Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Teeven aan de minister van Justitie over het doorlaten van drugstransporten.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Komt er in Nederland een tweede IRT-affaire na de jaren 1990 tot 1994? Toen regeerde een kabinet van CDA en PvdA en dat gaat nu weer gebeuren. Of is er sprake van een nieuwe werkwijze binnen de Nationale Recherche en het OM die zijn sporen nalaat in de praktijk? Nadat de Kamer eerst werd verrast door een aantal nieuwjaarstoespraken van politiechefs van het Korps landelijke politiediensten over het doorlaten van verdovende middelen en het inzetten van burgerinfiltranten als strategie om de georganiseerde misdaad te bestrijden, werd zij afgelopen zaterdag opgeschrikt door een bericht in NRC Handelsblad dat de Nationale Recherche en het OM geen tijd hadden om een hoeveelheid XTC-pillen in beslag te nemen. Over dat onderwerp hebben wij al bij de justitiebegroting met de minister gesproken. Hij heeft ons toen toegezegd hierover indringend met de betrokken politiechefs te spreken en dat het niet meer voor zou komen.

De Nationale Recherche en het Landelijk Parket hebben een goede naam op te houden. Sinds de oprichting in 2002 zijn er mooie resultaten bereikt. Tot voor acht tot tien weken geleden hebben wij weinig gehoord over het niet in beslag kunnen nemen van verdovende middelen en harddrugs of over het inzetten van burgerinfiltranten. Eigenlijk dachten wij in de Tweede Kamer dat wij er een beetje vanaf waren, dat wij hadden geleerd van Van Traa en dat wij gewoon misdaad gingen bestrijden en boeven gingen vangen. Mijn fractie was dan ook buitengewoon verrast door het bericht in het NRC Handelsblad.

Waar de minister van Justitie, die nog maar even te gaan heeft in dit ambt, en ik een beetje materiedeskundig zijn uit de jaren 1990-1994 zou het heel goed zijn als de minister in de weinige dagen die hem in dit ambt nog resten, hierover een duidelijk signaal afgeeft. Wij moeten een eind maken aan de oeverloze discussie binnen de politie. Vanaf nu moeten er gewoon weer boeven worden gevangen en misdaad worden bestreden.

Is het juist dat binnen de Nationale Recherche en het landelijk parket een discussie woedt over het opnieuw introduceren van werkwijzen die zouden kunnen worden betiteld als het inzetten van burgerinfiltranten op grotere schaal en het doorlaten van drugs zonder dat inbeslagneming volgt?

Is de minister met de VVD van mening dat dat doorlaatverbod, dat staat in artikel 126ff van het Wetboek van Strafvordering, geen ruimte biedt voor dergelijke experimenten, en dat de voorgestelde werkwijze om die reden duidelijk moet worden afgekeurd door de minister? Dat zou ook een signaal naar de politie zijn.

Is de minister als medekorpsbeheerder van het KLPD geïnformeerd over een reorganisatie die er in feite toe lijkt te leiden dat er op dit moment geen tijd meer is om verdovende middelen in beslag te nemen, waardoor strafrechtelijke onderzoeken gevaar lopen en niet kunnen worden voltooid?

Moeten wij vrezen voor het opnieuw ontbranden van een tweede IRT-affaire, waarbij binnen de politie eindeloos wordt gediscussieerd over de werkwijze, terwijl verdovende middelen niet in beslag worden genomen en er niet effectief wordt opgespoord?

