Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Ziekenfondswet, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en enkele andere wetten, in verband met herziening van het overeenkomsten stelsel in de sociale ziektekostenverzekering alsmede enkele andere wijzigingen (Wet herziening overeenkomstenstelsel zorg) (28994).

(Zie vergadering van 19 mei 2004).

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Ik weet dat ik de spreektijd niet mag beperken, maar ik stel voor dat eenieder 3 tot 5 minuten gebruikt, opdat wij tussen 16.45 uur en 17.00 uur de regeling van werkzaamheden kunnen houden.

Mevrouw Vietsch (CDA):

Voorzitter. De wet- en regelgeving in de gezondheidszorg is vaak vergeleken met een bord spaghetti: alles loopt door elkaar en het is lastig om er enkele sliertjes zonder knoeien uit te halen. Op ons bordje ligt vandaag de onderhavige Wet HOZ, de WTG-expres met de zorgautoriteit, de WTZi, inclusief borging van de acute zorg en corporate governance, en de toekomstige zorgverzekeringswet met de discussie over zorg in natura of restitutie. En dan hebben wij nog aparte overleggen over DBC's en discussies over no-claims en de zorgtoeslag. Kortom, er ligt een complete maaltijd.

Voorafgaande aan deze maaltijd hebben wij een debat op hoofdlijnen gevoerd over het zorgstelsel. Al lezend ben ik tot de volgende samenvatting gekomen van de antwoorden van de minister. De Inspectie voor de gezondheidszorg houdt toezicht op de kwaliteit. De kwaliteit wordt inzichtelijker doordat de zorgaanbieders aan de IGZ kwaliteits- en veiligheidsindicatoren rapporteren, die op internet zullen worden gezet. De regering let op de betaalbaarheid. De minister zal behoedzaam omgaan met het vrijgeven van de markt. De zorgautoriteit reguleert de prijs als er nog geen vrije prijsvorming is en vergroot de transparantie op de zorginkoopmarkt en de verzekeraarsmarkt. De zorgautoriteit of de NMa ziet toe op de monopolievorming. De bereikbaarheid van de acute zorg wordt door de WTZi geregeld. Ook de positie van de raden van toezicht van zorginstellingen wordt wettelijk verankerd in de WTZi. De patiënt heeft mede door de acceptatieplicht keuzevrijheid van zorgverzekeraar en mag ten minste één keer per jaar boetevrij overstappen.

Omdat de Wet HOZ nu als eerste aan de beurt is, ligt het voor de hand om alle tot nog toe niet beantwoorde vragen te stellen. De wet beperkt zich tot het kunnen vrijgeven van deelmarkten die geen spoedeisende zorg betreffen. Daarom wil het CDA de discussie daartoe beperken.

Het CDA heeft de minister in de eerste termijn een aantal kleine vragen gesteld en een drietal hoofdvragen. De kleine vragen betroffen onder meer een vraag over de btw, over de verwerking van de kapitaallasten – waarom is de toeslag 12,5% en niet meer of minder? – en over het contracteren van specialisten in plaats van ziekenhuizen, zoals in Zweden gebeurt. Graag zouden wij daar alsnog antwoord op krijgen.

De drie hoofdvragen betroffen de bereikbaarheid, de positie van de instellingen in de grensregio's en het eigen vermogen. Ik zal ze kort herhalen. De eerste hoofdvraag was die naar de positie van de patiënt aan de hand van twee voorbeelden. De minister gaf aan dat de zorgverzekeraars er wel voor zouden zorgen dat het dichtstbijzijnde ziekenhuis wordt gecontracteerd, omdat zij anders klanten zouden verliezen. Ook gaf hij aan dat de contracteervrijheid niet voor de AWBZ zou gelden. Dat laatste is inmiddels achterhaald, zo las ik in de persberichten van de regering, omdat afgelopen vrijdag besloten werd dat de contracteerplicht voor thuiszorg komt te vervallen. De CDA-fractie kan daarmee instemmen. Het zou goed zijn als de contracteerplicht ook vervalt voor de lege plaatsen in slechte AWBZ-instellingen die geen wachtlijst hebben. Als indicaties voor wat slecht is, denken wij aan grote kamers met meer bedden, het vastbinden van cliënten zonder toestemming, toiletrondes en pyjamadagen. Wij hebben nog steeds een probleem met de bereikbaarheid van de zorg. De opmerking dat "het wel mee zal vallen" is voor ons te weinig garantie. Wij begrijpen dat dit een zeer complexe vraag is. Indien de minister geen compleet antwoord kan geven, vragen wij hem om de toezegging dat hij dit expliciet zal bezien bij elke algemene maatregel van bestuur die een nieuwe deelmarkt vrijgeeft.

Mevrouw Kant (SP):

U noemde zo-even het voorbeeld van verpleeghuizen waar dingen gebeuren waar wij allemaal van vinden...

Mevrouw Vietsch (CDA):

Slechte verpleeghuizen.

Mevrouw Kant (SP):

U noemt het slechte verpleeghuizen. Het kan ook zijn dat het verpleeghuizen zijn die moeilijke keuzes moeten maken door uw keuzes. Los van de vraag waar de oorzaak ligt, er wonen nu ook mensen in die verpleeghuizen die bij een bepaalde zorgverzekeraar zijn aangesloten. Hoe moet het vervolgens als die zorgverzekeraar geen contract meer wil sluiten met dat verpleeghuis? Waar moeten die mensen dan naartoe?

Mevrouw Vietsch (CDA):

Als u goed geluisterd had, dan had u mij horen zeggen: lege plaatsen in slechte verpleeghuizen. Als er in een slecht verpleeghuis plaatsen leegstaan en er is sprake van geen of beperkte wachtlijsten dan weet je dat die plaatsen leeg blijven. Men zal dan namelijk liever in de rij gaan staan voor een goed verpleeghuis. Er ontstaat dan een rare combinatie tussen zorg die gecontracteerd is bij een slechte instelling waar niemand naartoe wil en het feit dat mensen in de rij staan voor een goede instelling waar geen geld voor is. Van die combinatie moeten wij af.

Mevrouw Kant (SP):

Dus u bent van oordeel dat bij de contracten die met de zorgaanbieders gesloten worden, ook afspraken gemaakt dienen te worden over een soort stop? Hoe moet ik dat zien in de praktijk?

Mevrouw Vietsch (CDA):

Er zijn verpleeghuizen die terecht een slechte reputatie hebben en er zijn verpleeghuizen die terecht een goede reputatie hebben. Het is duidelijk dat mensen het liefst naar een goed verpleeghuis gaan. Daarvoor staan ze in de rij, terwijl er in een slecht verpleeghuis lege plaatsen zijn omdat mensen daar niet in willen. Dan is het mijns inziens terecht dat juist voor de goede verpleeghuizen het aantal contractplaatsen wordt vergroot en dat dit aantal voor de slechte verpleeghuizen wordt verkleind. Dat is een stukje marktwerking. In bijvoorbeeld Amsterdam staan er 100 plaatsen leeg. Als de situatie aantoonbaar problematisch is, dan mag er wat ons betreft een kwaliteitscriterium gaan gelden. Ik meen ook dat wij elkaar op kwaliteit vinden.

Mevrouw Kant (SP):

Op kwaliteit vinden wij elkaar, maar als ik de route die u nu uitstippelt doordenk, dan maakt u er een chaos van. Ik heb dan een veel betere oplossing: zorg dat de verpleeghuizen kwalitatief goed werk leveren. Daar hoort dan ook een financieel plaatje bij, waarvan ik constateer dat uw fractie niet bereid is om dat er bij te leveren.

Mevrouw Vietsch (CDA):

Wij geloven in een bepaalde doelmatigheid. Helaas zijn niet alle verpleeghuizen van de overheid, zodat niet iedereen direct luistert naar de minister. Dat maakt het nodig om het op een andere manier te regelen. Het voorliggende wetsvoorstel biedt daartoe mogelijkheden.

Voorzitter. De tweede hoofdvraag die wij hadden, betrof de verwerking van de kapitaalslasten en de daarmee gepaard gaande ongunstige concurrentiepositie van ziekenhuizen in grensregio's. Hierover schrijft de minister het volgende: "Theoretisch is het denkbaar dat een verzekeraar alle zorg in het buitenland inkoopt. Verzekerden hebben echter de behoefte om hun zorg dicht bij huis te betrekken. De verzekeraar zal daarop inspelen wil hij zijn positie op de markt kunnen behouden."

Uit dit antwoord blijkt dat ziekenhuizen net over de grens, die voor sommige patiënten dichter bij huis zijn dan ziekenhuizen in Nederland, last zullen krijgen van valse concurrentie. Benzinepompen aan de grens trachten we te ontzien, maar bij de zorg is er niets aan de hand. Wij vragen hoe de minister hierover denkt en of er voor deze instellingen aparte maatregelen mogelijk zijn. Voor ons is het namelijk niet slechts een denkbeeldige situatie; het kan in de praktijk wel degelijk gaan optreden.

Verder vroeg de CDA-fractie naar de balanspositie. In de nota naar aanleiding van het verslag schrijft de minister op pagina 4, dat de balanspositie aanpassing behoeft. Op onze vraag wat dit concreet betekent, antwoordde de minister in zijn brief het volgende. "Als een ziekenhuis minder opbrengsten genereert, verslechtert de balanspositie. Als een ziekenhuis daarentegen goed presteert, dan verbetert zijn balanspositie." Met die conclusie zijn wij het natuurlijk eens. Maar het gaat er natuurlijk om dat de balans van de zorginstellingen van nu gemiddeld slechts 5% van de omzet, wanneer er sprake is van het totaal vrijgeven ervan, niet naar 25% van de omzet gaat. We praten dan over een bedrag van 8 mld. Dat betekent een premiestijging van 20%, hetgeen absurd zou zijn. Wij willen wel graag weten waar wij aan toe zijn en hoe het eigen vermogen wordt vormgegeven. Als de minister er nu geen compleet antwoord op kan geven, willen wij van hem de toezegging dat hij dit punt expliciet beziet bij elke algemene maatregel van bestuur die een nieuwe deelmarkt vrijgeeft.

Voorzitter. Wij zijn met de minister van mening dat de introductie van gereguleerde marktwerking noodzakelijk is. De patiënt moet centraal staan. Er moet sprake zijn van vraagsturing in plaats van aanbodsturing, het verschil tussen particulier en fonds moet opgeheven worden, maatschappelijk ondernemen moet in de plaats komen van budgetdenken en er moet minder bureaucratie zijn en meer afstemming van de zorg binnen Europa. Dit is een wenkend perspectief.

Wij zien het voorliggende voorstel als een eerste stap in een proces naar een nieuw stelsel en wij begrijpen dat op dit moment niet alle vragen beantwoord kunnen worden. Wij willen graag op weg naar een nieuw zorgsysteem met de minister meedenken over de wijze waarop de kerntaken bereikbaarheid, betaalbaarheid en kwaliteit gegarandeerd kunnen blijven.

De heer Heemskerk (PvdA):

Voorzitter. De CDA-fractie stelt vragen aan de minister, maar we voeren hier een debat. In een debat geeft iemand juist zijn mening. Wat is de mening van de CDA-fractie over het punt van de solvabiliteit? We gaan meer dynamiek in de markt brengen en meer onzekerheid. De solvabiliteitseisen moeten dus omhoog gaan, want er is een buffer nodig. Is het CDA bereid om met de PvdA een collectieve betaling na te streven en niet een nog hogere eigen bijdrage voor de lage inkomens?

Mevrouw Vietsch (CDA):

De minister heeft in zijn brief en in de toelichting aangegeven dat de kosten meevallen, omdat dit uit de doelmatigheid betaald kan worden. Ik vind dit iets te gemakkelijk. Je zou dit per deelmarkt moeten bekijken, omdat je per deelmarkt een risico hebt. De eis van een toename van het eigen vermogen is gerelateerd aan het risico dat er is. Als de minister dat ineens zou weergeven, zou hij op een plaatje van vele miljarden uitkomen. Dat is een absurde veronderstelling in deze economische situatie. Ik kom daarom tot de slotsom dat je het per deelmarkt moet bekijken. Ik zou graag een toezegging van de minister ontvangen op dit punt.

De heer Heemskerk (PvdA):

Dat is een zeer terechte en goede vraag. Als het antwoord echter luidt dat er een grotere buffer nodig is, hoe denkt u dan over het vrijgeven van de deelmarkten? Doen we dit dan niet en gaan dan de bijdragen van de lage inkomens omhoog? Of gaat u ervan uit dat het een collectief besluit betreft dat collectief gefinancierd moet worden?

Mevrouw Vietsch (CDA):

Het hangt ervan af wat er te winnen is. Ik wil het daarom per deelprobleem bekijken. Als het gaat om het totaal vrijgeven, dan zouden wij "nee" zeggen. Ik heb echter begrepen dat de minister dat ook niet wil. Zoveel extra geld is niet op te brengen. We moeten de kosten en baten tegen elkaar afwegen. Ik ben het met de minister eens dat het risico bij de 10% DBC's zeer beperkt is. Daar is iedereen met wie ik spreek, het over eens. Daar zit een doelmatigheidsslag in die de kosten weer terugbrengt. Als we echter over meer praten, wil ik graag weten waarover we praten.

Mevrouw Kant (SP):

Mevrouw Vietsch heeft in eerste termijn duidelijk aangegeven dat het voorstel niet ten koste mag gaan van de keuzevrijheid van patiënten. Dit was voor haar een belangrijke garantie om te kunnen instemmen met het wetsvoorstel. Moet ik uit haar bijdrage begrijpen dat zij daar nu niet meer bezorgd over is en dus instemt met de wet?

Wij hebben toen een interruptiedebatje gevoerd over het door mij ingediende amendement, dat een bijdrage levert aan de keuzevrijheid. Als een huisarts gemotiveerd doorverwijst naar een zorginstelling of specialist zonder dat er een contract is, dan zou dit toch gehonoreerd moeten worden. Vindt mevrouw Vietsch dat de keuzevrijheid goed gewaarborgd is? Stemt zij daarmee in? En wat vindt zij van het door mij ingediende amendement?

Mevrouw Vietsch (CDA):

Op de tweede vraag heeft de minister in eerste termijn geantwoord dat hij het met mevrouw Kant eens is. Ik ben het ook met haar eens. Als er een medische noodzaak is om iemand naar iets door te verwijzen, dan moet dit het geval zijn. Wij zijn het in dat opzicht met zijn drieën eens, tenzij ik de minister verkeerd heb begrepen. Ik hoor dat dan graag van hem. Het amendement van mevrouw Kant is daarmee in mijn ogen overbodig.

Dan de eerste vraag die u stelde. Ik heb gezegd dat ik drie hoofdvragen heb. De eerste is de solvabiliteit, waarover ik zojuist gesproken heb met uw collega. De tweede is de grensregio's en de bereikbaarheid. We gaan nu, als we snel geholpen willen worden, ook iets verder weg. De vraag is dus hoe je met afstand omgaat. Dat wil ik concreet per deelmarkt weten. Dat is voor mij een voorwaarde.

Mevrouw Kant (SP):

Er is toch een misverstand over mijn amendement. Ik heb de reactie van de minister natuurlijk ook gelezen. "Medische noodzaak" is een breed begrip. Het gaat mij om de motivering van de huisarts, want wie bepaalt wat "medische noodzaak" is? "Nood" is ook al een heel groot woord, terwijl het ook medisch gewenst kan zijn dat specialisten met kennis van zaken over een bepaalde aandoening juist een patiënt zien. Ik vind "medische noodzaak" zo'n zwaar begrip. Het gaat mij om het honoreren van een gemotiveerde doorverwijzing van de huisarts.

Mevrouw Vietsch (CDA):

Het gaat naar mijn mening om medische noodzaak. Ik ben geen arts; wellicht heb ik nog wat meer vertrouwen in de deskundigheid van de geneeskunde. Ik vind dat het noodzakelijk is als er een medische motivatie is en dat dit als zodanig erkend moet worden. Volgens mij verschil ik daarover niet van mening met de minister. Als dat wel zo is, hoor ik dat graag.

De voorzitter:

Ik maak van deze gelegenheid gebruik om de heer Rouvoet te verontschuldigen in dit debat.

Mevrouw Schippers (VVD):

Voorzitter. Graag wil ik de minister hartelijk danken voor zijn mondelinge en schriftelijke antwoorden op onze vragen en opmerkingen in de eerste termijn.

Erg belangrijk voor de VVD-fractie in deze wet is de keuzevrijheid voor de verzekerde. Enerzijds moet het voor verzekeraars en aanbieders lonen om scherpe contracten met elkaar af te sluiten, anderzijds moeten de verzekerden de verzekeraar kunnen corrigeren als hij zijn werk niet goed doet of als voor hen andere prioriteiten gelden bij de keuze van de aanbieder. Ik ben dan ook niet ontevreden met de reactie van de minister op mijn amendement, dat beoogt de keuze voor restitutie aan de verzekerden te laten in plaats van aan de verzekeraars. De minister vraagt ons tegelijkertijd ruimte om nader naar de vergoeding te kijken en deze per algemene maatregel van bestuur te regelen. Wij zijn net als de minister van mening dat dit zorgvuldig moet gebeuren. Daarvoor willen wij ook ruimte scheppen. De hoogte van de vergoeding luistert echter nauw. Enerzijds moet het een reële vergoeding zijn om ook werkelijk voor de restitutievariant te kunnen kiezen. Anderzijds moet de vergoeding zodanig zijn dat verzekeraars en aanbieders gestimuleerd blijven om goede scherpe contracten te sluiten. Als de minister tot een zorgvuldige afweging is gekomen, willen wij hierover in dit huis graag nader met de minister spreken. Kan de minister dit toezeggen?

Ik wil graag een echt antwoord van de minister op mijn vraag over het speelveld tussen Nederland en de ons omringende landen. De minister antwoordt dat de kapitaallasten zeer verschillend worden behandeld in de diverse lidstaten. Dat wisten wij ook. De vraag is nu juist wat de gevolgen hiervan zijn voor de Nederlandse aanbieders bij het vervallen van de contracteerplicht. Dan verandert er wel degelijk iets in de situatie. Als de contracteerplicht vervalt en de Belgische en Duitse ziekenhuizen hebben bij voorbaat een prijsvoordeel van stel 12,5%, dan is er echt sprake van oneerlijke concurrentie. Het is dan de vraag wat er in onze grensstreken aan aanbieders zal overleven. Moeten wij hierover niet op Europees niveau afspraken maken? Graag hoor ik hierop een afspraak van de minister.

