Aan de orde is het debat over het sociaal akkoord.

De voorzitter:

Afgesproken is, spreektijden te hanteren van 5 minuten. De eerste spreker en aanvrager van het debat heeft mij vanmiddag toegefluisterd dat het tot de mogelijkheden behoort dat die 5 minuten niet helemaal worden gebruikt. Om allerlei procedurele redenen zou ik dat toejuichen.

De heer Bos (PvdA):

Voorzitter. Dan moet u de klok nog niet laten lopen bij mijn eerste woorden. Het is voor mij de eerste keer sinds lange tijd dat ik vanaf deze plek weer in debat kan gaan met de minister-president. Hoewel wij het vaak niet eens zijn over wat er moet gebeuren, vind ik het een heuglijk feit dat hij weer bij ons is.

Voorzitter. Wij hebben een sociaal akkoord en daarmee komt er een einde aan een periode van conflicten, stakingen en confrontaties. Dat is goed voor ons land en daarom een felicitatie waard voor iedereen die daaraan een bijdrage heeft geleverd. Daarbij dringt zich dan wel de vraag op waaruit die bijdrage heeft bestaan en welke prestatie nu eigenlijk door het kabinet is geleverd. Een volgende vraag is of het resultaat wel zo goed is. Wie een probleem creëert en er vervolgens trots op is dat hij dat probleem weer wegneemt, heeft per saldo niet zoveel goeds gedaan. Dit doet mij denken aan de volgende (multiculturele) anekdote. Moos komt om in chaos, vuiligheid en wanorde. Hij vraagt advies aan de rabbi en die adviseert hem om een geit te nemen. Het resultaat is dus nog meer vuiligheid, chaos en wanorde. Moos gaat weer naar de rabbi en nu krijgt hij het advies om de geit weer weg te doen. Dat doet Moos en in no time is hij terug bij de rabbi om hem te bedanken voor het feit dat de chaos, de wanorde en de vuiligheid zijn afgenomen. Balkenende, De Geus en Zalm als rabbi's van de moderne tijd! Het is even wennen, maar het raakt wel de kern van mijn boodschap vandaag. Nederland heeft een jaar verloren met confrontatie, onzekerheid, wantrouwen en conflict om uit te komen op iets wat vorig jaar ook mogelijk was geweest zonder al deze ellende. Sterker nog, als toen de juiste keuzes waren gemaakt, had er iets beters in gezeten dan dit kabinet nu gepresenteerd heeft.

Ik zal niet op de details van de voorstellen ingaan. Dat doen mijn collega's de komende weken. Mij gaat het om de lessen voor de toekomst, zoals wij dat hier altijd zo mooi zeggen. Waar was dit nu allemaal voor nodig? En leert het kabinet hier nu ook iets uit over de stijl van regeren, het negeren van sociale partners en oppositie en hoe onmogelijk het is om, zonder dat je je iets aantrekt van iets of iemand, vanuit Den Haag in splendid isolation de wereld naar jouw hand te zetten? Hoe is het anders te verklaren dat oppositie en vakbonden het afgelopen jaar er vele malen op hebben gewezen dat de WAO-voorstellen van werknemers en werkgevers moesten worden overgenomen en dan steevast van de regeringspartijen en minister De Geus te horen kregen dat het ouderwetse polderopvattingen waren en dat het inhoudelijk ook niet nodig was? Nu klopt het kabinet zich trots op de borst omdat het precies dat gedaan heeft waarom oppositie en vakbonden al een jaar vroegen.

Hoe is het anders te verklaren dat oppositie en bonden er het afgelopen jaar vele malen op hebben gewezen dat geld niet het probleem was, maar telkens van Zalm en de regeringspartijen te horen kregen dat de voorstellen van oppositie en vakbonden financieel onverantwoord waren? Nu is het kennelijk opeens helemaal geen probleem meer dat dit sociaal akkoord honderden miljoenen kost.

Hoe is het mogelijk dat de ministers Zalm en De Geus, daarin fervent gesteund door de regeringspartijen, elke keer in deze Kamer betoogden dat de levensloopregeling helemaal niet moeilijk toegankelijk is voor lage inkomens en jonge mensen, terwijl zij er nu trots op zijn dat zij in het sociaal akkoord de levensloopregeling om precies die reden hebben aangepast?

Waarom werd elk voorstel van de oppositie of de bonden om de mogelijkheden rond VUT, prepensioen en levensloop op z'n minst ten dele collectief te regelen door het kabinet – en met name door onze vrienden van D66 – als volstrekt ouderwets afgedaan, terwijl men er nu gewoon mee akkoord is gegaan?

Óf het kabinet geeft toe dat het er in eerste instantie hopeloos naast zat, dat heeft ingezien en daarom de plannen heeft aangepast – geef dat dan ook toe – óf het vindt nog steeds de eigen plannen beter, maar is door de knieën gegaan als gevolg van de acties en demonstraties. Dat zou het dan niet willen toegeven omdat het een pijnlijk brevet van zwakte en onvermogen is. Want wat is nu per saldo het resultaat? We hebben het sociaal akkoord. Prima. We zijn af van de stakingen. Prima. Maar het is slechter dan wat het kabinet een jaar geleden in handen had. En dat is niet prima.

Laten we niet vergeten dat het kabinet vorig jaar goud in handen had: de vakbeweging was bereid om voor twee jaar te tekenen voor een nullijn. Nu zijn er looneisen tussen de 1,25 en 3%, louter omdat het kabinet dacht de eigen zin door te kunnen drijven. Tel uit je winst! Vorig jaar waren er mogelijkheden om samen met vakbonden en werkgevers door te gaan op de weg van het stelselmatig verhogen van de uittreedleeftijd van oudere werknemers, zonder specifieke groepen de prijs daarvoor te laten betalen. Nu betalen jonge werknemers echter nog heel lang voor een overgangsregeling voor ouderen waar ze zelf geen baat bij zullen hebben en kunnen 50- tot 55-jarigen onmogelijk voldoende bijsparen om op de door hen gewenste leeftijd uit te treden. Tel uit je winst!

De Nederlandse economie betaalt al met al een hoge prijs voor de arrogantie van dit kabinet: belaste verhoudingen, een minister van Sociale Zaken die van zichzelf zei dat hij het ook niet meer kon oplossen, hogere loonkosten dan nodig en een oneerlijke verdeling van de kosten. Wat mij betreft komt het allemaal neer op: wat heeft het kabinet hiervan geleerd? was dit allemaal nodig? gaat het kabinet het de volgende keer anders doen? is dit misschien een reden om een houding van niet-luisteren in te ruilen voor een houding van oprecht samen willen werken met iedereen in de samenleving en in het parlement die met het kabinet de klus wil klaren? Het zou het kabinet sieren als het dit toegaf. Het zou helpen om het vertrouwen in elkaar en in het kabinet, wat op dit moment zo hard nodig is in Nederland, terug te brengen. Ik wacht in spanning af.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ondanks alle politieke meningsverschillen is het ook voor de GroenLinks-fractie prettig om te zien dat de minister-president weer in goede gezondheid verkeert.

Het heeft zin! Het heeft zin om in opstand te komen. Het heeft zin om in de bedrijven actie te voeren. Het heeft heel veel zin om met 300.000 mensen naar het Museumplein te gaan. En ik denk dat het ook wel een beetje zin heeft om een referendum aan te kondigen. Misschien heeft het zelfs zin om oppositie te voeren tegen dit kabinet. Ikzelf had daar altijd al zin in, nu hééft het ook zin.

Er is nu een sociaal akkoord over gevoelige en gewraakte onderdelen van het kabinetsbeleid. De credits daarvoor gaan naar de Nederlandse vakbeweging en de honderdduizenden demonstranten die in de afgelopen maanden gezamenlijk hun stem hebben verheven. En eigenlijk natuurlijk ook naar minister Zalm, die meer als man van afspraken dan als liberaal-conservatief door het leven gaat: hij had in ieder geval begrepen dat het kabinet zo niet kon doorgaan.

Het sociaal akkoord is een compromis. Het politieke oordeel van mijn fractie is dat het kabinetsbeleid op de terreinen van WW, WAO, VUT, prepensioen, levensloop, de cao's, loonmatiging in ieder geval is bijgestuurd. De harde hervormingsagenda op het gebied van de sociale zekerheid – veel meer dan dat is er overigens niet – is verzacht en dat is, hoewel soms bescheiden, winst.

Maar er is ook verlies. Zo wordt het Schattingsbesluit in de WAO niet aangepast en worden mensen onder 50 jaar in de WAO met deze nieuwe spelregels gewoon hergekeurd. Ik heb al eerder onze afkeuring daarvan uitgesproken, de minister van Sociale Zaken weet dat. De doem boven de WW blijft hangen, want wie hoest uiteindelijk die bezuinigingen op? Moeten toch weer de jongeren daarvoor opdraaien? De levensloopregeling is wel wat verbeterd, maar wordt zij nu echt toegankelijk voor jongeren met lage inkomens, bijvoorbeeld moeders met kinderen? En dan de overgangsregeling voor ouderen die onder het huidige regiem voor VUT en prepensioen nog mogen genieten van hun rechten. Wie gaat dat betalen? Met andere woorden, van een modernisering komt op deze manier toch niet veel terecht.

Er is ook politiek verlies. Ik moet constateren dat er minimaal een halfjaar onnodig is verloren. En waarom? Waarom heeft een kabinet dat zegt zoveel haast te hebben om dit land klaar te maken voor de toekomst, onnodig minimaal een halfjaar verloren? Waarom kon dit akkoord niet in mei gesloten worden? Moeten wij dan toch concluderen dat het vooral de minister van SZW is geweest bij de besluitvorming rond de WAO begin dit jaar die niet alleen zijn eigen glazen maar vooral die van het kabinet heeft ingegooid en de hele SER tegen zich in het harnas jaagde? Waarvoor, vraag ik in het bijzonder aan de minister van SZW, was dat nou nodig? Nu is het weer gerepareerd, na heel veel gedoe. Kennelijk heeft hij daarmee ingestemd. Waarom?

De minister van SZW zei in een van zijn reacties na het bereiken van het sociaal akkoord dat hij op weg naar dat akkoord "een stapje terug heeft gezet". Hij was even niet aan zet. Misschien is dat strategisch verstandig, maar politiek lijkt mij dat tamelijk vernederend. De minister die bij uitstek verantwoordelijk is voor de relaties met werkgevers en werknemers speelde even niet mee, was met verlof. Het was de geheime vriendin van Lodewijk de Waal begrepen wij die het werk heeft gedaan. Hoe oordeelt deze minister van SZW over zijn eigen functioneren in dezen? Mijn volgende vraag is gelijk aan die van de heer Bos en stel ik aan de minister van Financiën. Als de nood aan de man is, kan er budgettair gesproken ineens heel veel en komt er een bedrag van meer dan 300 mln euro op tafel waarvan volstrekt onhelder is waar het vandaan komt. Kennelijk mag dat in dit geval het probleem niet meer zijn, terwijl maanden debatten met de minister van Financiën op tal van fronten ertoe hebben geleid dat hij geen duimbreed toegaf omdat er gewoon geen geld was. Nu is dat geld er dus weer wel. Hoe zit dat?

Ik rond af. Communicatie-experts adviseren dit kabinet om veel en beter naar de burger te luisteren. Morgen schijnt dat advies in de ministerraad besproken te worden. De minister-president kan daar wat over zeggen. Het bespreken van een dergelijk advies heeft wel heel lang geduurd. Ik vraag hem om een reactie daarop.

Ik concludeer dat dit sociaal akkoord nog geen zomer maakt in Nederland. Het blijft zin hebben om oppositie te voeren.

De voorzitter:

Ik maak een opmerking over uw laatste vraag over de brief die besproken zou worden in het kabinet. Uw fractievoorzitter, mevrouw Halsema, heeft daarover vanmiddag informatie gevraagd. Zij heeft gezegd dat daar wellicht over gedebatteerd zou worden in de Kamer. Het heeft mijn voorkeur om te wachten op die informatie en die twee debatten niet door elkaar te halen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat begrijp ik. Ik kan mij echter ook voorstellen dat de minister-president de behoefte voelt om daar vanavond over te spreken. Ik wil daar niets voor in de weg leggen.

De voorzitter:

Ik wijs slechts op de procedure, zoals altijd.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Ik voeg mij namens de SGP-fractie graag bij hen die de minister-president verwelkomen en dankbaar zijn over het feit dat hij er weer volop tegenaan kan en mag gaan.

De SGP-fractie is positief over het bereikte akkoord tussen de sociale partners en het kabinet. Mijn fractie hecht aan een breed draagvlak maar beklemtoont ook het primaat van de overheid of, zo men wil, van de politiek. Regering regeer en de Kamer zal dan wel controleren. Mijn fractie acht het positief dat de regering via haar verkenner Van der Knaap het gesprek weer op gang heeft gebracht. Het was een moeizaam overleg waarbij helaas ook de zondagsrust regelmatig in het gedrang kwam. Bij dat proces is de vraag onafwendbaar of de impasse die ontstond in april en mei onvermijdbaar was. Die vraag richt zich naar twee kanten. Het gaat om te belangrijke zaken om humeur en persoonlijke animositeit een rol te laten spelen. Als je diverse waarnemers moet geloven, speelt dat zo nu en dan een rol. Er is sprake van stakingen, acties en harde woorden, zelfs van woorden waarmee de waarheid geweld wordt aangedaan. Daar kan mijn fractie niet zo goed tegen. Neem eens de paginagrote advertentie van de FNV: het is voor elkaar! Daar mag je blij mee zijn en dat mag je met vreugde vaststellen. Maar dan volgt er: net zoals nu is stoppen vóór uw 65e jaar weer mogelijk. Is die omslag nu echt waar? Is dat eerlijk? Neen, wat mijn fractie betreft is dat laakbaar. Ik vraag de regering hoe zij die informatieverstrekking aan de bevolking en aan de achterbannen van bijvoorbeeld de vakbonden heeft ervaren.

Wij hopen morgen uitvoerig te spreken over de vut-, prepensioen- en levensloopregeling. Wij hebben waardering voor wat er uit is gekomen, bijvoorbeeld voor de slijtende beroepen. Verder kan maximaal 2,1 jaarsalaris worden gespaard. Dit kan worden aangewend in het verloop van de levensloop. Wij houden ook kritiekpunten, en daar komen wij morgen uitvoerig op terug. Er blijft toch nog iets elitairs in zitten dat het voor de beter betaalde werknemers gemakkelijker mogelijk wordt om het spaartegoed op te bouwen dan voor anderen.

Wat betreft de WAO wordt nauwer aangesloten bij het SER-akkoord van 2002. Ik heb dat altijd bepleit, dus dat is positief. Ook de verlaging van de leeftijd voor de herkeuring naar 50 jaar heeft onze instemming. De aardappel van de WW is doorgeschoven. Men wilde daar kennelijk de vingers nog niet aan branden. Wij zouden er geen voorstander van zijn dat de ontslagvergoeding in mindering wordt gebracht op de WW-uitkering. Bij de loonontwikkeling wordt uiterste terughoudendheid betracht, maar wat gaat dat nu betekenen, gelet op de looneisen, en wanneer is daarvan nu sprake? De looneisen zullen in elk geval neerkomen op meer dan de nullijn. Dat kan geaccepteerd moeten worden in de context van een totale deal. Dat begrijp ik, maar als er geen duidelijkheid komt over het optimale kristallisatiepunt van die terughoudendheid, blijft het een boterzachte uitspraak.

Wat betreft de kinderopvang betreurt mijn fractie het dat er een belastingvrij traject wordt ingebouwd. Dit is het zoveelste teken dat de regering de negatieve gevolgen van kinderopvang op jonge kinderen negeert en dat zij de ouders die ervoor kiezen hun kinderen zelf op te voeden indirect benadeelt. Dat doet de roep om het kindgebonden budget uit onze fractie krachtiger opstijgen.

Alles tegen elkaar afwegende, is de SGP-fractie blij met het afgesloten sociaal akkoord. Blijft over de taxatie wie nu de winnaar of de verliezer is, een vraag waar velen druk mee zijn, zijn geweest en misschien nog zijn. In mijn ogen is de regering niet de winnaar. Zij heeft op diverse punten moeten toegeven, maar dat is overigens geen schande, zoals ik zojuist al zei. De vakbeweging is het evenmin, want zij heeft ook niet bereikt wat zij in eerste instantie wilde. Winnaars zijn ook niet de oppositiepartijen, die samen in de Kamer een manifest presenteerden, waar de SGP-fractie niet aan mee deed – wij hebben wel een appèl gedaan – en waarin wetgeving pas aan de orde kon zijn als de Lissabon-doelstellingen zouden zijn gehaald. Ook dat is dus niet bereikt. Toen wij dat met elkaar vaststelden, was er een vrijpostige fractiemedewerker die met een knipoog zei: als je het zo beschouwt, is er eigenlijk maar één winnaar van het sociaal akkoord, en dat is de SGP-fractie. Ik maak mij hier natuurlijk niet dik, dat begrijpt u wel, maar ik vond het te aardig en te zeer een doordenkertje van enig niveau om het niet met een forse, vette knipoog hier door te geleiden.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Als wij één ding mogen concluderen, dan is het wel dat verzet en actie zin hebben en dat doet mij goed. De grootste vakbondsdemonstratie ooit en eensgezinde stakingen hebben effect gehad. De toch al bijna doodverklaarde vakbeweging is springlevend. De demonstranten waren niet opgehitst, zoals de heer Van Aartsen dat zei op de dag van de demonstratie, maar wisten heel erg goed waartegen zij demonstreerden. Naar mijn overtuiging is de overgrote meerderheid voor behoud van solidariteit en dat heeft men op de dag van de demonstratie laten zien.

De vraag blijft toch waarom dit kabinet het zo lang uit de hand heeft laten lopen. Het is mijn stelling dat men blijkbaar heeft verwacht, de ruggengraat van de vakbeweging te kunnen breken. Daarom heeft men ook eigenlijk hoog spel gespeeld. Die zet in het spel heeft het kabinet verloren. Als dat het niet was, dan begrijp ik echt niet wat anders het doel zou zijn geweest van de arrogantie en de koppigheid van het kabinet in de afgelopen maanden. Eveneens onbegrijpelijk is, als je nu terugkijkt, waarom ineens wel kan, wat daarvoor blijkbaar niet kon. Dat vraagt om een uitleg. Het is met name vreemd dat de ex-vakbondsman en huidige minister De Geus het zover heeft laten komen en dat hij het vervolgens ook niet vlot heeft kunnen trekken. Hij heeft vooral al die tijd buitenspel gestaan, ook op het eind bij het zoeken van een oplossing. Als afleidingsmanoeuvre heeft het kabinet even een snuffelknaapje rondgestuurd, maar als je nu terugkijkt, is het vooral onder druk van het verzet dat er iets moest gebeuren, evenals onder druk van de aankomende behandeling in de Tweede Kamer van het wetsvoorstel over de levensloop, dat natuurlijk duidelijk verband houdt met de VUT/prepensioenmaatregel van het kabinet. Het zijn naar mijn oprechte mening deze externe omstandigheden die geleid hebben tot een sociaal akkoord en niet het verstand van het kabinet of van de minister van Sociale Zaken.

Voorzitter. Als ik naar de balans van het akkoord kijk, kan ik zeggen welke prijzen er dankzij het verzet zijn binnengehaald. Cao's worden blijvend algemeen verbindend verklaard; de korting van de ontslagvergoeding van de WW gaat niet door; de korte WW wordt niet afgeschaft; een deel van de WAO'ers wordt niet hergekeurd tegen strengere eisen; het verbod op aanvullingen in het tweede ziektejaar is van de baan en de levensloopregeling kan collectief via de cao's worden uitgevoerd. Daardoor wordt het mogelijk dat voor een deel van de gevallen er toch gestopt kan worden op momenten waarop het nu ook kan.

Deze opsomming maakt duidelijk dat het echt een overwinning is op een aantal fronten. Het klopt niet als mevrouw De Vries van de VVD-fractie zegt dat het sociaal akkoord niet schokkend is, al mag zij dat wel zeggen. Als zij echter vervolgens zegt dat het slechts om technische wijzigingen gaat, dan acht ik dat gewoon kletspraat en onzin. Wel waar is wat minister De Vries stelt in een interview, namelijk dat de kabinetsplannen in grote lijnen overeind zijn gebleven. Daarin heeft hij gelijk. Ik citeer hem: wij hebben concessies gedaan, maar die raken de essentie van het kabinetsbeleid niet. Inderdaad, de agenda van het kabinet is niet bijgesteld, die is niet veranderd. Laat ik het wat harder zeggen: er is een aantal rotplannen aangepast, maar het rotkabinet blijft zitten. Laat ik het nog eens anders zeggen: het gaspedaal wordt wat minder hard ingetrapt, maar de koers is niet gewijzigd.

Voorzitter. De SP-fractie vindt het heel goed dat er een akkoord is, maar zij heeft nog steeds forse kritiek op de plannen die nu uiteindelijk opgeteld allemaal overblijven. Kijk naar VUT/prepensioen. Het was natuurlijk veel beter geweest als dit kabinet die slechte voorstellen gewoon had ingetrokken. Er moet nu immers van alles omgebouwd worden, om voor een deel weer hetzelfde te bereiken, cao-partijen, pensioenfondsen en anderen moeten allerlei nieuwe regelingen maken. Dat is erg ingewikkeld en het vergt heel veel werk. Het is een beetje winst, maar aan de andere kant ook volledige waanzin. Had dat voorstel gewoon ingetrokken.

Dan kom ik bij de WAO. Dat is natuurlijk winst, maar waarom moeten mensen onder de 50 niet uitgesloten worden van die strenge herkeuringen? Dit is toch gewoon pure willekeur? Het gevolg van de herkeuring is ook dat er onrust is ontstaan onder met name de jonggehandicapten, de Wajong'ers, en hun ouders omdat de kans bestaat dat zij hierdoor in de bijstand terechtkomen. Wij hebben altijd duidelijk gemaakt dat hetgeen wat nu op tafel ligt, namelijk het afschaffen van de WAO voor gedeeltelijk arbeidsongeschikten, voor ons echt volstrekt onaanvaardbaar is. Dat gaat dus nu wel gebeuren.

En dan zijn er nog andere asociale kabinetsplannen die ertoe leiden dat de koopkracht van mensen die het niet kunnen dragen jaren achtereen toch steeds verder wordt aangetast. Ik doel op mensen met lagere inkomens, mensen met een uitkering, chronisch zieken en gehandicapten. Het doet mij wel deugd dat er afgelopen weekend op een partijcongres van het CDA een resolutie is aangenomen die daar nadrukkelijk iets over zegt. Ik wil mij vandaag de kans niet laten ontnemen om de minister-president te vragen wat zijn reactie daarop is. Ik noem één specifiek punt uit die resolutie, namelijk dat de minima de komende jaren geen koopkracht meer hoeven in te leveren en dat er bij voorrang moet worden gewerkt aan herstel van hun koopkracht. Ik hoor graag een reactie van de minister-president op de uitspraak van zijn partij.

Veel mensen die ik heb gesproken op 2 oktober op de demonstratie protesteerden ook hiertegen. Er is dus alle reden om het verzet tegen het kabinet door te zetten en verder op te voeren, want verzet loont. Acties tonen aan dat met strijd is te winnen. Door het verzet is nu al een aantal prijzen binnengehaald, maar de hoofdprijs helaas nog niet. De hoofdprijs is in mijn ogen de val van dit kabinet. Dat is een heel mooi democratisch doel waar het gaat om een kabinet dat de laagste populariteit en geloofwaardigheid ooit heeft.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter. Ik wil iedereen die te maken heeft en krijgt met akkoord gelukwensen. Ik denk dat het goed is voor de mensen om wie het gaat: jong, oud, werkend, niet-werkend gehandicapt of toekomstgericht. Het is winst voor iedereen. Er was een grote storm boven de polder. Dat zagen wij eind vorig jaar al aankomen. De heer Bos zei dat het vorig najaar voor het grijpen lag. Als die film echter nu wordt teruggedraaid, is zichtbaar dat er toen alleen maar zuinige gezichten uit het SER-gebouw kwamen na het afsluiten van dat sociaal akkoord. Toen kon men eigenlijk aanvoelen dat er iets aan het broeien was. Dat heeft een eerste ontlading gekregen bij het mislukken van het smalle akkoord tijdens dit voorjaarsoverleg. Het ging toen alleen over VUT, prepensioen en levensloop. Dat heeft zich ontladen. Er is een enorme donderbui geweest. Er zijn demonstraties en acties geweest. Die hebben geholpen.

Daarom wil ik namens de CDA-fractie de complimenten geven aan de mensen die na die storm en na dat onweer boven de polder toch weer hun nek hebben uitgestoken en de verantwoordelijkheid hebben genomen om, soms ondanks zichzelf, over die schaduw heen te springen en elkaar weer op te zoeken. Ik denk dat hier drie hoofdrolspelers zitten, namelijk de minister-president, de minister van Financiën en de minister van SZW. Zij krijgen de waardering van de CDA-fractie.

De vraag is wat er is bereikt met dit sociaal akkoord. Het heeft even geduurd, maar dan heb je ook wat. Er is een breed draagvlak voor de broodnodige vernieuwing van ons stelsel van sociale zekerheid die de solidariteit in de toekomst mogelijk maakt. Er komt nog een toekomstgericht advies over de WW van de SER, terwijl de sociale partners daar eerst niet over wilden adviseren. Er zijn afspraken gemaakt over de verandering van de WAO. Ook zijn er afspraken gemaakt over pensioenen, zoals over de veertig dienstjaren. De loonmatiging zal worden voortgezet waardoor de solidariteit met uitkeringsgerechtigden kan worden vormgegeven. Er zijn afspraken gemaakt over slijtende beroepen.

Ik wil hier als vertegenwoordiger van de CDA-fractie ook de levensloopregeling noemen. Die werd na 11 oktober eigenlijk nog maar beschouwd als een stiefkindje dat niemand wilde hebben. Het leek erop dat deze regeling was weggeschreven na de hoorzitting hierover. En zie daar, de regeling komt te voorschijn uit het sociaal akkoord als een blozende baby, een wolk van een baby die, naar wij verwachten, straks in de sociale zekerheid zijn eigen vriendjes zal vinden. Nu hebben wij weer rust en de lucht boven de polder is weer helder. Iedereen kijkt vooruit en nu de inkt van het sociaal akkoord zo goed als droog is, gaat iedereen nadenken over wat dit betekent voor de onderhandelingen over de cao's voor volgend jaar, want die moeten dringend gevoerd worden. Iedereen is daar druk mee bezig.

Dan wordt het donderdag 18 november en wij lezen en horen dat de fractie van de Partij van de Arbeid een onderzoek wil naar flexibilisering van de AOW-gerechtigde leeftijd. Dit kan door heel velen niet anders begrepen worden als voorsorteren in de richting van verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd. De mensen die dit verwachten, hebben gelijk. Maar is dit niet dezelfde PvdA-fractie die twee maanden geleden schande sprak van het onderzoek van het CPB naar de effecten van verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd? Zij deed dit naar onze mening terecht. Maar zie, nu vraagt zij om een zelfde onderzoek, wat toch voorsorteren in de richting van verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd betekent. Daar zou ik graag een reactie op hebben.

De heer Bos (PvdA):

Die kunt u meteen krijgen. Wie heeft het over verhoging of zelfs maar flexibilisering van de AOW-gerechtigde leeftijd?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik neem aan dat mevrouw Bussemaker namens uw fractie spreekt als zij vraagt naar een onderzoek naar het Zweedse model en naar de mogelijkheden van flexibilisering van de AOW.

De heer Bos (PvdA):

Maar dat is iets anders dan het flexibiliseren of veranderen van de leeftijd waarop je recht op AOW krijgt. Die leeftijd blijft 65 jaar; iedereen die op die leeftijd AOW wil hebben, krijgt dan ook AOW. Het gaat erom of je mensen langer wil laten werken door hen te straffen door hun in één keer allerlei fiscale voordelen af te nemen, of dat je mensen wilt stimuleren om langer door te werken door hen ervoor te belonen. Een van de manieren om langer doorwerken te belonen is iets wat uw fractie al eens heeft voorgesteld en waar wij ook sympathiek tegenover staan: zorg ervoor dat die mensen minder belasting gaan betalen. En een andere manier is ervoor zorgen dat degenen die hun AOW later claimen, een hogere uitkering krijgen. Zo moeilijk is het allemaal niet.

Mevrouw Verburg (CDA):

Dit kunt u toch niet met droge ogen beweren? U en ik weten dat het recht op AOW op 65-jarige leeftijd belangrijk is. U en ik weten dat dit hele pakket een enorme stimulans bevat om langer door te werken, zowel voor werkgevers als voor werknemers. Daar draait het allemaal om, maar u hebt er de staf over gebroken.

De heer Bos (PvdA):

Het pijnlijke is dat alle adviseurs precies het tegenovergestelde beweren. Alle mogelijke effecten van dit pakket zijn doorgerekend; het heeft een heleboel effecten, maar het stimuleert de mensen niet om langer door te werken.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter, de vorige keer onderbrak de heer Bos mij ook toen ik hem antwoord gaf; toen was het op een moment waarop hij iets niet wilde horen. Toch ga ik het nu ook zeggen. Hij gaat mij toch niet vertellen dat hij wil stimuleren dat de mensen op 62-jarige leeftijd hun AOW gaan opvragen, want wat er dan gaat gebeuren, is duidelijk. Als je maar een klein pensioentje hebt, zoals in veel gevallen werknemers met een slijtend beroep, voor wie de PvdA en ook het CDA zich sterk maken, kom je onder 70% van het minimumloon uit, dus onder de inkomensgrens. Die mensen zouden dan wellicht naar de bijstand moeten. Het voorstel van mevrouw Bussemaker kan bijna niets anders betekenen dan voorsorteren in de richting van verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd.

De heer Bos (PvdA):

Ik snap er niets meer van, maar u begrijpt het helemaal niet. Het ging in alle debatten over deze materie in de afgelopen maanden om keuzevrijheid. U heeft ons aangewreven dat wij geen waardering zouden hebben voor keuzevrijheid. Nu doen wij een voorstel waarbij de mensen keuzevrijheid krijgen. Wie dat wil en het zich kan veroorloven, mag zijn AOW-uitkering eerder claimen, maar dan is ze lager, want wij vinden dat dit de samenleving geen geld mag kosten. Maar wie wil doorwerken, willen wij belonen, en dan mag de AOW-uitkering ook hoger zijn. Dit verandert niets aan iemands rechten, maar het vergroot wel de keuzevrijheid. Dit is precies wat u altijd gewild heeft.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik zeg er niet veel meer over, ik zeg alleen dat de fractie van de PvdA hier twee maanden geleden nog de staf over brak. Bovendien is dit voor alle mensen die bezig zijn met de vraag wat dit akkoord voor hen betekent, voor alle vakbondsbestuurders en werkgevers die nu bezig zijn met het voorbereiden van de cao-onderhandelingen, een buitengewoon ongelukkig moment om de AOW-gerechtigde leeftijd ter discussie te stellen. Ik kan er niets anders van bakken dan dat het voorsorteren in de richting van verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd betekent.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik constateer dat mevrouw Verburg vanavond op zoek is naar een slachtoffer. Ik bied mij vrijwillig aan. Ik neem aan dat wij morgen uitgebreid van de fractie van de PvdA horen wat zij precies voorstelt. Wíj hebben twee maanden geleden al een voorstel gedaan voor flexibilisering van AOW en pensioen. Dat lijkt heel erg veel op wat de heer Bos zojuist heeft toegelicht. Wat mevrouw Verburg daarover suggereert, klopt niet. Lees onze stukken maar. Het past juist helemaal in de lijn van méér keuzevrijheid. Waarom legt mevrouw Verburg zo'n cesuur? Zij heeft het kabinet gesteund dat er ruim een jaar geleden niet voor terugschrok om met een crashmaatregel alle regelingen rondom VUT en prepensioen ongeveer in één keer op te heffen. Waarom heeft zij toen niet nagedacht en doet zij dat nu ook niet?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik zoek vanavond geen slachtoffers, integendeel. Wij geven een beschouwing en wij waarderen het brede sociale akkoord dat de basis legt voor een solidair stelsel van sociale zekerheid in de toekomst. Wij weten allemaal hoeveel strijd het heeft gekost. Wij weten ook dat de druiven hier en daar wel erg zuur waren. Ik vind het dan ook onbegrijpelijk dat uitgerekend op deze dag de fractie van de Partij van de Arbeid met dit voorstel komt. Ik verwijs ook naar haar eigen geschiedenis rond Prinsjesdag en de doorberekening van het CPB. Maar goed, iedereen gaat over zijn timing en over zijn politieke ideeën. Ik geef hier de ideeën van de CDA-fractie weer.

De inkt is inmiddels droog en de cao-onderhandelaars zijn zich aan het voorbereiden op de vormgeving. Dat zal waarachtig niet meevallen en de nodige zweetdruppels en onderhandelingen kosten. Het is nodig dat daarin toekomstgericht geopereerd wordt. Ik roep dan ook de sociale partners en de overheid als werkgever op om bij de uitwerking voor ogen te houden dat investeren in voorzorg in plaats van in nazorg, investeren in menselijk kapitaal betekent. Dat betekent investeren in participatie in plaats van in uitkering, in levensloop in plaats van het accent te leggen op het einde van een carrière via allerlei regelingen. Ik roep daartoe graag de sociale partners en het kabinet op. Dat geldt ook voor de overige onderdelen van de sociale zekerheid die nog verder uitgewerkt moeten worden.

Nogmaals, mijn complimenten voor het bereikte resultaat. Ik wens het kabinet veel sterkte, succes en toekomstgerichtheid toe bij de uitwerking, de vormgeving en de implementatie.

De heer Bos (PvdA):

Mevrouw Verburg heeft in deze Kamer het afgelopen jaar heel veel gezegd over de WAO. Zij heeft onder andere de desbetreffende kabinetsvoorstellen zoals die er lagen voordat het sociaal akkoord tot stand kwam, door dik en dun verdedigd. Zij heeft elk voorstel van de oppositie om nauwer aansluiting te zoeken bij afspraken van vakbonden en werkgevers afgewezen. Die afspraken zouden niet werken, zouden niet kunnen, wij moesten niet achter de sociale partners aanlopen. Kortom, het was allemaal niks. Hoe beoordeelt zij nu het feit dat kabinet precies heeft overgenomen waar de oppositie steeds om heeft gevraagd en waartegen zij zich altijd gekeerd heeft?

Mevrouw Verburg (CDA):

Dat laatste is niet helemaal waar. De oppositie heeft zich niet uitgesproken voor alles wat nu in het sociaal akkoord is geregeld; maar dat is tot daaraan toe.

De heer Bos (PvdA):

U maakt een statement, mevrouw Verburg. Ik vraag u, dat even hard te maken.

Mevrouw Verburg (CDA):

Waarschijnlijk doelt u op de positie van de mensen met geringe kans op herstel.

De heer Bos (PvdA):

Het ging om meer punten, maar het beoordelingscriterium was één van de hoofdpunten. Daar hebt u gelijk in.

Mevrouw Verburg (CDA):

Dan moet u wel even precies zijn.

De heer Bos (PvdA):

Laten wij het over dit punt hebben, over het beoordelingscriterium. Dat was heel specifiek een punt van conflict. Gaat uw gang.

Mevrouw Verburg (CDA):

Het beoordelingscriterium is hetzelfde gebleven. Er is alleen afgesproken dat bij de herbeoordeling de leeftijd omlaaggaat.

De heer Bos (PvdA):

Wij hebben overal kunnen lezen dat het tot stand komen van het sociaal akkoord twee dagen langer heeft geduurd dan menigeen gehoopt had, omdat op precies dit punt, het punt van de WAO, er nog een conflict was. Uit de verklaring van de bonden, uit de verklaring van de Stichting van de Arbeid en uit de verklaring van het kabinet blijkt dat er talloze aanpassingen zijn gekomen waardoor nauwer is aangeknoopt bij het SER-akkoord. De enige vraag aan u is: waarom loofde u wat er lag voor 2 oktober en kraakt u alles af wat er alsnog aan toe is gevoegd? Wees toch gewoon royaal en zeg: de vakbonden hadden misschien toch wel een punt en wij hebben naar ze geluisterd.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter. Ik merk dat de heer Bos niet specifieker wordt. Ik meen dat hij doelt op het onderdeel betreffende de mensen met geringe kans op herstel en de vraag of die mensen al dan niet onder de IVA, de voorziening voor volledig arbeidsongeschikten, zouden moeten komen te vallen. Dat is een keuzeverschil. Wij konden leven met het voorstel van het kabinet. Wij kunnen ons zeer wel vinden in het voorstel dat nu is gedaan, want het maakt onderdeel uit van een samenhangend pakket en dat pakket is verder verbreed na voorbereiding door de SER. Het accent ligt nu op voorzorg, ketenaanpak, maatwerk enzovoorts. Dat juichen wij zeer toe. Wij vinden het verstandig dat het kabinet de overstap heeft gemaakt en dat het heeft gezegd: oké, dan volgen wij dit voorstel met inachtneming van het feit dat in 2006 de instroom in de volledig-arbeidsongeschiktheidsregeling, de Inkomensvoorziening arbeidsongeschiktheid, niet hoger is dan een bepaald percentage. Dus de criteria zijn blijven gelden. Ik wil hier nog iets aan toevoegen, iets wat een vreugde voor de CDA-fractie is. Ik heb de fractie van de Partij van de Arbeid er overigens nog nooit over gehoord. Ik doel op het feit dat in dit pakket ook de WAO-hiaat is gedicht, de staffeling naar beneden. Ik vind het fair dat als mensen niet meer kunnen werken, zij recht hebben op een blijvende, waardevaste uitkering van, naar wij mogen hopen, 75% in plaats van 70%. Die zal dan op zeker moment gelden met terugwerkende kracht.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. De demonstratie op 2 oktober en het algemene verzet in de samenleving tegen het beleid van het kabinet betreffen niet alleen de onderwerpen waarover het sociaal akkoord gaat. Dat heb ik duidelijk in mijn betoog aangegeven. Niet alleen is er in de samenleving verzet, maar sinds het weekend is er ook verzet bij de achterban van het CDA. Ik wil mevrouw Verburg als woordvoerder van het CDA graag vragen wat zij gaat doen met de oproep die het afgelopen weekend aan de bewindslieden van het CDA, maar ook aan de fractie van het CDA is gedaan, namelijk om iets te gaan doen aan de koopkracht van de minima. Over de ontwikkeling van die koopkracht is haar achterban niet erg tevreden.

Mevrouw Verburg (CDA):

Mevrouw Kant, u weet dat wij daar volop mee bezig zijn. Dat weet onze achterban ook. Binnenkort hebben wij daarover een aantal debatten. U weet dat wij bezig zijn met het beschikbaar stellen van EURO 60 extra voor mensen met een AOW-uitkering, u weet dat wij binnenkort spreken over de uitvoering van de motie-Van der Vlies en over de inkomensontwikkeling en de verwachting voor 2005. De CDA-fractie voelt zich gesterkt door de oproep van het congres om het beste te doen voor de minima, voor de middeninkomens en voor nog meer mensen.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Kant weer wil interrumperen, maar ik wijs haar erop dat wij nu spreken over het sociaal akkoord. Ik vind het niet goed dat zij er van alles bij haalt, oproepen van partijen, congressen enzovoorts. Ik geef de heer Vendrik het woord voor een interruptie.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Maar dat congres van het CDA was wel een heel bijzonder congres, voorzitter.

Mevrouw Verburg (CDA):

Dat is elk congres van het CDA, mijnheer Vendrik. U moet eens komen, dan kunt u zien hoe gezellig het daar is.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik laat mij graag uitnodigen, want wat het afgelopen wekend bij het CDA is gebeurd, smaakt naar meer, maar nu mijn vraag.

Er was een conflict met de SER over de vraag of volledig en duurzaam arbeidsongeschikten zouden worden aangemerkt als mensen met een geringe kans op herstel. De heer De Geus zei nee en de SER zei ja. Het CDA zei: De Geus is oké. Nu ligt er een sociaal akkoord waarmee de SER gelijk krijgt en nu vindt het CDA het ook weer oké. Hoe zit dat? Hebt u zelf, mevrouw Verburg, opvattingen over wat er met de WAO moet gebeuren of is die opvatting een kwestie van de timing? Luistert u eerst wie wat op welk moment zegt? De ene keer is het A en de andere keer is het B. Ik kan mij dat van het CDA met zijn sociale geschiedenis niet voorstellen.

Mevrouw Verburg (CDA):

Dat laatste beschouw ik als een compliment. En voor de rest mijnheer Vendrik, volgens mij weet u heel goed hoe het werkt als je aan het onderhandelen bent. Het voorjaarsakkoord was vastgelopen op één onderwerp en je zag dat de verhoudingen verslechterden. Je zag ook dat er een aantal dingen misging, want Nederland is geen land van acties en stakingen. Nederland is een land van overleg. Op enig moment bleken de hoofdrolspelers bereid om over hun eigen schaduw heen te springen, ook in de appreciatie van andere partijen. Dan weet je dat je daar iets bij te winnen hebt en dat je ergens overheen moet stappen. In samenhang bezien vinden wij het een prachtig pakket, waarmee de solidariteit in de toekomst op een vernieuwende manier vorm kan worden gegeven. Of er dan een bloemetje iets meer naar links of naar rechts geschikt had moeten worden, dat maakt niet uit. Het gaat om het pakket, om de samenhang en om de daadkracht van dit kabinet. Daarnaast gaat het echter ook om de draagkracht in de samenleving. Dan mag je best een beetje water bij de wijn doen. Dat siert onderhandelaars, mijnheer Vendrik.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Voorzitter. Allereerst spreek ik mijn blijdschap erover uit dat de minister-president weer gezond en wel in ons midden is.

Er is geen nieuw sociaal akkoord, maar wel een kabinetsverklaring die een nadere invulling geeft aan het najaarsakkoord van 2003. Het lijkt mij wat overmoedig om, zoals sommigen in de pers hebben gedaan, alweer van een historisch akkoord te spreken een goed jaar nadat het vorige historische akkoord gesloten werd. Het gaat ons ook te ver om daar bagatelliserend over te spreken, alsof het alleen maar zou gaan om een paar technische aanpassingen. Daarmee wordt geen recht gedaan aan de forse budgettaire gevolgen. Ik kom daar straks op terug.

Een overwinning van het overlegmodel, zo beschouwt mijn fractie de bereikte overeenstemming. Zij ziet het niet als een overwinning van een van de drie partijen en ook niet als een overwinning van de SGP, zoals de heer Van der Vlies net aangaf.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik zag geen knipoog bij deze opmerking.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Ik wil u best een knipoogje geven, maar als u dat niet bedoelde te zeggen, zijn wij het helemaal eens.

Wij hebben met instemming in de preambule van de verklaring gelezen dat de aanpak van belangrijke uitdagingen alleen met betrokkenheid van sociale partners mogelijk is. Het gezamenlijk belang van economisch herstel, van bevordering van de werkgelegenheid en van de houdbaarheid van de sociale zekerheid is het meest gebaat bij overleg tussen overheid, werkgevers en werknemers. Vertrouwen is daarbij het onmisbare samenbindende element in het functioneren van zowel de samenleving als de economie. Aan dat vertrouwen heeft het de afgelopen maanden ontbroken. Daar ligt voor mijn fractie een cruciaal punt in de beoordeling van de gebeurtenissen tussen het najaarsakkoord in oktober en 5 november van dit jaar. Ik zeg met vele andere sprekers dat het onbegrijpelijk is dat wat op 18 mei onmogelijk was en leidde tot maandenlange onrust bij veel mensen, verbaal geweld en uiteindelijk zelfs tot stakingsactie, nu binnen een week of twee wel in kannen en kruiken kon zijn. Is het niet zo dat het onderling vertrouwen is geschonden toen het kabinet, ondanks eerdere toezeggingen, het SER-advies over de WAO niet integraal overnam, maar daar selectief in ging shoppen? Die stap lijkt mij ten grondslag te liggen aan het ijzige klimaat dat in mei de partijen ervan weerhield, een akkoord over VUT en prepensioen te sluiten. De uitstraling van het kabinet richting de sociale partners en eigenlijk richting het hele maatschappelijke middenveld was: wij hebben jullie niet nodig. Dat is niet bevorderlijk voor een goede verstandhouding. Mijn fractie ontvangt daarom ook graag een terugblik van het kabinet. Laat ik zeggen dat zelfkritiek daarbij niet verboden is.

Ik kom op de inhoud. In de bereikte overeenstemming zit nog een open eindje. Evenals bij het najaarsakkoord bevat ook dit resultaat een onderdeel dat naar achteren is geschoven, namelijk de WW-maatregelen; opnieuw een handtekening met potlood dus. Dat legt, zo is gebleken, een hypotheek op het resultaat. Hoe groot is het risico dat wij over een paar maanden opnieuw moeten constateren dat het akkoord is opgeblazen? Wat betekent de afspraak dat een SER-advies vormgeeft aan eenzelfde volumereductie in de WW als de kabinetsvoornemens? Moet het SER-advies naast volumereductie ook tot eenzelfde budgettaire besparing leiden? Welke plannen met betrekking tot de WW wil het kabinet doorzetten, los van het SER-advies?

Op zichzelf is mijn fractie tevreden met de door de vakbonden beloofde uiterste terughoudendheid inzake looneisen, maar cruciaal is wel de vraag wat nu precies wel en niet uiterst terughoudend is. Is volgens het kabinet de 1,25% die door de vakcentrales wordt genoemd, iets wat het geruststelt? Een vraag hieraan gekoppeld, is hoe het zit met de lonen in de collectieve sector en de uitkeringen. Hierover staat niets in de kabinetsverklaring. Hoe zit het met de koppeling van lonen en uitkeringen in 2005? Graag een reactie.

Ten aanzien van de WAO is mijn fractie op zichzelf gelukkig met wat er ligt, want dat komt dichterbij het SER-advies dan wat aanvankelijk de bedoeling was. Wij constateren wel dat het CPB nu met terugwerkende kracht gelijk krijgt voor wat betreft de ramingen met betrekking tot de instroom bij uitvoering van het SER-advies. Wij blijven de herbeoordeling van bestaande WAO-gevallen volgens strengere criteria buitengewoon betreuren, ondanks de verzachtende omstandigheid van een reïntegratieproject dat wordt aangeboden bij een lager afkeuringspercentage.

Mijn fractie is ingenomen met de bereikte afspraken op het terrein van VUT, prepensioen en levensloop. Voor mijn fractie woog voornamelijk zwaar dat er een betere balans gevonden zou worden tussen individuele verantwoordelijkheden en solidariteit. In dit akkoord is die balans wat ons betreft een stuk beter.

Ik sluit af met een apart punt van aandacht voor het financiële verhaal. Het akkoord gaat het Rijk in 2006 364 mln extra kosten, later oplopend tot 650 mln. De reactie van de minister van Financiën heeft mijn fractie verbaasd, want hij reageerde hier nogal luchtig op. Dat is toch wel ongebruikelijk voor deze minister. Dit gat wordt wel gevuld bij de voorjaarsnota, is zijn opvatting. Anticipeert hij hiermee op de voorspelde ontwikkeling van het financieringstekort volgend jaar of sluit hij toch niet uit dat hij voor dit geld bij zijn collega's zal collecteren?

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Voorzitter. "Er is meer dan voorheen in de wereld te doen"; een uitspraak van Thorbecke uit 1844. Het is een tijdloze uitspraak. Hoe toepasselijk is zij op de dag van vandaag, niet alleen als wij het over het sociaal akkoord hebben. Er is ook nog veel te doen als wij kijken naar de sociale hervormingsagenda van deze regering. Het stemt de VVD tevreden dat na dit sociaal akkoord de sociale hervormingsagenda van de regering overeind staat. Dat heeft de volle steun van de VVD-fractie. Onze basisgedachte is dat, als wij ook in de toekomst een welvaartsvaste AOW willen hebben en een houdbaar sociaal zekerheidsstelsel en als wij ook de kosten van de vergrijzing willen kunnen betalen, meer mensen langer aan het werk zullen moeten.

Ik noem twee noties. De arbeidsparticipatie van ouderen is eigenlijk te laag. Boven de 55 jaar werkt slechts 38% van de mensen in dit land en boven de 60 jaar is dat percentage zo'n 16 tot 18. Wij weten tegelijkertijd dat de beroepsbevolking de komende 20 jaar fors afneemt en dat het aantal 65-plussers explosief toeneemt. Dan zie je ook dat het van groot belang is om de solidariteit tussen de generaties te behouden. Een andere notie van belang is de concurrentiekracht van Nederland. In het meest recente rapport van het World Economic Forum uit 2003 staat dat Nederland achteruit kachelt naar de twaalfde plaats. Wij hebben ooit op de derde plaats gestaan, te weten in het jaar 2000.

Ik maak de link naar het sociaal akkoord. Een belangrijk element van onze concurrentiekracht is de hoogte van onze lonen. Wij weten allemaal dat de lonen de laatste jaren te veel zijn gestegen ten opzichte van de arbeidsproductiviteit. De regering heeft niet voor niets op een gegeven moment gesproken over de wenselijkheid van een tweejarige nullijn. Wij hebben ook redeneringen gehoord dat de loonkostenstijging moest naderen tot nul. Nu hebben wij er een kreet bij: dat de loonontwikkeling voor 2005 uiterst terughoudend moet zijn. Mijn vraag aan de regering luidt: wat moeten wij daar nu onder verstaan? Is dat naderen tot nul? Is dat een half procent? Is dat onder de procent? Is dat boven de procent? Wat is de inhoud van deze kretologie?

Er is slechts uiterste terughoudendheid toegezegd voor het jaar 2005. Mag ik daaruit opmaken dat wij na 2005 geen problemen meer hebben ten aanzien van de loonontwikkeling? Zijn wij er dan? Ik zou het wel willen weten. Immers, als de lonen weer fors kunnen gaan stijgen, zijn wij zo ongeveer uit de dip met een stukje economie.

Ik wil nog een punt neerleggen over het niet algemeen verbindend verklaren van cao's of delen daarvan. De regering heeft gezegd: als de loonkosten uiterst terughoudend zullen stijgen, dan is het instrument van het niet algemeen verbindend verklaren van cao's of delen daarvan niet meer noodzakelijk. Als het instrument niet nodig is, dan is dat, wat de VVD betreft, prima. Maar mag ik uit deze opmerkingen van het kabinet opmaken dat als de lonen niet uiterst terughoudend zullen stijgen, de regering dan het niet algemeen verbindend verklaren weer op de agenda zet? Ik hoor graag een duidelijke reactie hierop.

Voorzitter. Een andere kanttekening bij het sociaal akkoord heeft te maken met de WW. Ik heb een vraag voor de minister-president. Nu hij toch in ons midden is, zullen wij daar gebruik van maken. Wordt de SER nu als schuilkelder van de politiek gebruikt? In 1995 is een amendement aangenomen dat beoogde dat de SER niet meer verplicht hoefde te adviseren bij sociaal-economische vraagstukken. De argumentatie van dat amendement-De Vries was dat de politiek de SER te vaak gebruikte als schuilkelder als zij zelf geen beslissingen kon nemen. Wij hebben in de Kamer gezegd dat wij dat niet meer wilden. Maar wat zie ik nu bij de WW? De SER was om advies gevraagd. De SER kwam niet met een advies, omdat de SER verdeeld was. Nu is in het akkoord gezegd: oké, wij gaan naar 1 april en dan moet de SER zijn ei leggen. Wachten wij nu tot 1 april en gaan wij dan pas verder met de WW? Als de SER met een voorstel ten aanzien van de WW komt, wordt dat dan overgenomen of vindt er nog een eigen beoordeling van het kabinet plaats? Ik hoor daarover graag duidelijkheid.

De VVD-fractie heeft toch wel wat zorgen over datgene wat in het akkoord naar voren is gebracht over de WAO. Dat punt speelde in mei niet. Welke argumentatie heeft de regering om het criterium van duurzame arbeidsongeschiktheid te verruimen naar die gevallen waarin iemand een geringe kans heeft. Dit lijkt op een beleidswijziging en dit lijkt mij niet technisch. Het totaal heeft een hoog technisch gehalte, maar dit lijkt mij niet technisch. Daarom wil ik daar een antwoord op. De regering heeft eerder in debatten over de WAO gezegd dat dat niet uitvoerbaar was. Hoe zit dat nu? Hoe moeten de keuringsartsen hiermee omgaan?

Voorzitter. Ik zie dat u mij wilt afhameren.

De voorzitter:

Dat gaat volautomatisch.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Ik wil graag van de regering weten hoe dat zit. Wij wachten de technische uitwerking ervan af, alvorens ons uiteindelijke oordeel te geven over hoe hiermee om te gaan. De vraag is of het een aanzuigende werking heeft. Dat was altijd een van de criteria. Het wordt nog pregnanter, omdat de uitkeringen naar 75% gaan. Ik zie dat de minister van Sociale Zaken hierom dikke pret heeft, maar ik wil toch duidelijkheid hebben.

De voorzitter:

Ik zie dat het bij u niet volautomatisch gaat.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Ik zag het wel. Hij kwam niet meer bij.

De voorzitter:

Ik zie dat de afronding van uw betoog niet volautomatisch gaat!

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Dat is waar, voorzitter, maar het is te belangrijk om niet nog even kleine puntjes...

De voorzitter:

Dat is geen argument. Alles wat hier gebeurt, is belangrijk. U moet afronden.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Ik wil er duidelijkheid over van de regering evenals over de grens van 25.000. De VVD-fractie is van mening dat als wij daarboven komen de uitkeringen weer naar beneden moeten. Graag hoor ik een reactie van de regering daaromtrent. Ik wil ook nog weten of de sociale partners een punt hebben gemaakt van de uitvoerbaarheid van de levensloop/vut-regeling, een punt dat in de hoorzittingen aan de orde is geweest. Of was het geen probleem?

Ik vraag de minister van Financiën hoe het zit met de financiële uitvoerbaarheid. Immers, hij is altijd zo zuinig op de centen en nu lijkt het allemaal bij voorjaarsnota te moeten komen. Graag krijg ik er duidelijkheid over.

Gezien het feit dat ik aan mijn tijd ben, sluit ik hiermee af.

De voorzitter:

U bent ruim over uw tijd. Ik geef de heer Vendrik en mevrouw Kant gelegenheid u één vraag te stellen en verzoek u kort te antwoorden, omdat wij nog een heel debat hebben na dit debat.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Er is niemand in dit gebouw die zo mooi qua ritmiek, timbre en tempo...

De voorzitter:

En nu uw vraag.

De heer Vendrik (GroenLinks):

...zijn banvloek kan uitspreken over het poldermodel als de heer Van Aartsen, de fractievoorzitter van de VVD. Al dat gepolder, wat gaan wij nou dóén, zegt hij dan meestal. Er zit hier een kabinet waarin de VVD dominante partij is, en uitgerekend dat kabinet is toch weer gaan polderen, is toch weer gaan kijken naar de mogelijkheid van afspraken met sociale partners. Wat vindt de VVD-fractie daar eigenlijk van?

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Mijnheer Vendrik, zoals u weet, hebben wij altijd gezegd dat wij het zeer prettig zouden hebben gevonden als er in mei een sociaal akkoord was geweest. Ik heb dat uitgesproken in het debat. Er was evenwel geen sociaal akkoord. Als er afspraken zijn, die ons zinnen, dan vinden wij het goed en als wij kritiek hebben, dan zult u dat merken, want wij vinden dat het primaat van de politiek gaat boven het poldermodel.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dus als het u uitkomt, zet u dit akkoord gewoon namens de VVD-fractie even opzij.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Ik vind dat wij als VVD-fractie onze eigen beoordeling mogen maken van de inhoud. Vandaar ook mijn vraag over de WW: hoe zit dat en gaan wij het klakkeloos overnemen als de SER zijn ei heeft gelegd? U weet dat de VVD-fractie dit punt traditioneel opbrengt, omdat de SER vaak uitstraalt: als wij een ei hebben gelegd, moet het maar worden overgenomen. Zo kijkt de VVD-fractie er niet tegenaan.

Mevrouw Kant (SP):

Ik vond uw opmerking in de media dat het "slechts" gaat om technische wijziging eigenlijk heel grappig. Dat houdt namelijk het volgende in. Als wij in de toekomst in de Kamer discussiëren over onderwerpen als het verbindend verklaren van cao's, het al dan niet afschaffen van de verkorting van de WW, het herkeuren van WAO'ers en het stellen van strengere eisen aan WAO'ers en het wel of niet aanvullen van het tweede ziektejaar, hoeft de VVD-fractie eigenlijk niet zo moeilijk te doen, omdat het volgens u allemaal technische wijzigingen zijn. U hoeft dan helemaal niet zo dwars ervoor te gaan liggen. Waarom hebt u er dan tot nu toe zo moeilijk over gedaan?

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Dit akkoord heeft een zeer hoog technisch gehalte. Wat er over de franchise wordt gezegd, prima. Wat er over het hiaat wordt gezegd, prima. Als wij uitkijken naar de motie-Herben is het allemaal prima. Ik ben blij dat de vakbonden dit redelijk technische akkoord gaan uitdragen bij hun achterban. Ik vind het dus prima, maar u hebt ook van mij gehoord dat de VVD-fractie zeer grote zorgen heeft over de loonontwikkeling. Als die ons niet zint, zullen wij daarop terugkomen. De WAO is er nu bijgekomen en speelde niet in mei. Ik heb gezegd dat wij de uitwerking afwachten alvorens te bepalen of wij ermee akkoord gaan, want dat lijkt mij een beleidswijziging. Of dat zo is, hoor ik wel van de regering. Ik wil de argumentatie horen en ik wil geen aanzuigende werking. Dat is wat mij betreft geen technische wijziging, maar het hele pakket als zodanig heeft een zeer hoog technisch gehalte, zoals ik heb gezegd.

De heer Varela (LPF):

Voorzitter. Het is bekend dat onze fractie al enige tijd op zoek is naar een nieuwe naam. Partij voor de Werkenden is lang een serieuze optie geweest. Wij willen graag opkomen voor de hardwerkende en spaarzame Nederlander die op z'n tijd belasting betaalt en bijdraagt aan de economische groei van dit land. Dat neemt niet weg, dat wij ook zien dat het stelsel van sociale zekerheid in Nederland in zwaar weer zit. Wij steunen dan ook het kabinet dat allerlei pogingen doet om dit stelsel te renoveren. Een belangrijk deel van de voorgestelde maatregelen van het kabinet was echter niet in de eerste plaats gericht op sanering van de sociale zekerheid, maar tastte naar ons oordeel de bestaanszekerheid van het hardwerkende deel van de natie aan. Het kabinet speelde paniekvoetbal over de ruggen van de werknemers door hard in te zetten op het terugdringen van het prepensioen en de toegang tot de WW te belemmeren. En dat is nu voor diezelfde hardwerkende Nederlander teruggedraaid.

Al met al zijn wij heel blij dat de kou nu uit de lucht is, niet eens zozeer vanwege het bereikte resultaat als wel vanwege het feit dat de stakingsdreiging van tafel is. Het werk kan weer worden opgepakt en de ondernemers zijn niet langer de dupe van een geschil tussen overheid en werknemers.

Volgens ons stelt het kabinet niet de juiste prioriteiten. Het verstaat onder arbeidsmarktbeleid het streven om zoveel mogelijk mensen zo snel mogelijk terug te geleiden naar die arbeidsmarkt. De aanbodszijde wordt verruimd door de toegang tot de sociale zekerheid te belemmeren. Op zich is dat wel goed, omdat een verblijf in de sociale zekerheid maatschappelijk gezien niets oplevert. Het lijkt er echter op dat het kabinet nauwelijks geïnteresseerd is in de werking van de arbeidsmarkt. Wat kan en moet de overheid doen om ervoor te zorgen dat de afstemming tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt optimaal wordt? Het is bekend dat het aanbod van werknemers met geen of nauwelijks opleiding sterk toeneemt door de uitval op met name het vmbo en de voortgaande toestroom van mensen zonder enige opleiding of kennis van de Nederlandse taal in het kader van de gezinshereniging. Tegelijkertijd neemt de vraag naar dit soort mensen sterk af door de trek van de maakindustrie naar het Verre Oosten. Zorgen voor een goede afstemming tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt is dus een belangrijke taak voor de overheid, maar dat is kennelijk niet besteed aan dit kabinet. Wij vinden het onjuist om alle kaarten te zetten op het bemoeilijken van de toegang tot de sociale zekerheid zonder beleid te ontwikkelen dat leidt tot een goede werking van de arbeidsmarkt.

Voorzitter, hoeveel tijd heb ik nog?

De voorzitter:

U hebt nog bijna twee minuten.

De heer Varela (LPF):

Dan bewaar ik de rest voor mijn tweede termijn, want dit ga ik niet redden.

De voorzitter:

U mag wat mij betreft doorgaan. In uw tweede termijn krijgt u nog eenderde erbij. U bent veel bescheidener dan bijvoorbeeld mevrouw De Vries, om maar iemand te noemen.

De heer Varela (LPF):

Voorzitter. De aanpassingen op WAO-gebied zijn wat ons betreft niet nodig. Wij zijn nog steeds van mening dat de WAO een verkeerd systeem is en nauwelijks prikkels in zich draagt om mensen tot werken te bewegen. Bovendien worden de kosten voor een belangrijk deel bij de verkeerde partij gelegd. Wij zullen dus blijven pleiten voor de invoering van een risque professionel. De voorgenomen verlaging van de leeftijd voor herkeuring onder de oude voorwaarden klinkt als een mooie overwinning voor de bonden. Mensen, jonger dan 50 jaar, blijven echter herkeurd worden onder de nieuwe strengere regels, ook als zij al langer buiten de arbeidsmarkt staan en daardoor weinig kans op werk meer hebben. Wij zijn nog steeds niet blij met deze keuze. Als er al herkeurd moet worden onder de nieuwe regels, moet niet de leeftijd de grens zijn maar de huidige indicatie. Ongeveer eenderde van het WAO-bestand bestaat uit mensen met een zogenaamde geestelijke aandoening. Veel van die mensen zijn gezond van lijf en leden, maar zijn ontspoord geraakt door problemen op het werk. Dat zijn de gevallen die met de meeste kans op succes teruggeleid kunnen worden naar de arbeidsmarkt. Door de nu gemaakte keuze kan het echter gebeuren dat een 49-jarige whiplashpatiënt met ernstige bewegingsbelemmeringen weer aan de slag moet, terwijl een 51-jarige, die ruzie op het werk heeft gehad, tot zijn 65ste gedekt is. Het lijkt mij dat dit niet de bedoeling kan zijn.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter. Het is goed dat er een sociaal akkoord is. Zeker in het klimaat na 2 november – dat konden verkenner Van der Knaap en de onderhandelaars natuurlijk nog niet weten – is het goed dat daarover niet voortdurend discussie is. Ook is het goed dat er weer een zekere mate van gelijkgerichtheid bestaat bij het aanpakken en overwinnen van de sociaal-economische problemen waarvoor Nederland staat, zowel in eigen land als geconfronteerd met de snel veranderende wereldeconomie.

Hebben we een halfjaar verloren, had het een halfjaar geleden ook gekund, in mei? Dat denk ik niet. In mei ging het fundamenteel om de keuze van het kabinet voor individuele regelingen: het sparen voor ouderschapsverlof, sabatticals, scholingsverlof, zorgverlof of eerder met pensioen via de levensloopregeling. Het stond met name tegenover de vakbeweging, die sterk vasthield aan het behoud van collectieve regelingen, waarvan het kenmerk vooral was dat er veel kosten werden afgewenteld op jongere generaties. In dit akkoord zie ik de inzet van het kabinet rechtovereind staan. Toegegeven, in de overgangsmaatregelen wordt nog steeds vrolijk afgewenteld. Als de heer Bos zich zorgen maakt over de jongere generaties, zou hij een vent zijn als hij voor de overgangsmaatregelen voorstelde om die ook maar wat minder te doen: geen 55 jaar, maar bijvoorbeeld 60 jaar. Ik zou daar nog voor zijn ook. De afwenteling gaat dus nog even door, natuurlijk is het jammer dat het een halfjaar heeft geduurd, maar het fundament is er nu en dat is niet alleen van belang voor een halfjaar, maar voor generaties. Ik ben erg blij dat dit overeind is gebleven.

De heer Bos (PvdA):

Als u onze zorgen deelt over wie de kosten draagt van de overgangsregelingen, gaat u dan met ons mee in onze voorstellen ter introductie van de spaar-vut? Dat is een manier om de overgangsproblematiek te regelen en een positieve stimulans aan mensen te geven om langer te blijven werken, zonder dat de kosten op de gemeenschap worden afgewenteld.

De heer Bakker (D66):

Naar mijn beste weten kan de spaar-vut gewoon, die kan zo worden geregeld in de cao. Dat hoeven wij toch niet te doen?

De heer Bos (PvdA):

Dus als uit het komende debat blijkt dat het verstandig is als wij daar een impuls aan geven, dan bent u bereid om met ons mee te doen?

De heer Bakker (D66):

Volgens mij is daar geen impuls voor nodig. Binnen de periode waarin de VUT kan bestaan, kan er een spaar-vut bestaan. Ik ben daarvóór, laat het ook vooral gebeuren, maar het is een cao-kwestie.

Een paar opmerkingen over de lonen. Er is nu uiterste terughoudendheid. In vergelijking met de terughoudendheid die gepast zou zijn bij de huidige sociaal-economische problemen en het klimaat, betekent die terughoudendheid door de bank genomen nul. Nu is dat niet wat we zien, maar vragen is niet altijd krijgen. Toch baart het mij zorgen dat ik ABVAKABO sinds het akkoord gewoon weer hoor praten over 3% en vasthouden aan de looneis; het CNV overigens niet, dat maakt er nu 1,25% van en daar moet alles uit gebeuren, wat betekent dat de loonontwikkeling nog lager kan uitkomen. Maar een vakbeweging die nu looneisen stelt die aanmerkelijk uitstijgen boven nul, creëert haar eigen werkloosheid. In dat licht betreur ik dat in het akkoord het oorspronkelijke plan van het kabinet is vervallen om eventueel over te gaan op niet-algemeenverbindendverklaring bij onverantwoorde loonontwikkeling. Ik betreur dat, omdat het kabinet dit instrument heeft weggegeven, dus niet meer tot zijn beschikking heeft, voor als er toch looneisen komen. De vakbonden zijn dan blij, maar de werklozen zijn de dupe. Het is de vraag of dat in het algemeen belang is. Ik wil het kabinet vragen om daarop te reflecteren, want als die looneisen alsnog tot stand komen, dan kunnen we wachten op de werkloosheid die daarvan het gevolg is.

Ook ik wil weten hoe het kabinet de financiële gevolgen denkt te gaan dekken. Ik kan mij niet voorstellen dat de extra kosten van het akkoord moeten worden weggehaald bij belangrijke uitgaven of fiscale regelingen waaraan wij allemaal hechten.

Gisteren of eergisteren hoorde ik de voorzitter van de SER, de heer Wijffels, erop aandringen om gezamenlijk, kabinet, sociale partners en bedrijfsleven, te werken aan impulsen voor de kenniseconomie, voor een hoog innovatieve industrie en economie. Een jaar geleden, in oktober, was een sociaal akkoord gesloten waarin het tweede punt luidde: wij gaan werken aan de kenniseconomie. Sindsdien heeft de polder zich vooral beziggehouden met VUT, prepensioen, WAO en WW. In die zin is er wel tijd verloren gegaan. Men heeft vooral achterom gekeken en zich afgevraagd: hoe kunnen wij houden wat wij hebben? Er is niet gekeken naar: hoe gaan wij het in de toekomst verdienen? Het zij allemaal zo. Het sociaal akkoord is er nu en ik mag van het kabinet vragen om uitdrukkelijk aan te haken bij de oproep van de heer Wijffels, die overigens ten dele aan het kabinet en vooral aan de rest van Nederland is gericht. Een sociaal akkoord is pas echt af als dit het vervolg wordt. Dan gaat het over de toekomst in plaats van over het verleden.

Minister Balkenende:

Mijnheer de voorzitter. Ik dank de leden voor hun woorden van vreugde over het feit dat ik weer hier mag zijn. Laat ik van mijn kant tegen u en alle fracties zeggen dat ik het meeleven buitengewoon op prijs heb gesteld in de tijd dat ik in het ziekenhuis lag. Het was plezierig om, met alle politieke verschillen die wij hebben, te merken dat de Kamer als een man achter mij stond wat mijn herstel betrof. Het doet mij veel deugd om hier te zijn en ik dank u zeer voor uw betrokkenheid, goede wensen, bloemen en vooral uw medeleven. Ik heb dat geweldig fijn gevonden.

Voorzitter. Laten wij na de kritische kanttekeningen van vanavond eerst maar positief beginnen. Ik dank de heer Bos voor zijn felicitatie met het akkoord en mevrouw Verburg voor haar complimenten dat het akkoord tot stand is gekomen. Afgelopen dinsdag vonden de algemene politieke beschouwingen in de Eerste Kamer plaats. De klankkleur was daar anders dan hier; ik merkte dat in de Eerste Kamer breed vreugde heerst over het bestaan van het akkoord. De opmerkingen daarover waren duidelijk van andere aard dan de opmerkingen hier.

Toen ik het ziekenhuis verliet, heb ik gezegd dat de aanblik van een verdeeld Nederland mij eigenlijk niet bevalt. Ik heb ook aangegeven, dat ik graag met anderen wilde werken aan herstel van vertrouwen en ervoor wilde zorgen dat wij zaken in beweging krijgen. Ik hecht eraan om te herhalen wat de heer De Waal zei op de avond dat het akkoord werd gesloten. Hij zei dat wij nu geen extra verdeeldheid nodig hebben. Het was in de week na de moord op Theo van Gogh. Ik denk dat hij met die woorden gelijk had. In het maatschappelijke klimaat van vandaag is het van belang om te werken aan eenheid.

Dat betekent niet dat er geen plaats is voor kritische kanttekeningen bij de afgelopen tijd. De heer Bos heeft gezegd dat er sprake is van één verloren jaar, terwijl de heer Vendrik wat gematigder zei dat er een halfjaar verloren is gegaan. Aan de ene kant wordt gezegd dat sprake is van een grote wens van de vakbeweging, dat actie loont en dat de credits voor de vakbeweging zijn – de heren Bos en Vendrik spraken daarover – en aan de andere kant wordt door mevrouw Kant gezegd dat de koers van het kabinet ongewijzigd is. Die duidingen verschillen van elkaar. Mevrouw Verburg zegt dat de inzet van het kabinet waardering verdient terwijl de heer Bos spreekt in termen van "pijnlijk brevet van zwakte en onvermogen". Soms vindt een spreker het goed dat er een akkoord is maar tegelijkertijd wordt kritiek geleverd op de gemaakte afspraken. Als ik goed naar de Kamer luister, worden er zeer verschillende duidingen gegeven aan de gemaakte afspraken.

Het verheugt mij zeer dat wij kunnen werken aan herstel van vertrouwen. Juist in deze tijd is het van belang om te werken aan samenhang, aan een gezamenlijke strategie en aan toekomstoriëntatie. Dat is nodig in deze tijd van verdeeldheid. Ik ben blij dat wij door het akkoord de fase van acties en scherpe tegenstellingen achter ons kunnen laten. Mevrouw De Vries heeft terecht gewezen op het economische belang van rust in de polder. Zij had het over de concurrentiekracht. Ik ben het daarmee eens. In mijn duiding van de gemaakte afspraken heb ik gezegd dat een voortdurende situatie van conflict in Nederland eigenlijk helemaal niet past bij de sociaal-economische cultuur die ons land kenmerkt. Het klimaat van verharding is niet goed. Ik heb het zelf ook mogen meemaken toen ik in het ziekenhuis lag. Ik heb ook gehoord dat op de Coolsingel werd gescandeerd: Balkenende eerst in de rolstoel en daarna in de elektrische stoel! Ik heb ook gezien dat bij de demonstratie op 2 oktober een doodshoofd werd meegevoerd, met bloed erop en gesloten ogen. Ik hoop dat het niet meer nodig zal zijn dat wij dit soort tijden doormaken. Hoe je ook denkt, het klimaat van verharding is niet goed. Het is zorgwekkend, en ik hoop dat wij, met alle verschillen van opvatting, kunnen werken aan een strategie die toekomstgeoriënteerd is, die Nederland vooruit helpt, die de economie versterkt, die zorgt dat er banen zijn en waarmee kan worden gewerkt aan de hervormingsagenda die nodig is. Op de avond dat het akkoord werd gesloten, zei Doekle Terpstra van het CNV: de hervormingsagenda is nodig. Hij onderstreepte dat en zei dat dit nu mogelijk was met een groter draagvlak.

Dan kom ik nu toe aan de reactie van het kabinet. Minister De Geus zal straks ingaan op de WAO, de WW en de loonvorming. Minister Zalm zal ingaan op de budgettaire en economische doorrekening, en op zaken als VUT, levensloop en prepensioen. Er zijn hem de nodige vragen gesteld. Ik zal zelf een korte duiding geven van de gemaakte afspraken. Ik zal kort ingaan op de Lissabon-agenda, ook omdat mevrouw Verburg daarom bij de regeling van werkzaamheden had gevraagd. Daarna ga ik in op het proces, omdat dit vanavond hier zo duidelijk aan de orde is geweest.

