Vragen van het lid Vos aan de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie over het bericht dat de rechtbank Haarlem en de Raad van State een uitspraak hebben gedaan dat beroep tegen een afwijzing als zogenoemd schrijnend geval in het kader van het asielbeleid mogelijk is.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Duizenden asielzoekers in Nederland hebben de minister in navolging van het plan van voormalig minister Nawijn een brief geschreven en verzocht om een verblijfsvergunning omdat zij in bijzonder schrijnende omstandigheden verkeren. Wij noemen die brieven ook wel de 14-1-brieven. Minister Verdonk heeft altijd gezegd dat zij deze brieven beantwoordt zonder onderbouwing, of het antwoord nu ja of nee is, en dat mensen geen recht hebben op bezwaar of beroep. Dat heeft de minister altijd aan de briefschrijvers teruggeschreven. Zij heeft eraan toegevoegd dat degenen die zijn uitgeprocedeerd sowieso niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning. De Raad van State heeft afgelopen vrijdag de belangrijke uitspraak gedaan, dat de minister wel degelijk inhoudelijk moet motiveren waarom een asielzoeker in schrijnende omstandigheden niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning. De asielzoeker moet dan vooraf in een brief zijn of haar schrijnende situatie hebben toegelicht en de minister hebben gevraagd om gebruik te maken van haar discretionaire bevoegdheid. De Raad van State heeft bovendien gesteld dat het wel degelijk mogelijk moet zijn om bezwaar en beroep aan te tekenen en dat de minister ook de zaken van uitgeprocedeerde asielzoekers serieus moet bestuderen en de mogelijkheid van beroep openhouden.

De fractie van GroenLinks en vele juristen in dit land hebben de opstelling van de minister altijd aangevochten. Het lijkt mij dat de uitspraak van de Raad van State van grote, inhoudelijke betekenis is voor zeer veel asielzoekers in Nederland. Wat gaat de minister doen? Iedere overheid van een land is verplicht om zorgvuldig om te gaan met burgers, zeker als die in schrijnende omstandigheden verkeren. Wat zijn voor de minister de consequenties van de uitspraak van de Raad van State? Bekijkt zij de brieven van mensen opnieuw? Gaat zij na of haar antwoorden daarop deugdelijk waren? Maakt zij de mensen alsnog duidelijk dat de mogelijkheid bestaat om beroep aan te tekenen of bezwaar te maken? Schept zij deze mogelijkheid ook voor uitgeprocedeerde asielzoekers? Kan zij schatten hoeveel brieven anders moeten worden beantwoord dan tot nu toe is gebeurd? Waarschijnlijk klimmen duizenden mensen nu in de pen omdat zij alsnog bezwaar willen maken tegen de afwijzing. Hoe gaat de minister daarmee om? Gaat zij ook na of er een regeling kan komen voor het naar behoren afhandelen van deze zaken, gegeven het feit dat de IND, de vreemdelingenrechter, maar ook advocaten al zeer zwaar zijn belast?

Minister Verdonk:

Voorzitter. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft afgelopen vrijdag een uitspraak gedaan over de vraag of er een rechtsmiddel mogelijk is tegen een reactie op een brief waarin schrijnende omstandigheden worden aangevoerd. Die mogelijkheid is niet onbeperkt en de Raad van State heeft in deze en in andere uitspraken niet het uitgangspunt verlaten dat de aanvraag aan bepaalde eisen moet voldoen. Dat betekent dat niet iedere brief die mij bereikt, per definitie als aanvraag moet worden beschouwd. Dat hangt af van de inhoud van de brief.

Voor de goede orde wil ik hier even verduidelijken hoe de afhandeling van de 14-1-brieven heeft plaatsgevonden. Zoals ik reeds eerder heb aangegeven in diverse overleggen met uw Kamer, ben ik ervan uitgegaan dat mijn reactie op een ingekomen brief, die geen aanvraag is, slechts een feitelijke mededeling bevat. Dit is een feitelijke mededeling die niet voor bezwaar of beroep vatbaar is. Zoals bekend heb ik deels verwezen naar een nog openstaande procedure en deels verzocht om een aanvraag in te dienen als de vreemdelingen naar mijn oordeel alsnog voor een verblijfsvergunning in aanmerking kwamen. De overige brieven zijn beantwoord met de mededeling dat er niet werd teruggekomen op een eerdere beslissing. Welke gevolgen de uitspraak nu precies heeft voor de afhandeling van de brieven die op deze wijze zijn beantwoord, ben ik op dit moment aan het bestuderen. Gelet op de vele varianten in de mij toegezonden brieven – iedere brief is anders – is het niet mogelijk op dit moment al aan te geven wat de gevolgen zijn van deze uitspraak.

U kunt zich voorstellen dat als er rechtsmiddelen – bezwaar en beroep – kunnen worden aangewend tegen een reactie op een brief waarin schrijnende omstandigheden worden aangevoerd, dit grote consequenties heeft voor de belasting van bijvoorbeeld uitvoeringsinstanties als de IND. Dit betekent dat ik daarnaar kijk en naga wat het betekent voor de IND, als inderdaad op iedere aanvraag op grond van schrijnende omstandigheden een dergelijke procedure kan volgen. De Kamer heeft mij zelf verzocht om te kijken naar schrijnende gevallen en daarop heb ik gezegd dat ik dit zal doen. Ik doe dit ruimhartig en dat heeft de Kamer kunnen zien aan de cijfers. Echter, het moet ook te regelen en te organiseren zijn, kijkende naar het beslag dat aldus wordt gelegd op een groot deel van het apparaat van de IND. Wij zijn op dit moment bezig met het steeds zorgvuldiger omgaan met klachten van mensen; daar wordt veel actie op gezet. Voorts zijn wij bezig met een rapport van de Algemene Rekenkamer betreffende de kostencapaciteit van de IND en ook zijn wij bezig om achterstanden weg te werken. Ik zal zeker de uitvoeringsconsequenties van deze uitspraak van de Raad van State in mijn afweging betrekken.

Laat duidelijk zijn dat het nooit de bedoeling is geweest van de wetgever om met de discretionaire bevoegdheid van de minister een extra procedure in het leven te roepen. Dat zal ik ook laten meewegen in mijn uiteindelijke afweging en mijn uiteindelijke beslissing.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de minister voor haar antwoorden, maar ik vind deze, eerlijk gezegd, zwaar onvoldoende. Het is wel degelijk zo dat de Raad van State met zijn uitspraak een heel nieuwe visie heeft gegeven op de wijze waarop de minister met deze brieven is omgegaan. Immers, de eisen die de Raad van State nu formuleert, eisen waaraan de brieven moeten voldoen, zijn veel minder uitgesproken en veel minder precies dan in eerdere instanties. De minister heeft daarmee een groot probleem. Naar mening heeft zij duizenden brieven wellicht ondeugdelijk beantwoord, omdat zij tegen de mensen heeft gezegd dat zij hier niet mogen blijven zonder verder toe te lichten waarom dit niet mag. De Raad van State heeft gezegd dat de minister dit wel moet doen. Voorts heeft de minister tegen de mensen gezegd dat zij niet in beroep mogen gaan, omdat dit nu eenmaal niet zou kunnen. De Raad van State zegt nu dat dit wel kan. De enige consequentie die de minister daaraan kan verbinden, is dat zij opnieuw al die brieven bekijkt en deze mensen opnieuw een nu wel deugdelijk antwoord geeft dat in lijn is met deze uitspraak van de Raad van State. Daar wil ik een duidelijk antwoord over hebben van de minister.

Daarnaast is het van groot belang dat ook uitgeprocedeerden blijkbaar nu wel in aanmerking komen voor de maatregel van de minister. Daarom is mijn vraag of de minister inderdaad al deze brieven opnieuw gaat bekijken en opnieuw beantwoorden om haar eerdere vergissingen en fouten te herstellen.

Vervolgens zegt de minister dat het allemaal wel te organiseren moet zijn. Waar wij in de eerste plaats in dit land voor staan, is dat wij een overheid hebben die behoorlijk en fatsoenlijk met haar burgers omgaat, in lijn met internationale verplichtingen waar ook ons land zich aan te houden heeft. Dat moet voorop staan. Organisatorische problemen mogen dat niet in de weg staan. De minister zal al deze brieven zorgvuldig moeten beantwoorden. Daarover krijg ik graag duidelijkheid.

Wat betekent dit voor de mensen die inmiddels uit de opvang of zelfs uit het land zijn gezet en die in een aantal gevallen de rechtsmiddelen zijn onthouden waarop zij wel degelijk recht hebben? Wat zal de minister doen om dat recht te zetten?

Wij zullen er vandaag waarschijnlijk nog niet geheel uit komen. Ik vraag de minister om de Kamer in ieder geval goed te informeren over de door haar te nemen stappen, zodat wij er op een volgend tijdstip uitgebreider over kunnen spreken. Het mag duidelijk zijn dat mijn fractie zich afvraagt of wij niet langzamerhand toe moeten naar een deltaplan schrijnende gevallen, een nieuwe regeling om deze zaak goed af te ronden.

Minister Verdonk:

Er ligt al een eerdere uitspraak van de Raad van State dat er bezwaar noch beroep openstaat tegen een beslissing op deze aanvragen. Ik heb steeds in die lijn gehandeld. Deze uitspraak geeft een andere richting aan. Natuurlijk moet ik die uitspraak bestuderen, waarvoor ik tijd nodig heb.

Het gaat om uitgeprocedeerde asielzoekers. Deze mensen hebben al een of meerdere keren de totale asielprocedure doorlopen en hebben ook al een of meerdere keren te horen gekregen dat zij het land dienen te verlaten. De minister heeft een discretionaire bevoegdheid. Het is aan haar om te beslissen of zij gebruik wil maken van deze bevoegdheid, die nooit bedoeld is geweest als een nieuwe asielprocedure. Deze discretionaire bevoegdheid is bedacht door de wetgever. Als er inderdaad sprake is van een geheel aan schrijnende omstandigheden, is de beslissing aan de minister of zij gebruik wil maken van haar discretionaire bevoegdheid.

Ik ben helemaal niet toe aan de conclusies van mevrouw Vos over ondeugdelijke beantwoording en over maatregelen tegen asielzoekers die al uit de opvang zijn. Op dit moment bestudeer ik de uitspraak. Natuurlijk zal ik de Kamer informeren.

De heer Klaas de Vries (PvdA):

De minister doet nu net alsof er iets totaal onverwachts is gebeurd, maar in september van vorig jaar is in de Kamer uitvoerig over deze zaak gesproken en is de minister uitvoerig gewaarschuwd. De minister beriep zich toen in eerste instantie op het advies van de landsadvocaat. Zij moest dat echter binnen een paar dagen terugnemen, want de landsadvocaat was buitengewoon kritisch geweest over de opstelling die de minister ook vandaag weer verdedigt.

Nu heeft de Raad van State gesproken. Ik ben het met mevrouw Vos eens dat wij het nog uitvoeriger met de minister zullen moeten doornemen dan thans mogelijk is. Wel is de vraag van belang of de minister niet van mening is dat de rechter, als hij voortaan deze afwijzingen gaat toetsen, zal moeten beschikken over de criteria die zij heeft gehanteerd om verzoeken af te wijzen. Is het dan toch niet beter om een regeling te maken dan al deze gevallen opnieuw aan een individuele toetsing bloot te stellen en een nieuwe motivering te geven?

Minister Verdonk:

De Kamer heeft mij in een aantal overleggen gevraagd om te kijken naar de schrijnende en afschuwelijke situatie waarin mensen terecht kunnen zijn gekomen. Ik heb dat de Kamer toegezegd. Ik doe dat ook en ben daar heel zorgvuldig mee bezig. Ik heb u al veel eerder gezegd dat er geen criteria zijn. Het gaat om een samenspel van factoren die maken dat een individuele situatie schrijnend wordt. Dat samenspel is de reden waarom die mensen toch een verblijfsvergunning moeten krijgen. Ik zie nu geen enkele reden om een regeling te maken. Op dit moment bestudeer ik de uitspraak.

De heer De Wit (SP):

De minister zegt dat we het over de schrijnendheid hebben gehad. Waar het om ging, was dat zij al in september 2003 gewaarschuwd was, en ook in latere debatten, dat het hier gaat om voor beroep vatbare beslissingen. Dat heeft de minister toen ontkend. Nu de rechter heeft vastgesteld dat het in een aantal gevallen wel degelijk mogelijk is om daartegen in beroep te gaan, is de vraag of de minister vanaf heden bereid is om haar antwoorden beter te motiveren, zodat daartegen in beroep verweer kan worden gevoerd. Want beroep, daar komt de minister ongetwijfeld op uit!

Hoe is het mogelijk dat de minister hier zegt: als de rechter mij in het ongelijk stelt, ga ik dat niet herstellen, nee, dan ga ik eens kijken of mij dat uitkomt, of de IND misschien niet te veel wordt belast? Dat is ondertussen een verachting van de rechterlijke macht in dit land! Dit kan de minister niet menen. Zij zal de uitspraak moeten wegen, en zij zal opnieuw de motivering moeten vaststellen. Ik ben het eens met mevrouw Vos dat de minister eigenlijk alle dossiers opnieuw moet bekijken. Is zij daartoe bereid?

Minister Verdonk:

De heer De Wit zegt dat ik in eerdere overleggen met de Kamer heb ontkend dat er bezwaar en beroep mogelijk is. Ik herinner hem eraan dat ik daarbij in een eerdere uitspraak in het gelijk ben gesteld door de Raad van State. We kregen eind vorige week deze nieuwe uitspraak binnen. Ik stel mij voor dat ik de tijd krijg van de Kamer om deze uitspraak te bestuderen, te laten analyseren en te leggen naast de vorige uitspraak. Volgens mij is dat een heel zorgvuldige manier van doen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Het was niet de bedoeling van de eenmalige regeling dat er nog weer een rechtsmiddel zou openstaan tegen de te nemen beslissingen. Maar het was wel een risico dat daaraan kleefde. Dat heeft onder andere mijn fractie vanaf het begin gezegd. Gelet op de laatste uitspraak van de Raad van State is mijn vraag aan de minister: wat is nu eigenlijk de juridische ruimte die zij op dit moment ziet om in dit soort zaken toch van een beroepsgang af te zien?

Wanneer denkt de minister de Kamer helderheid te kunnen bieden? En niet alleen aan de Kamer, maar ook aan mensen die er in de praktijk mee te maken hebben. Spoedige duidelijkheid daarover is heel wenselijk.

Minister Verdonk:

De uitspraak van de Raad van State gaat over de schrijnende gevallen, niet over de eenmalige regelingen. Het gaat over het gebruik maken van de discretionaire bevoegdheid in het kader van schrijnendheid. Ik bestudeer die uitspraak. Natuurlijk vind ik dat daarbij zo snel mogelijk helderheid moet komen en natuurlijk zal ik, zodra er helderheid is, die verschaffen.

De heer Nawijn (LPF):

Ik geef de minister wel een hand, want wat zij zegt is juist. Wat zou anders nog de discretionaire bevoegdheid van de minister zijn? Anders zou zij alles in beleidsregels moeten vastleggen. Ik vraag de minister of zij daarop in de notitie in wil gaan. Stel dat de consequenties die worden geschetst hierbij gelden, dan zou de hele discretionaire bevoegdheid niet meer bestaan. Wanneer komt die notitie?

Minister Verdonk:

Zo snel mogelijk. De juristen zijn druk bezig om de uitspraken te bekijken en te vergelijken. De gegevens die u vraagt, zal ik daarbij meenemen.

De heer Visser (VVD):

Deze wet is niet de enige wet met een discretionaire bevoegdheid. Als het hebben van een discretionaire bevoegdheid een nieuwe beroepsprocedure met zich meebrengt, is dat misschien niet alleen van toepassing op deze wet, maar op veel meer wetten. Ik krijg hierop graag antwoord in de notitie van de minister.

Voorzitter. Verschillende leden, waaronder ikzelf, hebben gisteren schriftelijke vragen ingediend over deze ingewikkelde zaak. Ik zie graag dat die schriftelijke vragen alsnog worden doorgeleid, zodat in de notitie daarop kan worden gereageerd.

Minister Verdonk:

In antwoord op de eerste vraag: ja, meerdere wetten kennen een discretionaire bevoegdheid, dit is een bevoegdheid van meerdere ministers. Dat wordt natuurlijk op dit moment ook onder de loep genomen. Ik zal daar in de notitie op ingaan en de schriftelijke vragen zal ik zo snel mogelijk beantwoorden.

De voorzitter:

Maar zij zijn er nog niet. De vraag aan mij was nogal procedureel. Het antwoord is dat de vragen die na dit vragenuur overblijven, als schriftelijke vragen kunnen worden doorgeleid. Dit zal in overleg met u gebeuren om misverstand te voorkomen over wat wel en niet beantwoord is.

Naar boven