Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Drank- en Horecawet (29299).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Schippers (VVD):

Voorzitter. In de schriftelijke voorbereiding van deze wijziging van de Drank- en Horecawet heeft de VVD-fractie een kritische inbreng geleverd. Kern van onze vragen aan het kabinet was met name welke inhoudelijke argumenten het kabinet heeft om nu een bestuurlijke boete in te voeren. Deze boete hangt voor de VVD-fractie nauw samen met de fundamentele vraag wie nu eigenlijk verantwoordelijk is voor de alcoholconsumptie van jongeren. De antwoorden die wij in de nota naar aanleiding van het verslag van het kabinet hebben gekregen, stemden geenszins optimistisch.

Een belangrijk inhoudelijk argument zou zijn dat het alcoholgebruik, maar vooral het -misbruik, hiertoe aanleiding zouden geven. Wij constateren echter dat jongeren eigenlijk sinds 1999 minder en minder excessief alcohol gebruiken. De minister meldt dat er 71 controleurs zijn die de naleving van de Drank- en Horecawet controleren. In 2003 zijn er 304 processen-verbaal opgemaakt, waarvan er nog een aantal zijn gesneuveld in de bezwaar- en beroepsprocedures. Elke controleur heeft dus iets meer dan vier processen-verbaal uitgeschreven die betrekking hebben op de leeftijdsgrenzen van het alcoholgebruik. Dat is dus een proces-verbaal per controleur in de drie maanden. De VVD-fractie kan de argumentatie van het kabinet dat met dit wetsvoorstel een betere naleving kan worden afgedwongen dan ook niet volgen op basis van deze feitelijke gegevens.

Wij kunnen dat ook niet op basis van onze eigen ervaringen. Leden van de VVD-fractie hebben zich door middel van werkbezoeken en gesprekken met betrokkenen ook in de praktijk op de hoogte gesteld van de situatie en de meningen over de voorstellen van het kabinet. Ons is gebleken dat er heel veel praktische initiatieven lopen om alcoholgebruik door jongeren tegen te gaan. Vooral uitbaters van gelegenheden waar veel jongeren komen, hechten veel belang aan hun reputatie van veilige plaats voor jonge mensen om uit te gaan.

Ook kwamen toen al signalen binnen van de dagelijkse praktijk. Jongeren drinken zich alvast thuis in, voordat zij naar het café of de discotheek gaan. Alternatieve schuurkroegen zijn erg populair. Het bier is er goedkoop en het toezicht is nul. Van rook- of alcoholbeleid is er al helemaal geen sprake. De moraal van dit verhaal is dat het instrument van de bestuurlijke boete niet wordt ingegeven door een verslechterende praktijk die dwingt tot een veel sterker optreden van de overheid. Integendeel, de overheid spant met haar steeds rigidere preventiebeleid het paard achter de wagen.

Laten wij wel wezen: wat stellen wij ons hier eigenlijk bij voor. Een aantal CDA-collega's vroegen mij gisteren of het nu zo is dat tijdens carnaval boetes in de kroeg worden uitgedeeld, en wat de aanleiding daarvan is. Sorry, mijn fractie heeft besloten dat zij daar niet verantwoordelijk voor wil zijn. Ons tweede fundamentele bezwaar is de verantwoordelijkheidsverdeling. De verantwoordelijkheid wordt geheel gelegd bij de verkoper van alcohol. De VVD-fractie is het hiermee principieel oneens. Als een volwassen persoon een biertje bestelt en dit doorgeeft aan zijn elfjarige neefje, dan wordt de horecaondernemer verantwoordelijk gesteld en niet deze volwassene. Als een jongere alcohol koopt, dan is eveneens de horecaondernemer verantwoordelijk en strafbaar en niet de jongere of diens wettelijk vertegenwoordiger. Hiermee wordt de primaire verantwoordelijkheid van de overtreder geheel miskend. Ook dat is niet acceptabel voor mijn fractie.

Concluderend wijst de VVD-fractie de introductie van een bestuurlijke boete op dit moment af. Wij zullen tegen onderhavige wijzigingsvoorstellen van de Drank- en Horecawet stemmen. Gezien de positieve inbreng van andere partijen in het verslag en het feit dat deze wijziging van de wet als hamerstuk op de agenda stond, overwegen wij als terugvaloptie op het laatste fundamentele punt twee moties in te dienen die de pijn voor ons niet wegnemen, maar beter zijn dan niets. Ik wacht uiteraard eerst de reactie van de minister af.

De heer Nawijn (LPF):

Voorzitter. Ondanks dat mijn fractie zich zorgen maakt over het alcoholgebruik door de jeugd en de gevolgen die dat heeft, vinden wij dit wetsvoorstel geen goed wetsvoorstel. Uit de talrijke werkbezoeken die ik breng, blijkt mij dat drank- en horecaondernemers op dit moment al geterroriseerd worden door overheidsinstanties die alleen maar controleren, controleren en nogmaals controleren. En dat terwijl de horecaondernemers toch al teruglopende inkomsten hebben. Wij kunnen niet instemmen met het wetsvoorstel omdat het tot weer meer handhaving en controle zal leiden. Bovendien is het de vraag of de horecaondernemers verantwoordelijk moeten worden gesteld. Het is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de ouders. Wij vinden het niet goed dat horecaondernemers weer een controle-instantie op hun dak krijgen. Mijn fractie wacht uiteraard het antwoord van de minister af. Wij sluiten ons volledig aan bij hetgeen door de VVD-fractie naar voren is gebracht.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Voorzitter. In tegenstelling tot de twee vorige sprekers, ben ik wel positief over dit wetsvoorstel. De PvdA-fractie vindt dat de horecaondernemer wel degelijk een rol heeft in wat er in zijn zaak gebeurt. Uit de vragen die wij hebben gesteld, is ook gebleken dat wij positief zijn over dit wetsvoorstel. Wij denken dat dit een positief signaal in de richting van jongeren zal zijn met betrekking tot alcoholgebruik dan wel -misbruik. De heer Nawijn heeft gelijk dat ouders ook een verantwoordelijkheid hebben. De horecaondernemer is en blijft echter verantwoordelijk voor wat er in zijn zaak gebeurt. Dat is hij dus ook voor een elfjarige die daar zijn pilsje leegdrinkt.

De PvdA-fractie is blij met dit wetsvoorstel. Wij zijn ook blij dat in de beantwoording staat dat de rol van de gemeente en de politie overeind blijft. Dat was namelijk iets waar wij ons wat zorgen over maakten. Ik wacht de antwoorden van de minister op de vragen van mevrouw Schippers af.

Mevrouw Schippers (VVD):

U zegt dat de horecaondernemers ook verantwoordelijk zijn.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Ja, naast ouders en jongeren zelf.

Mevrouw Schippers (VVD):

In de huidige situatie wordt de volwassene op geen enkele manier verantwoordelijk gesteld en de jongere ook niet.

Mevrouw Timmer (PvdA):

U wilt die volwassene toch geen bestuurlijke boete opleggen? U wilt toch ook niet dat ouders doorlopend met hun kinderen meegaan? Ik heb zelf drie pubers en ik moet er toch niet aan denken dat ik doorlopend bij ze zou moeten blijven.

Mevrouw Schippers (VVD):

U vindt dus dat ouders wel verantwoordelijk zijn, maar dat het uiteindelijk alleen de horecaondernemer moet worden aangerekend?

Mevrouw Timmer (PvdA):

Een horecaondernemer is toch verantwoordelijk? Hij verkoop het, dus hij heeft een verantwoordelijkheid. Deze wetswijziging had toch tot doel om een bestuurlijke boete te kunnen opleggen aan horecaondernemers? Dat was volgens mij van belang in het kader van preventie. Uit de cijfers blijkt weliswaar dat het redelijk gaat op het moment, maar er blijkt ook uit dat jongeren steeds jonger beginnen, soms zelfs onder de twaalf jaar.

De heer Nawijn (LPF):

Weet u hoeveel opsporingsinstanties er bij de horeca binnenkomen?

Mevrouw Timmer (PvdA):

Dat kan ik wel ongeveer inschatten.

De heer Nawijn (LPF):

U zegt dat u uw pubers niet in de gaten kunt houden. Ik heb ook een aantal pubers en die houd ik wel in de gaten. Ik spreek ook met ze over alcoholgebruik. Dat kan toch niet worden afgewenteld op een horecaondernemer?