Het is een goede zaak dat vakbonden, werkgevers en kabinet met elkaar afspraken hebben gemaakt. Dat is goed voor de economie en voor het bevorderen van de werkgelegenheid. Het is ook goed voor het herstel van normale arbeidsverhoudingen en voor het vertrouwen in de toekomst. Met deze afspraken kan nu, met draagvlak en met behoud van solidariteit, worden gewerkt aan noodzakelijke hervormingen. In de nieuwe WAO zal meer nadruk komen te liggen op preventie en reïntegratie. Het stelsel van ouderdomspensioen wordt flexibeler. Daarbij is er een oplossing gevonden voor mensen die ten minste 40 jaar pensioen hebben opgebouwd en bijvoorbeeld wegens het slijtende karakter van hun beroep eerder met pensioen willen gaan. Een zorgvuldige overgangstermijn lag al besloten in de plannen van het kabinet en dat blijft uiteraard zo.

Er zal een levensloopregeling komen, die het combineren van arbeid en zorg ondersteunt, maar ook breder kan worden ingezet. De afspraken worden ook voor gewone inkomens aantrekkelijker gemaakt. Om de werkgelegenheid te stimuleren zal er in 2005 een uiterst terughoudende contractloonontwikkeling zijn. Ook daarover zijn verschillende opmerkingen gemaakt. De heer Bos herinnerde hieraan. Ik herinner mij overigens een interview met de heer Bos in Elsevier, waarin het belang van loonmatiging niet op die manier werd verwoord.

In het akkoord wordt gesproken van uiterste terughoudendheid. Wij moeten vertrouwen hebben in werkgevers en werknemers. Dan is het niet aan ons om precies met een schaartje te gaan knippen om te bepalen of het zo of zo veel is. Men heeft gezegd dat uiterste terughoudendheid zal worden betracht. Men mag daarop worden afgerekend en men zal zichzelf daarop willen afrekenen.

Minister De Geus zal straks ingaan op de algemeenverbindendverklaring.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Het kabinet heeft vorig jaar termen genoemd als de tweejarige nullijn, Dat was duidelijke taal. Nu gaat het om uiterste terughoudendheid. Wat houdt dat in? De bonden vragen 1,25% maximaal. Dat lijkt mij te veel. Ik mag aannemen dat het eronder zit, maar wat is het dan? U wilt toch ook dat partijen dusdanig terughoudend zijn met de loonontwikkeling, dat het goed gaat met de economie? Dan moet je boter bij de vis leveren en zeggen dat de loonontwikkeling niet hoger zal zijn dan 0,5%, of misschien wel naderend tot nul. Dat is wat de regering altijd heeft gezegd.

Minister Balkenende:

Vorig jaar was inderdaad gekozen voor de formule "naderend tot nul". Wij weten allemaal dat dit tot discussie heeft geleid, ook binnen de achterban van de vakbeweging. Ook nu is het duidelijk dat gekozen zal worden voor uiterste terughoudendheid. Wij hebben gehoord van maximale inzet van de kant van de vakbeweging. Wij weten ook dat er vanuit de hoek van de werkgevers is gezegd dat het in deze tijd van belang is om de loonontwikkeling zo beperkt mogelijk te houden. Ik ga dan ook uit van een contractloonontwikkeling waarin uiterste terughoudendheid wordt betracht. Ik ga mij nu niet vastleggen op bepaalde cijfers. Dat zou trouwens ook niet passen bij het klimaat waarin er gesproken is met werkgevers en werknemers.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Zeg nou gewoon: ik wil dat het onder de 1 zit of onder de 0,5. Wat was in de cao's van 2004 – daar zijn er de nodige van afgesloten – de gemiddelde stijging? Lag die rond de 0,5? Vindt u dat acceptabel? Wij moeten er niet omheen draaien en ik proef toch dat u dat doet. Dat vind ik jammer, temeer omdat het AVV-instrument eraf is gehaald. Wij moeten wel weten wanneer dat eventueel weer terug op tafel moet. Daarom vraag ik u toch om iets preciezer te zijn. Ik vraag niet dat u 0,5 of 0,55 zegt, maar u mag wel iets meer zeggen. Bijvoorbeeld dat u 0,25% veel te veel vindt en dat het er ruim onder moet komen te zitten. Zo interpreteer ik u toch.

Minister Balkenende:

Ik praat er helemaal niet omheen. Ik heb aangegeven hoe de situatie vorig jaar was. Ik heb aangegeven wat op het ogenblik het maximumgetal is dat vanuit de hoek van de vakbeweging klinkt. Ik heb aangegeven hoe werkgevers tegen de zaak aankijken. Als u de macro-economische verkenningen leest, ziet u ook een veronderstelling ten aanzien van de contractloonontwikkeling. Er wordt gesproken over 0,75% en ik luister natuurlijk ook goed naar de signalen vanuit het bedrijfsleven. Er bestaat aan alle kanten de overtuiging dat je uiterst terughoudend zult moeten zijn, met het oog op de concurrentiepositie en het creëren van banen. Alleen zou het nu op basis van het resultaat dat bereikt is in het overleg, geen goed signaal zijn als wij als overheid precies zouden zeggen: wij willen dat getal en als dat niet gebeurt, gaan wij niet algemeen verbindend verklaren. Dat is ook niet de manier waarop er over de zaak is gesproken. Ik wil graag op deze plaats het vertrouwen uitspreken dat werkgevers en werknemers in de cao-onderhandelingen inderdaad uiterste terughoudendheid in acht zullen nemen. Zo is het met elkaar besproken en zo gaan wij aan de slag.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Toen de regering sprak over een tweejarige nullijn was zij duidelijk. Toen de regering sprak over naderend tot nul – dan hebben wij het over 0,1 of 0,2 of 0,3 – was zij duidelijk. Maar nu hoor ik de minister-president zeggen 3/4, eventueel?

Minister Balkenende:

Nee, ik heb gezegd dat er verschillende signalen zijn en dat een van de elementen de macro-economische verkenning is, waarin er een getal wordt genoemd. Ik heb eveneens aangegeven wat de signalen zijn uit bedrijfssectoren waarin die uiterste terughoudendheid echt nodig is. Ik hoef de redenering niet nog een keer over te doen. Ik heb aangegeven hoe wij er als kabinet tegenaan kijken en wat "uiterste terughoudendheid" zou gaan omvatten.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Beluister ik de minister-president goed dat het óf uitgesloten is, óf zeer moeilijk denkbaar dat het kabinet in deze kabinetsperiode de dreiging van het niet algemeen verbindend verklaren van cao's nog op tafel legt?

Minister Balkenende:

Ik heb al gezegd dat de minister van Sociale Zaken hier nog op in zou gaan. Wij hebben in de verklaring van het kabinet precies aangegeven dat er op basis van de verwachte uiterste terughoudendheid ervan kan worden afgezien, het instrument AVV in te zetten. Dat doen wij ook omdat dit natuurlijk rechtstreeks te maken heeft met het herstel van vertrouwen over en weer. Wij weten allemaal dat het AVV een gevoelig onderwerp was. Het past misschien bij de verhoudingen van de afgelopen maanden, die wat anders lagen. In het licht van een gemeenschappelijke strategie, in het licht van het vaststellen van een gezamenlijke agenda, in het licht van de noodzaak die iedereen voelt om die uiterste terughoudendheid in acht te nemen, moet je oppassen dat je niet een hypotheek gaat leggen op die discussie. Wij willen dat de onderlinge verhoudingen positief zijn. Gezien de stellingname van de sociale partners, zien wij geen noodzaak om het AVV-instrument, althans onthouding daarvan, in te zetten.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat is een ruimhartig antwoord. Ik beschouw het maar als een ja op mijn vraag. Het is heel moeilijk denkbaar, zo niet uitgesloten, dat de dreiging van het niet verbindend verklaren in deze kabinetsperiode – zoals mevrouw De Vries eigenlijk suggereert – nog op tafel komt. Daar zijn wij inmiddels aangeland. Mag ik de minister-president zo beluisteren?

Minister Balkenende:

Voorzitter. Laat ik gewoon verwijzen naar de formule die in de verklaring staat. Daar staat precies in hoe wij omgaan met dat instrument.

De heer Bos (PvdA):

De minister-president zei vrij eerlijk dat er eind vorig jaar perspectief leek op twee jaar nullijn en dat wij nu moeten hopen dat de loonstijging blijft bij 1,25% en dat die niet verder omhooggaat.

Minister Balkenende:

Nee, dat heb ik niet gezegd. U moet mijn woorden niet verdraaien. Ik heb gezegd dat de vakbeweging die 1,25% als maximum hanteert. Ik heb er ook op gewezen dat de vakbeweging dat niet alleen dicteert. Het is een kwestie van het onderhandelingsspel tussen werkgevers en werknemers.

De heer Bos (PvdA):

Dat zei ik toch?

Minister Balkenende:

Dat is heel wat anders.

De heer Bos (PvdA):

Daarom zeg ik dat wij moeten hopen dat het daarbij blijft. Hoe je het ook wendt of keert, het is een grotere loonstijging dan er eind vorig jaar in leek te zitten. Daarnaast behouden de vakbonden zich het recht voor om in de cao-onderhandelingen die nog komen een aantal zaken te repareren. U weet dat ook, want daar zijn de bonden zeer open over geweest. Die reparaties kunnen per saldo leiden tot hogere loonkosten voor werkgevers. Als bekend is dat wat er nu gebeurt hogere loonkosten met zich meebrengt dan hetgeen vorig jaar mogelijk was, wat is dan de winst van dit jaar?

Minister Balkenende:

Wij hebben het over een uiterste terughoudendheid bij de loonontwikkeling. Wij weten wat de signalen zijn bij bedrijven over de concurrentiepositie. Het staat de vakbeweging vrij om aan te geven dat zij die 1,25% als maximum kiest. Wij weten echter dat in de praktijk onderhandeling tot een ander getal zal gaan leiden. Wij kunnen wel gaan discussiëren over 0,75%, 0,5% of 0,25%. Het naderen tot nul was ook geen formule die tot precies nul leidde. Ik denk dat de winst van het akkoord is dat het besef van de grote terughoudendheid bij de contractloonontwikkeling aanwezig is. Het kabinet gaat ervan uit dat werkgevers en werknemers die terughoudendheid in acht zullen nemen. Wat dat betreft ben ik blij met deze uitkomst. Stelt u zich eens voor dat wij die bepaling niet hadden gehad en dat er een enorm conflictueuze situatie zou zijn ontstaan op decentraal niveau omdat het één grote ellende is in Den Haag. Ik denk dat er een basis is gelegd voor een duidelijk betere loonontwikkeling.

De heer Bos (PvdA):

Hoor ik u nu zeggen dat u blij bent met een situatie waarin er sprake zal zijn van een loonstijging van ongeveer 1,25%, met extra reparatiekosten die erbij zullen komen in de cao-onderhandelingen, omdat er dan het besef is van terughoudendheid? Vindt u dat bij elkaar beter dan de situatie waar een jaar geleden sprake van was waarin een nullijn was opgenomen? Wat is de nettowinst van hogere loonkosten ten opzichte van die twee jaar nullijn die een jaar geleden in het vat zat?

Minister Balkenende:

Het is nu de tweede keer dat u mijn woorden verdraait. Ik heb niet gezegd dat ik gelukkig ben met een loonontwikkeling van 1,25%. Dat heb ik niet gezegd.

De heer Bos (PvdA):

Zullen wij de procenten erbuiten houden? Het gaat om een hogere loonontwikkeling dan er een jaar geleden inzat, hoe je het ook wendt of keert. Wat is de nettowinst van dit akkoord nu wij een jaar verder zijn en de loonkosten hoger zijn?

Minister Balkenende:

Vorig jaar werd er gesproken over een bepaling inzake naderen tot nul. Daar zit ruimte in. Nu hebben wij het over uiterste terughoudendheid in een klimaat waarin de escalatie van conflicten kan worden beteugeld, waarin gezamenlijk wordt gesproken over de toekomstagenda en waarin wij de zaken beheersbaar hebben gekregen. Dan moet u toch niet vragen naar de zin van een akkoord?

De heer Bos (PvdA):

U hebt de zaken beheersbaar gekregen omdat u deze eerst zelf onbeheersbaar hebt laten worden. Het blijft het verhaal van de rabbi en de geit.

Minister Balkenende:

De dreiging bestond dat er een geweldige afwenteling zou ontstaan op het niveau van cao's als dit conflict zou blijven bestaan. Dat klimaat bestond een paar maanden geleden. Wij constateren nu dat er op het centrale niveau een duidelijke demping wordt verondersteld en wordt uitgesproken ten aanzien van de loonontwikkeling. Dat vind ik winst. Dat is één. Twee is dat wij de hervormingsagenda kunnen doorzetten. Drie is dat wij de sociale rust in Nederland terugkrijgen en vier dat wij samen werken aan een toekomstagenda. Dat vind ik de winst van het akkoord en ik ben erg blij dat het zo ver is gekomen. Ik neem ook aan dat die felicitatie van u niet voor niets is geweest.

De heer Bos (PvdA):

Zeker niet, maar u laat zich nu wel op een verschrikkelijke wijze kennen. Als dit sociaal akkoord wordt vergeleken met de situatie van een paar maanden geleden, is er inderdaad sprake van herwonnen rust. Mijn vraag was echter niet om deze situatie te vergelijken met die van een paar maanden geleden. Ik vroeg om het sociaal akkoord van vandaag te vergelijken met de situatie van een jaar geleden. Toen was die sociale onrust er niet, toen waren er geen stakingen, toen waren er geen verstoorde verhoudingen en toen was er geen wantrouwen van de sociale partners. Er was toen wel de mogelijkheid om voor twee jaar een nullijn in te boeken. Ten opzichte van die situatie bent u er alleen maar op achteruitgegaan.

Minister Balkenende:

Ik zie dat echt geheel anders. De minister van SZW zal straks ingaan op de verschillende onderdelen van wat er toen allemaal speelde. Ik constateerde dat wij vorig jaar een akkoord hadden, waarschijnlijk tegen de verwachting van velen in. Sommige punten van discussie zijn "geparkeerd"; het is op 18 mei niet gelukt om daar met elkaar uit te komen, maar ik betwijfel zeer sterk of je zou kunnen zeggen dat wij nu in algemene zin slechter af zijn dan een jaar geleden. Bovendien kun je ook andere vergelijkingen maken. Ik ben er zeer gelukkig mee dat wij een akkoord met de sociale partners hebben kunnen sluiten, ook omdat wij daarmee werken aan herstel van vertrouwen. Daar is nu een stevige basis voor gelegd, niet alleen voor de kortere termijn, maar ook in verband met de Agenda voor de toekomst: kenniseconomie, sociale innovatie en arbeidsverhoudingen. En uiteraard vragen wij nog advies over de voornemens voor de WW.

Nu zie ik ook wel in dat met deze afspraken niet alle verschillen van mening tussen vakbonden, werkgevers en kabinet meteen verdwenen zijn, maar er is wel een stevige basis gelegd voor een herstel van vertrouwen. En ik herhaal graag publiekelijk wat ik twee weken geleden in de vergadering met de sociale partners heb gezegd. Ik heb waardering voor de grote bereidheid en de inzet waarmee zij in de afgelopen weken zeer intensief aan het tot stand komen van deze afspraken hebben meegewerkt. Daarbij is terdege gelet op de bezorgdheid die veel mensen in de afgelopen maand hebben getoond. Ik poets niet weg dat er kritische, vaak uiterst kritische reacties te vernemen waren. Maar het waren evenzeer uitingen van betrokkenheid bij de samenleving en steunbetuigingen aan solidariteit in de sociale zekerheid.

Ik kom op de agenda van Lissabon en meer in het bijzonder op het rapport van de High Level Group. Ik kom hierop omdat mevrouw Verburg hierom heeft gevraagd. In dit rapport, "Facing the challenge", staan drie belangrijke punten. De strategie van Lissabon, gericht op hervormingen, is urgent omdat de kloof tussen de economische groei in Europa en die in Noord-Amerika en Azië groter is geworden, terwijl Europa het hoofd moet bieden aan het gecombineerde probleem van een geringe bevolkingsgroei en vergrijzing. De heer Kok stelt: "De tijd dringt en er is geen ruimte voor zelfgenoegzaamheid."

Verder kent de strategie van Lissabon een aantal pijlers. Daartoe behoren de kenniseconomie en hervorming van de arbeidsmarkt. Een enkeling leeft nog wel eens met de gedachte dat wij in Nederland zouden kunnen volstaan met vooral slimmer gaan werken. Ik citeer weer uit het rapport: "Elke pijler van de Lissabon-strategie is nog steeds essentieel voor het succes van het geheel."

En in de derde plaats, hervormingen zijn geen hobby's van regeringen of van werkgevers. Er wordt in het rapport helder aangegeven dat hervormingen noodzakelijk zijn om "de kenmerkende sociale keuzes te handhaven die wij terecht willen behouden". Met andere woorden, behoud van sociale voorzieningen en solidariteit vereist hervorming van de economie. Daarom is het kabinet er verheugd over dat in de preambule van de afspraken met de adviesaanvrage aan de SER het belang van de strategie van Lissabon wordt onderschreven.

Uit de bijdragen van de verschillende woordvoerder maak ik op dat nut en noodzaak van de gemaakte afspraken tussen kabinet, vakbonden en werkgevers over het geheel genomen niet wordt betwijfeld. Maar er zijn, zoals ik al aangaf, wel kritische opmerkingen gemaakt over het proces. Hadden deze afspraken niet in het voorjaar gemaakt kunnen worden? Was alle onrust van de afgelopen maanden wel nodig geweest? Nu spreken wij natuurlijk niet voor het eerst over dit onderwerp; op 25 mei hebben wij namens het kabinet al uitvoerig verantwoording afgelegd voor het toen mislukken van het voorjaarsoverleg. Er is maandenlang over gesproken en het kabinet heeft aan het eind van dit proces tot drie maal toe handreikingen gedaan. Toch is het toen niet gelukt om afspraken te maken. Over de vraag waarom het niet gelukt is, lopen de meningen natuurlijk uiteen. Maar ook daarna hebben kabinet en Kamer tot twee maal toe overgangstermijnen verruimd. Wellicht is het het eerlijkst om met de wijsheid die je achteraf hebt, vast te stellen dat alle betrokkenen tijd nodig hadden, zowel in het proces als voor de inhoud.

In dit licht neem ik afstand van de suggestie die in een aantal kritische vragen besloten ligt, dat het te eenvoudig en te zeer voor de hand liggend zou zijn om tripartiete afspraken te maken. De geschiedenis wijst uit dat deze veronderstelling niet klopt. Neem het historische Akkoord van Wassenaar, een akkoord uit 1982. Dit was oorspronkelijk een akkoord van werkgevers en werknemers, later heeft het kabinet zich erbij aangesloten. Het was geen zuiver tripartiet akkoord. Vele auteurs hebben in de loop van de jaren beschreven hoe ingewikkeld het inhoudelijk en procesmatig is om tripartiete afspraken te maken. Een jaar of tien later, in 1991, was er veel onrust over de WAO-plannen van het kabinet-Lubbers/Kok. De vele demonstraties leidden wel tot bijstelling van de plannen van het kabinet, maar niet tot tripartiete sociale akkoorden. In de jaren erna zijn er sowieso geen brede sociale akkoorden gesloten, dat gebeurde pas weer toen in 2002 het najaarsakkoord tot stand kwam. En met het najaarsakkoord in 2003 werd het uitzonderlijke feit van een breed tripartiet akkoord gecontinueerd. En hoe betreurenswaardig het ook is dat het in het voorjaar van 2004 niet is gelukt om een akkoord te sluiten, in historisch perspectief is het niet opmerkelijk. Op basis van deze historische schets kunt u zich voorstellen dat het goed geweest is dat wij onlangs wél tot overeenstemming zijn gekomen.

De heer Bos en mevrouw Kant vinden het goed dat er een akkoord is en tegelijkertijd hebben zij daarop de nodige kritiek geuit. Zij vinden het bijvoorbeeld slechter dan wat vorig jaar mogelijk was. Aan de ene kant steunen zij het akkoord en tegelijkertijd wordt gesteld dat het slechte plannen zijn. Ik vind dat een dubbele houding en een paradox. Men moet kiezen of men vóór of tégen het akkoord is. Ik vind dat die helderheid in dit debat geboden mag worden. Wat dat betreft, wil ik graag mijn waardering uitspreken in de richting van de vakbeweging. Zij onderkent dat hervormingen noodzakelijk zijn maar stelt wel de nodige eisen. Tegelijkertijd erkent zij dat het een combinatie is van hervorming en groter draagvlak.

Mevrouw Kant zegt dat dit een rotkabinet is en dat het weg moet. Ik begrijp wel dat dit een politiek motief is, maar daarmee komen wij niet ver wat de sociaal-economische verhoudingen betreft. Ik wens haar succes met haar pogingen maar het is niet in het belang van de sociaal-economische verhoudingen in Nederland en ook niet voor de economische toekomst.

Mevrouw Kant (SP):

Natuurlijk is het een politieke opvatting als ik dit kabinet, uiteraard met een knipoog naar alles wat er allemaal gezegd is, een rotkabinet noem. Dat snapt de minister-president ook wel. Het is duidelijk dat ik dit kabinet liever weg heb omdat ik denk dat het beter is voor het land. Dat zal het kabinet niet verbazen.

De minister-president stelt dat je niet kunt zeggen dat het goed is dat er een akkoord is en tegelijkertijd kritiek daarop leveren. Dat zou een mooie boel zijn. Iedere fractie in deze Kamer heeft toch haar eigen verantwoordelijkheid. Ik dacht even aan de uitspraak van Bush: you are either with us or against us. Dat is natuurlijk onzin. Wij kunnen het prima vinden dat er akkoord tot stand gekomen is en vervolgens als politieke partij onze kritiek uiten over bijvoorbeeld het feit dat het kabinet gewoon doorgaat met herkeuringen van mensen boven de vijftig jaar, met grote gevolgen voor deze mensen.

De voorzitter:

Dit is toch geen interruptie. Dit is gewoon een tweede, derde, vierde termijn. Het is half elf, wij hebben nog veel te doen, ik houd hiermee op. Er kunnen alleen korte vragen gesteld worden en anders sta ik geen interrupties meer toe.

Mevrouw Kant (SP):

Je kunt het goed vinden dat er een akkoord is en tegelijkertijd als politieke partij hier in de Kamer kritiek hebben op het kabinet. Ik wil dat de minister-president daarop reageert.

Minister Balkenende:

Mevrouw Kant en ik zien dit totaal verschillend. Ik neem aan dat een kritische vakbeweging uiteindelijk op goede gronden akkoord gaat. Tegelijkertijd wordt door alle partijen erkend dat er een noodzaak is tot hervormingen, veranderingen en toekomstoriëntatie. Er is iets belangrijks bereikt: gemeenschappelijkheid in de agenda voor morgen. Mevrouw Kant zegt dat er een heleboel dingen niet goed gaan. Ik constateer echter dat de vakbeweging zich wel schaart achter hetgeen tot stand gekomen is. Wij moeten die zegeningen tellen.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Voorzitter...

De voorzitter:

Ik excuseer voor tien à vijftien minuten de heer Bos, maar ik vind het niet nodig dat mevrouw Bussemaker nu gaat interrumperen.

Minister Balkenende:

De heer Bos en de heer Vendrik vroegen zich af, of er niet te veel tijd verloren is. Soms moet je een stap naar achteren doen om een sprong naar voren te kunnen maken. De verkenning die is gehouden, was nuttig omdat het niet lukte op 18 mei. Ik heb wat dat betreft grote waardering voor de heer Van der Knaap. Er ging veel aan vooraf, ook in het kader van de WAO. Dat erken ik ruiterlijk. Ik neem echter afstand van de opmerkingen die gemaakt zijn over de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik heb hem de afgelopen tijd meegemaakt als iemand die zeer creatief en met grote inzet heeft gewerkt om tot dit resultaat te komen. Hij heeft daarin geweldig geïnvesteerd. De arm die de heer Zalm om hem heen slaat, zegt genoeg. Ik hecht eraan om hier mijn waardering uit te spreken voor de inzet van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Mevrouw Kant merkte op dat het kabinet hoog spel heeft gespeeld en heeft verloren. Ik heb zojuist gezegd dat er vorig jaar een tripartiet sociaal akkoord was. Het was inderdaad moeilijk op 18 mei. Het lukte toen niet om tot overeenstemming te komen. Daarover hebben wij op 25 mei een debat gevoerd. Ik constateer nu dat er resultaat is geboekt. De opmerking dat het kabinet verloren heeft, begrijp ik juist daarom niet omdat de ingezette koers niet is gewijzigd.

Ik ben het meer eens met mevrouw Huizinga. Zij zei dat er sprake is van een overwinning van het overlegmodel. Precies om die reden was ik gelukkig met de uitkomst en het gesloten akkoord. Het past namelijk meer bij de Nederlandse arbeids- en sociaal-economische verhoudingen. Dat blijkt uit de preambule. Daarin wordt verwezen naar de waarde van het overlegmodel.

Het is ook niet zo dat het kabinet het overlegmodel heeft beëindigd. De afgelopen tijd is dat wel gesuggereerd. Er is beweerd: u ziet de vakbeweging niet staan, u wilt af van het AV-instrument. Maar dat heb ik nooit gezegd. Na het conflict van 18 mei ontstond een bepaald tijdsbeeld. Toen heb ik gezegd: als het niet lukt om er met elkaar uit te komen, moeten wij onze eigen verantwoordelijkheid nemen. Dat is geen afscheid nemen van het overlegmodel of van de sociale partners. Wij hebben nu kunnen bereiken wat wij eerder wilden bereiken, maar toen niet lukte. Wat dat betreft kun je zeggen dat alle partijen verlenging van de speeltijd nodig hebben gehad.

De heer Vendrik heeft nog een positieve opmerking gemaakt over de heer Zalm. Hij noemde hem een man van afspraken en van het aandragen van oplossingen. Ik wil dit graag onderstrepen, want hierom is het juist voor mij zo prettig om met hem te regeren.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Als de minister-president dit compliment incasseert voor zijn buurman, moet hij het hele verhaal vertellen. Ik heb gezegd dat de minister van Financiën op mij overkomt als een man die als puntje bij paaltje komt eerder een afsprakenman dan een liberaal-conservatief politicus is. Dat vind ik op een bepaalde manier wel charmant aan hem.

Minister Zalm:

Nu ben ik weer niet liberaal.

Minister Balkenende:

Soms krijg je als politicus complimenten waarvan je denkt: wat moet ik ermee? Laat ik dit dan maar beschouwen als iets tussen de heer Vendrik en de heer Zalm.

Voorzitter. Ik heb mijn dank aan het adres van beide collega-bewindslieden en ook aan het adres van de heer Van der Knaap uitgesproken. Bij de algemene politieke beschouwingen, die ik helaas niet kon bijwonen, heeft vice-premier Zalm gezegd: De meningsverschillen tussen kabinet, werknemers en werkgevers mogen wat het kabinet betreft niet in de weg staan dat wij doorgaan met de dialoog over de sociaal-economische thema's die niet alleen voor nu, maar ook voor de toekomst van groot belang zijn. Ik prijs dan ook de vakbeweging en de werkgevers dat zij er net zo over hebben gedacht en daarom alsnog in overleg zijn getreden. Er zijn nu goede afspraken. Dat is goed voor de economie en voor het vertrouwen in de toekomst. Daarbij denk ik ook aan de thema's die de heer Bakker noemde, waaronder de kenniseconomie, want kennis is nodig om onze economie te kunnen versterken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. De minister-president sprak aan het begin van zijn betoog over verharding van het klimaat. Later sprak hij over de vraag waarom er nu wel een akkoord is, terwijl dat in mei niet kon worden gesloten. In de tussenliggende periode is er veel sociale onrust geweest. Wie is daar nu eigenlijk verantwoordelijk voor?

Minister Balkenende:

Terugkijkend moet je zeggen dat het niet mogelijk was om tussen werkgevers, werknemers en kabinet overeenstemming te bereiken. Ik constateer dat het kabinet op 18 mei en daarvoor tot drie keer toe heeft bewogen. Ik herinner me nog dat ook het CNV zei dat het kabinet een substantiële stap had gezet. Zelfs op de avond van de 18de hebben wij geprobeerd om eruit te komen. Dat is toen niet gelukt. Iedereen heeft zijn beeld van de werkelijkheid. Daarover kunnen wij eindeloos met elkaar spreken. Zelf vind ik het niet de tijd voor zwartepieten of zondebokken. Natuurlijk heb ik mij in de afgelopen tijd wel eens zorgen gemaakt over bestendiging van het heersende klimaat, het klimaat waarmee je niets opschiet. Uiteindelijk is toch gebleken dat alle partijen over hun eigen schaduw wilden heen springen om te komen tot een gezamenlijk resultaat. Ik vind niet dat je een schuldige kunt aanwijzen. Het lukte destijds gewoon niet om er met z'n drieën uit te komen. Onlangs lukte dat wel.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik zoek geen zwartepieten. Ik wil het adagium van deze minister-president onderzoeken. Dat adagium is: neem je eigen verantwoordelijkheid. Wij hebben nu een jaar van sociale onrust achter de rug, een jaar van toenemende sociale tegenstellingen. De minister-president heeft die zelf kort geschetst. Mijn vraag is daarom: wie neemt hiervoor de verantwoordelijkheid? Dit lijkt mij in politiek opzicht een tamelijk relevante vraag. Ik stel haar nogmaals aan de minister-president, niet om te zwartepieten, maar om vast te stellen wat er is gebeurd.

Minister Balkenende:

Ik constateer dat het kabinet zich vorig jaar heeft ingezet voor een tripartiet sociaal akkoord en dat is ook gelukt. Dat lukte echter niet in mei. Dat betreurden wij zeer, maar wij hadden wel drie keer bewogen in de onderhandelingen. Bij de voorbereiding van begrotingsstukken is ook gekeken of er handreikingen gedaan konden worden. Bij de algemene politieke beschouwingen hebben de drie regeringspartijen voorstellen gedaan die handreikingen aan de samenleving bevatten. Afgelopen weken heeft het kabinet zich ook ingezet om er uit te komen, met een bijzondere inzet van de drie bewindslieden hier aanwezig. Je kunt zeggen dat het kabinet steeds heeft geprobeerd om handreikingen te doen. Dat is niet gelukt op 18 mei, maar vorig jaar wel en onlangs ook.

Minister De Geus:

Voorzitter. Ik kan de beantwoording kort houden. De minister-president heeft het gehele proces uitvoerig geschetst. Hij heeft ook gesproken over de algemene appreciatie van het akkoord. Daarnaast komen de concrete onderwerpen uit het akkoord zeer binnenkort of binnen afzienbare tijd in de Kamer aan de orde. Morgen is het wetgevingsoverleg over VUT en prepensioen. De WAO-voorstellen zullen de Kamer snel bereiken en dat geldt ook voor de voorstellen voor de WW.

Onder andere de fracties van LPF en CDA hebben gesproken over de agenda voor de toekomst. Men slaat de spijker op de kop als men constateert dat het niet alleen gaat om een vergelijk over een aantal conflictpunten maar dat er ook een agenda voor de toekomst is geschetst. De heer Varela heeft terecht gesproken over de ontwikkeling van de arbeidsmarkt en de noodzaak van scholing. De heer Bakker sprak over de noodzaak om te investeren in de kenniseconomie en mevrouw Verburg heeft gewezen op het belang van het investeren in mensen en van levenslang leren. Als men de preambule van het akkoord goed leest, ziet men dat deze punten nu echt op de agenda staan. Zij worden gezamenlijk opgepakt door kabinet en sociale partners. De SER is daarbij een instrument.

De heer Van der Vlies heeft gevraagd hoe het kabinet de informatieverstrekking apprecieert over het stoppen met werken voor het 65ste jaar. Ik denk dat de vakbeweging hierbij de nadruk legt op hetgeen bereikt is, namelijk de mogelijkheid om met benutting van verschillende fiscale instrumenten vervroegd uit te treden. Dat laat onverlet, dat die mogelijkheden nadere afwegingen vergen die de solidariteit tussen werkgevers en werknemers zullen raken. Dat nemen de sociale partners met nadruk voor hun verantwoordelijkheid. De indruk dat het kabinet ervoor zal zorgen dat mensen op hun 60ste kunnen stoppen met werken, is onjuist.

De heer Van der Vlies heeft zich een onvermoeibaar pleitbezorger getoond van het kindgebonden budget. Bij verschillende gelegenheden houden wij die discussie levend en nu ook weer.

De fractie van de SP heeft haar teleurstelling uitgesproken over de herkeuringen beneden de 50 jaar en over het regime dat geldt voor mensen die minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn. Over de herkeuringen met het bijbehorende schattingsbesluit is in deze Kamer uitentreuren en afrondend gesproken. De discussie over het schattingsbesluit is hier in haar geheel gevoerd. De discussie over het regime voor minder dan 35% arbeidsongeschiktheid moet nog gevoerd worden, want zij hangt samen met het nog in te dienen wetsvoorstel WIA.

Mevrouw De Vries heeft nadrukkelijk gevraagd wat het punt van de geringe kans op herstel betekent. Het gaat daarbij nadrukkelijk om degenen die op het moment van de eerste keuring, na twee jaar, volledig arbeidsongeschikt zijn. Zij kunnen op dat moment niet deelnemen aan de arbeidsmarkt, maar het staat nog niet vast of dit duurzaam is of dat er een geringe kans op herstel is. Nieuw in dit debat is dat door de introductie van een jaarlijkse herkeuring gedurende de eerste vijf jaar, deze personen in aanvang inkomensbescherming krijgen in het kader van de IVA. Als de geringe kans op herstel zich voordoet in de vorm van kans op herstel, wordt met nadruk het spoor voor herstel ingeslagen. Vandaar de verschillende herkeuringen.

De vraag naar het aantal van 25.000 is hieraan gekoppeld. Omdat dit aantal prominent in het akkoord staat, maak ik hier één opmerking over, want de discussie over de WAO zullen wij nog voeren. Een eerste slag naar een aantal van 25.000 is niet genoeg om dat besluit te nemen. Dat moet berusten op het oordeel dat sprake is van een duurzame en stabiele situatie is. De beoordeling wordt ook niet gegeven op de invoeringsdatum van de WIA, noch eraan voorafgaand of bij de behandeling van het wetsvoorstel, maar pas na 2,5 jaar, medio 2007. Pas dan kunnen wij beoordelen of die situatie duurzaam genoeg is om het besluit te nemen waarop mevrouw De Vries doelt.

Ik ben in de verleiding om op de andere vragen die betrekking hebben op de WAO en detail in te gaan, maar ik stel toch voor die te bewaren tot de behandeling van het wetsvoorstel.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Ik vind het jammer dat de minister er niet op in wil gaan. Wij bespreken het sociaal akkoord. Ik neem aan dat hij het oordeel van onze fractie wil weten. Wij hebben een aantal kanttekeningen geplaatst en één van de belangrijkste betreft de WAO. Als u uw reactie daarop uitstelt, zal mijn fractie haar oordeel uitstellen tot de voorstellen er zijn. Dat lijkt mij ook wat vreemd.

Minister De Geus:

De twee zaken die u naar voren hebt gebracht inzake de WAO, namelijk de vraag welke invloed uitgaat van het punt geringe kans op herstel op het geheel en de vraag naar de positie van de regering inzake de 25.000 heb ik beantwoord. Ik hoop dat die beantwoording uw fractie het vertrouwen geeft dat daarmee het WAO-voorstel van het kabinet zoals dat op hoofdlijnen hier is besproken, overeind blijft. Als ik een nadere toelichting geef, kom ik terecht bij de inhoudelijke behandeling van de WAO-voorstellen.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Bepalend bij het punt geringe kans op herstel is om hoeveel mensen het gaat. De uitkering gaat naar 75%. De minister heeft altijd gezegd dat het voor keuringsartsen niet mogelijk is om met een geringe kans om te gaan. Die problemen golden kennelijk voorheen, maar nu niet meer. Als de minister deze vraag nu niet beantwoordt, zal ik deze in tweede termijn opnieuw stellen.

Minister De Geus:

Ik ben blij dat ik een kans krijg om de tweede termijn van mevrouw De Vries te voorkomen. Als wij besluiten, en dat is niet ons voornemen, zoals vorig jaar aan de orde was, het advies van de SER geheel te volgen door mensen met een geringe kans op herstel blijvend op te nemen in de IVA-regeling, lopen wij een serieus risico op een te groot volume. Door een compromis inzake de jaarlijkse herkeuring gedurende de eerste vijf jaar zal een aantal mensen in de IVA zitten die anders in de WGA hadden gezeten. Wij verwachten echter dat na die vijf jaar om en nabij hetzelfde aantal mensen in de IVA zal zitten als langs de andere route zou zijn gebeurd. Dat betekent dat wij ook in dat geval verwachten dat de duurzame instroom onder de 25.000 zal uitkomen. Wij hopen dat die verwachting in 2007 bevestigd zal worden door de feiten. Onze conditionering op het punt van de uitkeringsverhoging en de afschaffing van de Pemba is ook gebonden aan dat duurzame oordeel.

Mevrouw Kant (SP):

Ik denk dat de herkeuringsoperatie in de WAO voor mensen onder 50 jaar toch als een van de grote pijnpunten is overgebleven. Wij waren al niet voor de grens van 55 jaar. Dat begrepen wij al niet. Nu is die leeftijd wel verlaagd naar 50 jaar, maar wat is nu het verschil tussen iemand die 49 jaar is en in de WAO zit en iemand die 51 is en in de WAO zit? Waarom is hun situatie verschillend? Ik begrijp gewoon niet waarom dat anders benaderd zou moeten worden.

Minister De Geus:

De vraag over de juistheid van het Schattingsbesluit is, naar ik meen, hier in juni echt heel uitentreuren aan de orde geweest. Daar is ook over gestemd. Het kan ook net na de zomer zijn geweest. Het Schattingsbesluit is zowel in de Tweede als in de Eerste Kamer behandeld en afgehandeld. Ik acht het niet verstandig om nu nog op alle verschillende aspecten van het Schattingsbesluit in te gaan.

Mevrouw Kant (SP):

Wat u verstandig vindt, vind ik nu even niet zo interessant. Ik stel u gewoon een politieke vraag. In het akkoord is die leeftijdsgrens verlaagd van 55 naar 50 jaar. Er is dus een nieuwe situatie ontstaan. Blijkbaar was die leeftijdsgrens van 55 jaar niet zo heilig voor u. U heeft daar nu immers een akkoord over afgesloten. Ik begrijp dus werkelijk niet waarom u dan niet in één keer de stap heeft gezet om die herkeuringsoperatie eruit te halen. Dan geldt voor iedereen hetzelfde.

Minister De Geus:

Dit heeft te maken met het belang voor grote groepen mensen die nu in de WAO zitten, om toch op de een of andere manier nog een perspectief te hebben op deelname aan de arbeidsmarkt. Dat is toch echt de doorslaggevende reden. Daarbij is elke leeftijdsgrens als zodanig uiteindelijk arbitrair. Het is een kwestie van wijze afweging om daar een besluit over te nemen.

Mevrouw Kant (SP):

Daarmee blijven de mensen die jonger zijn dan 50 en wel door die herkeuringsoperatie moeten, dus wel gedupeerd door dit kabinet. Dat vind ik één van de grote pijnpunten van dit akkoord.

Minister De Geus:

Mevrouw De Vries heeft met betrekking tot de WW gevraagd wat er precies gebeurt met de maatregelen. In de kabinetsverklaring en in de begeleidende brief hebben wij dat aangeduid. De behandeling van de wetsvoorstellen met betrekking tot de referte-eis zullen, wat het kabinet betreft, doorgang vinden. Het kan zijn dat de Sociaal-Economische Raad daar nog een alternatief voor aanbrengt, maar dat is niet toegezegd. De sociale partners in de SER hebben de vurige wens om een alternatief in te dienen voor de afschaffing van de kortdurende uitkering en de verrekening van de ontslagvergoeding. Die gelegenheid daarvoor hebben zij tot 1 april. Dat is een alternatief dat gewogen wordt op zijn merites in het volume. Dan gaat het dus niet om het creëren van hetzelfde budgettaire effect, het gaat niet om premieverhoging, het gaat echt om een gelijkwaardig effect in het volume van het aantal mensen in de WW. Dat is de afspraak. Dat betekent dus dat het kabinet op die twee onderdelen zijn wetgevende arbeid na 1 april zal hervatten, met of zonder SER-advies.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Als de SER een oordeel heeft geveld, zal het kabinet dat dan gewoon overnemen? Of kan de Kamer zelf nog bepalen wat zij wil?

Minister De Geus:

De Kamer kan in ieder geval altijd zelf bepalen wat zij wil. U had ook niet anders verwacht. Het kabinet heeft aangegeven dat een SER-advies zeer zwaarwegend is, met name op het moment dat dat slaagt in eenzelfde volume-effect in de WW.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Het kabinet heeft dus niet toegezegd dat het dat SER-advies overneemt als dat aan die voorwaarden voldoet?

Minister De Geus:

Het kabinet maakt uiteindelijk een afweging in het kader van het geheel. Er is geen sprake van onvoorwaardelijke toezeggingen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik begrijp uit de betreffende passage dat het wel heel gek moet lopen, wil het SER-advies niet worden overgenomen.

Minister De Geus:

Ik wacht eerst op het wonder dat het SER-advies een alternatief biedt dat eenzelfde volume-effect heeft. Als dat wonder geschiedt, is er een kans dat het volgende wonder ook geschiedt.

Mevrouw De Vries vroeg of de bezwaren van de vakbeweging van uitvoeringstechnische aard tegen de levensloopregeling hiermee zijn vervallen. Ik heb de stellige indruk dat dit het geval is, aangezien wij zeer nadrukkelijk aandacht hebben geschonken aan de wensen van zowel werkgevers als werknemers om de regeling zodanig vorm te geven dat zij desgewenst cao-afspraken kunnen maken over de werkgeversbijdrage en het vormgeven van de uitvoering. Tegelijkertijd hebben wij het kabinetsbeleid overeind kunnen houden dat inhoudt dat de levensloopregeling naar haar aard een individuele regeling is waarbij mensen individueel beslissen over deelname en uitname.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Dit is duidelijk, maar ik wil nog weten wanneer volgens de minister van Sociale Zaken het niet algemeen verbindend verklaren van cao's weer op tafel komt.

Minister De Geus:

In ieder geval is het nu van tafel. Ik heb er geen behoefte aan er projecties over te maken. Wij hebben aangegeven dat uiterste terughoudendheid bij de loonvorming heel belangrijk is. U hebt het antwoord van de minister-president op dat punt gehoord. U hebt ook de afgelopen maanden gezien dat het kabinet niet heeft geschroomd om dat instrument op tafel te leggen op het moment dat het dit nodig achtte. Er rust dus geen taboe op. Het ligt echter op dit moment niet op tafel en ik ga het ook niet aankondigen. Dat lijkt mij niet gepast, waar wij investeren in een klimaat van vertrouwen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in mijn termijn gevraagd hoe hij zijn eigen functioneren de laatste maanden beoordeelt. Hij gaf zelf aanleiding tot die vraag doordat hij in de krant heeft gezegd dat hij, vrij vertaald, op gepaste afstand heeft gefunctioneerd.

Minister De Geus:

Ik heb mijn uiterste best gedaan om de beleidsdoelen te verwezenlijken die het kabinet heeft en die ik daarbinnen zelf heb. Dat ik daarbij niet altijd een rol op de voorgrond heb gespeeld, doet daaraan niets af.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Zo zei de minister het niet in de krant. Het was een rol waarin hij op gepaste afstand bleef van het sociaal overleg. Ik interpreteer dat als: hij beschouwde zichzelf kennelijk als een hinderpaal op weg naar een sociaal akkoord. Als mijn interpretatie onjuist is, daag ik hem uit dat uit te leggen.

Minister De Geus:

Ik heb gezegd dat het goed is dat wij als kabinet als team kunnen samenwerken. Het past mij hier dank uit te spreken voor de collegiale samenwerking met collega Van der Knaap, collega Zalm en collega Balkenende. Wij hebben het met elkaar gedaan, ieder in zijn eigen rol. In dat teamwork heb ik zeer nadrukkelijk ook mijn eigen rol gespeeld, zoals u hebt kunnen afleiden uit het feit dat ik aan al die overleggen heb deelgenomen. En dat verkenning wel eens door een ander gebeurt, ach wij zien hier ook niet altijd u of mevrouw Halsema namens GroenLinks. Wij zien ook wel anderen. Ieder heeft zijn eigen rol te spelen. Ik ben er op dit moment even trots op dat ik mag zeggen dat degene van wie werd gezegd dat hij een geheime vriendin heeft mijn openbare vriend is.

Minister Zalm:

Voorzitter. Ik had een aardige opmerking over de rabbi, maar gelet op het tijdstip denk ik dat ik die maar achterwege laat en zakelijk blijf.

De voorzitter:

De Kamer nodigt u uit.

Minister Zalm:

Heel graag. Dit voorbeeld van een rabbi leek mij beter toepasbaar dan dat van de heer Bos. Twee joodse buurmannen hebben ruzie. De ene buurman gaat naar de rabbi en doet zijn verhaal. De rabbi zegt: u hebt helemaal gelijk. De andere buurman hoort dat en gaat ook naar de rabbi toe en doet eveneens zijn verhaal. De rabbi zegt: u hebt helemaal gelijk. De eerste buurman gaat terug naar de rabbi en zegt: rabbi, het kan toch niet dat u ons allebei gelijk geeft? De rabbi: u hebt helemaal gelijk.

Dat was zo'n beetje het conflict tussen het kabinet en de sociale partners.

De heer Bos (PvdA):

Ik vind dat u nu dan ook moet ophouden.

Minister Zalm:

Ik heb nog een paar puntjes. De heer Bos vroeg: had je niet gelijk de goede keuze kunnen maken? In het overleg met de vakbeweging is niet gebleken dat PvdA-initiatieven als het aftoppen van pensioenen door de vakbeweging werden gezien als de juiste keuze. Dat is door geen van de drie vakcentrales, laat staan de werkgevers, naar voren gebracht. Ook het voorstel met betrekking tot collectieve prepensioenen vanaf 60 jaar is uiteindelijk niet in het akkoord beland.

De heer Bos (PvdA):

Sinds wanneer is dat een PvdA-voorstel?

Minister Zalm:

Het was toch een voorstel van de gezamenlijke oppositie?

De heer Bos (PvdA):

Nee. Er werd helemaal geen leeftijd genoemd. Wij stelden voor wat de minister-president vandaag terecht zo heeft opgehemeld: de Lissabon-doelstelling centraal stellen, daarover een prestatieafspraak met de sociale partners maken en de stijgende lijn die al in de prestaties van die partners zit, doorzetten.

Minister Zalm:

Mij staat bij dat de PvdA een collectieve vroegpensioenregeling bepleitte. Men mocht kiezen wanneer het werd opgenomen, maar het moest wel in de collectieve sfeer. In mei was ons voorstel om vanaf 62,5 een collectieve regeling te hebben. In het huidige akkoord is die grens bepaald op 65. Vóór die leeftijd is de individuele keuzevrijheid zeer goed verankerd, niet alleen omdat anders de omkeerregel niet wordt toegepast als er een verplichting is, maar ook omdat anders de tax credit die nu wordt gegund aan levensloopdeelnemers niet van toepassing is.

De heer Bos (PvdA):

Ik wil graag toch even de geschiedenis recht doen. De minister zei dat de PvdA heeft gepleit voor collectieve pensioenen vanaf 60 jaar. Dat laatste hoor ik nu al niet meer; de minister heeft het nu alleen over het collectieve karakter. Wij hebben echter in de laatste fase gepleit voor een nieuw evenwicht tussen collectieve en individuele elementen. Dat gaat nu ook in dit akkoord gebeuren, want er is gekozen voor een opt in- en niet voor een opt out-regeling. Daar zitten collectieve elementen in. Verder wordt het mogelijk gemaakt om collectief gespaarde pensioenen naar voren te verslepen. Dat is ook een mengvorm van collectief en individueel. De minister moet de tegenstelling niet onnodig aanscherpen. Hij moet gewoon toegeven dat wat er nu gebeurt, vele malen bepleit is door de oppositie.

Minister Zalm:

Als u ons akkoord prachtig vindt, neem ik daar graag genoegen mee. Maar volgens mij was de PvdA van mening dat je wel mee moest doen – je mocht wel zelf kiezen wanneer je het wilde opnemen – terwijl in ons systeem zowel de opnamevrijheid als de deelnamevrijheid zit. Dat laatste is een belangrijke stap vooruit. De heer Vendrik dacht even dat ik mijn liberale geloof kwijt was, maar aan zijn adres merk ik op dat dit vanuit liberaal oogpunt een belangrijk element in het akkoord is. Ik neem aan dat dit ook geldt voor christen-democraten, maar van het christen-democratisch standpunt heb ik minder verstand.

De heer Bos (PvdA):

Ik waag een laatste poging. De versleepmogelijkheid...

Minister Zalm:

Die staat al in de huidige fiscale wetgeving!

De heer Bos (PvdA):

...is toch geen deelnamevrijheid? Dat is toch een collectief systeem dat u nu gebruikt om ook ruimte voor de leeftijd van 65 jaar te benutten? Ik vind het erg creatief, maar u moet niet doen alsof u niet door de bocht bent gegaan. U laat wel degelijk collectieve elementen vóór de grens van 65 toe.

Minister Zalm:

Dit vind ik een raar verhaal. Het is gewoon wetgeving, te weten het Witteveenkader. Het enige dat veranderd is, is dat bedrijfstakken met lage lonen iets meer mogelijkheden krijgen en de kwestie van de slijtende beroepen. Dat laatste leefde nogal in de Kamer. Als je 40 dienstjaren hebt, mag je twee jaar eerder weg. De kosten daarvan worden voor een deel collectief gedragen want wij staan een zekere fiscale facilitering toe. Het pensioenfonds moet er echter wel zelf voor kiezen. In vergelijking met wat er in mei voorlag, zijn wij ook op dit punt een stap vooruitgegaan als het gaat om verankering van de individuele keuze- en opnamemogelijkheid.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Hoe realistisch zijn die 40 deelnemingsjaren precies? Hoeveel mensen hebben dat?

Minister Zalm:

Je moet ze inderdaad opgebouwd hebben. Ik heb ze wel tegen die tijd en bovendien heb ik een slijtend beroep.

Wat is er verdiend in vergelijking met mei? Ik denk dat het belangrijk is dat er nu overeenstemming met de vakbeweging is over de WAO; daar waren we eerder echt vastgelopen. Dat is heel wat waard en voorkomt ook veel reparaties, waar de heer Bos zo bevreesd voor was. Ook is het commitment belangrijk met het pakket WW-maatregelen dat hetzelfde volume-effect heeft als de kabinetsvoornemens. Daarvan was eerder ook geen sprake. Ik denk dus dat we een stap vooruit hebben gezet.

Het heeft mij verbaasd dat de heer Crone te pas en te onpas en bij nacht en ontij begint over het "gat van Zalm", dat samen zou hangen met VUT en prepensioen. Hij begon daar zelfs over bij het algemeen overleg over Ecofin, dus ik dacht: dat wordt het grote nummer van de heer Bos. Deze heeft er echter geheel over gezwegen. Ik denk dat hij inmiddels doorheeft hoe het zit, maar laat ik het voor de zekerheid toch even zeggen. Het CPB hanteert voor de opbrengst van de afschaffing van de fiscale facilitering een ramingsmarge tussen 0,6 mld en 2,4 mld. Het kabinet zit in die marge op 0,9 mld; dat is dus aan de voorzichtige kant in vergelijking met de reikwijdte die het CPB ons voorhoudt.

Vele afgevaardigden vroegen naar de financiële dimensie van het akkoord. De voorjaarsnota slaat op het jaar 2005, dus daarin zal geen grote inpassing staan. Daarin staan wel enige aanloopverliezen bij de WW-maatregelen, omdat we de SER de kans geven om met alternatieven te komen en dus geen hoog tempo bij de invoering kunnen hanteren: die 165 mln zal in de voorjaarsnota zijn plek moeten krijgen. Voor VUT, prepensioen en levensloop speelt dit pas in 2006. Het gelukkige toeval wil dat we eerder in de kabinetsperiode lastenverlichting hebben verplaatst naar later, vanwege de budgettaire nood. Voor 2006 hebben wij derhalve een totale lastenverlichting gepland van 1140 mln. Die 365 mln zal daar zijn plekje in moeten vinden, natuurlijk ten koste van andere opties. Dat is dus de kwestie van de begroting voor 2006; het lijkt er goed in te passen omdat we de lastenverlichting toch al hadden. VUT, prepensioen en levensloop bevinden zich natuurlijk in de sfeer van de lasten, niet van de uitgaven.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter. Het begint al laat te worden, maar minister Zalm gaat nu zo snel praten. Kan hij nog even aangeven wat het betekent?

Minister Zalm:

Ik probeer de heer Balkenende na te doen.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik zou zeggen: oefent u dan nog even, want die versta ik altijd wel.

Voor de financiering wil ik wel één ding duidelijk vastgesteld hebben, namelijk dat we met de financiering van de VUT en de uitbreiding van de levensloopregeling, waar we zeer blij mee zijn, niet alvast voor een gedeelte beslag hebben gelegd op de begroting voor 2006.

Minister Zalm:

Wat de lastenkant betreft wel, dat is evident. De schade voor de uitgavenkant is betrekkelijk beperkt. Het kabinet als geheel zal daar een oplossing voor moeten vinden om dat in te passen. Ik stuur dus niet meteen de rekening door naar de buurman om de hoek, want dan zou het niet echt opschieten; dan krijg je die meteen weer terug. We lossen dit dus met z'n allen op, maar in het licht van het belang van het akkoord zijn het overzienbare bedragen. Ik bedoel, als het niet van belang was, was 10 mln voor mij al onoverkomelijk, maar dit is van groot belang en als kabinet als geheel moeten we ervoor staan om het goed in te passen.

De heer Van der Vlies sprak over het doorschuiven van de WW, mevrouw Huizinga vroeg of dit geen hypotheek was. Daar zit wel iets in, maar je kunt het ook positief opvatten: we hebben nu voor het eerst een commitment van de sociale partners rond het idee dat er met de WW nog iets moet gebeuren. Of dat nu onze voorstellen zijn of nog verstandiger ideeën wachten wij af, maar de mening dat ook met de WW nog het nodige moet gebeuren, wordt gedeeld door de sociale partners – althans, men is bereid om zich in te spannen. Gaat het nu om hetzelfde bedrag, omdat er sprake is van eenzelfde volume-effect? Normaal gesproken heb je bij eenzelfde volume-effect ook eenzelfde opbrengst: de opbrengst is P maal Q, Q is het volume en P is de gemiddelde uitkering. Het kan nog heel mooi worden, maar daar durf ik niet op te hopen, als men probeert om hetzelfde volume te bereiken door ook de P te verlagen. In dat geval krijgen wij zelfs meer dan het kabinet had ingeboekt, maar laat ik dat als een fata morgana beschouwen. Het volume-effect is in principe hetzelfde.

Mevrouw Huizinga heeft gevraagd wat wij doen met de lonen en uitkeringen in de collectieve sector. Wij blijven op dat punt dezelfde koers varen. Uiterste terughoudendheid betekent bij een verliesgevend bedrijf de nullijn en de overheid is op dit moment een verliesgevend bedrijf. Die nullijn moeten wij dus doortrekken.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

De minister van Financiën is een man van cijfers. Wat is volgens hem een uiterst terughoudende loonkostenontwikkeling?

Minister Zalm:

Dat is naderen tot nul.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Dank u wel.

Minister Zalm:

Dat is een kwestie van interpretatie. Als zuinige man zeg ik: naderen tot nul. Dat is uiterst terughoudend. Voor de overheid geldt: nul.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat is dus de facto ontkoppeling. Woorden hebben een betekenis in dit debat; daar gaan wij toch wel vanuit. Nu wordt gesproken van "uiterste terughoudendheid" en vorig jaar was het "naderend tot nul". Wat is het nou?

Minister Zalm:

Geen van beide keren ging het om een onderdeel van een overeenkomst tussen overheid en vakbeweging. Wellicht herinnert u zich dat deze tekst vorig jaar niet in de tekst van het kabinet stond. Tussen werkgevers en werknemers is toen afgesproken om nul in 2004 en naderend tot nul in 2005 te hanteren. Dat was wat relaxter, maar dat was geen afspraak tussen de overheid en de vakbeweging. Het was een afspraak tussen werkgevers en werknemers. Nu is afgesproken om uiterste terughoudendheid te betrachten. Of dat veel verschilt van naderen tot nul laat ik in het midden. U hebt daarover reeds van gedachten gewisseld met de minister-president.

De heer Bos (PvdA):

Het begrip en de invulling daarvan zijn toch wel van belang. De wil van het kabinet om eventueel niet-verbindend te verklaren, is gekoppeld aan die terughoudendheid.

Minister Zalm:

Ja, maar wij vertrouwen de partners.

De heer Bos (PvdA):

Zeker, maar als u nu zegt dat terughoudendheid gelijk staat aan nul of aan naderend tot nul, dan zegt u eigenlijk ook dat u 1,25% ook goed vindt. Ook dan hebt u geen reden om niet-verbindend te verklaren.

Minister Zalm:

Nee, dat wordt niet de algemene loonontwikkeling. Het gaat om een maximumeis die door de vakbeweging wordt gesteld. Ten eerste worden maximumeisen sowieso niet ingewilligd als werkgevers een beetje kunnen onderhandelen. Ik heb in elk geval bij enigerlei collega in al die begrotingsjaren nog nooit een maximumeis ingewilligd. Een goede werkgever zal dat ook niet doen. Bovendien zijn er dan ook nog specifieke verschillen tussen bedrijfstakken. Dat maximum zal in sommige bedrijfstakken onhaalbaar zijn en niet eens gevraagd worden. Of het verschil met naderen tot nul zo groot is, vraag ik mij dus af.

De heer Bos (PvdA):

Ik probeer het punt op een andere manier samen te vatten. Als de vakbonden dezelfde looneisen blijven stellen als nu, dan ziet u geen noodzaak tot niet-verbindend verklaren. Mochten deze omhoog gaan, dan kunt u die garantie niet geven.

Minister Zalm:

Wij moeten onderscheid maken tussen cao en looneis. Een looneis wordt aan het begin van een onderhandeling aan de orde gesteld en een cao aan het einde. Tussen de looneis en het einde van de onderhandeling zit een werkgever die op dit moment niet erg scheutig is, is mijn vermoeden.

De voorzitter:

Wij zijn gekomen aan het einde van de eerste termijn. De heer Bos heeft mij gezegd dat hij in een tweede termijn slechts 20 seconden spreektijd nodig heeft. Laten wij daar 30 seconden van maken, een halve minuut. Deze spreektijd geldt ook voor de andere leden die willen spreken in tweede termijn.

De heer Bos (PvdA):

De hele Kamer heeft het kabinet gefeliciteerd met het bereiken van het sociaal akkoord. Ik denk dat dat bij de meesten ook gemeend was. Het was prettig geweest als daar eenzelfde generositeit tegenover was gesteld en het kabinet zich bereid had getoond om de posities die in het afgelopen jaar door het kabinet zijn ingenomen, te relativeren en te erkennen dat op bepaalde momenten omtrent bepaalde vraagstukken ronduit verkeerde posities zijn ingenomen en verkeerde perspectieven zijn gehanteerd. Het feit dat het kabinet dat niet heeft gedaan vandaag, betekent dat de mentaliteit waartegen 200.000 à 300.000 mensen te hoop liepen op 2 oktober in Amsterdam, onveranderd aanwezig is. Ik blijf dat een buitengewoon trieste vaststelling vinden.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. De minister-president zei dat hij, toen hij in het ziekenhuis lag en over een en ander nadacht, schrok van de verharding van het klimaat. Ik verwacht dan van het kabinet zelf een beschouwing over de eigen bijdrage aan die verharding van het klimaat. Ik roep in herinnering dat er allerlei debatten zijn gevoerd over voorstellen waartegen veel protest was – ik denk aan VUT en prepensioen en aan de invoering van de no claim – en waarvan allerlei deskundigen zeiden dat het kabinet verkeerd bezig was. Er werd echter niet geluisterd; men was horende doof. Dat is een manier van omgaan met vraagstukken die bijdraagt tot de verharding van het klimaat. Ik had een beschouwing daarover verwacht.

Het was mijn stelling dat het kabinet de ruggengraat van de vakbonden wel dacht te kunnen breken, maar dat men van een koude kermis is thuis gekomen. Die stelling houd ik staande, omdat er ook vandaag weer van de kant van het kabinet weinig antwoorden komen op de vraag waarom nu wel kan wat eerder niet kon. Daar moet een verklaring voor zijn, maar die verklaring is ook vandaag wederom niet gegeven.

Het meest pijnlijke punt dat in het akkoord is blijven liggen, is de herkeuring van mensen onder de 50 jaar in de WAO. Wij horen dat de mensen die het treft dit heel zwaar vinden. Omdat ik dit het meest prangende en schrijnende punt vind dat er nog ligt, dien ik daarover de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de leeftijdsgrens voor de eenmalige herbeoordelingsoperatie van mensen die nu in de WAO zitten, zal worden verlaagd van 55 naar 50 jaar;

overwegende dat de afstand tot de arbeidsmarkt niet bepaald wordt door de leeftijd en daardoor geen goed criterium is om wel of niet tot herbeoordeling te besluiten;

verzoekt de regering om ook af te zien van de eenmalige herbeoordelingsoperatie voor mensen in de WAO jonger dan 50 jaar,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kant en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22(29800 XV).

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter. Ik bedank de minister-president, de minister van Financiën en de minister van SZW voor de heldere beantwoording. Ik was niet van plan om het woord te voeren in tweede termijn, maar ik laat een debat niet afronden op de manier waarop de heer Bos en mevrouw Kant dat doen. Hier is voorwaar een prestatie neergezet, door iedereen! Er zijn leiders van de vakbeweging, later ook van de werkgevers, maar ook binnen het kabinet, die over hun schaduw zijn heen gesprongen en hebben gezegd: zo gaan wij niet verder; dit land heeft een basis nodig van overleg. Dat hoort bij de Nederlandse overlegeconomie en wij willen daarin investeren. Per saldo is er een breed akkoord, dat de basis vormt voor een nieuw sociaal stelsel, waarin solidariteit vorm krijgt. Collectiviteit is in dit stelsel echter niet het synoniem voor solidariteit. Er moeten ook individuele keuzes worden gemaakt voor de vorm van leven die bij de mensen past. Het gaat dan om de combinatie van zorg en arbeid. Ik heb het nu over de levensloopregeling. Per saldo vind ik dat met dit akkoord daadkracht en draagvlak hand in hand gaan. Ik wens iedereen toe dat dit akkoord, dat nu nog op papier staat, inderdaad handen en voeten krijgt. Dat is goed, zowel voor mensen die arbeid en zorg of andere taken in de samenleving willen combineren, voor mensen die op een soepele en flexibele manier willen uittreden, als voor mensen die nog aan de kant staan of aan de kant dreigen te gaan staan. Zij worden en blijven betrokken bij de samenleving.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Voorzitter. Ook voor mijn fractie staat voorop dat het goed is dat er een sociaal akkoord is gesloten. Op de details zullen wij in latere stadia ingaan. De minister-president heeft gezegd dat hij zich kon vinden in mijn typering, namelijk dat je kunt spreken van een overwinning van het overlegmodel. Die overwinning heeft inzet gevraagd van alle betrokken partijen, ook van het kabinet. De fractie van de ChristenUnie heeft lof voor de inzet van het kabinet. Ik heb het kabinet echter ook gevraagd om in te gaan op de oorzaken van de vertrouwensbreuk die voor de totstandkoming van dit akkoord was ontstaan tussen kabinet en sociale partners en ik vind het erg jammer dat de ministers daar niet op zijn ingegaan. Het is wel duidelijk dat er iets aan de hand is geweest. Het is goed afgelopen, maar om het vertrouwen in de toekomst in stand te kunnen houden, is het ook nodig om lessen te trekken uit het verleden. De bereidheid om lessen te trekken heb ik pijnlijk gemist in dit debat.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Voorzitter. De conclusie van de VVD-fractie is: waar zijn, gezien dit sociale akkoord, al die onrust, de stakingen en het platleggen van de metaalsector nou eigenlijk voor nodig geweest? Ik meen het werkelijk. Ik vond de stakingen al onzin toen zij plaatsvonden. Gezien de inhoud van dit akkoord, waarbij de sociale hervormingsagenda van de regering pal overeind staat, vind ik dat eigenlijk nog steeds.

Mevrouw Kant (SP):

Ik vind dat echt naïef en een beetje ridicuul. Zonder de stakingen, zonder de acties, zonder het verzet had dit kabinet toch geen centimeter bewogen. Dat het kabinet wel weer móest, is een resultaat van het verzet.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Mevrouw Kant, dat is uw oordeel. Ik heb mijn eigen oordeel gegeven over dit sociaal akkoord. Ik snap niet dat u hier zo gelukkig mee kan zijn, want u volgt nu eigenlijk de VVD-lijn. Dat is een compliment voor u. De sociale hervormingsagenda staat overeind en dat is goed. Ik vind stakingen en het platleggen van de metaalsector niet gepast, zeker niet gezien de inhoud van dit akkoord.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Kan mevrouw De Vries na deze woorden aan mij bevestigen dat zij het afgelopen jaar niet in Nederland is geweest?

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Mijnheer Vendrik, u mag er een grapje over maken, maar dit is het oordeel van de VVD-fractie.

Ik heb nog een aantal kleine vragen ten aanzien van de WAO. De VVD-fractie kan op dit moment geen eindoordeel geven over wat er toegezegd is over de WAO. Wij volgen de minister van Sociale Zaken, dat komt met de uitwerking allemaal terug. Dan zullen wij onze punten maken, ook daar waar het gaat om het al dan niet algemeen verbindend verklaren van delen van cao's. Ik heb de minister van Financiën heel goed gehoord toen hij zei dat een uitermate terughoudende loonontwikkeling naderend tot nul betekent. Mag ik aannemen dat dit ook de maatstaf is voor het weer van tafel halen van het niet algemeen verbindend verklaren?

De heer Varela (LPF):

Voorzitter. Wij verwachten van dit kabinet dat het er alles aan zal doen om de arbeidsmarkt te versoepelen, zodat de uitstroom uit de WW en de bijstand richting betaalde arbeid weer op gang kan komen. Verder verwachten wij van de vakbeweging een grote eigen verantwoordelijkheid met betrekking tot de looneisen. Met name gezien de ontwikkelingen in landen zoals Duitsland blijft het nodig om de concurrentiepositie van het bedrijfsleven te helpen verbeteren door de loonkosten in te dammen. Dat kan alleen indien er geen looneisen gesteld worden. Wij geven het kabinet dan ook in overweging om het systeem van het algemeen verbindend verklaren van cao's af te schaffen, zodat cao-onderhandelaars van werkgeverszijde maximaal gedwongen worden met de wensen van de achterban rekening te houden.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter. Ik heb in eerste termijn al gezegd dat het goed is dat het akkoord er is. Dat is om twee redenen. In de eerste plaats omdat ik het voor een keer met de heer De Waal eens was, die zei: wij kunnen de verdeeldheden nu even missen als kiespijn. In de tweede plaats omdat de fundamentele keuzes van het kabinet op de verschillende terreinen recht overeind zijn gebleven, maar nu met draagvlak. Ik heb mij ook al afgevraagd of dat nou in mei niet had gekund. Alleen lag er toen toch echt een weigering aan de kant van de vakbeweging, die de fundamentele keuze voor modernisering en hervorming niet wilde maken. Nu wil men dat wel.

Ik heb het woord gevraagd in tweede termijn omdat ik eraan hecht om te onderstrepen wat door verschillende leden van het kabinet naar voren is gebracht, namelijk dat uiterst terughoudend ook uiterst terughoudend moet zijn. Dat moet niet vanwege de stok van het niet algemeen verbindend verklaren, want even alle ideologie voorbij: wie nu looneisen stelt, creëert werkloosheid. Wie looneisen stelt, is verantwoordelijk voor het oplopen van de WW en het niet aantrekken van de economie. Dat punt wilde ik graag in tweede termijn nog eens onderstrepen.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer die in tweede termijn het woord hebben gevoerd. Wij hoeven de discussie niet over te doen. De heer Bos heeft nog eens gesproken over een felicitatie met het resultaat, maar hij verwacht een erkenning van het kabinet van de dingen die niet goed zijn gegaan. Ik heb uitgelegd hoe het proces de afgelopen maanden is verlopen.

Mevrouw Kant formuleert veel forser. Zij zei dat het kabinet horende doof is geweest en dat dit heeft geleid tot een verharding van het klimaat. Zij maakte ook opmerkingen over het breken van de ruggengraat van de vakbeweging. Ik wil scherp afstand nemen van dit beeld. Het is nooit onze bedoeling geweest om de ruggengraat op een of andere manier aan te tasten. Wij hebben altijd gezegd dat de vakbeweging een belangrijke rol speelt. Het overlegmodel heeft wat ons betreft nooit ter discussie gestaan. Wat wij hebben gezegd over het instrument algemeen verbindend verklaring heeft betrekking op de jaren 2004-2005. Wij zeggen dat omdat wij geloof hechten aan een ordening waarin wordt samengewerkt en waarin geen sprake is van een conflictsituatie en een vechteconomie. Dat past niet bij de Nederlandse verhoudingen en het is economisch niet efficiënt. Het kan gebeuren dat er een keer een conflict is. Precies om die reden hebben wij ons ingezet om te komen tot een resultaat en tot overeenstemming. Mevrouw Verburg heeft er volledig gelijk in dat door iedereen is bijgedragen aan het geboekte resultaat.

Mevrouw Huizinga vroeg of het kabinet niet meer had kunnen zeggen over de oorzaken van de aantasting van de vertrouwensband. Ik wijs op het debat dat wij op 25 mei hebben gevoerd. Toen is uitvoerig stilgestaan bij deze thematiek. Ik onderschrijf wat zij heeft gezegd over het overlegmodel om twee redenen, namelijk vanwege de visie op de ordening en de economische doelmatigheid daarvan. Ik begrijp heel goed dat mevrouw De Vries vraagt of de stakingen en de acties wel nodig waren geweest op basis van wat er nu ligt. Iedereen heeft op zijn of haar manier een beeld van wat er is gebeurd. Laten wij met elkaar blij zijn dat wij die fase kunnen afsluiten en dat wij nu een andere situatie hebben bereikt. Dat biedt een veel betere basis voor het herstel van vertrouwen.

De heer Bakker heeft er gelijk in dat de hervormingsagenda kan worden doorgezet, maar nu met een breder draagvlak. Daar was het ons ook om begonnen. Ik ben blij dat de uitkomst zodanig is dat er op de verschillende dossiers kan worden gewerkt aan verandering. Dat is ook nodig. Hij heeft ook het belang van een gematigde loonkostenontwikkeling onderstreept. Dat ben ik volledig met hem eens.

Het kabinet is over de eigen schaduw heen gesprongen en anderen hebben dat ook gedaan. Ik realiseer mij goed dat ook het kabinet onderdeel was van het probleem, maar het kabinet is evenzeer onderdeel van de oplossing. En uiteindelijk telt het resultaat.

Minister De Geus:

Voorzitter. Ik zal reageren op de motie van de leden Kant en Vendrik. Zij verzoeken de regering om af te zien van de eenmalige herbeoordelingsoperatie voor mensen in de WAO jonger dan 50 jaar. Ik ontraad het aannemen van die motie. Ik denk dat de eenmalige herbeoordelingsoperatie erg belangrijk is, zowel voor het totale WAO-volume als voor de individuele kansen van de betreffende personen. Wij hebben hier uitgebreid gesproken over de condities waaronder die herbeoordelingsoperatie plaatsvindt. Ik houd staande dat dit sociale condities zijn. Alles zal op alles gezet worden om deze mensen een kans te bieden op de arbeidsmarkt.

Ik heb in eerste termijn aangegeven dat een leeftijdgrens altijd iets arbitrairs heeft. Zo'n leeftijdgrens is wel belangrijk omdat deze te maken heeft met de mate waarin er een toekomst is voor mensen op de arbeidsmarkt. De toekomst op de arbeidsmarkt is natuurlijk recht evenredig met de leeftijd van mensen, ook in verband met het aantal jaren dat mensen nog kunnen werken. Daarom is het verstandig om wel een leeftijdsgrens te kiezen. Ik heb in eerste termijn gezegd dat die in wijsheid moet worden afgewogen. Dat is een afweging waarover wij kennelijk van mening verschillen. Ik ontraad de Kamer het aannemen van deze motie.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Het kabinet heeft in het afgelopen jaar op verschillende momenten gezegd – ik herinner mij nog de woorden van de minister-president – dat er hervormd moet worden, juist in het belang van de jongeren. Waarom zou dit dan niet voor de jongere WAO'ers gelden?

Minister De Geus:

Dat heb ik zojuist gezegd. Het is juist in het belang van de jongere WAO'ers om hen te beoordelen en de kansen die zij nog op de arbeidsmarkt hebben, uitermate goed te gebruiken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Maar als dat zo'n vitaal perspectief voor de jongere WAO'ers is, waarom geldt dit dan niet voor de WAO'ers van boven de vijftig?

Minister De Geus:

Laten wij zeggen dat dit geleidelijk aan minder gewicht krijgt naarmate men minder potentiële arbeidsjaren in het verschiet heeft.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Voorzitter, mag ik uit de antwoorden van de drie bewindslieden de conclusie trekken dat het niet algemeen verbindend verklaren van cao's op tafel komt als de loonontwikkeling niet nadert tot nul?

Minister De Geus:

Ik heb daarover gezegd wat ik daarover gezegd heb. Zoals u het samenvat, is het door geen van ons drieën gezegd. Ik begrijp wel dat u behoefte hebt aan een eigen samenvatting, maar wij hebben hierover duidelijke uitspraken gedaan, ieder op zijn beurt.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de ingediende motie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven