Vragen van het lid Wilders aan de minister van Buitenlandse Zaken over het bericht dat de Nederlandse mensenrechtenactivist Al-Mansouri in Iran ter dood is veroordeeld en zijn executie binnen 48 uur verwacht wordt.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Gisteren kwam het bericht naar buiten dat de Nederlands-Iraanse mensenrechtenactivist Al-Mansouri door een Iraanse rechtbank ter dood zou zijn veroordeeld. Deze man, die opkomt voor de mensenrechten in Iran en daarvoor in Nederland zelfs een koninklijke onderscheiding heeft gekregen, dreigt nu te worden opgehangen door het Iraanse regime. En dat na een proces waarbij zijn advocaat niet aanwezig was omdat ook hij inmiddels is gearresteerd. Kan de minister bevestigen dat de heer Al-Mansouri opnieuw ter dood is veroordeeld? Welke informatie heeft de minister hierover en sinds wanneer is hij daarvan op de hoogte? Wat heeft minister binnen zijn mogelijkheden gedaan om de veroordeling te voorkomen? Erg succesvol waren de inspanningen helaas niet, getuige het doodvonnis.

De executie van de heer Al-Mansouri mag absoluut niet plaatsvinden. Ik verzoek de minister dan ook om alles, maar dan ook alles, in het werk te stellen om te voorkomen dat de heer Al-Mansouri wordt geëxecuteerd. En er is haast bij, want het kan een kwestie van uren of dagen zijn voordat het doodvonnis wordt voltrokken. Ik vraag de minister om vandaag nog de Iraanse ambassadeur te ontbieden en hem kenbaar te maken dat, als het waar is, de executie van de heer Al-Mansouri voor Nederland onacceptabel is. Als de minister dit tenminste – wat ik natuurlijk hoop – niet al heeft gedaan. Tegelijkertijd vraag ik de minister of hij de Nederlandse ambassadeur in Teheran terug naar Nederland wil roepen voor overleg.

Wij moeten er niet aan denken, maar dat een mogelijke voltrekking van het vonnis tot consequenties moet leiden voor de relaties met Iran, is zonneklaar. Ik vind het echter niet verstandig om deze op dit moment te benoemen. De veiligheid en het voorkomen van de executie van de heer Al-Mansouri staan op dit moment voorop.

Ik zou de minister ook willen vragen of hij een Europees verband onder leiding van het Portugese voorzitterschap vandaag nog een demarche in Teheran wil laten doen met dezelfde glasheldere boodschap: geen executie van de heer Al-Mansouri. Ook de secretaris-generaal van de Verenigde Naties zal, zoals zijn voorganger eerder heeft gedaan, opnieuw moeten interveniëren. Heeft de minister dit allemaal in gang gezet? Graag een concreet antwoord.

Ten slotte vraag ik de minister of het waar is dat de zoon van de heer Al-Mansouri hier in Nederland inmiddels door Iraniërs wordt bedreigd. Naar verluidt gebeurt dit ook door de Iraanse autoriteiten. Volgens het ANP heeft hij daar zelfs aangifte van gedaan. Als dat waar is, welke actie wordt er dan concreet tegen ondernomen en doet de Nederlandse overheid er alles aan om de veiligheid van zijn zoon ook hier in Nederland te waarborgen?

Minister Verhagen:

Voorzitter. Ik dank de heer Wilders voor zijn vragen en voor de ernst en zorgen die hij hier heeft uitgesproken. De in Iran gevangen gezette Nederlander Al-Mansouri baart ook ons vanuit de regering zorgen. Zoals de heer Wilders weet – en daar doelt hij ook op – zijn er gisteren opnieuw onbevestigde berichten gekomen dat er vonnis zou zijn gewezen in zijn zaak. In Iran wordt Al-Mansouri beschouwd als Iraniër en hij wordt beschuldigd van terroristische activiteiten. De exacte tenlastelegging is niet bekend. De zaak baart mij met name grote zorgen omdat wij geen toegang krijgen tot Al-Mansouri. Wij kunnen hem op dit moment niet de consulaire bijstand bieden, omdat Iran zijn Nederlanderschap niet erkent. Bovendien komt Teheran eerdere afspraken die met de Nederlandse regering zijn gemaakt, dat de ambassadeur het proces mag bijwonen, niet na. Ik deel dan ook de zorgen van de heer Wilders en de familie van Al-Mansouri volkomen.

