginnen met de opening dat de minister in ieder geval het verschil tussen trambestuurders en politiemensen recht breit. Zij moet er vervolgens rekening mee houden dat er wel wat extra bij mag omdat het werk veel gevaarlijker is.

De minister is op zoek naar een bemiddelaar. Ik hoop dat deze wat centjes in de zak zal hebben zodat hij ook wat te bieden heeft. Ik verneem graag van de minister wie deze bemiddelaar wordt. Het is nogal belangrijk wie het zal zijn, en of hij voldoende ventjes mee krijgt. Als dat laatste niet het geval is, zou ik de minister willen aanraden om Uri Geller te vragen.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Van Raak (SP):

Dat is de illusionist die lepeltjes krombuigt.

De voorzitter:

Wij houden het hier een beetje serieus.

De heer Van Raak (SP):

Als de minister geen extra geld mee geeft, meen ik dat alleen een illusionist zoals Uri Geller weer kan rechtbuigen wat krom is bij de politie.

De voorzitter:

Ik stel de minister volledig in de gelegenheid om alleen serieuze vragen te beantwoorden.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Ik maak toch zeker zelf uit hoe serieus mijn vraag is! De voorzitter behoort niet te bepalen of mijn vragen serieus zijn. Daarover ga ik zelf. Ik verwacht antwoord van de minister op mijn beide vragen. Kom nou!

De voorzitter:

De voorzitter gaat er wel over dat u vragen stelt buiten de orde van de mondelinge vraag. Die hoeft de minister in ieder geval niet te beantwoorden.

De heer Van Raak (SP):

Ik ben mijn bijdrage begonnen met een opmerking over de beschikbaarheid van de politie.

De voorzitter:

Dat is juist.

De heer Van Raak (SP):

Vervolgens heb ik gesteld dat de enige manier om die te realiseren...

De voorzitter:

Wij weten allemaal dat u intelligent bent.

De heer Van Raak (SP):

Dank u wel, voorzitter. Maar daarom gaat het niet.

De voorzitter:

Precies.

De heer Van Raak (SP):

Het gaat erom dat de minister mijn vragen beantwoordt.

De voorzitter:

Het gaat over de bereikbaarheid van de politie.

Het woord is aan de minister.

Minister Ter Horst:

De tweede vraag van de SP luidt, wie de bemiddelaar wordt. Deze vraag kan ik nog niet beantwoorden. Wij staan nog midden in het proces om hierover tot een goed voorstel te komen. Helaas.

De eerste vraag was eigenlijk vooral een oproep. Waarom zorgt de minister er niet voor dat de politie zo snel mogelijk krijgt wat zij wil hebben. Het is wellicht goed om daarbij op te merken dat hetgeen de politie wil hebben, een financieel beslag met zich meebrengt dat deze minister niet kan waarmaken. Ik begrijp dat zowel de SP als zojuist ook de PVV kennelijk bereid zijn om bijvoorbeeld bij de volgende begrotingsbehandeling een voorstel in te dienen om nog veel meer geld vrij te maken voor de salariëring van de politie. Ik heb dat helaas bij de behandeling van de begroting voor 2008 niet mogen merken. Toen bestond daartoe ook de mogelijkheid. Het is wellicht altijd gemakkelijker om iets voor de bühne te zeggen dan er daadwerkelijk de consequenties uit te moeten trekken.

De heer Van Raak (SP):

De minister investeert...

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Griffith.

Mevrouw Griffith (VVD):

Wij hebben in de Tweede Kamer verschillende malen met de minister gesproken over de salarissen van de politiefunctionarissen. De VVD-fractie heeft ontzettend veel waardering voor het werk van de agenten die als eersten de klappen voor ons allen opvangen en voor onze veiligheid opkomen. De minister heeft toegezegd dat zij naar de salarisopbouw zou kijken. Zij zou ook kijken naar de functiewaardering. Is de minister bereid, los van de onderhandelingen, om te komen tot die functiewaardering, zoals zij dat heeft toegezegd? Wij krijgen ontzettend veel mailtjes van politiefunctionarissen die aangeven dat zij te weinig verdienen om het hoofd boven water te houden.

Hoe staat het met de bereikbaarheid van de politiefunctionarissen? Ondanks de stakingen moeten burgers wel terecht kunnen bij de politie, los van de vraag of het al of niet om acute klachten gaat. Daar maken wij ons zorgen over. Ik krijg graag de garantie van de minister dat de burgers hier niet onder lijden en dat de onderhandelingen niet te lang gaan duren.

Minister Ter Horst:

Voorzitter. Ik was en ben bereid om te kijken naar de functiewaardering bij de politie en die te koppelen aan de salarisopbouw. Ik wilde dat samen met de bonden doen, maar zij voelden daar in eerste instantie weinig voor. Uiteindelijk zijn wij ook wat dat betreft naar elkaar toe gegroeid. Wij hebben inmiddels afgesproken dat het onderzoek er komt. De bonden zullen er ook een bijdrage aan leveren. Wij hebben met de bonden afgesproken dat dit onderzoek voor deze cao geen rol meer zal spelen, want het kost enige tijd een dergelijk onderzoek uit te voeren. Dat was aanvankelijk ook de overweging om te komen tot een kortlopende cao. Met het functiewaarderingsonderzoek in handen zouden wij dan zo snel mogelijk kunnen komen tot de volgende cao. Dat proces heeft echter zijn eigen dynamiek gekregen. Wij zullen het onderzoek snel in gang zetten. Als er resultaat is, zullen wij dat aan de Kamer melden.

De politie heeft mij verzekerd dat zij altijd bereikbaar is voor spoedeisende zaken, zowel telefonisch als via het politiebureau. De bonden melden de korpsbeheerder altijd welke acties er zullen plaatsvinden. Het is aan de korpsbeheerder om te beoordelen of hij of zij vindt dat de acties wel of niet door de beugel kunnen en dat eventueel aan de rechter voor te leggen. In het verloop van de huidige acties is dat tot nu toe twee keer gebeurd. De rechter heeft daarover uitspraak gedaan. Die procedure, de beoordeling door de korpsbeheerder, het voorleggen aan de rechter en de uitspraak van de rechter, zijn wij in Nederland gewend. Het lijkt mij verstandig op die weg door te gaan. Ik ben niet enthousiast over de acties, maar dat is wat anders dan een cao afsluiten onder druk van die acties, om later te moeten constateren dat wij er niet gelukkig mee zijn.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Voorzitter. Ook ik ben voorstander van de eisen van de politie. De eis van € 200 netto per maand erbij is een heel gerechtvaardigde eis.

Ik heb veel vertrouwen in de politie. Ik vertrouw erop dat zij heel zorgvuldig met zaken omgaat. Ik ben het ook eens met de procedure, maar de houding van de minister vind ik ietwat laconiek. Zij spreekt nu over de bemiddelaar en geeft aan dat zij de Kamer over een tijdje zal informeren. Deze week stelde zij echter toen het over de bemiddelaar ging, dat het ervan afhangt of deze onmiddellijk beschikbaar is. Daarmee wekte zij de suggestie dat zij iemand voor ogen heeft. Wie is dat?

Minister Ter Horst:

Voorzitter. Ik kan dat niet zeggen. Ik heb niet gesuggereerd dat wij hier heel lang over gaan doen. Het is de bedoeling om het zo snel mogelijk te doen. Het hangt van de bemiddelaar af of hij in staat is het verzoek dat wij hem zullen doen binnen de termijn tot een goed einde te brengen, maar ik heb een termijn van 10 tot 14 dagen genoemd. Als wij een bemiddelaar hebben gevonden, zullen wij zo snel mogelijk melden wie het is, maar ik kan dat nu nog niet zeggen. Wij zijn zover nog niet.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

De minister is dus wel met een persoon in onderhandeling.

Minister Ter Horst:

Onderhandeling is niet het goede woord. Wij zijn op zoek naar iemand die zowel mijn vertrouwen als dat van de bonden heeft als het erom gaat dit verzoek tot een goed einde te brengen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Toen ik vanmiddag op de agenda zag dat de slechte bereikbaarheid van de politie aan de orde was, vroeg ik mij af waarom het niet zou gaan over de salarispositie. Ik begrijp het antwoord op die vraag: daar spreken wij niet over in de Kamer, want de Kamer voert geen cao-onderhandelingen. Dat respecteer ik en daarom heb ik daar verder geen vragen over, hoezeer ook mijn fractie natuurlijk vindt dat politieagenten goed betaald moeten worden. Als je er geen inhoudelijke vragen over stelt, wil dat dus niet zeggen dat je dat niet vindt. De Kamer voert simpelweg geen cao-onderhandelingen.

Is de minister met mij van mening dat acties van een belangrijke publieke dienst zoals wij die in de afgelopen tijd hebben gezien, onwenselijk zijn? Vindt zij ook dat in cao-onderhandelingen alles op alles moet worden gezet om dit soort acties te voorkomen? Was er niet eerder een mogelijkheid om er via bemiddeling en dergelijke uit te komen, zodat publieke acties voor dit soort diensten voorkomen kunnen worden?

Minister Ter Horst:

Voorzitter. Volgens mij is het niet aan mij om iets over de wenselijkheid van de acties te zeggen. Nogmaals, de rechter bepaalt of acties wel of niet rechtmatig zijn. Ik heb gezegd dat ik het feit dat de politie actie voert, niet goed vind voor het beeld van de politie. Het is niet goed voor de politie, niet goed voor Nederland en niet goed voor ons. Nogmaals, het is aan de bonden om te beoordelen of zij wel of niet doorgaan met de acties.

Kunnen wij er via bemiddeling uitkomen? Ik heb dat proces nu juist in gang gezet. Ik hoop dat de bemiddelaar binnen de termijn van tien, veertien dagen tot een zodanig voorstel komt, dat de bonden en ik zeggen dat wij er op die manier uit kunnen komen. Ik heb eerder laten weten dat dat niet makkelijk zal zijn. Het verschil tussen het bod dat ik heb gedaan en datgene wat de bonden vragen, is groot. Ik hoop dat de inschakeling van een bemiddelaar daarin een positieve rol kan spelen. Of het inschakelen van een bemiddelaar zal leiden tot het stopzetten van de acties is niet aan mij, maar aan de bonden. Zij hebben gezegd dat dit afhangt van de vraag of zij voldoende vertrouwen hebben in het proces van de bemiddeling. Ik weet dus net zo veel als de heer Van der Staaij.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Ik ben blij dat het grootste deel van de Kamer de politie zo'n warm hart toedraagt. De PvdA doet dat uiteraard ook. In het verleden was het wel eens anders.

Wij gaan natuurlijk niet over de cao-onderhandelingen, maar ik vind het jammer dat de minister en de bonden er niet uit zijn gekomen. Een bemiddelaar kan zorgen voor een objectief oordeel over de mogelijkheden om verder te komen, zowel qua ruimte als qua wenselijkheid.

Is er tegelijk met een verzoek aan de bemiddelaar een verzoek naar de bonden gegaan om de acties op te schorten?

Minister Ter Horst:

Voorzitter. Er is geen verzoek gedaan om de acties op te schorten, maar het is in het overleg wel aan de orde geweest. Ik heb duidelijk gemaakt dat ik het op prijs zou stellen. Ik leg de verantwoordelijkheid voor de acties bij de bonden. Zij hebben mij gezegd dat zij, afhankelijk van hun vertrouwen in de persoon van de bemiddelaar en de opdracht waarmee hij of zij op pad wordt gestuurd, zullen besluiten om de acties al dan niet op te schorten. Wij hebben vier bonden, dus het is mogelijk dat er vier verschillende antwoorden komen.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dan wachten wij dat af, maar wij vinden...

De voorzitter:

Dit dreigt een gewoonte te worden. U moet allemaal het Reglement van Orde nog eens nalezen. U stelt een vraag, maar er is geen ruimte voor vervolgvragen. Het is al moeilijk genoeg om vier series vragen in één uur te doen.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de heer Van der Staaij voor zijn actie. Zijn woorden waren mij uit het hart gegrepen. Wij gaan hier vandaag niet over de cao-onderhandelingen. Dat neemt niet weg dat wij van harte hopen dat de politie er goed uitkomt. Laat daar geen onduidelijkheid over bestaan.

Ik heb een vraag over het al of niet spoedeisende karakter. De minister geeft aan dat de politie er zeer zorgvuldig mee omgaat; wij gaan daar ook vanuit. Kan de minister er iets meer helderheid over geven, zodat het ook voor de burgers in het land duidelijk is?

Minister Ter Horst:

Het is aan de politie om op dat moment te beoordelen wat spoedeisend is en wat niet. Voor mij is het erg moeilijk om daarover een algemeen oordeel te geven. Bovendien is bij spoedeisende zaken 1-1-2 gewoon bereikbaar. Wij hebben het nu over het 0900-nummer, bedoeld voor niet-spoedeisende zaken. Ook daar komt het voor dat mensen direct hulp of ondersteuning nodig hebben, die in dat soort gevallen door de politie wordt geboden. Nogmaals, dat geldt niet alleen voor de telefoon, dat geldt ook voor de politiebureaus. Bovendien: als sprake is van een niet-spoedeisende kwestie legt de politie uit, waarom de persoon op dat moment niet wordt geholpen en waarom er acties zijn. Ik begrijp van de bonden dat mensen hiervoor begrip hebben.

De heer Haverkamp (CDA):

Wij spreken inderdaad niet over de salarisonderhandelingen. Wel heb ik een vraag over het telefoonnummer. Uit signalen die wij krijgen, blijkt dat de telefoon, als dat nummer werd gedraaid, werd uitgeschakeld en dat er niemand opnam. Ik begrijp nu heel duidelijk dat alle nummers beschikbaar zijn. Ik verzoek de minister een richtlijn uit te vaardigen. Zij zegt nu dat de afweging plaatsvindt door de korpsbeheerders, maar ik vind het toch wel verstandig als er landelijk beleid is op dit punt.

Minister Ter Horst:

In sommige regio's wordt de telefoon wel opgenomen, zij het dat dan wel wordt beoordeeld of de zaak spoedeisend is of niet. Mij is niet gemeld dat de telefoon niet wordt opgenomen, althans niet dat dat onderdeel is van de acties. U zegt dat je dat eigenlijk landelijk zou moeten willen, maar zo zit de organisatie niet in elkaar. Het kan zijn – ik denk dat u daar begrip voor hebt – dat je in de ene regio tot een andere afweging komt dan in de andere. Dan zou het misschien wat ver gaan om alle regio's over één kam te scheren. Dat is de verantwoordelijkheid van de korpsbeheerder zelf. Als het over een voetbalwedstrijd gaat, kunt u zich voorstellen dat in de ene regio wordt besloten om bij geen ondersteuning van de politie de wedstrijd af te gelasten, terwijl dat in andere regio's niet gebeurt. Wij moeten en mogen erop vertrouwen dat de korpsbeheerders op dit punt wijze beslissingen nemen.

Naar boven