Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 25 januari 2007 over de Landbouw- en Visserijraad.

De heer Mastwijk (CDA):

Voorzitter. Er is in april 2006 PSTVd aangetroffen in kuipplanten. Dat is een viroïde dat aan die planten zelf geen enkele schade aanbrengt, zij groeien en bloeien dat het een aard heeft, maar dat viroïde kan in principe gevaarlijk zijn voor aardappel en tomaat. In verband daarmee is er een EU-richtlijn die een meldingsplicht oplegt wanneer dit viroïde wordt aangetroffen, en een verbod oplegt tot het in de handel brengen.

Sinds april is het nodige overleg gevoerd, onder andere in het fytosanitair comité van december. Daarin heeft Nederland zijn zienswijze gepresenteerd. Daar waren de lidstaten het nu niet bepaald eens over de manier, waarop dit viroïde moet worden aangepakt. Frankrijk zegt min of meer hardop, te denken dat de betrokken kuipplanten geen belangrijke verspreidingsroute naar aardappels zijn, en vraagt om een nader onderzoek. Engeland vindt dat het viroïde ook in de vrije natuur voorkomt, en vraagt hoe daar dan mee wordt omgegaan. Virologen zijn het er niet over eens of dit wel de zo schadelijke variant is, en vragen hoe het zit met de overdraagbaarheid. Het vermoeden bestaat dat het viroïde al tussen de vijf en tien jaar aanwezig is in ons land, en nog nooit zijn aardappels besmet. Het lijkt er nu dus op dat de verbeterde onderzoeksmethoden de oorzaak zijn van de discussie die wij nu over dit onderwerp hebben. Maar dat maakt dat viroïde natuurlijk niet van de ene op de andere dag gevaarlijker. Nederland kiest ervoor, alles te vernietigen, dus de moederplanten en de handelsvoorraad. Andere lidstaten, zoals België, Portugal, Spanje, Denemarken, Frankrijk en Italië, doen dat niet. Duitsland focust op de moederplanten en staat toe dat besmette of nog niet onderzochte partijen uit de handelsvoorraad in Duitsland worden afgezet. Doel van Duitsland: in de tweede helft van dit jaar de sector viroïdevrij maken, via nieuw uitgangsmateriaal.

Het gevolg van dit alles is naar de mening van de CDA-fractie dat het level playing field waarover wij in dit parlement zo graag praten, volledig is verdwenen. De brief die de minister na het AO van 25 januari heeft geschreven, maakt duidelijk dat Duitsland het plan van aanpak niet aanpast. In de brief geeft de minister eigenlijk impliciet aan dat de Duitse aanpak niet in flagrante strijd is met de Brusselse regels.

Wij schieten hier met een kanon op een mug, wij lopen hier onnodig voor de muziek uit. Telers lijden onnodig schade, telers vertrouwen mede als gevolg daarvan de overheid niet meer en spreken zelfs van willekeur voor iets waar zij part noch deel aan hebben. Ik dien daarover de volgende moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende:

  • - dat in bepaalde soorten kuipplanten bij telers in verschillende landen het PSTVd-viroïde is aangetroffen;

  • - dat vaststaat dat bepaalde vormen van dit viroïde grote schade kunnen toebrengen aan aardappel en tomaat, reden waarom het is vermeld in de Europese richtlijn 2000/29/EG, hetgeen betekent dat de besmette planten niet in de handel mogen worden gebracht;

  • - dat binnen de kring van deskundige virologen verschil van mening bestaat over het antwoord op de vraag of de nu in het geding zijnde variant van het viroïde de gevreesde impact op aardappel en tomaat kan hebben, terwijl ook discussie bestaat over het antwoord op de vraag langs welke weg de besmetting verloopt en hoe groot het risico daarop is;

  • - dat dit soort vragen ook aan de orde is geweest binnen het fytosanitair comité;

  • - dat de facto nader onderzoek is gewenst naar aard, omvang en mate van overdraagbaarheid en schadelijkheid van het in het geding zijnde viroïde om te voorkomen dat mogelijkerwijs in de toekomst partijen planten worden vernietigd, terwijl daar wellicht geen noodzaak toe is;

verzoekt de regering, op zo kort mogelijke termijn te bewerkstelligen dat in Europees verband verder onderzoek wordt gedaan naar de bekende varianten van dit viroïde, waarna vervolgens bij de uitkomsten passende afspraken en maatregelen kunnen worden genomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Mastwijk en Snijder-Hazelhoff. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 192(21501-32).

De heer Waalkens (PvdA):

U constateert dat er verschil van mening tussen deskundigen is, maar dat is toch niet relevant? Relevant is de Europese regelgeving, die voorschrijft dat je een plan van aanpak moet maken, met passende maatregelen. Ik ben niet geïnteresseerd in verschil van mening tussen wetenschappers. Bent u van mening dat wij in de lijn van Europese regelgeving moeten werken?

De heer Mastwijk (CDA):

Dat ben ik van mening. Daar gaat mijn tweede motie ook over. Tegelijkertijd stel ik vast dat er binnen Europa grote onenigheid is over het antwoord op de vraag of dit de voor de aardappel zo schadelijke variant van het viroïde is en over de vraag op welke wijze en hoe snel dat viroïde kan worden overgebracht van zo'n kuipplant op een aardappel. Daarover zijn de deskundigen het niet eens. Om nu te voorkomen dat wij over drie jaar, sprekend over mogelijkerwijs dezelfde problemen, andermaal genoodzaakt zijn om planten te vernietigen waaraan niets mankeert, stel ik voor dat wij voor eens en voor altijd dit probleem in Europa gaan oplossen. Daar kan volgens mij niet al te veel bezwaar tegen bestaan.

Voorzitter. Dan mijn tweede motie en die gaat over de parallel tussen onze aanpak en die in Duitsland. Ik noem Duitsland omdat ze daar een plan van aanpak op de website hebben staan, maar ik zou hetzelfde kunnen vertellen wat betreft de aanpak in bijvoorbeeld Frankrijk.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende:

  • - dat in bepaalde soorten kuipplanten bij telers in verschillende landen in Europa het PSTVd-viroïde is aangetroffen;

  • - dat vaststaat dat bepaalde vormen van dit viroïde grote schade kunnen toebrengen aan aardappel en tomaat, reden waarom het is vermeld in de Europese Richtlijn 2000/29/EG, hetgeen betekent dat de besmette planten niet in de handel mogen worden gebracht;

  • - dat de regering de bestrijding van dit viroïde vormgeeft door tot vernietiging van alle betrokken planten over te gaan, zowel van moederplanten als van de handelsvoorraad;

  • - dat de minister van LNV in zijn brief aan de Kamer van 1 februari 2007 aangeeft dat Duitsland een lagere prioriteit geeft aan vernietiging van planten, bestemd voor de eindverbruiker, welke handelwijze blijkbaar niet in strijd is met Brusselse regelgeving;

  • - dat door dit verschil in aanpak tussen onderscheiden landen binnen de Europese Unie de facto een gelijk speelveld ontbreekt;

verzoekt de regering, te kiezen voor de lijn waarop men in Duitsland het plan van aanpak bestrijding viroïde heeft vormgegeven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Mastwijk. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 193(21501-32).

De heer Mastwijk (CDA):

Voorzitter. Ten slotte nog een motie over een verzekering respectievelijk schadeloosstelling waarover in de brief van de minister kort wordt gesproken.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende:

  • - dat in bepaalde soorten kuipplanten bij telers in verschillende landen in Europa het PSTVd-viroïde is aangetroffen;

  • - dat vaststaat dat bepaalde vormen van dit viroïde grote schade kunnen toebrengen aan aardappel en tomaat, reden waarom het is vermeld in de Europese Richtlijn 2000/29/EG, hetgeen betekent dat de besmette planten niet in de handel mogen worden gebracht;

  • - dat dit viroïde in de besmette kuipplanten absoluut geen schade aanricht, noch leidt tot vermindering van kwaliteit van de betrokken planten;

  • - dat de regering de bestrijding van dit viroïde vormgeeft door tot vernietiging van alle betrokken planten over te gaan, zowel van de moederplanten als van de handelsvoorraad;

  • - dat vaststaat dat niet alle lidstaten het beleid tot bestrijding van het viroïde op dezelfde manier vormgeven waardoor het gewenste level playing field in gevaar komt;

  • - dat het vernietigen van planten bij de betrokken telers in Nederland tot grote financiële problemen en faillissementen zal leiden;

  • - dat het optreden van dit viroïde in bijvoorbeeld aardappel een verzekerbaar risico is, maar voor de betrokken kuipplantentelers niet;

speekt uit dat de getroffen telers in Nederland niet het slachtoffer mogen worden van deze bijzondere situatie;

verzoekt de regering, de door de betrokken telers geleden schade te vergoeden en op zo kort mogelijke termijn maatregelen te nemen die ertoe leiden dat het optreden van PSTVd in kuipplanten een verzekerbaar risico wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Mastwijk. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 194(21501-32).

Minister Veerman:

Mevrouw de voorzitter. Ik deel de zorgen van iedereen die zegt dat Duitsland de besmettingen mogelijk onvoldoende serieus neemt. Dat heeft mij ook aanleiding gegeven om daar bij de Duitse autoriteiten, in dit geval de Duitse staatssecretaris indringend aandacht voor te vragen. Duitsland neemt maatregelen maar dat zijn maatregelen bij besmet uitgangsmateriaal. Het maakt vooralsnog echter weinig haast met de eindproducten. De richtlijn laat mij geen enkele ruimte om besmette planten in het verkeer te laten brengen. In die zin is het te dien aanzien gestelde in de moties dan ook contradictoir. De vraag is of wij deze planten dan bij de telers laten staan en op welke wijze dat dan een vervolg krijgt. Ik blijf mij inspannen om Duitsland ertoe te bewegen de vereiste maatregelen wel te nemen. In het Permanent Fytosanitair Comité van de Europese Commissie,dat vergadert op 15 en 16 februari aanstaande, zullen wij ons standpunt krachtig en helder naar voren brengen. Als je het niet in het handelsverkeer mag brengen, moet er logischerwijze een beslissing worden genomen over wat er met de besmette planten moet gebeuren. De heer Mastwijk zegt dat zij groeien en bloeien als nooit tevoren, maar dat is de vraag niet. De vraag is waar zij blijven, als wij ze niet vernietigen. Wij kunnen ons daar wel een voorstelling van maken, denk ik. Wij moeten in alle redelijkheid vaststellen dat oncontroleerbaar is waar die planten blijven.

Dan kom ik op de vraag wat het reële risico is. Naar mijn gevoel wordt dat door de sector buitengewoon onderschat. De heer Mastwijk verwoordt dat heel duidelijk door dat te betwisten. De consequentie van de richtlijn is dat die planten alleen met een onderzoeksverklaring met een gunstige uitslag in het verkeer mogen worden gebracht en dus mogen worden verhandeld en vervoerd. Ik heb al herhaaldelijk een beroep gedaan op de sector om die meldingsplicht goed te volgen. De Plantenziektekundig Dienst kijkt daar ook naar.

De heer Mastwijk (CDA):

Hoor ik de minister nu zeggen dat wat Duitsland doet, flagrant in strijd is met Brusselse regels? Dat staat niet in de brief die hij naar de Kamer heeft gestuurd.

Minister Veerman:

Ja, dat is mijn opvatting en daar heb ik de Duitse staatssecretaris ook op gewezen. Hij heeft mij erop attent gemaakt dat het een bevoegdheid is van de Länder om maatregelen te treffen. Dat wist ik ook wel, omdat dat bij dierziekten ook zo is. Dat compliceert de zaak in Duitsland aanzienlijk, maar dat neemt niet weg dat Duitsland deze richtlijn moet opvolgen. Het gaat erom dat het niet in het verkeer mag worden gebracht. Als je het niet in het verkeer mag brengen en wel mag houden, is het gevaar levensgroot dat niemand weet waar het blijft, met alle gevolgen van dien.

De heer Mastwijk (CDA):

Dan kunnen wij vaststellen dat het level playing field niet meer aanwezig is in Europa. De vraag is of Duitsland daarmee weg kan komen. Bestaat de mogelijkheid om te kiezen voor de Duitse lijn, waarbij de planten op gecontroleerde wijze in de handelsvoorraad worden verkocht? Net als de Duitsers kan in overleg met de sector worden gezorgd dat de sector door viroïdevrij uitgangsmateriaal rond 1 augustus viroïdevrij is. Ik vraag de minister wat daarop tegen kan zijn.

Minister Veerman:

Daar is alles op tegen, want de richtlijn is heel duidelijk. Ik zeg voor de derde keer dat de richtlijn niet toestaat dat het in het verkeer wordt gebracht. Duitsland zal zich daar simpelweg aan moeten houden. Het level playing field kan er toch nooit uit bestaan dat een lidstaat de richtlijn niet serieus neemt en dat de andere lidstaten dan zeggen dat zij het ook maar niet doen? Bij het Fytosanitair Comité zal onze inbreng zijn dat Duitsland zich er als lidstaat aan dient te houden. Of dat op het niveau van de Länder of van de Bund gebeurt, doet niet ter zake.

De heer Mastwijk (CDA):

Mijn indruk van het fytosanitair overleg medio december is dat men met belangstelling naar de Nederlandse aanpak heeft geluisterd, maar dat men allerlei vraagtekens zet bij de uitvoerbaarheid ervan. Dat kan ertoe leiden dat wij als enige in Europa de regels volgen, en de rest niet. Dan zeg ik op mijn beurt: wie is er gekke Henkie in Europa?

Minister Veerman:

Als de richtlijn duidelijk is, kan de Kamer niet van mij vragen om deze aan de laars te lappen. Er mag van mij worden gevraagd om de andere lidstaten daar krachtig op te attaqueren en dat zal ook gebeuren. Ik weet niet zeker of zij wellicht de richtlijn niet toepassen, maar dat zullen wij in het comité vaststellen. Ik pas deze toe zoals hij toegepast dient te worden, zolang als mijn ogen open zijn, om met Michiel de Ruyter te spreken.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik ondersteun de minister van harte in die visie, omdat ik denk dat daar een belangrijk onderdeel van de rechtmatigheid van de regelingen in zit. Ik vraag de heer Mastwijk dan ook waarom hij nu wegloopt naar zijn bankje en de minister er geen intelligente vraag over stelt. Ik denk dat dit toch wel de kern is van het probleem.

De voorzitter:

Ik wijs de Kamer erop dat dit een VAO is en dat het niet de bedoeling is om debatten te herhalen.

De heer Mastwijk (CDA):

Ik probeer in dit parlement te bereiken dat er een level playing field tot stand komt. Als alle Europese lidstaten behalve Nederland niet handelen overeenkomstig wat in Brussel wordt voorgeschreven, begrijp ik best dat de minister de andere landen niet wil volgen. Het is begrijpelijk dat hij van mening is dat ik hem niet mag vragen om de regels te overtreden. Toch vraag ik hem hoe het mogelijk is dat een groep telers die part noch deel heeft aan dit probleem, omdat hun planten geen gevaar lopen, hiervoor zou moeten opdraaien. Als wij over level playing field spreken, zou daarvoor een adequate oplossing moeten komen.

Minister Veerman:

Dat is de vraag niet. De heer Mastwijk suggereert nu dat er planten worden vernietigd waarmee niets aan de hand is. Wij speuren actief naar het viroïde en als wij het aantreffen, wordt de plicht opgelegd om het te vernietigen. Het doel daarvan is, te voorkomen dat het alsnog in de handel wordt gebracht. Dat zou direct indruisen tegen de richtlijn. De heer Mastwijk spreekt van mensen die part noch deel aan het probleem hebben. Die zijn echter niet gelaedeerd.

De heer Mastwijk (CDA):

Dat begrijp ik. Ik heb echter gezien dat die planten er bij staan als nooit tevoren. Die lijden daar dus niet onder. Als de minister echter een kilometer verderop aardappelen teelt, lopen die mogelijk gevaar. Om die reden moeten mijn planten worden vernietigd. Daar staat geen enkele vergoeding tegenover. Ik wijs dan ook op het ontbreken van het level playing field.

Minister Veerman:

Er worden geen planten vernietigd die niet besmet zijn. Evenmin wordt er iemand gelaedeerd die geen probleem heeft. Dat maakt het voor degenen die dat wel zijn niet minder moeilijk – daarvoor heb ik alle begrip en daarop kom ik later in mijn betoog terug – maar het level playing field kan niet inhouden dat Nederland zich moet scharen achter diegenen die zich niet aan de regels houden en bewust voor gevaar kiezen. De heer Mastwijk maakt met mij, zolang mijn ogen open zijn, niet mee dat Nederland die handelwijze volgt. Ik verzeker hem overigens dat ik van plan ben om mijn ogen nog lang open te houden.

De heer Mastwijk heeft terecht gevraagd of wel duidelijk is dat het zo schadelijk is. Ik begrijp dat hoogleraren en onderzoekers daarover verschillende opvattingen kunnen hebben, maar dat het viroïde vanwege de grote schadelijkheid voor aardappelen en tomaten door de Europese Commissie in bijlage 1AI is geplaatst. Die bijlage bij die Europese Richtlijn bevat de schadelijke organismen met het hoogste risico. Dat viroïde bedreigt vooral voor Nederland en voor de EU buitengewoon belangrijke gewassen, namelijk tomaten en aardappelen. Uit internationaal onderzoek en uit gegevens van de FAO blijkt dat voor aardappelen de opbrengstderving gemiddeld 40% is en maximaal 80%. Voor tomaten geldt een percentage van 60. Uit dat onderzoek blijkt ook dat het viroïde via bewerking – ik noem bijvoorbeeld het sap van planten aan machines, materialen, vingers of aan gereedschap – en bladluizen kan overgaan. Het onderzoek waar de heer Mastwijk naar vraagt, is dus overbodig en ongewenst omdat daarmee zou worden gesuggereerd dat er onvoldoende zekerheid is. Dat zou bij telers ook verkeerde verwachtingen wekken. Als er geen muziek in zit, moeten wij geen verwachting wekken. In wetenschappelijke kringen bestaat geen enkele vorm van twijfel. Ik verzeker de Kamer dat dit goed is gecheckt. Anders zouden wij niet een draconische maatregel hebben genomen zoals het vernietigen van planten, met als gevolg schade voor betrokkenen. Ik wil wat dat betreft geen risico lopen.

De voorzitter:

Ik vind het antwoord van de minister glashelder. Ik verzoek de heer Mastwijk dan ook om de minister zijn betoog te laten vervolgen.

De heer Mastwijk (CDA):

Ik vind het antwoord op zichzelf helder, maar mij is niet duidelijk hoe het mogelijk is dat een viroïde dat vermoedelijk al tussen de vijf en de tien jaar in Nederland aanwezig is, nooit schade aan aardappelen heeft veroorzaakt.

Minister Veerman:

Wij hebben 75 jaar lang niet te maken gehad met vogelpest. Opeens was die ziekte er echter toch. Daarvan heb ik geleerd: als er een dieren- of plantenziekte is, grijp ik keihard in. De eerste klap is immers een daalder waard. Van dat standpunt brengt de heer Mastwijk mij niet af.

De derde motie van de heer Mastwijk gaat over schadevergoeding. Ik moet aanvaarding van die motie ontraden. De motie verzoekt de regering immers, de betrokken telers de geleden schade te vergoeden. Dat kan ik niet toezeggen. Dat doet de regering nooit als het een ondernemersrisico betreft. Op deze dagen zijn er aardappeltelers die bij het openen van hun voorraadschuren vaststellen dat hun aardappels waardeloos zijn geworden. Veel aardappels zijn immers glazig geworden als gevolg van de droge zomer. Die telers komen gelukkig niet bij mij. Die zouden immers hetzelfde antwoord krijgen. Dat is het ondernemersrisico. Dat is treurig. Zij kunnen immers niets doen aan een droge zomer.

Een andere vraag is of tot een verzekering van dit risico gekomen kan worden. Ik herhaal wat ik hierover in het algemeen overleg heb gezegd. Ik ben bereid om deze schade onder te brengen bij een meer algemene verzekering voor risico's als gevolg van fytosanitaire invloeden of weersinvloeden. Extreme regenval en plantenziekten zijn verschillende risico's. Die kunnen mogelijk in dezelfde verzekering ondergebracht worden. Ik refereer hier aan bruinrot, waarvoor een aparte, succesvolle verzekering tot stand is gekomen. Die wordt breed gesteund, terwijl het aanvankelijk slechts enkele telers trof. Die zijn toen niet schadeloos gesteld. Het vormde wel de aanleiding om tot een verzekering te komen.

Of wij ooit van het viroïde afkomen is de grote vraag. Of wij in de toekomst met meer van dit soort besmettelijke plantenziekten te maken krijgen, is voor mij geen vraag. Dat zullen wij stellig meemaken. Producten gaan immers over de hele wereld, zodat besmettingen zich over de gehele wereld zullen uitbreiden. Het is dus alleszins aan de orde om te bekijken of sectorbreed tot een systeem van verzekering kan worden gekomen. Ik wil daarbij helpen. Het is echter in eerste instantie een zaak van de sector. Bij de sneeuwschade bij de coniferen en de schade in de fruitteeltsector heb ik reeds gezegd dat ik bij een voorstel tot verzekering mijn best wil doen om de afgegeven garantie, afgesproken met de minister van Financiën, te gebruiken om het risico af te dekken. Bij voldoende breedte van de verzekering en bij voldoende verzekerden ben ik bereid de in het verleden geleden schade als eerste uitkering onder de polisvoorwaarden op te vatten. Ik wacht de voorstellen daarover echter nog steeds af. Het is immers niet eenvoudig. De financiële consequenties ervan moeten in beeld worden gebracht om precedentwerking te voorkomen. De randvoorwaarde daarbij wordt gevormd door de EU-staatssteunregels. Ik ben bereid om het verder te onderzoeken. De telers zijn daarmee niet onmiddellijk geholpen. Ik kan echter niet verder gaan. Van schadevergoeding kan immers geen sprake zijn. Ik wil mij echter ervoor inspannen dat er een verzekering tot stand komt, op initiatief van de sector. Daarop mag worden gerekend.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

De minister zegt dat wij in de toekomst moeten rekenen op meer viroïdes. Het lijkt dan ook logisch om de minister te verzoeken om daar meer onderzoek naar te doen. In de eerste motie wordt gevraagd om Europees onderzoek te doen naar de effecten. Nederland loopt daarbij voorop. De motie wil dat er meer inzet wordt gepleegd op onderzoek naar de effecten van viroïdes. Dat moet ook op Europees niveau worden gemeten. Kan de minister in deze context nog eens naar die motie kijken?

Minister Veerman:

In de derde motie staat dat het optreden van het viroïde in aardappelen een verzekerbaar risico is. Daarvan ben ik absoluut nog niet overtuigd. Dat staat nog te bezien. De motie constateert dat echter. In de motie staat ook dat het voor de betrokken kuipplanttelers geen verzekerbaar risico is. Dat is evenmin duidelijk. Ik zeg toe dat ik wil onderzoeken op welke wijze dit soort risico's in een verzekering kan worden ondergebracht. Mevrouw Snijder schudt nu wel met haar hoofd, maar ik meen dat ik al een heel eind in haar richting ben gekomen.

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD):

Ik doelde niet op de motie over de verzekering, want dan deel ik de mening van de minister. Ik doelde op de motie op stuk nr. 192 waarin de regering wordt gevraagd te bewerkstelligen dat in Europees verband verder onderzoek wordt gedaan. De minister refereert in zijn antwoord aan de motie op stuk nr. 194 en zegt dat er in de toekomst meer risico's kunnen ontstaan door dit soort viroïdes. Dan is toch de vraag om meer onderzoek op dit gebied gerechtvaardigd? Ik lees de motie op stuk nr. 192 zo en daarom heb ik haar mede ondertekend.

Minister Veerman:

De heer Mastwijk gaf in zijn toelichting bij de motie blijk van een andere opvatting. Hij zei dat het niet duidelijk is wat dit viroïde betekent, dat de schadelijkheid kan worden betwist en dat de opvattingen van de geleerden verschillen. Dit heb ik weersproken. Verder onderzoek naar andere bedreigingen wordt eigenlijk permanent door de PD uitgevoerd. De PD volgt permanent wat er kan gebeuren op grond van de transporten die plaatsvinden. De keuringsdiensten letten daarop en zo wordt er expertise opgebouwd. Dit is een van de kernpunten van de reorganisatie van de Plantenziektenkundige Dienst. Er wordt geprobeerd op dit niveau de best mogelijke kennis te verzamelen, ter beschikking te hebben en door te geven aan de keuringsdiensten die met de keuringstaak zijn belast. De herziening van de positie van de Plantenziektenkundige Dienst is bekend. Daarvoor is dus geen extra onderzoek nodig.

In antwoord op de vraag van de heer Van Mastwijk heb ik noodzaak van onderzoek in dit specifieke geval betwist. Ik twijfel niet aan de schadelijkheid van dit virus. Nederlandse deskundigen twijfelen hier niet aan. Er zijn wellicht op de wereld wel enkele mensen te vinden die daar wel aan twijfelen. Ik refereer bijvoorbeeld aan de twijfel van geleerden over de effectiviteit van de inenting tegen vogelpest. Dit zul je altijd wel houden. Mijn mensen van hoge kwaliteit zeggen: minister, dit is gevaarlijk en je moet hard ingrijpen. Dat doe ik dus.

De heer Mastwijk (CDA):

De opmerking over het onderzoek heeft betrekking op de vraag of dit viroïde de schadelijke variant betreft. Daar gaat de discussie over in Europa, niet tussen enkele onduidelijke wetenschappers, maar in het Phytosanitaire comité.

Het antwoord van de minister is duidelijk. Ik vraag hem toch nog eens naar de verzekering. Wij weten dat een aantal telers door omstandigheden geheel buiten hun schuld in de gevarenzone zijn gekomen. Zij hebben in april toen het viroïde al was vastgesteld, nog stekmateriaal gekocht. Ik zou ook kunnen zeggen: als de opvolgende stappen eerder waren gezet, hadden de telers deze schade niet gehad. Kunnen deze telers op de een of andere manier ondersteuning krijgen van het ministerie opdat zij in ieder geval hun bedrijf kunnen voortzetten? Zij staan nu op de rand van faillissement. Overigens doelde ik op een verzekering die al voor aardappeltelers bestaat voor dit viroïde.

Voorzitter. Ondanks het duidelijke antwoord van de minister hecht ik eraan om de moties in stemming te brengen. Ik wil graag met u van gedachten wisselen over de vraag wanneer dit zou kunnen gebeuren. Het is de gewoonte om dit de dinsdag na een debat te doen. Ik zou daar ook in dit geval voor willen kiezen, maar ik vraag aan de minister om uit een soort van elegantie naar de Kamer in afwachting van die stemmingen geen onomkeerbare beslissingen te nemen.

Minister Veerman:

De schadelijkheid van dit viroïde is in Nederlands wetenschappelijk onderzoek onomstotelijk vastgesteld.

In antwoord op de vraag naar een verzekering en het voorkomen van faillissementen kan ik niet anders dan antwoorden dat dit bedrijfsrisico is, hoe hard en onbarmhartig dit oordeel misschien ook is. Wij hebben noch voor de schades die optraden door bruinrot noch voor tientallen andere schades ooit schadevergoeding gegeven tenzij het een nationale catastrofe was door de wateroverlast en dat was ook eens en nooit weer. Er is onder mijn verantwoordelijkheid een verzekering tot stand gebracht. Ik heb in alle schadegevallen voortdurend geprobeerd tot een algemene verzekering te komen waar weer en dit soort fytosanitaire zaken onder vallen. Ik heb in het algemeen overleg ook gewezen op de parallel met dierziekten. De sectoren storten hun geld in een diergezondheidsfonds naar de mate van de berekende risico's. Hiertoe kan ik dus niet overgaan. Ik ben echter te allen tijde bereid om met de banken te praten om die bedrijven overeind te houden. Als dat helpt, wil ik dat doen. De staat kan echter geen verantwoordelijkheid nemen voor het overeind houden van die bedrijven. Hierbij zijn andere leveranciers en afnemers betrokken. Als ik daarbij kan helpen, zodanig dat er geen gekke stappen worden gezet, dan ben ik daartoe bereid. Ik kan echter geen financiële toezegging doen.

De heer Mastwijk heeft mij gevraagd om geen onomkeerbare stappen te zetten. Dat zeg ik echter niet toe. Ik doe wat ik in het belang van de bestrijding van dit viroïde moet doen, namelijk ingrijpen zoals ik doe.

De heer Waalkens (PvdA):

Ik steun de lijn van de minister. Ik zou hem echter in overweging willen geven om over het punt van het van toepassing verklaren van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen in contact te treden met de minister van Sociale Zaken. Daarnaast kan hij misschien over de vraag of levensvatbare bedrijven nu echt met de vingers tussen de deur komen, in contact treden met de VNG en het Borgstellingsfonds voor de Landbouw. Of het nu buiten de eigen schuld is of dat er sprake is van een ondernemersrisico, als het om levensvatbare bedrijven gaat moet het socialezekerheidsstelsel van toepassing zijn op bedrijven in moeilijkheden. Als de minister dat toezegt, is er toch nog iets bereikt.

Minister Veerman:

Zo heb ik de vraag van de heer Mastwijk ook begrepen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De heer Mastwijk (CDA):

Ik hecht eraan om deze week over de moties te stemmen.

De voorzitter:

Aanstaande donderdag bij de aanvang van de middagvergadering zal over de moties worden gestemd.

Sluiting 18.36 uur

Naar boven