Vragen van het lid Aptroot aan de minister van Economische Zaken naar aanleiding van de berichten en meldingen van kartelvorming door glazenwassers.

De heer Aptroot (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Er zijn de laatste tijd nogal wat signalen dat het in de glazenwasmarkt goed mis is. Het tv-programma Tros Radar van gisteravond maakte dat ook heel duidelijk.

Er is sprake van geweld, bedreigingen en intimidatie. Dit zijn op zich zaken voor justitie, het Openbaar Ministerie. Er lijkt nu toch duidelijk sprake te zijn van het systematisch overtreden van de Mededingingswet. Daarvoor is ook de minister van Economische Zaken verantwoordelijk. Er zijn tekenen van prijsafspraken, er zijn tekenen van afspraken over marktverdeling, waarbij andere ondernemers die niet in de afspraak zitten, uit de wijk worden gehouden of de wijk uit worden geslagen. Er is ook sprake van situaties waarbij een nieuwkomer een wijk zou kunnen krijgen, als deze maar een bepaald percentage van de omzet afdraagt. Dit soort zaken noem je, normaal gesproken, maffiapraktijken. En dat gebeurt in Nederland, als het gaat om het laten schoonmaken van je ramen!

Er lijkt dus sprake te zijn van heel forse overtredingen van de Mededingingswet die qua omvang, duur en grofheid niet onderdoen, zo lijkt het, voor de bouwfraude. Wie is daarvan de dupe? Dat is de consument, het huishouden. Immers, zij kunnen niet kiezen op basis van kwaliteit en evenmin op basis van prijs. De huishoudens betalen namelijk veel, te veel. Er zijn indicaties dat zij zeker 30% te veel betalen. Misschien is het zelfs nog erger. Het zijn geen incidenten. Het lijkt wel een systeem. De meldingen komen uit het hele land. Ik heb er ook heel veel ontvangen.

Mijn vragen aan de minister van Economische Zaken zijn:

1. Vindt de minister, net als de VVD, dat deze signalen dermate ernstig zijn dat de Nederlandse Mededingingsautoriteit verzocht moet worden om direct een onderzoek te starten naar de glazenwassersmarkt, al deze signalen daarbij gebruikend? Kan daarbij een website opengesteld worden waar mensen hun meldingen kunnen doen?

2. Is de minister bereid, de Nederlandse Mededingingsautoriteit te vragen om dit onderzoek hoge prioriteit te geven?

3. Zou de minister daarbij gelijk willen vragen of de minister en de Tweede Kamer zo spoedig mogelijk op de hoogte gesteld worden en eventueel tussentijds van de bevindingen, voor zover mogelijk en dit het onderzoek niet hindert? De VVD vindt namelijk dat dit soort gedrag hard aangepakt moet worden, nu en in de toekomst.

Minister Wijn:

Voorzitter. Ik hoop dat de heer Aptroot het mij niet kwalijk neemt dat ik het tv-programma van gisteravond niet gezien heb. Overigens deel ik volledig zijn zorg, irritatie en afschuw over de in de uitzending van Tros Radar naar voren gebrachte gebeurtenissen.

Ik heb begrepen dat in een nieuwbouwwijk in Soest een verslaggever, die zich uitgaf voor glazenwasser, glazen ging wassen en vervolgens direct omsingeld werd door drie andere glazenwassers en daarbij nogal werd geïntimideerd. Hem werd te verstaan gegeven dat hij de wijk zo snel mogelijk moest verlaten.

Dit zijn natuurlijk praktijken die niet kunnen. Het vermoeden bestaat inderdaad dat dit soort praktijken in het hele land voorkomen. Dat is absoluut geen goede zaak. Ik vind het ook grof. Tevens ben ik het ermee eens dat dit slecht is voor de consument: hij kan niet kiezen en de prijs die hij moet betalen, is vermoedelijk te hoog. Nogmaals, dat is geen goede zaak.

De NMa zou wat dat betreft zo veel mogelijk van dit soort signalen concreet moeten ontvangen. Iedereen die weet heeft van bijvoorbeeld de overtreding van de Mededingingswet verzoek ik dan ook vriendelijk om dit bij de NMa of bij het Openbaar Ministerie, de politie, bekend te maken, zodat wij dat probleem in ieder geval in kaart kunnen brengen. Het wordt ons dan ook bekend waar en hoe het probleem zich precies voordoet.

De Mededingingswet kan hierbij inderdaad aan de orde zijn. Daarin staat namelijk dat verboden zijn onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen die ertoe strekken of tot gevolg hebben dat de mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan wordt verhinderd, beperkt of vervalst. Het is dus evident dat dit gedrag in strijd kan zijn met de Mededingingswet, waarbij overigens eenzijdige gedragingen niet strafbaar zijn, maar wel als er duidelijk sprake is van samenspanning.

In april 2006 heeft de FIOD-ECD in Den Haag een actie gehouden, specifiek gericht op de glazenwassersbranche. Daarbij is gekeken naar belastingfraude, afpersing en het deelnemen aan een criminele organisatie. Die actie is zeer goed geslaagd. Een aantal personen is tot gevangenisstraffen veroordeeld die niet mis waren. Er zijn tenlasteleggingen geweest op het gebied van belastingontduiking en afpersing. Er zijn 30 doorzoekingen gedaan en 28 aanhoudingen verricht, waarbij het onder andere ging om zogenaamde verpachters van glazenwasserswijken. Een glazenwasser eigent zich daarbij een wijk toe. Wanneer een andere glazenwasser ook in die wijk gaat wassen, moet hij een deel van zijn omzet afdragen. Ook dat mag niet.

Het goede van deze actie van de FIOD-ECD was dat dit een samenwerkingsverband was tussen de FIOD, de Belastingdienst, de politie Haaglanden en het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie. De kracht bij het aanpakken van dit soort persistente problemen zit in de samenwerking.

Ik zeg de heer Aptroot daarom toe dat ik niet alleen zal kijken naar de positie van de NMa maar dat ik ook contact zal opnemen met de minister van Justitie en met de minister, c.q. de staatssecretaris van Financiën over de betrokkenheid van het Openbaar Ministerie, de politie, de Belastingdienst en de FIOD, zodat kan worden bezien langs welke vormen van delictomschrijving niet alleen overtredingen van de Mededingingswet, maar ook afpersing, intimidatie, bedreiging en wat dies meer zij gezamenlijk kunnen worden aangepakt. Naar mijn mening zijn op dit moment de bevoegdheden van de FIOD-ECD, zeker op bestuursrechtelijk vlak, daartoe wel voldoende, zij het dat wij al eerder een discussie hebben gevoerd over de strafrechtelijke bevoegdheden. Voor zover de NMa die bevoegdheden die niet heeft, hebben de collega's die wel.

De Kamer weet ook dat ik mij er sterk voor heb gemaakt dat er informatie wordt uitgewisseld tussen de Belastingdienst en de NMa, in het kader van de discussie die wij over de bouwfraude hebben gevoerd. Ook hier zal ik nagaan of deze uitwisseling nog kan worden verbeterd.

Dit betekent dat ik concreet toezeg in kaart te zullen brengen wat de omvang van het probleem is, waarbij de aangiften van mensen zullen helpen, dat ik vervolgens met de collega's zal overleggen hoe wij dit gezamenlijk kunnen aanpakken en dat wij, afhankelijk van de mate waarin dit voorkomt, hieraan prioriteit zullen geven.

De heer Aptroot (VVD):

Ik ben tevreden met de toezeggingen van de minister.

Naar boven