Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Op verzoek van de VVD-fractie benoem ik in de commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven het lid Remkes tot lid, in plaats van het lid Blok, en het lid Blok tot plaatsvervangend lid, in plaats van het lid Van Beek.

Het woord is aan de heer De Wit in zijn rol als voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. Vorige week donderdag heeft de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid een algemeen overleg gevoerd over de WAO-problematiek. Ik vraag u, het verslag van dat algemeen overleg op de agenda van de plenaire vergadering te plaatsen. Ik teken daarbij aan dat de minister heeft toegezegd, een brief naar de Kamer te sturen, onder andere over de 38-uurproblematiek. Wij willen die brief met zo groot mogelijke spoed ontvangen. Daarna kan een datum voor het VAO worden gepland.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en het VAO zo snel mogelijk op de agenda te plaatsen. Waarschijnlijk wordt dat volgende week.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Jansen.

De heer Jansen (SP):

Voorzitter. De Tweede Kamer heeft vorige week donderdag met een ruime meerderheid de motie-Depla c.s. aangenomen, waarin de minister voor Wonen, Wijken en Integratie wordt gevraagd, het laatste onderdeel van de bezuinigingsronde op de huurtoeslag per 1 juli aanstaande te laten vervallen. De minister heeft ons vrijdagavond laten weten, de motie niet te zullen uitvoeren. Daarmee gaat de eerste de beste motie die op haar beleidsterrein wordt aangenomen, direct de prullenbak in. De SP-fractie wil graag een spoeddebat voeren over dit besluit van de minister. Om twee redenen heeft dit debat een spoedeisend karakter: ten eerste willen wij graag snel de goede gewoonte in ere herstellen om moties van de Kamer te respecteren en ten tweede lukt het alleen om de huurders per 1 juli aanstaande te geven waar zij recht op hebben wanneer de Kamer snel een nadere uitspraak doet over het schrappen van de bezuiniging.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Hier is een zeer ernstige kwestie aan de orde. Het lijkt bijna een nieuwe traditie van een nieuw kabinet: een aangenomen motie van deze Kamer wordt niet uitgevoerd. De fractie van GroenLinks vindt dat een zeer ernstige zaak. Mede daarom wil ik dit verzoek steunen.

De voorzitter:

Ik stel vast dat er voldoende steun is voor het houden van een spoeddebat.

De heer Depla (PvdA):

Ik wil graag discussiëren over de manier waarop de motie wordt uitgevoerd. Komende donderdagochtend voeren wij een debat over het huurbeleid. Deze zaken kunnen wellicht worden samengevoegd. Ik wil graag met iedereen daarover in debat. Kunnen wij het niet in één debat afdoen?

De voorzitter:

U steunt het verzoek voor een debat?

De heer Depla (PvdA):

Wat mij betreft, voegen wij het samen en zetten wij het op de agenda van het algemeen overleg.

De heer Van Bochove (CDA):

Voorzitter. De woorden "zeer ernstig" van mevrouw Van Gent zijn langzamerhand onderhevig aan inflatie.

Ik sluit mij graag aan bij de opmerking van de heer Depla.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. De fractie van D66 steunt het verzoek van de SP-fractie.

De heer Jansen (SP):

Als een minister de eerste de beste motie die op haar terrein wordt aangenomen, niet uitvoert, lijkt het mij politiek gezien niet erg verstandig om dit te bespreken in de marge van een debat over een ander onderwerp. Bovendien is de spreektijd dan bijzonder beperkt. Dit onderwerp moeten wij naar mijn mening apart uitdiscussiëren. Ik schat in dat er ook een VAO nodig is over het huurbeleid. Ik kan mij wel voorstellen dat wij de debatten op elkaar laten aansluiten.

De voorzitter:

Ik stel vast dat er voldoende steun is voor een spoeddebat. Ik zal de datum voor het houden van dit debat nog kenbaar maken. Waarschijnlijk wordt dat donderdagmiddag. Ik stel voor, bij dit debat spreektijden van drie minuten per fractie aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Wilders.

De heer Wilders (PVV):

Mevrouw de voorzitter. Het gedoe rondom de Westermoskee in Amsterdam houdt niet op. Ik heb daarover samen met mijn collega Fritsma op 8 februari al schriftelijke vragen gesteld. Naar ik meen, is er een keer een treuzelbriefje gekomen, maar dat heeft nog niet tot een antwoord geleid. Mijn collega's van het CDA Toorenburg en Sterk hebben daar vragen over gesteld. Ik overweeg, een interpellatie aan te vragen of daar iets anders mee te doen. Ik wil u daarom vragen, het kabinet te verzoeken om mijn vragen, en naar ik mij kan voorstellen ook de vragen van het CDA, voor donderdag 12.00 uur te beantwoorden.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit gedeelte van het verslag door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Haersma Buma.

De heer Van Haersma Buma (CDA):

Voorzitter. De minister van Justitie heeft gisteren de gevraagde brief gestuurd over de kwestie van het gewelddadige dierenactivisme in Nederland. Mede namens de fractie van VVD en PvdA verzoek ik u, het debat dat wij daarover zouden voeren, later te agenderen, zodat wij de concrete informatie die de minister in zijn brief toezegt, kunnen afwachten. Hij zegt daarvoor enkele weken nodig te hebben. Dat vinden wij goed. Het debat willen wij daarna alsnog voeren en wel op basis van deze inhoudelijke informatie. Wij willen graag dat de minister in de genoemde brief concreet ingaat op de maatregelen die Groot-Brittannië heeft genomen op het gebied van het dierenactivisme en aangeeft wat Nederland daarvan kan overnemen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het spoeddebat af te voeren van de agenda en dit gedeelte van het stenogram door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Koppejan.

De heer Koppejan (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie verzoekt om het verslag van het AO over de taskforce verdrogingsbestrijding op de plenaire agenda te plaatsen. Wat ons betreft kan het een plaats krijgen op de agenda van deze week of volgende week.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit onderwerp toe te voegen aan de agenda van volgende week.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Gerkens.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Ik rappeleer over drie series van schriftelijke vragen die nog steeds niet zijn beantwoord. De eerste serie dateert van 2006. Het zijn schriftelijke vragen aan de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer over het hoge salaris van de directeur van Vestia. De tweede serie gaat over auteursrechten op muziek en de derde serie over de bestrijding van kinderporno. Ik verzoek het kabinet om deze vragen met spoed te beantwoorden.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Leijten.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Op 12 maart hebben mijn collega Jansen en ik vragen gesteld aan de minister voor Wonen, Wijken en Integratie over huisjesmelkerij op de kamermarkt voor studenten. Wij willen antwoord ontvangen op deze vragen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Velzen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Ik sta hier vaker dan mij lief is om antwoord te vragen op Kamervragen. Ik heb de vorige keer uitgelegd wat de spelregels zijn. Die moeten toch ook voor het kabinet overduidelijk zijn. Ik heb op 13 maart vragen gesteld aan de minister van VROM over handel in en gebruik van zwaar giftig hout. Ik heb nog niet eens een treuzelbriefje gehad, zoals de heer Wilders het zo-even noemde. Wij hebben hierover afspraken gemaakt met het kabinet. Dit komt te vaak voor. Ik hoop dat de Voorzitter daar wat aan kan doen. Ik wil op mijn Kamervragen een spoedig antwoord.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Polderman.

De heer Polderman (SP):

Voorzitter. Ik heb op 19 maart vragen gesteld aan de minister van LNV en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking over de schelpdiervisserij voor de kust van Mauritanië. De antwoorden daarop waren voor aanvang van de vergadering niet binnen. Vandaar een rappel over deze vragen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Jansen.

De heer Jansen (SP):

Voorzitter. Ik heb een nog niet beantwoorde serie vragen over de werking van de gasmarkt gesteld. Mijn verzoek aan het kabinet is om die vragen snel te beantwoorden, nu de normale termijn daarvoor al geruime tijd is overschreden.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Roemer.

De heer Roemer (SP):

Voorzitter. Op 15 maart 2007 heb ik vragen gesteld aan de minister van Verkeer en Waterstaat over de spoorwegveiligheid. Ook bij deze vragen is de termijn voor beantwoording verstreken. Ik verzoek het kabinet om deze vragen met spoed te beantwoorden.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Kant.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Ik hoop dat onze boodschap aan het kabinet duidelijk is. Wij wensen dat Kamervragen tijdig worden beantwoord. Ik heb vragen gesteld over het melden van niet-betaling van zorgpremies aan sociale diensten. Die hadden op 11 april beantwoord moeten zijn. De tweede serie vragen gaat over het niet toekennen van opvoedondersteuning via de inzet van gespecialiseerde thuiszorg. Ook die vragen hadden op 11 april moeten zijn beantwoord.

De voorzitter:

Ik stel voor, dit deel van het stenogram door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Had u nog een verzoek, mevrouw Kant?

Mevrouw Kant (SP):

Ja, voorzitter, wij wachten ook met smart op een andere reactie van het kabinet. Enkele weken geleden heb ik hier verzocht om het kabinet te laten reageren op het rapport van de FNV over de gevolgen van de marktwerking en privatisering in de publieke sector. Dat verzoek werd gesteund, maar ik wacht nog steeds op die reactie. Verleden week heb ik u gevraagd het kabinet te verzoeken om er voor de regeling van werkzaamheden van vandaag mee te komen. Wij worden het eigenlijk wel zat. Laat die reactie van het kabinet er morgen voor de regeling van werkzaamheden zijn. Zo niet, dan maar een debat over deze kwestie zonder die reactie. Wat ons betreft houden wij dit debat morgen!

De voorzitter:

Ik stel voor, dit gedeelte van het stenogram door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan mevrouw De Pater-van der Meer.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Voorzitter. Voor morgenochtend staat de re- en dupliek over het wetsvoorstel Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding (30145) op de agenda. Na de eerste termijn hebben wij nog een brief van de minister gekregen. Wij verzoeken u de re- en dupliek een week uit te stellen omdat de juridische complicaties van het een en ander nog niet geheel helder zijn.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen en dit punt van de agenda van deze week af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Ten Hoopen.

De heer Ten Hoopen (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Ik zou graag een brief ontvangen van de staatssecretaris van Economische Zaken en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking naar aanleiding van de uitspraken van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking over de exportstimulering voor ontwikkelingslanden op de Afrikadag. In die brief zou ik graag antwoord krijgen op drie hoofdvragen.

Wat heeft de regering precies voor ogen met de uitspraak van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking om de exportsubsidie te beperken voor de Nederlandse bedrijven die zaken doen met of in ontwikkelingslanden met gevestigde bedrijven en overheden?

Zijn de uitspraken en de uitkomsten van de honderddagenoriëntatie van het kabinet hier een reflectie van en is dit de invulling van het coalitieakkoord? Moeten wij deze uitspraak zien als reactie op de evaluatie over ORET/MILIEF en het AIV-rapport? Waarom legt de minister voor Ontwikkelingssamenwerking zijn beleidslijnen eerst voor aan de Evert Vermeerstichting in plaats van aan de Tweede Kamer?

Het Nederlandse bedrijfsleven is actief en succesvol in ontwikkelingslanden. Op basis van welke andere dan eerder genoemde feiten kondigt de minister voor Ontwikkelingssamenwerking een beleidswijziging aan en is hij bereid, zich te laten overtuigen dat stimulering van het bedrijfsleven, het groot-, midden- en kleinbedrijf, juist ten goede komt aan de economische opbouw van ontwikkelingslanden?

De voorzitter:

Ik stel voor, dit deel van het stenogram door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven