Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het debat over Onderbouw voortgezet onderwijs

te weten:

- de motie-Lambrechts/Hamer over het huidige niveau van de bekostiging van scholen (30323, nr. 28, herdruk).

(Zie vergadering van 21 maart 2006.)

De voorzitter:

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

De heer Jan de Vries (CDA):

Mijnheer de voorzitter. Mede namens de SGP-fractie wil ik graag de volgende stemverklaring afleggen. Bij de stemmingen over het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs inzake vervanging van de basisvorming door een nieuwe regeling voor de onderbouw (30323) stemmen wij straks over een amendement dat eerst stuk nr. 18 had, maar inmiddels is gewijzigd en stuk nr. 32 heeft gekregen. Daarin blijft de verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag voor de inzet van personeel ongewijzigd. Met dit gewijzigde amendement wordt ook geen indirect medezeggenschapsrecht gecreëerd. Dat is voor beide fracties reden om voor het gewijzigde amendement op stuk nr. 32 te stemmen.

Vorige week zijn de stemmen gestaakt bij de stemming over de motie-Lambrechts/Hamer op stuk nr. 28 (30323). Het zou natuurlijk heel spannend zijn om te kijken of een stemming met de fractievoorzitters tot een andere uitkomst zou leiden, maar mede namens de SGP-fractie heb ik het volgende te zeggen. De motie vraagt om een berekening waaruit blijkt dat de bekostiging voor het voortgezet onderwijs afdoende is. De minister heeft in het debat gezegd dat dit het geval is. Aangezien beide fracties er niet aan hechten om voor overbodige moties te stemmen, hebben wij vorige week tegen de motie gestemd. Afgelopen week hebben wij echter een plenair debat gevoerd over de prijscompensatie in het basisonderwijs, waarbij ook is gesproken over de prijscompensatie in het voortgezet onderwijs. Dat heeft bij de Kamer tot vragen geleid over de gevolgen van het eerder niet volledig doorberekenen van de prijscompensatie in het voortgezet onderwijs. Om alle misverstanden te voorkomen en om alle onduidelijkheid weg te nemen, zeggen beide fracties nu: het zou misschien goed zijn om die berekening op te stellen en aan de Kamer te zenden, zodat voor eens en voor altijd helder is dat ook het voortgezet onderwijs afdoende wordt bekostigd. Dat is voor beide fracties reden om nu voor de motie op stuk nr. 28 te stemmen.

In stemming komt de motie-Lambrechts/Hamer (30323, nr. 28, herdruk).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de VVD tegen deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat zij is aangenomen.

Naar boven