Minister Hirsch Ballin:

Mevrouw de voorzitter. De vragen van de heer Teeven kunnen kort en duidelijk worden beantwoord. Ze hebben twee componenten. De ene verwijst naar het krantenbericht in NRC Handelsblad van jongstleden zaterdag. De andere is dat hij mij nogmaals vraagt of er sprake is van nieuw beleid wat betreft de opsporingsmethoden. De tweede vraag is dezelfde die de heer Teeven heeft gesteld bij de behandeling van de begroting van Justitie. Ik verzeker hem graag dat mijn standpunt sinds die behandeling niet is gewijzigd. Ik heb dan ook geen enkele associatie met gedachten over experimenten die er toch van zouden afwijken en over afwijkingen van wat er in artikel 126ff van het Wetboek van Strafvordering geregeld is. Dat is helemaal niet aan de orde. Ik ben daar duidelijk over geweest bij de behandeling van de begroting van Justitie. Voor zover daaraan behoefte is, bevestig ik dat hier uiteraard graag.

Dan de andere component van de vragen van de heer Teeven. Hij verwijst naar berichtgeving in NRC Handelsblad. Er is natuurlijk beperkte tijd tussen het verschijnen van de zaterdagedities van de kranten en het vragenuur op dinsdag. Dat is wellicht een probleem dat zich niet alleen bij deze vragen kan voordoen maar meer in het algemeen. Desalniettemin kan ik melden dat het Openbaar Ministerie bij wat er tot op dit moment onderzocht kon worden, geen enkel aanknopingspunt heeft gevonden voor een bevestiging van het desbetreffende krantenbericht. Ik kan ook melden dat naar het inzicht van het onderdeel van de politie waarover hier wordt gesproken, evenals naar het inzicht van de leiding van de dienst Nationale recherche, geen sprake is van experimenten met iets anders dan het staande beleid. Uiteraard zal het Openbaar Ministerie nog eens goed kijken of er geen enkele aanwijzing is in een andere richting. Mocht dat zo zijn, dan zal ik de Kamer daarover berichten. Naar de huidige stand van zaken heeft het Openbaar Ministerie geen zaken aangetroffen die het bericht over het door capaciteitsgebrek niet onderscheppen van drugs bevestigen.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Ik heb het antwoord gemist op mijn derde vraag of de minister als medekorpsbeheerder op de hoogte was van een reorganisatie van de Nationale recherche die er op dit moment toe leidt dat er minder tactische rechercheurs beschikbaar zijn om hoeveelheden harddrugs uit het milieu te halen.

Verder heb ik kennisgenomen van een intern bericht van het Korps Landelijke Politiediensten van 12 januari jongstleden, waarin in de richting van al het personeel van dat korps wordt gesproken over het op grotere schaal inzetten van burgerinfiltranten en over de aanvaardbaarheid van de methode van het doorlaten van verdovende middelen zonder inbeslagname. Ik geloof de minister uiteraard graag dat hij weinig tijd heeft gehad tussen afgelopen zaterdag en het vragenuurtje van nu, maar ik zou hem toch willen vragen daarop nog even in te gaan. Het gaat er natuurlijk om dat wij in de politiek een lijn hebben uitgezet waar sinds de commissie-Van Traa Kamerbreed duidelijkheid over is. Die commissie heeft goed werk verricht en het kan mijns inziens niet zo zijn dat politieambtenaren experimentjes loslaten en dat de verantwoordelijke ministers daar niets van weten.

Minister Hirsch Ballin:

Mevrouw de voorzitter. Al bij de behandeling van de begroting van Justitie ben ik volstrekt duidelijk geweest over het beleid inzake de opsporingsmethoden. De vraag van de heer Teeven beantwoord ik dus graag nogmaals met verwijzing naar het volstrekt eenduidige antwoord dat ik bij de behandeling van de Justitiebegroting heb gegeven.

Als de heer Teeven zijn kennis van interne memo's met mij wil delen, dan is dat prima.

Wat betreft de vraag naar de reorganisatie van het desbetreffende onderdeel wil ik nog het volgende zeggen. De minister van Justitie is geen beheerder meer van het Korps Landelijke Politiediensten. Dat was nog wel het geval onder de Politiewet zoals die in 1994 was ingevoerd, maar dat is later veranderd. Er is uiteraard wel een betrokkenheid bij de beheersaangelegenheden. Er vindt inderdaad een reorganisatie plaats die erop is gericht om van de Dienst Nationale Recherche een eenheid te maken en een eind te maken aan de vroegere verdeeldheid tussen de verschillende rechercheteams die alleen in een moeizaam gecoördineerde structuur werkten. Een van de voordelen van de onderbrenging bij het Korps landelijke politiediensten is dat het niet meer alleen een project is van samenwerking tussen regionale korpsen. Mocht er behoefte bestaan aan nadere discussie over de manier waarop die reorganisatie wordt uitgevoerd, dan zullen de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en ik daarvoor graag beschikbaar zijn.

De heer De Wit (SP):

Ik wil aan de minister iets preciezer vragen wat het OM heeft onderzocht. Het gaat naar mijn idee om twee dingen. In het bericht wordt gezegd dat er onvoldoende capaciteit is bij de nationale recherche om wat te doen met de informatie die men krijgt over dit soort dingen. De minister zegt dat er geen aanwijzingen zijn dat er onvoldoende capaciteit is bij het Openbaar Ministerie. Daarmee is nog niet de vraag beantwoord of het OM heeft onderzocht of er daadwerkelijk drie transporten zijn doorgevoerd, waarvan er een uiteindelijk in Duitsland wordt aangetroffen. Is er sprake van het doorvoeren of doorlaten van deze enorme hoeveelheden XTC, om welke reden dan ook?

Minister Hirsch Ballin:

Volgens de kennis van zaken die ik heb ontvangen van het college van procureurs-generaal, zijn er geen situaties geweest waarin er concreet zicht bestond op een locatie in Nederland waar een partij XTC-pillen in beslag had kunnen worden genomen. Dat is de informatie waarover het college van procureurs-generaal beschikt en die mij is doorgegeven. Ik heb net al gezegd dat de tijd beperkt is tussen zaterdagedities van de diverse kranten en het vragenuur dinsdag. Het Openbaar Ministerie gaat hier uiteraard nog eens dubbel en dwars naar kijken, maar er is al veel gebeurd in de tussenliggende etmalen. Het krantenbericht was uiteraard voldoende om er bijzondere aandacht naartoe te halen. Op het moment dat er een afgerond inzicht is bij het Openbaar Ministerie, zal ik zorgen dat de Kamer er een brief over krijgt. Mochten toch nog andere inzichten naar voren komen, die er op dit moment nog niet zijn, maar die naar voren kunnen komen, dan wordt de Kamer daarover geïnformeerd in een brief die ik zal sturen. Een verklaring van zo'n situatie uit capaciteitsgebrek is niet aan de orde, als er geen concrete situatie was waarin, enzovoort. Ik hoop dat ik de vragen van de heer De Wit hiermee afdoende heb beantwoord.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Ik heb ook een vraag om wat meer precisie in het debat te brengen. Klopt het dat er meermaals tips zijn gekomen van collega's in het buitenland over leveranties, ongeacht of deze tips concrete informatie bevatten? Is er wel of niet gebeld vanuit het buitenland?

Minister Hirsch Ballin:

In het opsporingsonderzoek is een heleboel communicatie over en weer geweest tussen opsporingsdiensten in verschillende landen die erbij betrokken waren. De vraag is niet of er tips of signalen zijn geweest, maar of er concreet zicht bestond op een locatie waar had kunnen en dus had moeten worden ingegrepen naar de normen van artikel 126ff van het Wetboek van Strafvordering. Dat zijn verschillende vragen. Het kan zijn dat wordt gemeld dat er in een vagelijk bepaald gebied iets is, maar dat is iets anders dan: hier is iets, ga erop af, enzovoort. Zoals gezegd, het Openbaar Ministerie kijkt er nader naar, maar op dit moment is er niets wat een bevestiging oplevert van wat in de zaterdageditie van NRC Handelsblad is gemeld. Wat er eventueel aan nadere inzichten naar voren komt bij verder onderzoek, zal ik aan de Kamer berichten.

Naar boven