Mevrouw Timmer (PvdA):

Ik zei niet dat ik ze niet in de gaten houd. Natuurlijk doe ik dat. Ik spreek ook met ze over alcoholgebruik en de regels bij ons thuis zijn heel helder. Ik bedoelde te zeggen dat ik niet altijd bij ze ben. Ik vind dat de horecaondernemer ook een verantwoordelijkheid heeft. Dat is ook het geval als hij ziet dat een elfjarige in zijn kroeg een biertje drinkt. Dat mag namelijk niet. Of het kind het zelf heeft gekocht of dat hij het heeft gekregen, is daarbij niet van belang.

De heer Nawijn (LPF):

Ik had nog een vraag gesteld over het aantal opsporingsinstanties dat bij de horeca binnenkomt.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Dat zijn er ongetwijfeld een heleboel. Het is kennelijk op een aantal terreinen nodig dat er controle wordt uitgeoefend.

De heer Nawijn (LPF):

Het zijn er meer dan tien.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Dat geloof ik wel.

Minister Hoogervorst:

Voorzitter. Met dit wetsvoorstel verandert er in feite niet zo verschrikkelijk veel, zeker niet in de verantwoordelijkheidsverdeling tussen horecaondernemers en klanten. Er komt ook geen opsporingsbrigade bij. Het enige dat gebeurt, is dat de handhaving wordt versoepeld op een wijze die wij op tal van belendende terreinen hebben toegepast. In het regeerakkoord staat dat wij zoveel mogelijk het strafrecht willen vervangen door bestuurlijke boetes en een soepele handhaving die minder zwaar is. Dit geldt zeker voor dit soort overtredingen, de strafrechtelijke handhaving vormt hiervoor eigenlijk een te bot instrument. Er komt ook een harmonisatie met de Warenwet en met de Tabakswet tot stand. In feite doen wij met dit wetsvoorstel dus niets anders dan het vergemakkelijken van de handhaving van een wet. Daar is dit kabinet heel erg vóór, wij zijn een handhavingskabinet. Althans, dat proberen wij te zijn. En als dat niet lukt, spoort de LPF ons er wel toe aan, en terecht.

De bezwaren die ik proefde, hadden eigenlijk meer te maken met de verdeling van verantwoordelijkheden, maar daar gaat het bij dit wetsvoorstel niet om. Ook ik ken de verhalen uit de horeca wel, ik ben ook op werkbezoek geweest. Maar ik denk dat niemand in deze zaal ervan uitgaat dat het moet kunnen dat een horecaondernemer drank schenkt aan een 14-jarige. En wellicht zal men het er ook mee eens zijn dat strafrechtelijke vervolging van zo'n horecaondernemer wel weer een heel zwaar wapen is en dat een bestuurlijke boete veel beter op z'n plaats is.

Het is op zichzelf een legitieme vraag of de verdeling van verantwoordelijkheden niet veranderd zou moeten worden, maar daarvan hebben wij bij de voorbereiding van de behandeling van dit wetsvoorstel niet zo verschrikkelijk veel gemerkt. Als je vindt dat de verdeling van verantwoordelijkheden niet juist is, zou je de wet moeten wijzigen die hieraan ten grondslag ligt. Ik wacht wel af of dit een wens van de Kamer is. Het argument van mevrouw Timmer dat je alle pubertjes ook niet steeds aan een leibandje kunt houden, vind ik ook wel een beetje makkelijk. Ik heb begrip voor het probleem van de horecaondernemer die drank verkoopt aan een volwassene, die vervolgens dat drankje doorgeeft aan zijn zoontje van 14, terwijl de horecaondernemer dan een boete moet betalen. Ik begrijp wel dat dit niet helemaal rechtvaardig wordt geacht, maar of dit nu in de praktijk zo verschrikkelijk vaak voorkomt, vraag ik me af.

Maar goed, dit is een heel ander onderwerp dan de wijziging die met dit wetsvoorstel beoogd wordt. Als men vindt dat het veel beter is dat een horecaondernemer die drank schenkt aan een jongere, strafrechtelijk wordt vervolgd in plaats van dat hij gewoon een boete krijgt, moet men dit wetsvoorstel inderdaad verwerpen. Maar als men vindt dat de verantwoordelijkheidsverdeling onjuist is, dan moeten wij daar een afzonderlijke discussie aan wijden. Maar dat kan toch geen reden zijn om dit wetsvoorstel te verwerpen, dus ik snap het eigenlijk niet zo goed.

De heer Nawijn (LPF):

Voorzitter. De minister heeft er misschien wel gelijk in dat het dan gaat om een straf tegenover een bestuurlijke boete, maar wij praten nu over horecaondernemers. Ik heb er in de afgelopen week heel wat gesproken; zij klagen steen en been. Deze mensen worden geterroriseerd door allerlei opsporingsinstanties en nu krijgen zij dit ook nog over zich heen. Het gaat er ook om wat de jeugd doet. De prijzen in de horeca zijn veel te hoog, dus jongeren laten zich eerst ergens in een schuur vollopen en later gaan zij pas naar de horeca, omdat zij anders veel te veel geld kwijt zijn. Ik ben het dan ook fundamenteel oneens met mevrouw Timmer dat de horecaondernemer daarvoor verantwoordelijk moet worden gesteld. Moet de verantwoordelijkheid niet worden gelaten bij de ouders of degenen die op de naleving van de wet moeten toezien?

Minister Hoogervorst:

Ik heb begrip voor al dat ongenoegen, maar waar leidt uw redenering nu toe? Ze leidt er blijkbaar niet toe dat u ervoor pleit om die hele wet maar te laten zitten en niet meer te handhaven: "Dat moeten de ouders maar opknappen en ik vind het best als een horecaondernemer een 14-jarige zichzelf vol laat lopen met bier." Dat vindt u blijkbaar niet.

De heer Nawijn (LPF):

Inderdaad.

Minister Hoogervorst:

U vindt dus dat er een wet moet zijn en dat die wet ook gehandhaafd moet worden.

De heer Nawijn (LPF):

Op zichzelf is dat zo.

Minister Hoogervorst:

Dat is wat deze wetswijziging doet.

De heer Nawijn (LPF):

Dat weet ik. Mijn betoog is er echter op gericht dat juist door die grote hoeveelheid van controle- en handhavingsmaatregelen, de horecaondernemer dol wordt van alle mensen die hij over de vloer krijgt. Daar zou wat aan gedaan moeten worden. Uw partij zegt zelf dat zij opkomt voor het ondernemerschap. Het zou goed zijn als de horecaondernemer daar wat van merkt.

Minister Hoogervorst:

Dat ben ik allemaal met u eens. Wij moeten de administratieve lasten ook verlichten. Daar ben ik helemaal voor te porren. Ik hoorde zojuist overigens een geweldige cijfermatige analyse van mevrouw Schippers, die erop neerkwam dat de horecaondernemers maar heel weinig worden aangepakt op dit front. Dat zal dus allemaal wel meevallen. Ik probeer er echter achter te komen wat u wilt. Wilt u dat hier helemaal niet gehandhaafd wordt? U zegt van niet. U zegt alleen dat u vindt dat zij te veel mensen langs krijgen. Dat kan ik echter niet regelen vanuit dit wetsvoorstel.

Mevrouw Schippers (VVD):

Het gaat om de prioriteiten die je stelt en welke dingen je eerst doet. Het is opvallend dat de minister graag aan één kant begint en de andere kant laat zitten. Daar zit de pijn. De controle op de naleving van de drank- en horecawetgeving is anderhalf jaar geleden gestart. Nu gaat u zonder evaluatie van die handhaving het systeem veranderen en het aan de controle van de rechterlijke macht onttrekken, omdat dat eenvoudiger is. Uit de belangrijkste jurisprudentie blijkt ook nog eens dat de nieuwe methode van de Keuringsdienst van Waren niet voldoet. Toch haalt u het onder de rechter vandaan. Waarom nu? Waarom begint u aan deze kant en laat u de rest zitten?

Verder spreekt de minister over de verantwoordelijkheidsverdeling. Daar heb ik in de voorrondes niets van gemerkt. Wij hebben daar een vraag over gesteld. Daar heeft de minister heel tactisch op geantwoord dat hij in overleg is met Koninklijke Horeca Nederland en dat de Kamer een afschrift van de resultaten van dat overleg kan ontvangen.

Minister Hoogervorst:

Ik ben hier niet mee begonnen. Dit is ongeveer de laatste wet waarbij wij het mogelijk maken via bestuurlijke boetes te handhaven. Bij de Warenwet, de Tabakswet en de wetten van vele andere departementen is de handhaving primair bestuursrechtelijk geregeld in plaats van strafrechtelijk. Dit is een van de laatste wetten, waarbij betrekkelijk milde overtredingen nog strafrechtelijk worden aangepakt. Het is dus niets anders dan een moderniseringsslag.

Over de verantwoordelijkheidsverdeling het volgende. Ik snap heel goed dat de horecaonderneming een onrechtvaardigheidsgevoel heeft. Als hij een 15-jarige een pilsje schenkt en op heterdaad wordt betrapt, krijgt hij wel een boete, maar die 15-jarige niet. Als de Kamer van mening is dat dat een onrechtvaardige situatie is en dat wellicht die 15-jarige ook een boete zou moeten krijgen – dat is in verschillende landen zo geregeld; in de Verenigde Staten worden de dochters van de presidenten bijvoorbeeld regelmatig in illegale toestand aangetroffen – ben ik best bereid om daarnaar te kijken. Dat hoor ik dan echter graag van de Kamer, want anders ben ik weer de grote zedenmeester. Bij de Tabakswet heb ik daar de nodige ervaring mee opgedaan. Daarvoor wil ik dan ook steuntje in de rug krijgen van de Kamer. Ik heb daar echter nog niets over gehoord.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Ik ben twee keer aangesproken, zowel door de heer Nawijn als door de minister. Er is gezegd dat de PvdA zich er gemakkelijk van af zou willen maken door het bij de horeca-uitbater te leggen, in plaats van bij de ouders. Volgens mij heb ik nadrukkelijk gezegd dat het een gezamenlijke verantwoordelijkheid is. Verder ben ik het ermee eens dat die bestuurlijke boete niet zoveel verandert aan de wet.

Mevrouw Schippers (VVD):

Voorzitter. De controle op de naleving van de Drank- en Horecawet is nog maar anderhalf jaar geleden geïntensiveerd. Het is veel te vroeg om nu al, zonder evaluatie van de handhaving, het systeem te veranderen en dit aan de controle van de rechterlijke macht te onttrekken.

Voorzitter. Ik dien twee moties in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de horecaondernemer in het wetsvoorstel als enige verantwoordelijk wordt gesteld als hij of zij drank verkoopt aan een jongere;

overwegende dat de jongere die de wet overtreedt, primair verantwoordelijk is en dat deze jongere dan wel zijn of haar wettelijke vertegenwoordiger in het onderhavige wetsvoorstel niet strafbaar is gesteld;

constaterende dat er in het wetsvoorstel dus sprake is van onevenwichtigheid in de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de ondernemer en de jongere;

verzoekt de regering, de strafbaar stelling van de in overtreding zijnde jongere dan wel zijn of haar wettelijke vertegenwoordiger alsnog zo spoedig mogelijk te regelen en zo deze onevenwichtigheid op te heffen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schippers en Nawijn. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8(29299).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er in het wetsvoorstel niets staat over de verantwoordelijkheid van de oudere die in een horecazaak drank bestelt en vervolgens geeft aan een jongere die nog geen alcohol mag drinken;

overwegende dat in zo'n geval volstrekt duidelijk is dat de oudere hier verantwoordelijk is en niet de horecaondernemer;

van mening dat het onwenselijk is dat de horecaondernemer in onderhavige gevallen verantwoordelijk en strafbaar is;

verzoekt de regering, de strafbaarstelling in dezen van de horecaondernemer te schrappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schippers en Nawijn. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9(29299).

Mevrouw Timmer (PvdA):

Voorzitter. Mevrouw Schippers vindt het nog te vroeg om te beslissen om de controle aan de rechterlijke macht te onttrekken. Is zij echter sowieso tegen invoering van een bestuurlijke boete? Volgens mij wordt die mogelijkheid ook in het regeerakkoord genoemd.

Mevrouw Schippers (VVD):

U verwijst naar een algemene tekst over de bestuurlijke boete. Een dergelijke boete kan een praktische oplossing zijn waarmee het justitieel apparaat wordt ontlast. In principe zijn wij daar voorstander van. Ik heb geprobeerd, duidelijk te maken dat ik vind dat het kabinet nu aan de verkeerde kant begint.

Mevrouw Vietsch (CDA):

U wilt enerzijds de controle in de strafrechtelijke sfeer houden. Anderzijds wilt u een soort wraakactie door ook de jongere die het bier koopt, een boete op te leggen. Hoe moet dat gehandhaafd worden? Ziet u niet meer in preventie? Wij in ieder geval wel. Wij voelen niet de behoefte om u hierin te volgen.

Mevrouw Schippers (VVD):

Ik herken mij in het geheel niet in de term "wraakactie". Het is onevenwichtig dat degene die primair de overtreding begaat in het geheel niet verantwoordelijk wordt gesteld. Dit is overigens ook het geval in de Tabakswet. Mevrouw Timmer zegt wel dat degenen die de overtreding begaan ook verantwoordelijk zijn, maar vervolgens legt zij alles bij de horecaondernemer neer. Op die manier wordt die verantwoordelijkheid geheel vrijblijvend ingevuld. Iemand die een biertje koopt en dit aan zijn 13-jarig dochtertje geeft, is misschien wel verantwoordelijk, maar de horecaondernemer wordt erop aangesproken.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Die bepaling gold al. Het enige wat wij nu voorstellen, is invoering van de bestuurlijke boete.

Mevrouw Schippers (VVD):

Wij vinden dat deze wet een onevenwichtigheid bevat. Dat hebben wij aangekaart bij de minister. De minister heeft daarop geantwoord dat hij in overleg is met Koninklijke Horeca Nederland en dat hij een afschrift van de resultaten van dat overleg aan de Kamer zal sturen. Wij vinden het een fundamentele weeffout in deze wet. Anderhalf jaar geleden is begonnen met intensivering van de handhaving. Dat is nog nooit geëvalueerd. Nu ligt er ineens het plan om een bestuurlijke boete aan de horecaondernemer op te leggen. De horecaondernemer wordt gewoon gepakt op het feit dat hij alcohol aan een meerderjarige schenkt die het vervolgens doorgeeft aan een minderjarig kind. Wij willen dat zulke grote weeffouten hersteld worden voordat wij overgaan tot het principe dat wij kunnen onderstrepen, namelijk dat een horecaondernemer onverantwoordelijk bezig is als hij aan een 11-jarig kind bier schenkt.

Minister Hoogervorst:

Voorzitter. Eerst ga ik in op de motie waarin wordt voorgesteld om ook de in overtreding zijnde jongere strafbaar te stellen. Ik ben, zoals de heer Lubbers altijd zei, best bereid om daar met een positieve grondhouding naar te kijken als die motie in deze Kamer een meerderheid krijgt. Dan moet ik daarover natuurlijk wel met mijn collega Donner spreken, want het is nogal wat. Ik ben wel benieuwd of de Tweede Kamer dat in meerderheid wil. Bovendien zou ik het idioot vinden om dat in de huidige wettelijke situatie toe te passen. Dan zou ik jongeren van 15 jaar strafrechtelijk moeten vervolgen. Dat ben ik niet van plan als het gaat om het drinken van een biertje. Dat zal de heer Nawijn toch met mij eens zijn. Ik ben wel bereid om het instrument van de bestuurlijke boete in overweging te nemen. Voor het niet verantwoordelijk stellen van de horecaondernemer voor het schenken van alcohol dat door een meerderjarige wordt doorgegeven aan een minderjarige, geldt dat als wij daartoe overgaan, de huidige wet wel heel gemakkelijk te ontduiken zou zijn. Daarom ontraad ik aanvaarding van die motie. Ik ben echter graag bereid om een betere verantwoordelijkheidsverdeling te onderzoeken, maar dan wel op basis van een bestuurlijke boete en niet op basis van het strafrecht.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, dinsdag a.s. over het wetsvoorstel en de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven