Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Vorige week heb ik namens de fractie van GroenLinks het verzoek gedaan tot het houden van een spoeddebat, in aanwezigheid van de minister-president en de minister van Binnenlandse Zaken, over recente gegevens over topinkomens in de publieke en semi-publieke sector in Nederland. De uitkomst van het procedurele overleg van verleden week was dat de Kamer aan het kabinet om een brief had verzocht. Die brief zou vandaag om twaalf uur hier binnen moeten zijn.

Tot op dit moment hebben wij evenwel nog geen brief gezien. Bij dezen rappelleer ik dus via u, voorzitter. Ik wil graag dat het kabinet wordt verzocht om die brief zo snel mogelijk in deze Kamer te doen landen, al was het maar omdat wij afgelopen vrijdag in de persconferentie wel degelijk hebben begrepen dat het kabinet niet van plan is om in dit opzicht nieuwe actie te ondernemen. Laat dat dan ook in een brief aan de Kamer weten! Wat ons betreft, is die brief er morgen uiterlijk om twaalf uur.

Tevens hebben wij recent begrepen dat de heer Joustra, tot enige tijd geleden topman bij UWV, een bonus heeft gekregen voor zijn toenmalige werkzaamheden. Wij vragen in het bijzonder de minister van Sociale Zaken om uitleg over het toekennen van deze bonus, al was het maar omdat UWV bij ons niet bekend staat om de uitmuntende prestaties in termen van klantvriendelijkheid en behandeling van mensen die op een uitkering zijn aangewezen.

De voorzitter:

De laatste opmerkingen vind ik bij het debat thuishoren, omdat de verantwoordelijke bewindslieden dan kunnen reageren. Ik vind het namelijk niet helemaal correct dat deze opmerkingen nu gemaakt worden over iemand die er niet op kan reageren. Er is nu geen bewindspersoon die hem kan verdedigen, als dat gewenst geacht wordt. Dit moest mij toch even van het hart.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Excuses. Dit berust op een misverstand. Ik dacht dat het verzoek over de heer Joustra in een moeite aan u gemeld moest worden. Ik begrijp echter dat hierover een apart verzoek gedaan moet worden.

De voorzitter:

Dat verzoek is dus al gedaan. Dat is nu wel zo gemakkelijk.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter. Volgens mij gaat het om de hele directie van UWV en dus niet alleen om de heer Joustra. Misschien moet het verzoek ook in deze zin verwoord worden.

Voor het overige sluit ik mij erbij aan dat dit punt in de brief dan wel in het debat aan de orde behoort te komen.

De voorzitter:

Allereerst stel ik voor om van het kabinet te verlangen dat de brief, waarom al verzocht is en die er tweeënhalf uur geleden al had moeten zijn, er morgen om twaalf uur is, mede met het oog op mijn voorstel om in te stemmen met het verzoek van de heer Vendrik om over die brief, aangevuld met de informatie over de (toenmalige) directie van UWV, nog deze week te debatteren met de minister-president, de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik kan de agenda's natuurlijk niet helemaal overzien, maar ik weet wel dat met het oog op de agenda van de minister-president het debat waarschijnlijk donderdagavond zal plaatsvinden. Hier krijgt u nader bericht over. Ik stel voor, spreektijden van vier minuten per fractie te hanteren.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Crone.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter. Vanavond staan twee energiewetjes op de agenda, namelijk het wetsvoorstel Veegwet EZ 2005 (30433) en het voorstel tot wijziging van de Gaswet met het oog op de toegang tot de aardgastransmissienetten (30430). Gelet op de voorbereiding en vooral de stand van zaken in de voorbereiding van de amendementen, is het wellicht verstandig om de behandeling ervan uit te stellen en al of niet voort te zetten in een wetgevingsoverleg. Dan boeken wij meer tijdwinst dan in het geval de behandeling vanavond doorgaat. Ik heb hierover met de andere woordvoerders overleg.

De voorzitter:

Ik stel voor – en ik doe dit voorstel met spijt, maar dat zal ik toelichten – om aan het verzoek van de heer Crone te voldoen. Het ministerie van Economische Zaken assisteert de leden bij het opstellen van amendementen, zo blijkt. Kennelijk is hierbij vertraging opgetreden en kan er daarom vanavond niet over worden gedebatteerd. Dat spijt mij, want de agenda zit voor de komende weken zeer vol. Verder vergaderen wij vandaag omdat de agenda zo vol zit en het nodig was om vandaag te vergaderen. Dat is het nog steeds. Ik vind het ook vervelend dat een departement iets als spoedeisend aanmerkt, maar zelf geen haast maakt met het opstellen van amendementen. Maar dit zeg ik over het hoofd van de heer Crone heen in de richting van de minister. Maar ik stel dus voor, aan het verzoek van de heer Crone te voldoen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik voeg hieraan toe dat de vertraging die wij oplopen, zo klein mogelijk kan worden gemaakt als de commissie besluit dat het grootste deel hiervan of zelfs alles tijdens een wetgevingsoverleg kan worden behandeld. Het is echter aan de commissie om dit te doen.

Het woord is aan de heer Van Schijndel.

De heer Van Schijndel (VVD):

Voorzitter. Ik wil namens mijn fractie en de indieners van het voorstel van wet tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met de mogelijkheid van een dwangsom bij niet tijdig beslissen door een bestuursorgaan (Wet dwangsom bij niet tijdig beslissen) (29934) (vragen om uitstel van de stemming over dat voorstel en de moties die daarmee verband houden. De reden is dat er nog overleg plaatsvindt over het amendement betreffende de dwangsomregeling in de Vreemdelingenwet.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen en de desbetreffende punten van de stemmingslijst af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Dijsselbloem.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Voorzitter. Het lijkt erop dat het kabinet nog steeds de derde Pinksterdag hanteert. Veel bewindslieden zijn op dit moment afwezig en daarom kan een aantal vragen in dit vragenuurtje geen doorgang vinden. Dat vind ik jammer. Dit moest mij allereerst van het hart.

Afgelopen zaterdag is het zeer onrustbarende resultaat van het onderzoek van bureau Motivaction naar racisme in Nederland verschenen. Ik verzoek om een kabinetsbrede reactie op de veenbrand die door dat onderzoek wordt blootgelegd. Ik wil een kabinetsbrede reactie, omdat het echt niet volstaat, dit in het kader van de integratie te plaatsen. Het heeft ook te maken met wonen, onderwijs, justitie en de arbeidsmarkt. In de Kamer en in het kabinet zal een gevoel van urgentie moeten ontstaan. Daarom vraag ik om een kabinetsbrede reactie op dit verontrustende onderzoek.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik steun dit verzoek vanzelfsprekend van harte. Ik wil er alleen aan toevoegen dat het mij zaak lijkt dat dit kabinet uitlegt hoe dit zich verhoudt tot het kabinetsbeleid zelf. Misschien is het overbodig, maar ik ben vooral geïnteresseerd in het eventuele effect van de voorlichtingscampagne van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, die zo'n 10 mln. heeft gekost, op levende gevoelens van racisme in ons land.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen en het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister-president omdat er een algemene reactie van het kabinet wordt gevraagd, en naar de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Velzen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter. Wij hebben vorige week plenair gesproken over de wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (30401). De heer Ormel heeft daarop een amendement ingediend waarover de minister heeft gezegd dat hij het intact laten van de wetswijziging staatsrechtelijk correct vindt. Dat roept bij ons de vraag op of het wijzigen ervan door middel van dit amendement in zijn visie staatsrechtelijk incorrect is. Ik zou daarover graag een brief van minister Veerman ontvangen. Mogelijk kan hij met betrekking tot de staatsrechtelijke consequenties daarvoor advies inwinnen bij de Raad van State. In het verlengde hiervan stel ik voor om de stemmingen die voor vandaag op de rol staan, uit te stellen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik steun dit verzoek van harte.

De heer Waalkens (PvdA):

Onze fractie steunt dit verzoek ook graag.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mijn fractie heeft geen behoefte aan het uitstellen van de stemmingen, al zullen wij ons er niet tegen verzetten. Wij hebben er geen behoefte aan omdat de minister het juist een slagje anders heeft gezegd dan mevrouw Van Velzen zojuist heeft geciteerd. Hij heeft gezegd dat het inbrengen van een kanbepaling voor een eventuele AMvB staatsrechtelijk niet op problemen stuit. Door enkele fractiewoordvoerders, waaronder die van de SGP-fractie, is dat bevestigd. Het wordt nu omgedraaid als zou het uit de wet amenderen van deze kapstok op staatsrechtelijke problemen stuiten. Het was juist omgekeerd. Ik vind het terecht, naar aanleiding van de gedachtewisseling van vorige week, om dat hier even te signaleren.

De heer Ormel (CDA):

Wij hebben vorige week een uitgebreid debat gevoerd. Ik heb een amendement ingediend. In het debat hebben wij alle argumenten met de minister en met elkaar kunnen wisselen. Ik heb geen enkele behoefte aan uitstel van deze stemmingen.

De heer Van den Brink (LPF):

Mijn fractie heeft eveneens geen enkele behoefte om over te gaan tot het uitstellen van de stemmingen.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Zoals blijkt, zijn de uitlatingen van de minister multi-interpretabel. Hij vindt het staatsrechtelijk correct om de wetswijziging te laten zoals deze is. Dat roept bij ons veel vraagtekens op. Ik blijf daarom bij mijn verzoek om een brief van de minister van Landbouw op basis van advies dat hij inwint bij de Raad van State over de staatsrechtelijke kant van de voorliggende wetswijziging. De vraagtekens die daarover bestaan zijn in deze woordenwisseling niet weggenomen. Ik stel voor om de stemmingen, zolang deze vraagtekens blijven bestaan, uit te stellen.

De heer Oplaat (VVD):

Mijn fractie sluit zich aan bij de motivering die de heer Van der Vlies heeft gegeven. Wij werpen geen blokkade op, maar denken dat het beter is om nu wel te stemmen.

De voorzitter:

Ik heb meer van u nodig om mijn conclusie precies te kunnen formuleren. Zegt u dat het beter is om te stemmen of wilt u stemmen. Dat luistert nu toch wel nauw.

De heer Oplaat (VVD):

Ik heb er begrip voor dat een aantal mensen de stemmingen wil uitstellen, maar de VVD wil graag vandaag stemmen.

De voorzitter:

Ik constateer dat een meerderheid van de fracties waarvan de woordvoerders zich hebben uitgesproken, wil dat er vandaag wordt gestemd zonder nadere informatie in te winnen. Ik stel voor, hieraan de conclusie te verbinden dat wij hierover vandaag wel stemmen.

De heer Van der Ham (D66):

De VVD zei er geen problemen mee te hebben wanneer er vandaag wordt gestemd. Dat zou naar mijn mening ook kunnen leiden tot de coulance dat dit onderzoek kan plaatsvinden. Als ik daarmee een meerderheid tot stand kan brengen, doe ik dat graag. Maar volgens mij gaat dat niet lukken met zes zetels.

De voorzitter:

Omdat de heer Oplaat in eerste instantie niet helemaal duidelijk was, heb ik hem uitgenodigd om zijn mening te verduidelijken, wat hij heeft gedaan. Ik constateer dat een meerderheid vandaag wil stemmen. Ik meen dat het daarbij blijft.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Het is wel netjes om, wanneer een fractie zijn stemgedrag nog niet kan bepalen omdat de minister – zoals in dit debat opnieuw is gebleken – onduidelijke uitspraken heeft gedaan, de ruimte te gunnen om dit alsnog mogelijk te maken. Ik meen dat de minister niet veel tijd nodig zal hebben om het advies van wijzere mensen te vragen en de gevraagde opheldering te geven. Ik zie geen enkel probleem. Als het dan zo moet zijn, pleit ik ervoor om het debat te heropenen zodat wij er plenair opnieuw over kunnen spreken. Maar een brief en volgende week stemmen; die ene week erbij kan toch niemand pijn doen?

De voorzitter:

Uiteraard houden wij ons ook bij de regeling van werkzaamheden aan het Reglement van Orde. Op grond van dit reglement heb ik zojuist geconstateerd dat een meerderheid van de Kamer wél wil stemmen, maar u heeft het recht om een heropening te vragen. Ik stel voor, het debat op korte termijn kort te heropenen en de stemmingen volgende week te laten plaatsvinden.

Mevrouw Van Velzen (SP):

Voorzitter, als wij hier volgende week dan toch verder over spreken, zou de brief waarom ik verzocht had, dan vóór die heropening de Kamer kunnen bereiken?

De voorzitter:

Ik stel tevens voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van LNV.

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Dijk.

De heer Van Dijk (CDA):

Voorzitter. Op 8 mei hebben wij schriftelijke vragen gesteld over het verbeurd verklaren van enkele religieuze voorwerpen door de Turkse regering. De antwoorden op deze vragen zouden wij graag morgen vóór twaalf uur ontvangen, opdat wij die nog kunnen betrekken bij het debat van aanstaande donderdagochtend over de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Buitenlandse Zaken.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Waalkens.

De heer Waalkens (PvdA):

Voorzitter. Ik verzoek u, het verslag van het algemeen overleg over de evaluatie van de mestwetgeving op de agenda voor de plenaire vergadering te zetten. Ik weet dat de minister van LNV deze week in het buitenland is; het debat mag wat mij betreft volgende week gehouden worden, eventueel met de staatssecretaris van VROM.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen en dit onderwerp toe te voegen aan de agenda voor volgende week.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Kraneveldt.

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

Voorzitter. Ik verzoek u, het verslag van het algemeen overleg over eergerelateerd geweld op de agenda voor de plenaire vergadering te plaatsen, liefst volgende week of iets later. Er is geen haast bij.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen en dit onderwerp toe te voegen aan de agenda voor volgende week of wellicht zelfs nog iets later.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Halsema.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Naar aanleiding van de kwestie-Ayaan Hirsi Ali heb ik de regering twee weken geleden verzocht, in een brief opheldering te verschaffen over een aantal vragen. Het ging mij erom wat het kabinetsbeleid zou zijn in vergelijkbare gevallen, of er sprake is geweest van schending van afspraken met de minister-president door de minister voor Vreemdelingenzaken en of er aan mevrouw Hirsi Ali beloofd is dat zij het Nederlanderschap zou mogen behouden of terug zou krijgen. Deze brief is er nog niet, terwijl de Kamer die verleden week dinsdag al zou ontvangen. Ik voeg hier nog aan toe dat de heer Van der Vlies bij de behandeling van mijn verzoek gevraagd heeft om een schriftelijke reactie van de regering op zijn ingetrokken motie over wijziging van de Wet op het Nederlanderschap. En ten slotte herinner ik eraan dat de regering een feitenrelaas over de kwestie-Hirsi Ali, opgesteld door de IND, aan de Kamer zou toesturen. Ik verzoek de regering, deze stukken alsnog vóór volgende week dinsdag twaalf uur aan de Kamer te doen toekomen.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen door het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister-president en de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Kant.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Er is een viertal schriftelijke vragen niet tijdig beantwoord. De eerste, over zorgverzekeraars die van de acceptatieplicht af zouden willen, zijn gesteld op 14 april. De regering heeft in een briefje aangegeven dat deze vragen eind mei beantwoord zouden worden. Deze termijn is inmiddels verstreken. Verder heb ik op 4 mei jongstleden vragen gesteld over zorgzwaartegelden voor een reumaverpleeghuis; ook de termijn voor beantwoording van deze vragen is verlopen. Ook heb ik op 8 mei nog vragen gesteld over onverzekerden en ten slotte noem ik mijn vragen over het voortbestaan van de stichting Ex6, gesteld op 11 mei.

Voorzitter, ik zou graag nog deze week antwoord ontvangen op de vragen over deze vier onderwerpen.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit terechte verzoek te voldoen en het stenogram van dit gedeelte van de vergadering door te geleiden naar het kabinet, in het bijzonder naar de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven