Vragen van het lid Vergeer aan de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het initiatief in Rotterdam om door middel van wachtlijsten gemengder onderwijs te krijgen.

Mevrouw Vergeer (SP):

Voorzitter. Gisteren stond in De Telegraaf een artikel over een Rotterdams initiatief waarbij basisscholen het verschijnsel witte en zwarte scholen te lijf gaan door twee wachtlijsten op scholen te hebben en op die manier de scholen te mengen. De SP is heel blij met dit initiatief. Het is goed dat kinderen die onze volwassen maatschappij gaan vormen, samen naar school gaan. De SP is al heel lang voorstander van het mengen van scholen en maatregelen van de overheid om dat mogelijk te maken. Met het plan toont de wethouder van Rotterdam, de heer Geluk, aan dat segregatie in het basisonderwijs niet aan te pakken is door alleen maar gemengd te bouwen. Daar is meer voor nodig, zoals het mogelijk maken van dubbele wachtlijsten. Het initiatief van Rotterdam verdient alle steun.

Daarom vraag ik de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of zij het eens zijn met de SP dat het programma van Rotterdam een zeer positieve bijdrage levert aan het bestrijden van de segregatie en het bevorderen van de integratie. Vinden zij ook dat het initiatief omarmd moet worden en breed gepromoot moet worden bij andere gemeenten en gaan zij dat ook doen?

Het kabinet wil mengen van leerlingen met en zonder taalachterstand bereiken door middel van niet-vrijblijvende afspraken tussen gemeenten en schoolbesturen over de plaatsing van leerlingen. Zijn de Rotterdamse maatregelen nu een voorbeeld van wat zij verwacht van gemeenten in het kader van deze niet-vrijblijvende afspraken tussen gemeenten en schoolbesturen over de plaatsing van leerlingen?

Voorzitter. Het gaat om het vraagstuk van integratie. Derhalve zou ik aan de minister voor Integratie willen vragen om eerst te antwoorden en daarna de minister van Onderwijs.

Minister Van der Hoeven:

Voorzitter. Mevrouw Vergeer krijgt van ons beiden antwoord, dus laat zij zich niet ongerust maken. Ik begin met het onderwijs, want dat is het aanknopingspunt voor de vragen van mevrouw Vergeer.

Mevrouw Vergeer (SP):

Het is uiteraard aan de ministers zelf om de volgorde te bepalen, maar het onderwerp is wel integratie. Daarom dacht ik dat het beter zou zijn om de minister voor Integratie eerst aan het woord te laten.

De voorzitter:

Wij laten het aan de ministers over. Als de antwoorden maar komen.

Minister Van der Hoeven:

Zo is dat, voorzitter. Dank u wel.

Ik vind het prima dat de gemeente Rotterdam samen met de schoolbesturen er werk van maakt om de segregatie in het onderwijs te verminderen en de integratie te bevorderen. Het plan op hoofdlijnen ligt er inmiddels en dat zal vanaf nu verder uitgewerkt moeten worden. Het gaat om vijf punten. Met vier ervan ben ik het helemaal eens. Met uw goedvinden ga ik daar dus nu niet verder op in. Het vijfde punt betreft de dubbele wachtlijsten waarover ik wel graag een aantal opmerkingen wil maken.

Rotterdam kiest bewust voor het criterium etniciteit en niet voor het criterium achterstanden. Het gaat Rotterdam niet om een spreidingsbeleid voor alle zwarte en witte scholen, maar om een beleid voor die scholen die afwijken van de wijkkenmerken, dus die een andere samenstelling hebben dan de wijk eigenlijk heeft. Men wil op dat punt graag wat meer doen. Dus is de wijksamenstelling leidend.

Ik heb er met de wethouder van Rotterdam over gesproken en ik heb hem twee dingen gezegd. Etniciteit leidt tot het onderscheid maken op basis van ras of van huidskleur. Wij hebben eerder gezegd dat je dan toch wel erg dichtbij artikel 1 van onze Grondwet komt. Dat lijkt mij lastig. De Onderwijsraad heeft al eerder gezegd dat hij dat eigenlijk geen goed criterium vindt. Ik ben wel met de Onderwijsraad in gesprek, omdat ik vind dat wij eigenlijk wat meer handvatten moeten hebben om die niet-vrijblijvende afspraken handen en voeten te geven.

Ik heb toegezegd aan Rotterdam, en dat herhaal ik hier graag, dat ik aan de Onderwijsraad vraag om met spoed te kijken op welke criteria wij die niet-vrijblijvende afspraken kunnen inrichten. Daarbij hebben wij afgesproken dat wij niet alleen naar het achterstandenbeleid kijken.

Wij kijken niet naar wat niet kan, maar vooral naar wat wel kan. Ik denk dat het resultaat hiervan een van de mogelijkheden kan zijn om die niet-vrijblijvende afspraken handen en voeten te geven. Hoe een gemeente dat doet, moet de gemeente zelf weten, vind ik, want niet elke gemeente zit in dezelfde situatie of positie als Rotterdam.

Minister Verdonk:

Wat mij betreft is dit initiatief een zeer positieve bijdrage aan integratie, laat dat duidelijk zijn. Ik ben het helemaal eens met de collega van OCW, als zij zegt: laten wij nu een positieve toon hebben en laten wij kijken hoe wij met elkaar tot oplossingen kunnen komen. Ik heb altijd gezegd dat integratie is dat autochtone mensen en allochtone mensen elkaar weten te vinden en met elkaar omgaan. Dat begint natuurlijk bij de kinderen, dus ik vind dit een heel mooi initiatief.

Er zijn opmerkingen gemaakt over of mensen nu gelijk worden behandeld in de zin van artikel 1 van de Grondwet. Natuurlijk moet menging plaatsvinden zonder aantasting van de elementaire beginselen van gelijke behandeling. Maar je zou kunnen zeggen dat de Rotterdamse oplossing hieraan tegemoetkomt, want men maakt twee lijsten en men behandelt mensen gelijk. Er is een lijst voor autochtone kinderen en een lijst voor allochtone kinderen, dus iedereen wordt gelijk behandeld. De toewijzing gebeurt dan alternerend. Ik vind dit een heel goede manier om de grenzen op te zoeken van de wetten die wij in dit land hebben. Het doel dat wij willen bereiken, is het maken van niet-vrijblijvende afspraken met gemeenten. Minister Van der Hoeven had het daar ook over. Hier hebben wij een goed initiatief, dat is gericht op het voordeel van zowel allochtone kinderen als autochtone kinderen.

Mevrouw Vergeer (SP):

Ik ben heel blij met de insteek van de minister dat wij niet moeten praten over wat niet kan, maar over wat wel kan. Dat is op dit moment heel belangrijk, want wij moeten af van het wij-zij-denken. Kinderen moeten samen naar school en wij moeten het isolement van de allochtone leerlingen opheffen. Dat is onze insteek, dus het is goed dat de minister gaat regelen dat gemeenten en scholen om de tafel gaan zitten. De minister zegt erbij dat zij meer handvatten nodig hebben. Over het handvat van de dubbele wachtlijsten gaat het nu. Welke keuze heeft anders een allochtoon kind, als de witte kinderen almaar wegvluchten uit de wijk? Als alle scholen in een wijk of deelgemeente meedoen met dit mengplan, is er ook voldoende keuze voor de ouders. Daar wil ik graag een bevestiging van hebben van de minister. Als er juridische belemmeringen zijn waardoor dit prachtige plan niet mogelijk is, wil zij die dan wegnemen?

Door beide ministers is ook gesproken over de samenstelling van de wijk. Minister Van der Hoeven heeft gezegd dat de school een afspiegeling moet zijn van de wijk. Het gaat om wijken die wel gemengd zijn, maar waar toch een witte en een zwarte school staan. Dat is ook met minister Verdonk besproken naar aanleiding van het integratierapport van de commissie-Blok. Misschien hebben sommige Kamerleden gisteren de kinderen op televisie gezien van de school in Rotterdam waar dit al gebeurt. De allochtone kinderen zeggen dat zij eindelijk met Nederlandse vriendjes kunnen spelen en goed Nederlands kunnen leren, terwijl de autochtone kinderen zeggen dat zij de andere culturen in Nederland leren kennen. Het is dan ook ontzettend belangrijk om die wachtlijsten in te voeren.

Kan minister Verdonk nader ingaan op haar uitspraak over artikel 1 van de Grondwet over gelijke behandeling? Als je zowel wachtlijsten voor allochtone als autochtone kinderen hanteert, breng je gelijke behandeling van beide bevolkingsgroepen in de praktijk. Deze wachtlijsten zouden dus niet op een juridische belemmering moeten stuiten.

Minister Van der Hoeven:

Het gaat hierbij om een aantal zaken, bijvoorbeeld het recht op inschrijving aan de school. Iedereen heeft het recht zijn kind bij de school van zijn keuze in te schrijven. Vervolgens gaat het om de toelating.

Bij de toelating is er verschil tussen het bijzonder onderwijs en het openbaar onderwijs. Het openbaar onderwijs is voor iedereen vrij toegankelijk. Het bijzonder onderwijs kan om bepaalde redenen een leerling niet toelaten.

Mij gaat het erom dat wij iets moeten invoeren dat "waardevast" en houdbaar is. Om die reden wil ik met de Onderwijsraad nagaan, wat er gedaan kan worden. Er moet immers een oplossing komen. Een debat dat nergens toe leidt, is niet zinvol.

Het lijkt vrij simpel, maar wij hebben te maken met het verschil tussen openbaar en bijzonder onderwijs. Ik houd dan ook vast aan mijn voornemen eerst de Onderwijsraad om advies te vragen die dat met spoed zal moeten uitbrengen.

De vraag is gesteld of deze twee wachtlijsten overal met spoed moeten worden ingevoerd. Ik wil eerst bekijken hoe wij dat kunnen doen. Ik ben met mevrouw Vergeer eens dat het antwoord er snel moet komen, zodat wij tot een goed besluit kunnen komen. Of dat gebeurt en op welke manier gemeenten en schoolbesturen daarmee omgaan, wil ik aan het lokale niveau overlaten. Bekeken moet worden op welke manier de barrières kunnen worden opgelost. Ik meen daartoe een handreiking te hebben gedaan.

Minister Verdonk:

Ik kan niet veel toevoegen aan wat ik net heb gezegd. Bij gelijke behandeling moeten mensen letterlijk gelijk behandeld worden. Als er twee wachtlijsten komen, een voor autochtone en een voor allochtone kinderen en je laat eerst een kind dat bovenaan lijst 1 staat aan de beurt komen en vervolgens een kind van lijst 2, dan lijkt mij dat de ultieme vorm van gelijke behandeling.

Mevrouw Van der Hoeven zal de Onderwijsraad in dezen om advies vragen. Ik kan mij voorstellen dat de Onderwijsraad dit aspect in zijn beoordeling betrekt.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. De SGP-fractie erkent de problematiek. Ik heb onlangs gezegd dat wij creatieve oplossingen moeten aandurven, maar die oplossingen moeten wel houdbaar zijn. Als een wethouder dan het risico neemt, moeten wij zijn voorstel niet meteen afwijzen. Het vraagt wel om een correcte en duurzame basis. Daarom val ik de minister van OCW bij als zij zegt dat het iets minder eenvoudig is dan de ultieme gelijke behandeling die de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie suggereerde.

Als een kind op een lijst staat en het wordt nog niet toegelaten dan wel voorlopig afgewezen, zoals op enig moment de consequentie kan zijn, dan kan de betreffende ouder daartegen in beroep gaan. Het nut van twee wachtlijsten moet tegenover de rechter aangetoond kunnen worden, want anders gaat het hele systeem onderuit en zijn wij terug bij af.

De treeplank voor dit systeem is de niet-vrijblijvende afspraak. Afspraken maak je tussen gelijkwaardige partijen. Er zit ook een element in van vrijwilligheid om al dan niet tot die afspraken te komen. Kan de minister van OCW mij zeggen of dat behouden blijft in hetgeen zij voor ogen heeft?

Minister Van der Hoeven:

Het is ook waar dat individuele ouders die zich geschaad voelen door het gevoerde toelatingsbeleid van een bepaalde school, daartegen bezwaar of beroep kunnen instellen. Dat is ook precies de reden waarom ik de Onderwijsraad om dat advies vraag: ik wil houdbare oplossingen hebben.

Ik wil wel graag kwijt dat ik het erg belangrijk vind dat gemeenten hun nek uitsteken en op die manier samen met ons bekijken tot hoever je eigenlijk kunt gaan met het vinden van je creatieve oplossing. Dat waardeer ik dus zeer.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter. Toch nog heel even over de ouders. Ik weet nu wat de gemeente Rotterdam wil, ik weet wat de schoolbesturen daar willen, ik wist al van de minister wat zij wil en straks weten wij ook wat de Onderwijsraad wil, maar wij weten niet wat die ouders willen. Zij hebben hier natuurlijk het allergrootste belang bij. Het was altijd het onderwijs van de ouders. Ik hoop dat de minister ook daarnaar wil kijken. Ik koppel daar mijn tweede vraag aan. De fractie van D66 denkt dat die ouders zich niet laten dwingen en dat het wel eens een contraproductief effect zou kunnen hebben omdat die ouders, als zij niet de school van hun keuze kunnen kiezen, naar de randgemeenten zullen gaan om daar wel het onderwijs te kunnen kiezen dat zij willen.

Minister Van der Hoeven:

Laat ik drie voorbeelden geven waaruit blijkt dat het ook anders kan. De basisschool De Vier Ambachten in Rotterdam was het prototype van een zwarte school, maar toen besloten negen autochtone ouders dat het genoeg was. Zij besloten om samen hun kinderen naar de kleuterklas te sturen. Dat begon in maart 2003. De vierde gemengde klas van de school is geopend. Dan zie je dat de school steeds meer een afspiegeling van de buurt wordt. Het tweede voorbeeld komt ook uit Rotterdam. Bij basisschool "de Pijler" was het probleem dat autochtone ouders hun kinderen eerder inschreven. Zij stonden dus bovenaan de wachtlijst. Dat is ontdekt en men is daar toen op een andere manier mee omgegaan. Dat leidt dan tot een andere schoolpopulatie. In Kralingen heeft de Vereniging Initiatief Basisschool Kralingen en het schoolbestuur Vereniging Protestants-Christelijke Scholen Rotterdam een convenant gesloten voor samenwerking op de Nieuwe Park Rozenburgschool. Wat wil men daar? De school moet een afspiegeling worden van de buurt. Het kan dus wel, juist omdat wij het met elkaar niet in de vorm van drang en dwang doen, maar in de vorm van overtuiging. Dat zijn voorbeelden die ik tegenover het wat zwarte en negatieve beeld van mevrouw Lambrechts wil zetten.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Op mijn kernvraag heb ik nog geen antwoord gehad. Ik vraag of u met de ouders wilt gaan praten over wat zij willen. U kunt een oproep richten aan allerlei instanties, maar de namens de kinderen sprekende ouders zijn de eersten met wie u zou moeten praten.

Minister Van der Hoeven:

De ouders spelen daar zeer zeker een rol in, maar laten wij ook even bekijken waar Rotterdam, Amsterdam en ook andere gemeenten mee bezig zijn. Daar worden de afspraken gemaakt. Ik ben het zeer met u eens dat ook de ouders bij die afspraken moeten worden betrokken. Dat ondersteun ik, maar het is niet goed als wij denken dat wij hier, vanuit Den Haag, dit soort dingen kunnen regelen. Ik ben het echter wel met u eens dat de ouders bij dit soort convenanten moeten worden betrokken; die oproep wil ik ook graag doen.

Mevrouw Kraneveldt (LPF):

De LPF-fractie juicht het van harte toe dat Rotterdam zo voortvarend te werk is gegaan en het maken van niet vrijblijvende afspraken tussen de gemeente en scholen wil bevorderen. Wij delen ook de onder anderen door mevrouw Lambrechts geuite zorg dat ouders, naar onze mening de belangrijkste mensen in deze discussie, dat misschien niet altijd van mening zijn. Mijn vraag is eigenlijk niet zozeer gericht aan de minister, van wie ik weet hoe zij hierover denkt, maar meer aan mevrouw Vergeer van de SP-fractie. Tot hoever is de SP bereid om te gaan als een substantieel deel van de ouders zegt: sorry, maar wij willen het toch anders? Zullen wij dan initiatieven van de SP zien om ouders te dwingen om hun kinderen naar een bepaalde school te sturen of wil de SP, zoals ik hoop, niet zover gaan?

Mevrouw Vergeer (SP):

Mevrouw Kraneveldt, het initiatief van de SP dat wij een paar jaar geleden voor het mengen van scholen hebben gelanceerd en dat de minister nu een goed idee vindt, heeft als bedoeling om meer kansen te geven aan ouders: aan de allochtone ouders om niet uitsluitend zwarte scholen in de omgeving te hebben, maar gemengde scholen. Wij vergroten dus juist de keuzevrijheid van de ouders. Dat kan doordat een aantal scholen in de omgeving meedoen aan het plan en samen die afspraken maken. Dan is er voldoende keus uit voldoende scholen.

Mevrouw Kant (SP):

Het is bijzonder verheugend dat de discussie hier zo gevoerd wordt en dat er zo positief op het initiatief van het mengen van scholen wordt gereageerd. Een paar jaar geleden was mijn ervaring heel anders. Het is een enorme winst dat wij deze stap gemaakt hebben. Ik ben wel ongeduldig. Het is belangrijk dat men nu daadkracht toont. Rotterdam geeft het voorbeeld door het op te pakken. Ik hoor de minister van Onderwijs zeggen dat er geen vrijblijvende afspraken gemaakt moeten worden, maar dat zij het wel vooral aan het lokale niveau overlaat. Wat is dan haar rol als minister van Onderwijs? Wat is de rol van de minister voor Integratie? Nemen zij hier het voortouw in? Willen zij dit promoten in andere gemeenten? Hoe wil de minister van Onderwijs ervoor zorgen dat die niet-vrijblijvende afspraken er daadwerkelijk komen in alle gemeenten?

Minister Van der Hoeven:

Ik kan mij voorstellen dat u snel resultaat wilt zien, maar dat kan alleen als wat wij doen duurzaam en houdbaar is. Wij hebben er niets aan als wij iets omarmen wat voor de rechter geen stand blijkt te houden. Dan zijn wij terug bij af en dat willen wij niet. Dat is precies de reden dat ik dat uitgezocht wil hebben. Wij kunnen niet zeggen dat het mooi is, maar vervolgens constateren dat het voor de rechter geen stand houdt. Dat levert niets op.

Wij moeten ervoor zorgen dat er randvoorwaarden komen voor die niet-vrijblijvende afspraken. Daar hebben wij al een heel debat over gehad. Het heeft ook te maken met de VNG en met de gesprekken waar mevrouw Lambrechts op wees. Laat de invulling van die lokale afspraken geschieden door gemeenten en schoolbesturen en betrek daar de ouders bij. Doen wij dat niet, dan hebben wij geen afspraak die daarop is toegesneden. Rotterdam wil vijf dingen: initiatieven van allochtone en autochtone ouders steunen om tot meer gemengde scholen te komen, een integrale aanpak van herstructureringsgebieden bevorderen, schoolpopulaties monitoren en vriendschapsscholen entameren. In een andere gemeente worden echter andere keuzen gemaakt. Dat bedoel ik met ruimte voor de gemeenten.

Minister Verdonk:

Ik leun niet achterover en ik was niet van plan om dat te gaan doen. Het is een goed project. Ik ga op volle kracht vooruit, natuurlijk hand in hand met de minister van Onderwijs.

De heer Slob (ChristenUnie):

Wat een ontroerend tafereeltje! Mijn fractie heeft waardering voor de gemeente Rotterdam die creatief zoekt naar manieren om de problemen op te lossen, maar ook wij vragen ons af of de keuzen die men maakt voldoende rechtsgrond hebben. Daarom is het goed dat de minister de route van de Onderwijs raad kiest. Er zijn natuurlijk precedenten, bijvoorbeeld in Ede waar voor een bepaalde vorm van quotering is gekozen waarvoor men van hogerhand op de vingers is getikt. Wil de minister die situatie meenemen in het wat bredere onderzoek? Dan kunnen wij tot een weging komen van hetgeen nu wordt voorgesteld.

Minister Van der Hoeven:

Het antwoord op die vraag is "ja", want wij hebben alleen maar iets aan een advies waaruit blijkt wat er wel kan. Dat betekent dat wij de zaken die in het verleden niet tot succes hebben geleid niet moeten herhalen, want daar schieten wij niets mee op.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Wat nu in Rotterdam gebeurt, komt overeen met wat GroenLinks in de afgelopen jaren naar voren heeft gebracht. Het is belangrijk dat er gemeenten en schoolbesturen afspraken maken om segregatie tegen te gaan. De urgentie is duidelijk. Bovendien selecteren scholen al: ten eerste op basis van de vrijwillige ouderbijdrage en ten tweede op basis van de inschrijvingstijd. Er vindt dus al discriminatie plaats op andere criteria dan etniciteit. Moet de ouderbijdrage niet gemaximeerd worden? Is de inschrijvingstijd niet aan discussie onderhevig?

Minister Van der Hoeven:

Over de ouderbijdrage hebben wij het nu niet. Wij hebben het over de inschrijvingslijsten en de wachtlijsten. Ik heb niets meer toe te voegen aan wat ik net heb gezegd. Samen met de Onderwijsraad, Rotterdam en andere instanties gaan wij na hoe groot de marges zijn die de Grondwet biedt. Mijns inziens is er meer mogelijk dan er tot nu toe gebeurt. Dat moet dan wel duurzaam zijn, opdat wij straks niet voor de rechter staan. Daar is geen enkel kind mee geholpen.

De heer Jan de Vries (CDA):

Kennelijk is het heel goed mogelijk dat gemeenten en schoolbesturen niet vrijblijvende afspraken maken omdat men het belang inziet van integratie van leerlingen. Het is te hopen dat ook de ouders daarvan overtuigd raken en er actief aan meewerken. Die afspraken moeten echter wel snel worden geëffectueerd. De minister zegt dat zij met spoed de Onderwijsraad om advies zal vragen. Betekent dat ook dat het nieuwe beleid al met ingang van het nieuwe schooljaar kan worden geïmplementeerd?

Minister Van der Hoeven:

Ik merk uit de non-verbale reacties dat deze vraag ook bij andere Kamerleden leeft. Ik zal die vraag meenemen in mijn adviesaanvrage.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Wat is precies het nut van die adviesaanvrage? Minister Verdonk heeft immers een duidelijk antwoord gegeven op de vraag of het in strijd zou kunnen zijn met de Grondwet. De minister zegt dat er sprake is van een gelijke behandeling van allochtone en autochtone kinderen. Ik merk nog maar even op dat dit grote winst is ten opzichte van de huidige situatie. Al eerder heb ik voorbeelden genoemd waarbij allochtone kinderen wel en autochtone kinderen niet op een wachtlijst worden geplaatst. Dat lijkt mij echte discriminatie! Kan niet de afspraak worden gemaakt dat er voor het einde van het eerste kwartaal 2005 een rapport van de Onderwijsraad voorligt, waarin onder andere staat wat er wettelijk gewijzigd moet worden om bepaalde wenselijk geachte ontwikkelingen te realiseren?

Minister Van der Hoeven:

Ik zal de Onderwijsraad vragen om haast te betrachten zodat wij hierover in de eerste helft van volgend jaar van gedachten kunnen wisselen. Mevrouw Hamer weet net zo goed als ik dat wij niets hebben aan regelingen die het bij de rechter niet houden. Dat heeft de Onderwijsraad ook al meerdere malen kenbaar gemaakt. Het toelatingsbeleid van een schoolbestuur is voor bezwaar en beroep vatbaar. Nieuwe regelingen mogen niet tot extra problemen leiden. Ik ga de Onderwijsraad dus vragen hoe ervoor kan worden gezorgd dat het toelatingsbeleid meer mogelijkheden krijgt dan nu het geval is. Ik wil dan niet het antwoord horen dat al eerder is gegeven. Daar schieten wij niet zoveel mee op.

De heer Balemans (VVD):

Rotterdam toont daadkracht. Wij mogen dus ook van het kabinet daadkracht verwachten. Het door de minister voorgestelde traject vind ik prima, maar voorkomen moet worden dat er langs twee lijnen wordt geopereerd. Rotterdam maakt onderdeel uit van de G4 en het kabinet heeft beloofd dat er een lex specialis komt voor de vier grote steden waarbij enkele vigerende wettelijke regelingen tijdelijk aan de kant worden geschoven om die steden de nodige ruimte te bieden. Ik suggereer de minister, het voornemen van Rotterdam een plaats te geven in de lex specialis. Op die manier kunnen de problemen daadwerkelijk en voortvarend worden aangepakt.

Minister Van der Hoeven:

Dat zou iets kunnen zijn voor de vier grote steden, maar de heer Balemans weet dat deze problematiek zich ook in veel andere steden voordoet. Nieuwe regelingen moeten ten goede komen aan alle steden waarin dit probleem zich voordoet. Dat neemt niet weg dat ik zijn suggestie graag meeneem.

Naar boven