Naar aanleiding van de jongste berichten heb ik gisteren direct mijn ambassadeur in Teheran opnieuw gevraagd navraag te doen bij de Iraanse autoriteiten. Ik heb vanochtend opnieuw de Iraanse ambassadeur bij mij ontboden, nadat ik hem op 17 oktober jongstleden bij mij geroepen had. Ook toen doken er bij mijn ministerie namelijk geruchten op dat er een doodstraf zou zijn uitgesproken en ook toen, zo werd gemeld, zou hij binnen 48 uur worden geëxecuteerd. Ik heb mijn grote zorgen kenbaar gemaakt. Uiteraard heb ik de ambassadeur erop gewezen dat het onacceptabel is dat eerdere afspraken niet zijn nagekomen en dat wij voorts buitengewoon bezorgd zijn over de berichten als zou er al vonnis zijn gewezen.

De ambassadeur heeft mij vanochtend verzekerd dat er geen vonnis gewezen was in de zaak Al-Mansouri en dat berichten over een op handen zijnde executie ongegrond waren. Dat heeft hij mij verzekerd. Mijn ambassadeur in Teheran meldde mij zojuist dat hij ook van de Iraanse autoriteiten heeft vernomen dat er geen uitspraak was in de zaak en dat wij zodra dat wel het geval zou zijn, geïnformeerd zullen worden. Zowel de Iraanse ambassadeur als de autoriteiten in Teheran gaven aan dat er na een eventuele uitspraak een beroepsmogelijkheid zou zijn. Ik blijf deze zaak nauwgezet volgen, zoals ik dat vanaf het begin heb gedaan. Kort na mijn aantreden, op 12 maart, heb ik mijn Iraanse collega Mottaki in Genève aangesproken. Ik heb hem gewezen op de gemaakte afspraken over een eerlijk en openbaar proces. Tevens heb ik hem gewezen op de toezegging die hij op 7 december 2006 aan mijn voorganger had gedaan. Die hield in dat de ambassade de rechtzittingen zou mogen bijwonen. Op 27 september heb ik hem opnieuw over deze kwestie gesproken en ook over de informatie die wij kregen dat de rechtszaak al begonnen was zonder dat onze ambassadeur daarbij aanwezig kon zijn. Ik heb hem nogmaals gewezen op de afspraken die hij met de Nederlandse regering heeft gemaakt.

Daarnaast heeft mijn ambassadeur regelmatig contact met de Iraanse autoriteiten. Hij doet regelmatig navraag en brengt herhaaldelijk de afspraak over het bijwonen van de rechtszaak in herinnering. Op de punten van de consulaire toegang en het bijwonen van het proces ben ik ook op 17 oktober en vandaag weer ingegaan tijdens een gesprek met minister Mottaki en de ambassadeur. Mij is gezegd dat de mogelijkheid van het verkrijgen van toegang tot de procesgang op dit moment onderwerp van bespreking is tussen de betrokken Iraanse autoriteiten.

Mijn ambtenaren op het ministerie hebben regelmatig telefonisch en persoonlijk contact met de zoon van de heer Al-Mansouri in Nederland. Hij wordt op de hoogte gehouden van de diplomatieke stappen die wij ondernemen en is zojuist nog telefonisch geïnformeerd over het gesprek dat ik vanochtend heb gehad met ambassadeur Ziaran. In het gesprek heeft hij overigens gezegd dat de heer Al-Mansouri voor de familie 24 uur per dag telefonisch bereikbaar is. Wij hebben zijn zoon daarop gewezen. Mochten daarover problemen ontstaan, dan zal ik de ambassadeur daarop aanspreken.

Ook in Europees verband blijf ik aandacht vragen voor deze zaak. Mijn EU-collega's worden op de hoogte gehouden. Zij delen mijn zorgen. Er zijn verschillende EU-demarches ondernomen, zowel in Syrië als in Teheran. Op 10 oktober jongstleden is dat voor het laatst gebeurd. Ik zal mijn collega's van de EU blijven informeren om juist op dat punt opnieuw gezamenlijk actie te kunnen ondernemen. Hetzelfde geldt voor het voorzitterschap. De heer Wilders heeft daar expliciet naar gevraagd.

Er is zowel in Teheran als in Damascus een goede afstemming met de UNHCR. Mijn ambassadeur in Teheran heeft gisteren en vandaag overleg gehad met de vertegenwoordiger van de UNHCR in Teheran.

Zoals gezegd, heeft het lot van de heer Al-Mansouri mijn aandacht. Volgende week zal de hoogste politieke ambtenaar naar Teheran gaan. Ik heb er bij de Iraanse autoriteiten op aangedrongen dat hij toegang moet krijgen tot de heer Al-Mansouri. Uiteraard zal hij ook andere zaken bespreken, maar ik heb dit punt expliciet naar voren gebracht. Verder heb ik mijn ambassadeur duidelijk gemaakt dat onverhoopte ontwikkelingen in deze zaak ernstige gevolgen zullen hebben voor de verdere relatie tussen Nederland en Iran.

Ik heb gezegd welke stappen wij hebben ondernomen vanaf het moment van mijn aantreden tot op de dag van vandaag. De heer Wilders heeft mij verzocht om de Nederlandse ambassadeur vandaag terug te roepen. Ik zal vooraf nooit uitsluiten dat het nodig is om de ambassadeur terug te roepen. Onder de huidige omstandigheden acht ik het echter van groot belang dat juist de Nederlandse ambassadeur ter plaatse contacten onderhoudt en dat hij voortdurend Nederlandse standpunten naar buiten brengt. Zodoende kan hij de ernst van deze zaak onder de aandacht van de Iraanse autoriteiten brengen.

Het laatste punt waar de heer Wilders aandacht voor vroeg en op wees, betreft de bedreiging van de zoon van Al-Mansouri. Dit is een zeer ernstige zaak. Ik heb uiteraard met zeer grote zorg kennis genomen van de laatste berichten hierover. Het is overduidelijk dat de ministeries van Justitie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de NCTb en de politie dit moeten onderzoeken en een adequate beveiliging moeten regelen. Het is buitengewoon ernstig, want in Nederland moet je kunnen zeggen wat je wilt en moet je op kunnen komen voor je vader zonder dat je de kans hebt om daardoor bedreigd te worden. Het kan en mag niet zo zijn dat een land, Iran of een ander land, mensen hier in Nederland bedreigt. Het is een zaak voor de politie en de Nederlandse veiligheidsdiensten. Ik doe als minister van Buitenlandse Zaken geen uitspraken over hun activiteiten. Hier wordt in ieder geval wel nader onderzoek naar verricht.

De heer Wilders (PVV):

Voorzitter. Ik bedank de minister van Buitenlandse Zaken allereerst voor zijn goede antwoorden. Als het waar is wat hem is verteld, namelijk dat er geen vonnis is en dat er ook geen executie dreigt, is het goed. Tegelijkertijd weten wij, zoals de minister zelf ook heeft gezegd, dat de Iraniërs vaker niet de waarheid vertellen en afspraken niet nakomen, zoals die over het bijwonen van het proces door de ambassadeur. Ik vraag de minister daarom of de Nederlandse ambassadeur in Iran vandaag of morgen contact kan krijgen met de heer Al-Mansouri of dat de familie telefonisch contact met hem kan krijgen, zodat hetzij de familie, hetzij de Nederlandse ambassadeur, maar het liefst beiden feitelijk kunnen controleren dat de heer Al-Mansouri nog in leven is.

Ik ben het met de minister eens dat een eventueel vonnis en een executie van de heer Al-Mansouri gevolgen moeten hebben. Verder ben ik blij dat de minister de bedreiging van de zoon van de heer Al-Mansouri zeer serieus neemt.

Minister Verhagen:

Ik dank de heer Wilders voor de aanvullende vragen. Diens constatering dat eerdere afspraken niet zijn nagekomen, klopt in mijn ogen. Daarom heb ik geen woord Spaans gebruikt in de contacten die ik vanochtend met de Iraanse ambassadeur heb gehad. Ik heb hem erop gewezen dat gedane toezeggingen niet zijn nagekomen. Die golden inderdaad de mogelijkheid van de Nederlandse ambassade om aanwezig te zijn bij de procesgang. Het is dus ook overduidelijk dat hier zeer nauwlettend op wordt toegezien, juist gelet op het feit dat eerdere afspraken niet nagekomen zijn. Precies om die reden heb ik gemeld dat een onverhoopte ontwikkeling ernstige gevolgen zou hebben. Het is overduidelijk dat het juist vanwege de zorgen goed is als de familie telefonisch contact met Al-Mansouri heeft. Die mogelijkheid heeft de ambassadeur toegezegd, dus het is goed als de familie vandaag door middel van telefonisch contact met de heer Al-Mansouri kan controleren of hij nog in leven is. De familie is op de hoogte gesteld van deze mogelijkheid. Ik zal mij op de hoogte stellen van de vraag of er vandaag telefonisch contact heeft plaatsgevonden.

Ik heb herhaald dat het noodzakelijk was dat de Nederlandse ambassadeur toegang kreeg. Ik wil mij in ieder geval ook op basis van het telefonisch contact van de familie op de hoogte blijven stellen van de ontwikkelingen. Ik deel namelijk uw zorgen over het lot van Al-Mansouri.

De heer Van Bommel (SP):

Er leeft terecht veel publieke verontwaardiging over dit mogelijke vonnis. Volstrekte helderheid hierover bestaat niet. De verontwaardiging is terecht omdat het gaat om een Nederlander die nota bene in Nederland een koninklijke onderscheiding heeft gekregen voor mensenrechtenactiviteiten. Voor diezelfde activiteiten hangt hem in Iran nu mogelijk de doodstraf boven het hoofd. Zeer terecht laat onze oud-collega Gerd Leers, thans burgemeester van Maastricht, zich hierover in de media zo veelvuldig uit. Ik weet dat er vanavond om 19.30 uur in Maastricht een bijeenkomst plaatsvindt die mede door hem is georganiseerd. In Den Haag is er om 18.00 uur een wake bij de ambassade. Ik weet dat een deel van de Kamer daarbij aanwezig zal zijn. Ikzelf zal er zeker zijn. Mijn vraag betreft het wrange van de situatie dat deze man in 2001 is beloond met een koninklijk lintje voor zijn activiteiten in Nederland op het gebied van de mensenrechten en andere activiteiten, terwijl Nederland klaarblijkelijk met lege handen staat. Tot drie maal toe heeft een zitting plaatsgevonden waarvan Nederland geen weet had. Weet de minister wanneer de volgende zitting plaatsvindt? Weet hij of in de tussentijd een zitting heeft plaatsgevonden? Doet de Nederlandse ambassade in Teheran wel voldoende om dit unieke proces op de voet te volgen? Gezien het bijzondere karakter van deze zaak en de achtergrond van deze persoon suggereer ik de regering om het staatshoofd te verzoeken zich te richten tot het staatshoofd van Iran met het verzoek in deze kwestie te zorgen voor openheid en een eerlijk proces.

Minister Verhagen:

Ik kan een overzicht geven van alle activiteiten die de Nederlandse ambassade in Teheran heeft ondernemen. Ik heb zojuist al gemeld welke activiteiten ikzelf heb ondernomen in de richting van de minister van Buitenlandse Zaken van Iran en de ambassadeur van Iran in Nederland. Deze komen absoluut voort uit dezelfde zorgen die de heer Van Bommel verwoordt. Wij staan er midden in. Wij volgen de ontwikkelingen zeer actief. De Nederlandse ambassadeur in Teheran heeft meerdere malen op alle niveaus op de juiste wijze geïntervenieerd. Vanochtend heeft de ambassadeur gevraagd om toegang tot Al-Mansouri te krijgen. Over de consulaire toegang bestaat een dispuut met de Iraanse autoriteiten. Zij stellen dat hij een Iraans staatsburger is met de Iraanse nationaliteit en zij erkennen derhalve de Nederlandse nationaliteit niet. Op 17 oktober heb ik gezegd de hoogste ambtenaar van het ministerie naar Teheran te willen laten gaan om toegang te krijgen. Ik heb dat gedaan om zeker te stellen dat er geen excuus kan zijn van de Iraanse autoriteiten om de toegang tot hem te weigeren. Ik heb dat vanochtend nog eens herhaald. Ik zou de activiteiten kunnen laten zien. De Nederlandse ambassade heeft tientallen malen gedemarcheerd. Ook de Europese Unie heeft stappen ondernomen in de persoon van de heer Solana. Ik deel de zorgen van de heer Van Bommel. Wij zullen geen middel ongebruikt laten om deze zaak te volgen en om zeker te stellen dat de doodstraf voor de heer Al-Mansouri niet wordt geëffectueerd.

De heer Van Bommel (SP):

Ik heb een concrete vraag gesteld over de rol van het staatshoofd.

Minister Verhagen:

De rol van de Koningin in dit verband onverlet latend, wil ik daarmee op dit moment spaarzaam omgaan. Je moet op enig moment kunnen escaleren. Daarom wil ik op dit moment terughoudend zijn over een rol van het staatshoofd.

De heer Van Baalen (VVD):

De VVD-fractie deelt in de grote ongerustheid over het lot van de heer Al-Mansouri. Wij waarderen de inzet van de regering. Ik wil hierover twee opmerkingen maken. De eerste betreft de escalatieladder die de minister heeft beschreven. Ziet de minister op enig moment nog een rol voor hemzelf om, hetzij telefonisch, hetzij in fysieke zin, direct contact op te nemen met zijn ambtsgenoot? Mijn tweede vraag luidt, of hij het met mij eens is dat telefonisch contact of een persoonlijke ontmoeting van de heer Solana zou kunnen helpen. Ik meen dat de minister en de heer Solana kunnen bepalen wanneer dit van belang is.

Minister Verhagen:

Voorzitter, de heer Van Baalen heeft er gelijk in dat wij in deze zaak geen middel ongebruikt moeten laten. Ik heb dan ook zelf al twee keer contact gehad met de minister van Buitenlandse Zaken en ik heb vanochtend in mijn gesprek met de ambassadeur duidelijk gemaakt dat ik in de komende dagen telefonisch contact met mijn Iraanse collega wil hebben. Deze stap zal gezet worden. Ook over de mogelijkheden in het verband van de Europese Unie om onze grote zorgen kenbaar te maken bij de Iraanse autoriteiten en over een eventuele rol van de heer Solana daarbij vinden op dit moment nadere gesprekken plaats.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Voorzitter. Ook onze fractie is zeer bezorgd, maar zij is er ook verheugd over, hoezeer de minister zich op dit dossier heeft geworpen. Hij zet alles op alles om het ergste te voorkomen. Alle opties zijn besproken en er zijn mogelijk ernstige consequenties als het verkeerd gaat. Op welk moment trekt de minister de conclusie dat het verkeerd gaat? En wat zal hij doen als bijvoorbeeld de hoogste ambtenaar geen toegang krijgt tot het proces? Dit lijkt een goede truc, maar is het moment om enkele van die zwaardere middelen toe te passen aangebroken als het inderdaad zo zal gaan? Kan de secretaris-generaal van de VN hierbij nog een rol spelen? En wil de minister ons steeds zo snel mogelijk informeren over nieuwe ontwikkelingen?

Minister Verhagen:

Ik zeg de Kamer toe dat ik haar zal informeren over de stappen die wij nu zetten en die wij nog zullen zetten. Verder moet ik eerlijk zeggen dat ik er weinig behoefte aan heb om te speculeren over wat er zal gaan gebeuren. Ik vind dat onze inspanningen er nu op gericht moeten zijn, te voorkomen dat Al-Mansouri veroordeeld wordt en de doodstraf krijgt. Speculaties leveren geen bijdrage aan het bereiken van wat ons hoofddoel zou moeten zijn, dus als u het mij niet euvel wilt duiden, ga ik daar nu niet nader op in.

Mevrouw Van Gennip (CDA):

Voorzitter. Ik heb veel waardering voor de persoonlijke betrokkenheid van de minister bij dit dossier. Deze discussie is wat wrang: aan de ene kant is er opluchting omdat het bericht dat wij kregen, waarschijnlijk niet juist is, maar aan de andere kant hebben wij nog steeds grote zorgen over hoe het nu verder zal gaan. Wij gaan ervan uit dat de minister ons zo snel mogelijk zal laten weten of het gelukt is om vandaag contact te krijgen met Al-Mansouri en of het mogelijk zal zijn om iemand van de ambassade toegang te laten krijgen tot het proces, dat kennelijk wel doorgaat.

Het is ook goed dat de minister aangeeft dat Europa hierin een duidelijke rol heeft, dat het helpt als verschillende Europese landen druk uitoefenen. In hoeverre trekt Nederland hierbij op met andere EU-landen die in een vergelijkbare situatie verkeren, landen die ook onderdanen in Iran hebben tegen wie een proces wordt gevoerd, om te bewerkstelligen dat zij allen iemand van de ambassade het proces kunnen laten bijwonen om erop toe te zien dat die mensen een eerlijk proces krijgen?

De minister is eigenlijk niet zo ingegaan op de rol van Syrië in deze kwestie. Als Syrië de heer Al-Mansouri anderhalf jaar geleden niet aan Iran had uitgeleverd, zouden wij nu deze discussie niet gevoerd hebben. Ik vind dit ook wel een oordeel van de minister waard.

Minister Verhagen:

Ik zeg toe dat wij al het mogelijke zullen doen om gezamenlijk op te trekken in het verband van de Europese Unie, ook met landen in een vergelijkbare situatie. Ik kan er niet in treden, welke activiteiten deze landen ondernemen om vertegenwoordigers van hun ambassade toegang te laten verkrijgen tot het proces van hun onderdanen, maar ik ben het ermee eens dat het nuttig is om gezamenlijk stappen te ondernemen bij de Iraanse autoriteiten.

Onlangs nog heb ik met de Kamer in het algemeen van gedachten gewisseld over de rol van Syrië in de regio. Er werd enigszins wisselend over gedacht in hoeverre Syrië hierin een rol kan spelen, maar ik kan er nu niets meer aan doen dat dit land Al-Mansouri in 2006 heeft uitgeleverd. Dit is nu eenmaal gebeurd. Dit geeft overigens aan dat de rol van Syrië in de regio belangrijk is, maar dat die niet altijd strookt met wat ons voor ogen staat.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. De D66-fractie vindt de situatie waarin de heer Al-Mansouri zich bevindt zeer zorgelijk. Ik ben blij te horen dat de minister bovenop de zaak zit, deze goed volgt en stappen gaat ondernemen om meer zichtbaarheid en duidelijkheid te krijgen. In het verleden hebben verschillende Kamerleden, waaronder ikzelf, samen met Amnesty International voor de ambassade gestaan. Vaak kregen wij geen antwoorden op onze vragen. De situatie is natuurlijk met name voor de familie zorgelijk. Ik begrijp dat de familie vandaag contact kan opnemen en dat de minister daarop zal toezien. Ik zou het prettig vinden als de Kamer vandaag te horen krijgt dat de familie echt contact heeft kunnen opnemen en dat er geen executie zal plaatsvinden.

Minister Verhagen:

Voorzitter. Ik dank mevrouw Koşer Kaya voor de betrokkenheid. Zij stelde een vraag over mijn zichtbaarheid. Vanaf het begin heb ik mij beziggehouden met duidelijk maken aan de Iraanse autoriteiten hoe de Nederlandse regering erin stond. Dat vond ik van groot belang. Mijn eigen zichtbaarheid vond ik van secundair belang. Zichtbaarheid, ook in de media, is op dit punt iets wat van belang kan zijn om de druk verder op te voeren. Op dit moment is het nodig die druk op te voeren en derhalve zeg ik toe de Kamer te informeren over de uitkomsten van het telefonische contact van de familie met Al-Mansouri. Als ik vandaag die informatie krijg van de zoon van Al-Mansouri dan zeg ik mevrouw Koşer Kaya toe de Kamer daarover vandaag te informeren.

Naar boven