Bij de stelselherziening vinden wij de informatievoorziening uitermate belangrijk, en niet alleen bij dit stelsel, maar in het hele complexe geheel. Bij de behandeling van de begroting 2004 hebben wij al aangegeven dat wij dit zien als een topprioriteit. De minister heeft geantwoord dat de verzekeraars per 1 januari 2005 opening van zaken aan de burgers moeten geven en de aanbieders per 1 januari 2006. Ik vraag mij af of wij daarover bij de behandeling van deze wetswijziging een uitgebreid debat moeten voeren, maar ik wil van de minister wel meer concrete, aparte informatie over de overheidseisen. Voor het overige is mijn fractie tevreden met de antwoorden.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

U zegt dat u tevreden bent met het antwoord op uw amendement over de keuzevrijheid van de verzekerde. Grappig genoeg had GroenLinks ook een dergelijk amendement. De minister heeft in reactie op uw amendement gezegd dat hij een probleem heeft met het feit dat de vergoeding is gebaseerd op de gemiddelde kosten van de verzekeraar. Wij hebben een voorstel waarover ik graag uw mening wil horen. Je zou ook de gemiddelde kosten van de verzekeraars in Nederland kunnen nemen. Het nadeel van uw voorstel is dat het uitnodigt om een dure verzekeraar te kiezen, omdat een dure verzekeraar gemiddeld hoge kosten heeft. Als je naar een andere aanbieder gaat, krijg je ook gemiddeld hogere kosten.

Mevrouw Schippers (VVD):

Het lijkt mij niet dat je zomaar kiest voor een dure verzekeraar, want een dure verzekeraar heeft een hoge premie. Als er geen kwaliteit tegenover staat, lijkt het mij niet voor de hand liggend dat je daarvoor kiest.

Ik ben geen voorstander van het amendement van mevrouw Tonkens, omdat je daarmee niet van de tarieven af komt. Je berekent dan nog steeds tarieven. Wij willen nu juist graag van die tarieven af.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Ik stel een mogelijke wijziging van mijn amendement voor, waarbij je uitgaat van de gemiddelde kosten van de behandeling, niet per verzekeraar, maar in Nederland.

Mevrouw Schippers (VVD):

Ik denk dat je dan niet van de tarieven af komt, maar ze anders berekent. Je berekent tarieven op basis van de gemiddelde kosten. Ziekenhuizen vegen die allemaal bij elkaar en dat is het tarief. Dat betekent dat je uitgaat van tarieven. Ik zou dat juist stapsgewijs willen loslaten en afscheid willen nemen van het maken van tarieven in Nederland.

De heer Heemskerk (PvdA):

De VVD-fractie stelt terecht dat het heel belangrijk is dat er goede informatie beschikbaar is. Zorgverzekeraars en zorgaanbieders hebben daar geen natuurlijk belang bij, maar zij willen het een beetje ingewikkeld maken. Is mevrouw Schippers met mij van mening dat het plan van aanpak dat de minister heeft toegezegd, ook informatie moet bevatten of de wettelijke informatieverplichtingen toereikend zijn of aangescherpt moeten worden?

Mevrouw Schippers (VVD):

Ik ben het daar helemaal mee eens. Sterker nog, in mijn begrotingsinbreng heb ik een deel van de financiering gekoppeld aan informatieverplichtingen, om deze extra te stimuleren. Dat voorstel wil ik hierbij betrekken, maar ik vraag mij af of wij dat nu moeten doen. Het heeft eigenlijk betrekking op het hele scala van modernisering dat wij nog voor de boeg hebben. Uit onze eerste termijnen is ook gebleken dat ik het met de heer Heemskerk eens ben dat dit een heel belangrijk punt is bij de modernisering van ons stelsel.

De heer Heemskerk (PvdA):

Voorzitter. Na een vluchtig antwoord in eerste termijn hebben wij inmiddels een brief ontvangen van de minister, waarin hij meer antwoorden geeft en de amendementen beoordeelt. Naar de mening van de fractie van de Partij van de Arbeid zijn een aantal zaken nog onvoldoende helder.

Ik herinner de minister er wellicht ten overvloede aan dat hij tijdens het hoofdlijnendebat een notitie heeft toegezegd over het toezicht op verticale integratie. Inmiddels hebben de zorgverzekeraars laten weten af te zien van een zorgaanbieder in eigen beheer of in eigendom. De fractie van de Partij van de Arbeid is verheugd over deze uitspraak van Zorgverzekeraars Nederland. Zij zijn nu niet geïnteresseerd en verwachten weerstand, maar dat is de mening van een maatschappelijke organisatie die vast een keer kan veranderen. Mijn fractie wil hierover bij de zorgverzekeringswet scherpere afspraken maken.

In het antwoord van de minister staat dat de Wet herziening overeenkomstenstelsel zorg exclusieve afspraken tussen één zorgaanbieder en één zorgverzekeraar mogelijk maakt. Voor mijn fractie is het niet duidelijk of de Mededingingswet mogelijkheden biedt om dit te verbieden, omdat die exclusiviteit door deze wet mogelijk wordt gemaakt. De minister laat dat in het midden in zijn antwoord in eerste termijn. Ik verzoek hem om deze specifieke vraag over de Mededingingswet te beantwoorden in de toezichtbrief, zodat de Kamer beter inzicht krijgt in de taakverdeling tussen de NMa en de zorgautoriteit in oprichting. Wanneer kunnen wij deze brief verwachten?

Mevrouw Schippers (VVD):

Begrijp ik goed dat de Partij van de Arbeid tegen verticale integratie is en tegen exclusieve contracten?

De heer Heemskerk (PvdA):

Mijn fractie is inderdaad zeer bezorgd dat bij een volstrekt verticale integratie wij dezelfde situatie krijgen die wij vanmiddag bij de stemming over de energiemarkt ongedaan hebben gemaakt, namelijk de bundeling tussen infrastructuur en diensten. Het gevolg is een monopolie. Als je dan naar een bepaald ziekenhuis wilt, moet je eerst van zorgverzekeraar veranderen. De zorgverzekeraars die eigenlijk al regionale monopolisten zijn, kunnen dan alles verticaal integreren. Je krijgt dan nooit dynamiek op de gereguleerde markt.

Mevrouw Schippers (VVD):

Dat geldt ook voor de apotheken die soms in eigendom zijn van zorgverzekeraars?

De heer Heemskerk (PvdA):

Ik ken het voorbeeld van een zorgverzekeraar in Den Haag. Omdat deze apotheken in eigendom heeft, kan hij de apothekersmarkt een beetje openbreken en wellicht goedkope prijzen doorberekenen. Naar mijn mening worden doel en middel door elkaar gehaald. Als naar de mening van de Tweede Kamer de apothekersmarkt niet goed genoeg opereert, moeten wij die via wet- en regelgeving openbreken. Wij moeten de oplossing niet aan de zorgverzekeraars overlaten door een apotheek te kopen.

Mevrouw Vietsch (CDA):

Wat vindt u van het feit dat vroeger bijvoorbeeld in het Academische ziekenhuis Rotterdam de verpleegkundigen altijd naar het eigen ziekenhuis moesten? Die verticale binding was er in het verleden altijd. Bij de bestaande wetgeving was dat mogelijk. Vraagt u nieuwe wetgeving?

De heer Heemskerk (PvdA):

Ik constateer dat wij overgaan op meer gereguleerde marktwerking. De tijd van 100% gedwongen winkelnering en volledig collectieve systemen waarin je geen enkele keuzevrijheid hebt, ligt ook bij de Partij van de Arbeid al enige tijd achter ons.

Voorzitter. Mijn tweede thema is de invoering van mogelijke restitutie in samenhang met medische noodzaak en inspanningen voor kwaliteitsinkoop door zorgverzekeraars. Terecht is door de minister duidelijk gemaakt dat zolang er sprake is van medische noodzaak, diensten altijd aangeboden of vergoed worden door de zorgverzekeraar. Er is dan geen sprake van bijbetalingen. De minister maakte ook duidelijk dat bijbetalingen en eventuele restitutie in zijn visie betrekking hebben op "lopendebandwerk". Zelfs bij lopende band werk kan het in zeer specifieke gevallen noodzakelijk zijn om naar de enige gespecialiseerde kniearts te gaan en wellicht bij te betalen, omdat die ene kniearts niet gecontracteerd is door de zorgverzekeraar. Voor Ruud Gullit is dat niet zo'n probleem, maar voor veel andere Nederlanders wel. Mijn fractie zal de AMvB over restitutie die de minister heeft aangekondigd, zeer kritisch beoordelen, niet alleen op de vergoedingensystematiek en daarmee op inkomenseffecten, maar juist op de afwegingen ten aanzien van medische noodzakelijkheid en effecten op de kwaliteitsinkoop of -impuls door zorgverzekeraars.

Mijn volgende vraag is van meer technische aard en betreft amendement-Schippers op stuk nr. 7 en amendement-Heemskerk op stuk nr. 9 over de restitutie. Zijn deze amendementen juridisch strijdig met elkaar? Ik maakte dat niet op uit de brief van de minister. Als ik het goed begrijp, vervangt het amendement-Schippers bij aanvaarding geheel artikel 11 van het wetsvoorstel. In het nieuwe artikel 11 komt geen AMvB meer voor. Mijn amendement verwijst naar een zware voorhangprocedure voor een eventuele AMvB die in het nieuwe artikel 11 niet meer voorkomt. Zou het een oplossing zijn als de minister adviseert amendement op stuk nr. 7 te wijzigen, omdat er een eventueel restitutie-AMvB komt voor die 10% vrije DBC's? Je kunt dan bijvoorbeeld een extra lid toevoegen aan artikel 11 waarin gesteld wordt dat bij AMvB vormen van zorg die niet voldoen aan het criteria in het eerste lid aangewezen kunnen worden, vergelijkbaar met het eerste lid van het wetsvoorstel. Ik zal dit nog wel even doorgeven aan de ambtenaren. Dit is vrij technisch. Ik ben benieuwd of ik het zelf snap!

Ten aanzien van het amendement op stuk nr. 9 hecht mijn fractie aan de mogelijke zware voorhang. Die voorhang gaat over effecten op koopkracht, kwaliteitsinkoop, beschikbaarheid en bereikbaarheid. Dat zijn belangrijke maatschappelijke afwegingen. Vandaar dat mijn fractie hecht aan die zware voorhang. De Kamer moet dat zorgvuldig kunnen bekijken. Wij moeten het voorzichtig doen.

Het debat over gereguleerde marktwerking wordt een stuk minder abstract zodra de zorgverzekeringswet voorligt. Dan praten wij over de materiële invulling van de zorgplicht. Dan volgen wij ook het debat over het vaker switchen per jaar van zorgverzekeraar, bijvoorbeeld omdat die een goedkoper of beter basispakket biedt. Mogelijk hogere administratieve lasten als gevolg van vaker switchen zijn niet zo overtuigend voor mijn fractie. Vaker switchen biedt de patiënten en zorgverzekeraars meer mogelijkheden om goed gedrag te belonen. Om in de terminologie van het debat over de voorjaarsnota te blijven: de Partij van de Arbeid is de partij van de keuzevrijheid en dit kabinet is voor collectieve regelingen.

Mevrouw Kant (SP):

Als de PvdA de partij is voor keuzevrijheid voor de patiënt, kan de PvdA toch nooit voor dit wetsvoorstel stemmen?

De heer Heemskerk (PvdA):

Het wetsvoorstel biedt een aantal voordelen voor patiënten, omdat het mogelijk wordt gemaakt dat zorgverzekeraars slechte zorgaanbieders niet meer moeten contracteren.

Mevrouw Kant (SP):

Dat bepaalt de zorgverzekeraar en niet de patiënt. Dat is dus minder keuzevrijheid voor de patiënt.

De voorzitter:

Ik stel voor, dat de heer Heemskerk zijn betoog afrondt.

De heer Heemskerk (PvdA):

De kwestie van de solvabiliteit is terecht door het CDA naar voren gebracht. De minister stapt daar veel te luchtig overheen. Meer dynamiek en meer onzekerheid vragen per definitie om een grotere buffer en om hogere solvabiliteitseisen door banken. Natuurlijk kunnen efficiënte ziekenhuizen winst maken. Er moeten echter andere buffers opgebouwd worden. Dat zal extra premiegelden kosten. Ik zeg net als de CDA-fractie dat dit per amendement goed onderbouwd moet worden. Het moet ook betrokken worden bij de DBC's.

Mijn fractie vindt de antwoorden van de minister over informatievoorziening aan patiënten en consumenten te vrijblijvend. Mijn fractie wenst de toezegging dat in het plan van aanpak duidelijke publieke doelstellingen worden gedefinieerd. Er moet tevens aanvullende informatie komen over de wettelijke informatieverplichtingen. Kunnen wij ziekenhuizen en zorgverzekeraars opleggen dat zij bepaalde gegevens wel of niet moeten leveren? Ik zie graag een reactie terug in het plan van aanpak.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. De minister deed in zijn antwoord in eerste termijn nogal gemakkelijk over de argumentatie van mijn fractie waarom wij het geen goed wetsvoorstel vinden. Hij zei wel te weten dat wij tegen marktwerking zijn. Wij zijn niet zomaar tegen marktwerking. Wij hebben daar goede argumenten voor. Ik heb die ook genoemd. Het zou de minister sieren als hij op de argumenten ingaat en hij die vervolgens probeert te weerleggen als hij vindt dat mijn analyse niet klopt.

Ik noem nog eens twee drogredenen. De ontwikkeling moet leiden tot meer keuzevrijheid voor de patiënten. Ik geloof daar niets van. Het zijn vooral de zorgverzekeraars die bepalen wat de keuze wordt voor de zorgaanbieder van de patiënt. De patiënt kan vervolgens een zorgverzekeraar kiezen. Dat is slechts in beperkte zin waar, want dit is afhankelijk van de aanvullende verzekering. Omdat het kabinet het verplichte pakket heeft uitgekleed, zijn mensen aangewezen op een aanvullende ziektekostenverzekering. Daar komt nog bij dat je in de toekomst steeds meer risicoselecties krijgt en verschillen in premies. Dat is dus geen echt vrije keuze. Die keuze zal er voor veel mensen gewoon niet zijn, vooral niet voor mensen die een hoger risico op een bepaalde ziekte hebben of die chronisch ziek zijn. Met andere woorden, mijn analyse is dat het tot minder keuzevrijheid zal leiden.

De VVD-fractie kwam in eerste termijn en ook vandaag weer met het voorstel om ervoor te zorgen dat mensen die voor een zorgaanbieder kiezen, bijvoorbeeld een specialist of een speciale behandelaar, die niet gecontracteerd is door de zorgverzekeraar via de restitutieregeling de gemiddelde kosten vergoed krijgen en de rest zelf bijbetalen. Er is zelfs een amendement voor ingediend. Dat lijkt op het eerste gezicht heel sympathiek, maar ik heb er grote moeite mee. Je introduceert namelijk een mechanisme in het systeem dat naast de marktwerking nog meer verschillen tussen mensen creëert, namelijk tussen degenen die dat verschil wel kunnen bijbetalen en degenen die dat niet kunnen bijbetalen. Daar ben ik geen voorstander van. Het uitgangspunt is dat de zorg gelijk toegankelijk moet zijn voor iedereen, onafhankelijk van de dikte van de portemonnee en dan mag je zo'n ontwikkeling in mijn ogen niet steunen. Vindt de minister het een goed idee om dit element aan het stelsel toe te voegen?

Er is nog iets anders wat mij uit de eerste termijn is bijgebleven. Dat kwam eigenlijk door de opmerkingen die zijn gemaakt over het buitenland en de problemen in de grensstreek. Het werd mij duidelijk dat zieken fondsen contracten met ziekenhuizen kunnen aangaan, waardoor zij kunnen zeggen dat hun patiënten voorrang moeten krijgen in dat ziekenhuis. Toen dacht ik: wacht even, want dat wil ik niet. Het was nog niet tot mij doorgedrongen dat dit een van de consequenties van het wetsvoorstel kan zijn. Zo zie je maar weer waar een goed debat toe kan leiden. Ik wil dat repareren. Ik bied mijn excuses aan voor het late tijdstip, maar dat komt door de inzichten die ik in dit debat heb verworven. Ik wil dus nagaan of ik op dat punt een amendement kan indienen, want ik vind het een ongewenste ontwikkeling dat je voorrang krijgt in een ziekenhuis omdat je bij een bepaalde zorgverzekeraar bent aangesloten. Volgens mij zijn alle partijen, van links tot rechts, van SP tot VVD, het er nog steeds over eens dat er maar één criterium is op basis waarvan mensen voorrang krijgen in een ziekenhuis en dat is medische urgentie. Het gaat om de medische criteria en verder helemaal niets. Dit doet daar wel afbreuk aan. Daarom werk ik op dit moment aan een amendement. Ik kan het helaas niet meer voorleggen, maar ik hoop dat de minister nu al wel op het principe kan reageren en dat ik voor de stemmingen nog een schriftelijke reactie kan krijgen op de uiteindelijke uitwerking.

Ik heb eerder al gezegd dat de patiënt in mijn ogen minder keuzevrijheid krijgt. Ik wijs de partijen die voor marktwerking waren nog op iets wat zeker zal gebeuren en wat de partijen helemaal niet hadden beoogd. Ik denk dat er helemaal niet zoveel geconcurreerd zal worden, in ieder geval niet op kwaliteit. Ik verwacht een hoop monopolievorming in de zorg. Zorgaanbieders zullen veel meer samengaan. Je ziet ook al dat zorgaanbieders steeds groter worden en dat een paar grote jongens in Nederland de dienst zullen gaan uitmaken. Dat zal echt niet leiden tot meer keuzevrijheid voor patiënten. Ik denk dat dit niet zal gebeuren. Dat is de tweede drogreden dat het allemaal beter en efficiënter zal gaan en dat er geconcurreerd gaat worden op efficiëntie en kwaliteit.

Marktwerking leidt helemaal niet tot meer efficiëntie, in ieder geval niet in een sector waar de behoefte bepalend is en niet de marktvraag, maar dat schijnt niet door te dringen tot de fracties die voor marktwerking zijn. Dat zie je in alle sectoren: het openbaar vervoer, de zorg en de energie, waar wij vandaag over hebben gestemd. In deze sectoren werkt dat gewoon niet. De concurrentie in de zorg zal ertoe leiden dat er minder wordt samengewerkt en dat er minder efficiënt wordt gewerkt, waardoor de zorg alleen maar duurder zal worden. In het geval van schaarste is er ook nog een ander nadelig effect van de introductie van concurrentie en marktwerking, namelijk dat de prijzen fors zullen stijgen.

In eerste termijn is al gesproken over mijn amendement over het doorverwijzen door de huisarts. Het verschil van mening tussen mij en de minister is nog niet weggenomen. Hij schrijft namelijk dat er geen probleem is en dat het amendement overbodig is, omdat het al mogelijk is indien er sprake is van medische noodzaak. In het amendement wordt echter niet over medische noodzaak gesproken. Er staat: wanneer de arts gemotiveerd bij doorverwijzen aangeeft dat een speciale zorgaanbieder gewenst is.

Het begrip "medische noodzaak" is in dit verband te beperkt. Wat is medische noodzaak? Wordt daarmee gedoeld op de situatie dat iemand in levensgevaar verkeert of dat iemand grote gezondheidsschade dreigt op te lopen? Spreken wij misschien ook over "medische noodzaak" als een huisarts doorverwijst naar een specialist, omdat deze specialist over specifieke kennis over een bepaalde aandoening beschikt en de huisarts goede ervaringen met hem heeft opgedaan? Het is al met al een te beperkt begrip en daarom houd ik vast aan de formulering "gemotiveerd aangegeven dat het gewenst is".

Ik vind verder dat de motivatie van de huisarts voldoende moet zijn, omdat hij daarover dient te beslissen. De uitleg van de minister is op dit punt niet duidelijk, want er wordt niet aangegeven wie bepaalt of er sprake is van medische noodzaak. Ik neem aan dat dat de behandelend arts is. Het zou immers wel heel ongewenst zijn dat de zorgverzekeraars per patiënt bepalen of er sprake is van medische noodzaak. Als dat werkelijkheid zou worden, zijn wij wel heel ver van huis.

Ik heb een motie voorbereid over bureaucratie. De minister heeft echter positief gereageerd op mijn suggestie om per algemene maatregel van bestuur aan te geven of een bureaucratietoets gewenst is. Behalve voor de AMvB's die sowieso niet kunnen leiden tot meer bureaucratie, hoor ik graag de toezegging dat die toets er komt. Verder krijg ik graag duidelijkheid over de vraag wie die toets zal uitvoeren. De minister spreekt over het Actal, maar ik betwijfel toch of de keuze voor deze organisatie de juiste is. Het Actal richt zich namelijk vooral op administratieve handelingen, terwijl eigenlijk het hele proces hierbij betrokken zou moeten worden.

De toets moet zich met andere woorden niet beperken tot de hoeveelheid formuliertjes en het aantal registraties. Men zal ook moeten onderzoeken of er onderhandelaars moeten worden aangesteld om de processen te begeleiden die het gevolg zijn van het loslaten van de contracteerplicht bij ziekenhuizen. Ik houd het namelijk voor mogelijk dat huisartsen en individuele zorgaanbieders onderhandelingstrainingen zullen moeten volgen of onderhandelaars zullen moeten aanstellen om die onderhandelingen tot een goed einde te kunnen brengen. Dat betekent echter meer bureaucratie.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Ik bedank de minister voor zijn beantwoording op hoofdlijnen in eerste termijn en de schriftelijke antwoorden.

De minister hing zijn algemene inleiding op aan een aantal trefwoorden, bijvoorbeeld: dynamisering en meer marktwerking. Verder sprak hij over geleidelijkheid in het geven van mogelijkheden tot die marktwerking en een proces van lieverlede, omdat wij niet alles als een dolleman in één keer moeten vrijgeven. Dat zou inderdaad een verkeerde ontwikkeling zijn en te grote risico's met zich brengen.

De minister houdt zorgvuldige en selectieve marktwerking nog steeds voor wenselijk. Voorwaarde is wel een zorgvuldige borging van de kwaliteit. Er mag geen verschraling van het aanbod zijn. De bereikbaarheid moet worden gegarandeerd. De keuzevrijheid moet overeind worden gehouden. Al deze aspecten moeten ook nog eens worden geborgd. Op zichzelf is dat een benadering waarin mijn fractie wil meedenken. Wij doen dat echter niet tot elke prijs. Vandaar dat ik nog een enkele opmerking wil maken.

Op stuk nr. 13 heb ik een amendement ingediend over de overgangsmaatregel in het kader van de afloop van een contract. Ik zal de twee mogelijkheden die zich daarbij voor kunnen doen, zo concreet mogelijk schetsen. Iemand kan bij een zorgverzekeraar verzekert zijn die geen nieuw contract afsluit met het ziekenhuis waarin hij wordt behandeld. Deze mogelijkheid kan zich ook voordoen gedurende de behandeling en dan is er sprake van discontinuïteit in het systeem. De andere mogelijkheid is dat een verzekeraar het contract wijzigt met de zorgaanbieder door wie iemand wordt behandeld. Daardoor kan de vorm van zorg die je op dat moment geniet, uit het contract verdwijnen. Ook dat is mogelijk en ook dan is er sprake van discontinuïteit. Er ontstaat dan discontinuïteit in het systeem. Het is ook mogelijk dat jouw verzekeraar met de zorgaanbieder bij wie je in behandeling bent, een gewijzigd contract sluit en dat daardoor jouw zorgvorm er niet meer in zit. Ook dan ontstaat er discontinuïteit. Mijn stelling is dat er moet zijn voorzien in een oplossing van deze kwesties. Het kan niet zo zijn dat je gedurende een behandeling op een dergelijke discontinuïteit stuit. Het zou ook van de gekken zijn. Niemand stelt dat ook voor. Stel je voor dat je ineens met een ambulance naar een ander ziekenhuis getransporteerd moet worden, waar er wel een contract is!

Hoe is er precies voorzien in een oplossing? Ik had gedacht dat mijn amendement daarbij een nuttig voertuig zou zijn. De minister zegt echter dat dit ongewenst en overbodig is. Mijn amendement is ongewenst, omdat het volgens de minister een doorbreking is van het voorgestelde overeenkomstenstelsel. Ik denk dat de minister daarin gelijk heeft, als het gaat om de volgende situatie. Je hebt een relatie tot een zorgverzekeraar die allerlei hulpverlenende instanties in jouw regio heeft gecontracteerd en je staat aan het begin van een behandeling. Als je dan toch naar een andere instelling wilt, zonder dat daarvoor bijzondere motieven zijn, en als je vindt dat de zorgverzekeraar dat maar te betalen heeft, betekent dat een doorkruising van het systeem. Dat is helder.

Mijn amendement richt zich echter uitsluitend op de behandelingen die worden ondergaan gedurende de afloop van het contract waaronder je bekostigd werd. Dit is ook in de toelichting op het amendement aangegeven. Wanneer dat contract ophoudt te bestaan, moet er dus iets geregeld worden. In dat geval is er mijns inziens geen sprake van doorbreking van het overeenkomstenstelsel. De minister kan natuurlijk zeker refereren aan de bestaande zorgplicht. Toch moet men er geen nadelen van ondervinden.

De minister verwijst vervolgens naar de overgangsbepaling in artikel 9, lid 4, van de Ziekenfondswet. Dat is echter een "kan"-bepaling en dus niet echt sterk. Als er gedurende jouw behandeling zo'n probleem ontstaat, is dat omslachtig en belastend. De minister zegt daarover: als dat je niet bevalt, is er altijd de gang naar de rechter mogelijk. Formeel is dat wel zo, maar laten wij ons indenken wat de situatie precies is. Wat de minister zegt, is weliswaar formeel correct, maar dat moet je elkaar dus niet willen aandoen.

Alles overziende, zeg ik: regel dit nu gewoon bij wet. Hiermee heb ik mijn stellige argumentatie gegeven voor mijn amendement. Ik hoop dus dat zowel de minister als mijn collega's, van wie ik afhankelijk ben voor de aanvaarding daarvan, naar mijn argumentatie willen luisteren.

De heer Heemskerk (PvdA):

Is de heer Van der Vlies het met de PvdA-fractie eens dat ook het argument van de vereveningssystematiek (die zou moeilijker zijn in geval van discontinuïteit) eigenlijk niet opgaat? Stel dat je op 31 december in het ziekenhuis belandt, omdat je een vuurpijl in je gezicht hebt gekregen, en je toch al op 1 januari naar een nieuwe zorgverzekeraar zal overstappen, dan is er ook sprake van de kwestie van de vereveningssystematiek en van een switch in het jaar. Als je verandert van zorgverzekeraar, tast dat altijd de vereveningssystematiek aan. Dit is dan ook geen goed argument om tegen uw amendement te zijn.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik heb er geen moeite mee om het daarmee eens te zijn. Dank u voor uw steun.

Voorzitter. Ik heb nog gesproken over de hercertificering van de zorgaanbieders. Is dat mogelijk bij wet op grond van de huidige kwaliteitswetgeving? De minister zegt van niet. Moet het dan niet verplicht worden? De minister antwoordt opnieuw van niet, omdat het een instrument van de markt is. Dat is waar, maar er zitten wel twee lagen in. Dat wordt gehercertificeerd, is één; hoe dat gebeurt, is twee. Dat laatste vind ik een kwestie van de markt. Het eerste zou ik van nut vinden, omdat je dan inderdaad zorgaanbieders dwingt tot het kwaliteitssysteem, om het zo maar even uit te drukken.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter. Ik voel mij enigszins onthand doordat ik de eerste termijn niet heb meegemaakt. Collega Bakker was daar bij. Overigens heb ik wel de Handelingen tot nu toe en de brief van de minister gelezen. Het onderwerp is belangrijk genoeg om er in de tweede termijn nog een aantal concluderende opmerkingen te willen maken.

De inzet is een nieuw stelsel van gereguleerde marktwerking, een open stelsel met nieuwe spelers in het veld. Die komen ongetwijfeld, hier of in het buitenland. Stap voor stap zullen wij de contracteerplicht van zorgverzekeraars in relatie met de zorgaanbieders afschaffen, om te beginnen voor 10%. De fractie van D66 onderschrijft deze beleidslijn. Zij meent dat het mogelijk moet zijn om op die wijze de prijs-kwaliteitsverhouding te optimaliseren. Wij denken dat het eveneens mogelijk is om de keuzes van patiënten te waarborgen in die zin dat er altijd keuze zal moeten zijn uit voldoende kwalitatief aanbod in de eigen regio, tenzij het natuurlijk gaat om specifieke deskundigheid waarvoor in Nederland sowieso slechts een à twee klinieken zijn. Hier hebben wij het al over gehad. Ik denk dat ik goed heb begrepen van de minister dat daarvoor de contracteerplicht en de aanbodplicht blijven bestaan.

Per 1 januari zal de contracteerplicht voor 10% van het aanbod van zorgverrichtingen vervallen. Natuurlijk is de inzet dat die 10% vervolgens stap voor stap wordt uitgebreid, maar niet met oogkleppen op, lijkt mij. Ik zou de 10%-periode als een soort pilotperiode willen beschouwen voor de lessen die geleerd kunnen worden voor de invoering van het verdere traject. Dat wil zeggen dat er een zeer goede en strikte monitoring van de gang van zaken moet komen. Vooral de knelpunten die een dergelijke periode oplevert, moeten worden gemonitord. Ruim voor de volgende stap tot uitbreiding op welk terrein dan ook wordt gezet, moeten die helder in beeld worden gebracht zodat wij erover van gedachten kunnen wisselen met de minister. Ik hoop dat hij die toezegging wil doen.

Ik hoop dat niet alleen de effectiviteits- en doelmatigheidswinst worden gemonitord vanuit de positie van de zorgverzekeraars en zorgaanbieders, maar ook specifiek vanuit de positie en de beleving van de patiënt. Bij de monitoring moet dus ook worden nagegaan wat het de patiënt oplevert aan goede zorg, aan bereikbare zorg, aan continuïteit van de zorgbehandeling en aan verminderde bureaucratie en wat er gebeurt met de premie. Dat is natuurlijk ook geen onbelangrijke vraag. Juist voor de patiënt moet de meerwaarde van wat wij doen, zichtbaar te maken zijn. Daarbij is de insteek anders dan tijdens het debat over de huisartsen en de HAP's. Daarvan zei de minister zeer terecht dat de bedoeling toen vooral was dat het voor de huisartsen veel leuker werd. Dat is het waarschijnlijk ook geworden voor hen. Hier is aan de orde dat het juist ook voor de patiënt iets goeds moet opleveren. Voor de patiënt moet er winst te behalen zijn. Dat is uiteindelijk voor mijn fractie de graadmeter bij de beoordeling van dit traject. Ook daarover krijg ik graag een toezegging van de minister.

Tot slot vraag ik de minister om vanaf nu veel meer te doen aan gerichte publieksvoorlichting. De patiënten over wie wij het hebben, hebben echt geen flauw idee van wat hun boven het hoofd hangt en waarover het gaat. Het wordt mijns inziens de hoogste tijd dat hierin verandering komt. Dit is overigens ook het moment om gebruik te maken van de mogelijkheid om daarover zelf voorlichting te geven en om het niet alleen maar over te laten aan degenen die daarin bij wijze van spreken knelpunten benadrukken. Dit is het moment om te laten zien dat hier een kans ligt voor de zorg aan die patiënt.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Voorzitter. Het lijkt mij het beste om mijn betoog op te bouwen aan de hand van de reactie van de minister op onze amendementen.

Ons eerste amendement waar de minister op reageerde, is het amendement op stuk nr. 10 dat betrekking heeft op de zorgplicht. Het geeft aan dat wij graag zien dat daar iets over wordt bepaald. Wij zien het bij uitstek als een taak van de minister om daar iets over te formuleren, zeker als juist zoveel dingen aan de markt worden overgelaten. De minister zegt dat hiermee de machtspositie van de aanbieders ten opzichte van de ziekenfondsen zou worden versterkt. Ik begrijp dit argument niet; hij geeft daar ook verder geen onderbouwing aan. In welk opzicht zou daardoor de positie van de aanbieders worden versterkt? Overigens zijn de verzekeraars al erg machtig en als hetgeen de minister stelt, al een beetje het geval zou zijn, dan zien wij dat probleem niet. Wij zien het probleem echter ook al niet in zijn basisvorm. Graag verkrijg ik daarom wat meer toelichting: wat is hier nu precies het probleem volgens de minister?

De minister zegt voorts dat dit amendement erg ingewikkeld is, want het betekent dat je allemaal dingen zou moeten gaan regelen en afspreken. Ook dat probleem zien wij niet. Er zijn toch al op heel veel punten Treek-normen, met maximale wachttijden. Dat zou je wat vollediger kunnen maken. De maximale reistijd is ook niet zo'n ingewikkeld punt. Daarbij gaat het over een aantal soorten voorzieningen, zoals een ziekenhuis. Kortom, wij begrijpen niet waarom dit nu ineens zo ingewikkeld zou zijn.

Ten slotte zegt de minister over dit amendement dat het strijdig is met het andere amendement dat wij hebben ingediend en dat over de keuzevrijheid van verzekerden gaat. Ook dat probleem zien wij niet. Immers, de contracteerplicht wordt alleen opgeheven als er voldoende aanbod is, zo verzekert de minister ons. Wij willen juist garanderen dat er voldoende aanbod is en dat regelen wij met het amendement over de zorgplicht. Het amendement over de keuzevrijheid regelt vervolgens dat verzekerden dan ook de mogelijkheid hebben om zelf voor bijvoorbeeld verpleeghuis A of B te kiezen. De tegenstrijdigheid is ons dus niet duidelijk.

Ik kom dan bij het amendement op stuk nr. 11 dat betrekking heeft op de keuzevrijheid van verzekerden, om de aanbieder te kiezen die zij willen. Blijkbaar vindt de minister dit in principe een goed idee, want hij heeft er alleen bezwaar tegen dat wij dit ook voor de care willen regelen. Hij heeft er geen bezwaren tegen dat wij het voor de cure willen regelen, zo begrijp ik hieruit. Als dit niet zo is, hoor ik het graag.

De minister zegt dat restitutie in de care niet nodig is, omdat daar immers het persoonsgebonden budget geldt. Het is inderdaad waar dat daar het PGB geldt, maar dat lijkt ons niet voldoende. Ten eerste geldt het PGB niet voor verblijf en dat is toch een belangrijke voorziening in de AWBZ. Ten tweede kan en wil niet iedereen een PGB. Het lijkt mij ook helemaal niet de bedoeling dat iedereen een PGB heeft, want een PGB is een specifieke voorziening voor sommige mensen die dat juist willen; maar het is niet voor de hele AWBZ. Ook dat punt kunnen wij derhalve niet inzien. Het lijkt ons belangrijk om de care hier ook bij te betrekken.

Vervolgens zegt de minister, eveneens in reactie op dit amendement, dat de intramurale zorg voorlopig niet van een contracteerplicht wordt ontheven. Echter, in dat geval geldt ook geen bezwaar tegen ons amendement, want in dit amendement stellen wij dat er alleen recht op restitutie ontstaat als de contracteerplicht wordt opgeheven.

Het is misschien nuttig om hierbij even in te gaan op het verschil met het amendement van de VVD-fractie. De VVD-fractie stelt als voorwaarde dat er geen contracteerplicht is en ook geen toepassing van WTG-tarieven. Wij vinden het op zich van belang om die tarieven te handhaven, maar wij kunnen ons voorstellen dat je gaat naar een keuzevrijheid waarbij een vergoeding wordt gegeven op basis van de gemiddelde kosten in Nederland en niet op basis van de gemiddelde kosten per verzekeraar. Wij zouden ook hierop graag een reactie van de minister krijgen.

Overigens kan er evengoed nog geconcurreerd worden als er wél sprake is van WTG-tarieven. Er wordt nu gesuggereerd dat dit niet het geval is, maar daaronder kan altijd geconcurreerd worden hoewel dit niet vaak gebeurt in de praktijk. Er kan dus wel degelijk sprake zijn van vrije onderhandelingen. Kan de minister aangeven waarom hij dit amendement niet wil overnemen?

Wij delen niet de opvatting van de minister dat ons amendement op stuk nr. 12 een verzwaring inhoudt. Het is nogal een technisch verhaal maar dat gebeurt nu eenmaal bij dit soort onderwerpen. Wij willen de huidige voorhangprocedure actualiseren en in stand houden. Naar onze mening geldt op dit moment een zware voorhangprocedure en die willen wij handhaven. De minister vindt het ook niet nodig omdat er op dit moment geen plannen zijn om zorg uit het tweede compartiment over te hevelen naar de AWBZ. Er zijn echter wél plannen om zorg uit de AWBZ over te hevelen naar de basisverzekering en het AWBZ-pakket te beperken. Ook daarom vinden wij dit amendement van belang. Kan de minister hierop nog eens ingaan?

Ik herhaal dat wij erg ongelukkig zijn met dit wetsvoorstel. Ik hoop dan ook dat het mogelijk is het een en ander te repareren.

Minister Hoogervorst:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar inbreng in tweede termijn. Er is een flink aantal vragen gesteld. Ik hoop de meeste daarvan goed te kunnen beantwoorden.

Ik zou willen beginnen met de beantwoording van mevrouw Lambrechts aangezien zij niet aanwezig kon zijn bij de eerste termijn en nu een paar algemene opmerkingen heeft gemaakt. Zij roept mij op behoedzaam te zijn, de aanvangperiode te gebruiken als een pilotperiode en goed te volgen wat er in die periode gebeurt.

Ik ben het daarmee zeer eens. Wij beginnen aan iets heel nieuws. Dat is niet alleen in Nederland onbekend maar ook in de landen om ons heen. Wij moeten daarmee voorzichtig omgaan. Vandaar dat ik eerdere plannen om meteen de volledige zorgverlening in de vrije markt te gooien, opzijgezet heb en deze behoedzame koers wil volgen. Dat geeft ons de gelegenheid om aspecten die belangrijk kunnen worden als wij verder gaan dan 10% nog eens heel goed te bestuderen. Ik denk daarbij aan de bereikbaarheid en de solvabiliteitskwesties. Die zijn met die 10% niet echt wezenlijk, maar wel bij een grote volgende stap.

Ik zeg de Kamer heel graag toe dat ik de elementen solvabiliteit en bereikbaarheid zeer scherp in de gaten zal houden voordat wij verdere stappen gaan nemen. Bij elke volgende stap komt de Kamer ruim aan bod. Ik wil niets onverhoeds doen.

Verder zegt mevrouw Lambrechts dat het bij de volgende stappen wel om de patiënten moet gaan. Ik ben dat niet met haar eens, ik vind dat het nú al om de patiënten gaat. Ik ben ervan overtuigd dat het met deze hele operatie helemaal niks wordt, als wij de patiënt niet centraal zetten. Dat bedoelt zij natuurlijk ook. In het verleden is in de discussie over marktwerking in de zorg vaak gezegd dat de verzekeraar de regisseur van het geheel moet worden. Daar ben ik het niet mee eens. De patiënt moet de regisseur van het proces worden, aan het stuur zitten en voldoende keuzemogelijkheden hebben. Die moeten wij creëren, want anders wordt het niks. Wij moeten de patiënt een heel zware verantwoordelijkheid in het systeem geven, zodat hij de nodige prikkels heeft om behoedzame en doelmatige keuzes te maken, zoals prijsdifferentiatie tussen verzekeraars, eventueel prijsdifferentiatie tussen ziekenhuizen en de no-claim in de verzekering.

Dit is ook mijn antwoord aan mevrouw Kant, die mij vraagt om fundamenteler in te gaan op haar kritiek dat het met de marktwerking en de keuzemogelijkheden helemaal niks wordt. Zoals de heer Heemskerk treffend heeft opgemerkt in antwoord op een interruptie van mevrouw Kant, zijn er nu wel heel veel keuzemogelijkheden. De zorgaanbieder wordt door het systeem echter niet of nauwelijks geprikkeld tot een betere prestatie. Door het mogelijk te maken om slechte zorgaanbieders niet te contracteren krijgen de zorgaanbieders een heel sterk signaal dat zij hun best moeten doen om in de markt te blijven. Dat is uiteindelijk heel belangrijk voor de patiënt en voor zijn positie.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Ik meen dat wij uiteindelijk niet ver van elkaar liggen. Wat is er aan de hand? In deze fase vraagt de systeemwijziging zoveel aandacht dat de patiënt in dat perspectief lijkt te verdwijnen. Dat mag niet gebeuren. Het is denkbaar dat de zorgverzekeraars, artsen, ziekenhuizen en zorgaanbieders tevreden zijn, maar de patiënt niet. Zolang de patiënt er niet ook een goede en tevreden plaats in heeft, kan dat proces natuurlijk niet geslaagd worden genoemd.

Minister Hoogervorst:

Daar ben ik het helemaal mee eens. Ik zal de patiënt zeker niet vergeten, want om hem is het allemaal te doen. Volgende week kom ik met de eerder toegezegde brief over de informatievoorziening aan de patiënten. Ook daarin zal ik deze filosofie uitdragen. Publieksvoorlichting over deze wetswijziging is straks vooral een kwestie voor de zorgverzekeraars, die hun cliënten goed moeten inlichten over de consequenties: wie contracteer ik wel of niet? Dat kan ik niet voor hen doen. Dit heeft mijn volle aandacht. Deze hervorming is natuurlijk helemaal nieuw voor de patiënt. Hij zal zich er misschien niet meteen vanaf de eerste dag helemaal happy in voelen, maar het moet op een gegeven moment wel beklijven. Ik ben het helemaal ermee eens dat deze operatie uiteindelijk staat of valt met de positie van de patiënt. Daar geef ik dan ook de volle aandacht aan.

De heer Heemskerk (PvdA):

Ik ben het met de minister eens dat de zorgverzekeraar een rol heeft in de voorlichting. Maar ik praat met de minister, niet met Hans Wiegel van Zorgverzekeraars Nederland. De minister zal in zijn brief moeten aangeven wat de publieke doelstellingen zijn. Zijn er voldoende wettelijke informatieverplichtingen of moeten wij die extra opleggen? Afschuiven naar de zorgverzekeraars is echt te weinig. Zij hebben er belang bij om de boel ingewikkeld te houden.

Minister Hoogervorst:

Ik ben mij daarvan bewust en zal erop ingaan in mijn brief.

Mevrouw Kant (SP):

Zonder die neiging is het al ingewikkeld genoeg. Wij komen nu toch aan de kern van het probleem van de positie van de patiënt. De zorgverzekeraars moeten voorlichting geven, maar hoe ziet de minister dat in de praktijk voor zich? Er zijn vele zorgaanbieders. Moet er een foldertje worden gemaakt door zo'n zorgverzekeraar: als u bij ons komt, kunt u naar die arts, naar dat ziekenhuis en naar dat verpleeghuis? Dat is een eindeloze lijst. Moeten patiënten daaruit een keuze maken? Het geeft wel aan wat de kern van het probleem is. Het gaat niet alleen om de hoeveelheid zorgaanbieders, die voor patiënten moeilijk te overzien is. De vraag is ook op basis waarvan de patiënt moet kiezen. Gelukkig weet ik niet of ik dit jaar een nare ziekte krijg. De patiënt weet ook niet of hij een auto-ongeluk krijgt en naar welk ziekenhuis hij moet. De basis waarop je je keuze moet maken, is dus ook nog niet zo eenvoudig.

Minister Hoogervorst:

Als je wat meer moet kiezen, wordt het inderdaad wat ingewikkelder. Een systeem waarin alles kan en waarin de zorgaanbieders niet tot enige concurrentie met elkaar worden gedwongen, is natuurlijk eenvoudiger. Dat ben ik met u eens. Ik ben er echter ook van overtuigd dat als de zorgverzekeraars hun cliënten vast willen houden, men een voldoende ruim aanbod moet hebben. Het is dan niet nuttig voor een patiënt om een heel lijstje door te ploegen, maar een verzekeraar zal aan zijn verzekerde wel duidelijk moeten maken dat hij in de regio waar de verzekerde woont een voldoende ruim aanbod heeft, hetgeen dan op het internet kan worden bekeken of waarvan men een lijstje kan krijgen. Ik ben ervan overtuigd dat dat ook zal gebeuren. Verder gaat het maar over 10% van de zorg op dit moment.

Mevrouw Vietsch sprak over een bord spaghetti, waar wij nu een draadje hebben uitgepikt. Zij heeft verder gesproken over de kwestie van het level playing field met het buitenland. Misschien is zij op het verkeerde been gezet door mijn schriftelijke beantwoording, waarin ik inderdaad heb gezegd dat het theoretisch mogelijk is dat een verzekeraar alle zorg in het buitenland opkoopt. Ik had het beter niet zo op kunnen schrijven, want dat is natuurlijk een volstrekt theoretische kwestie. Het moge zo zijn dat een aantal zorgaanbieders in België en Duitsland een voordeeltje zouden hebben, omdat zij geen kapitaallasten toegerekend krijgen, maar zij hebben ook gigantische nadelen, als het hen erom te doen zou zijn om terrein in Nederland te winnen. Zij hebben te maken met een andere taal, een andere cultuur, reistijd en reiskosten. Er zijn maar weinig mensen die graag naar Duitsland gaan om daar geholpen te worden. Op dit moment gaat het om 20.000 patiënten per jaar. Dat is minder dan 1% van het totaal. Dat betreft bijna louter en alleen mensen die vanwege de wachtlijstproblematiek naar het buitenland gaan. Die wachtlijstproblematiek hebben wij nu veel beter onder controle. Verder moet 90% van de capaciteit verplicht bij een ziekenhuis in Nederland worden afgenomen.

Zowel in België als Duitsland kijkt de overheid verder met argusogen naar wat er gebeurt. Men subsidieert namelijk Nederlandse patiënten, want men vergoed de kapitaallasten van de ziekenhuizen, waardoor die hun producten goedkoop aan kunnen bieden aan buitenlandse patiënten, die daar geen belasting voor betalen. Die Belgen en Duitsers zijn natuurlijk ook niet gek. Zij denken er nu sterk over na om een toeslag voor de infrastructuur te vragen aan buitenlandse patiënten. Wellicht wordt het probleem dus vanuit het buitenland opgelost. Zolang dat nog niet zo is, staan er ten opzichte van het voordeeltje ook een paar heel grote nadelen. Het is een soort belastingsubsidie van de Duitsers en de Belgen aan ons. Dan doen wij natuurlijk wel wat aan de nettopositie van Nederland in de Europese Unie, maar dat terzijde. Het is dus niet een erg groot probleem. Op dit moment is dit probleem te overzien. Ik heb al toegezegd dat ik bij verdere stappen aandacht zal besteden aan de bereikbaarheid en de solvabiliteit. Ik ben bereid om dit verschijnsel de komende tijd te monitoren. Als het aantal contracten in het buitenland sterk toeneemt, zullen wij maatregelen moeten nemen. Ik zal de Kamer hier gaarne over informeren.

Mevrouw Schippers (VVD):

Dat het nu om 20.000 patiënten gaat, is niet verwonderlijk, want nu geldt nog de contracteerplicht. Er is nog geen drive om te zoeken naar goede kwaliteit voor een lage prijs. U noemt als bezwaren de afstand en de taal. Nu komt mijn familie toevallig uit de grensstreek en ik weet dat zich daar geen taalproblemen voordoen, niet in Duitsland en ook niet in België. Studenten uit die omgeving gaan in Gent studeren als hier een numerus fixus geldt. Deze wet is echter een eerste stap. Mijn enige vraag is of u dit in een overleg op Europees niveau aan de orde wilt stellen. Een voordeel van 12,5% is voor een inkoper substantieel. Menig inkoper van V&D of de Bijenkorf rijdt hier graag een stukje voor om.

Minister Hoogervorst:

Ik ben bereid om dit punt te bespreken met mijn Belgische en Duitse collega's, met wie ik warme betrekkingen onderhoud. Moet ik dan tegen hen zeggen dat zij er 12,5% bovenop moeten leggen, omdat wij geld te veel hebben? Dan denken ze helemaal dat de Nederlanders van lotje getikt zijn.

Mevrouw Vietsch (CDA):

Uw collega's zullen waarschijnlijk suggereren om die vaste lasten op een andere manier te betalen. Tot nog toe gebeurde dit ook. Straks geven wij een extra budget aan de zelfstandige behandelcentra, waar artsen werken die ervaring hebben, die geen last hebben van acute zorg en die geen opleiding verzorgen. Die voordelen hebben ertoe geleid dat er zelfstandige behandelcentra werden opgericht, terwijl er geen vergoeding voor de kapitaalslasten tegenover stond. Nu krijgt men dan nog eens 12,5% extra. Die 12,5% is trouwens volkomen uit de lucht gegrepen. Bij bijvoorbeeld dermatologie is die toeslag helemaal niet nodig. Ik stel voor om hier bij de discussie over de DBC's op terug te komen.

Minister Hoogervorst:

Macro komen wij heel goed uit met 12,5%, maar op microniveau kan dit soms vreemd uitpakken.

De kwestie van het level playing field wordt actueler naarmate de marktwerking toeneemt. Wij moeten een en ander goed in de gaten houden en daar ben ik graag toe bereid.

Ik stel met genoegen vast dat mevrouw Schippers bereid is om haar amendement zo aan te passen dat de vergoedingen bij AMvB geregeld kunnen worden. Wij moeten daarbij het midden zien te vinden. De patiënt mag niet te veel betalen en de verzekeraars moeten geprikkeld blijven worden om een goedkoop contract af te sluiten.

Bij brief kom ik terug op de kwestie van de informatievoorziening.

De heer Heemskerk heeft de verticale integratie aan de orde gesteld. Hij is afkomstig uit de marktsector, dus hij zal weten dat dit een probleem kan zijn. Ik wuif dat niet weg, maar ik denk dat vormen van verticale integratie ook positief kunnen werken. Ik heb een notitie toegezegd waarin ik graag in zal gaan op de vraag van de heer Heemskerk of de Mededingingswet nog actueel is als gevolg van de aanpassingen die nog komen.

De heer Heemskerk (PvdA):

Mijn vervolgvraag was wanneer wij die notitie tegemoet kunnen zien. Er is ook een samenhang met de taakverdeling tussen de Zorgautoriteit en de NMa. Mocht u tot de conclusie komen dat de Mededingingswet niet voldoende is, dan zult u de autoriteiten extra bevoegdheden moeten geven. Dat is in dit geval de Zorgautoriteit.

Minister Hoogervorst:

Mevrouw Kant heeft gevraagd of ik schriftelijk commentaar wil geven op een amendement dat zij nog wil indienen. Daar ben ik graag toe bereid. Daarbij zal ik deze vraag ook meenemen evenals de kwestie hoe het amendement op stuk nr. 7 zich tot het amendement op stuk nr. 9 verhoudt. Vindt u het goed dat ik dat schriftelijk afwikkel?

De heer Heemskerk (PvdA):

Ik hoef het antwoord over de samenhang tussen de NMa en de Zorgautoriteit niet voor de stemmingen te hebben. Ik wil alleen weten wanneer ik het debat over verticale integratie kan verwachten.

Minister Hoogervorst:

Die informatie zal ik u verstrekken.

Op de kwestie van het twee keer switchen kom ik nog terug bij de behandeling van de zorgverzekeringswet. Het moet echt een afweging zijn tussen administratieve lasten, keuzevrijheid en kosten voor de patiënt.

Over de solvabiliteitseisen heb ik gesproken. Die vraag wordt steeds actueler naarmate de zaken verder voortschrijden. Daar kom ik nog op terug. Ook op de informatievoorziening ben ik uitvoerig ingegaan.

Mevrouw Kant vond dat ik wat kort door de bocht was in mijn eerste termijn ten aanzien van haar inbreng. Ik heb dat getracht goed te maken in mijn zojuist gehouden inleiding. Zij heeft mij naar aanleiding van het amendement van mevrouw Schippers gevraagd naar de kwestie van een eventuele bijbetaling als men naar een ander ziekenhuis gaat dan het ziekenhuis dat gecontracteerd is door de zorgverzekeraar. Zij meent dat dit een grote inbreuk is op de huidige keuzevrijheid. In de praktijk zal dit geen groot probleem zijn, omdat ik denk dat een goede zorgverzekeraar een ruim aanbod zal hebben. Mocht een patiënt om bepaalde redenen toch voor een ander ziekenhuis willen kiezen, dan zal de bijbetaling niet zo hoog zijn dat het prohibitief werkt.

Mevrouw Kant gaf een nadere toelichting op haar amendement dat ertoe strekt dat behandelingen door een niet gecontracteerde aanbieder worden vergoed wanneer daarnaar, gemotiveerd door de huisarts, is verwezen. Juist door haar nadere toelichting ben ik er meer van overtuigd geraakt dat haar amendement verkeerd kan uitpakken. Ik heb gezegd dat de patiënt medische zorg moet krijgen als de medische noodzaak evident is, ook al is de zorgaanbieder niet gecontracteerd en is de zorg die specifiek nodig is alleen maar buiten het bereik van die contracten te verkrijgen. In de praktijk gebeurt dat al. In sommige gevallen wordt er zelfs zorg uit Amerika gehaald. Ik ben het er niet mee eens dat het fiat van een huisarts voldoende is, zonder dat een stevige motivatie van de medische noodzaak gegeven is en het alleen maar gaat over wenselijkheid. Dan is het eind zoek, want dan raakt de verzekeraar zijn positie kwijt. Ik zie natuurlijk wel dat wij een nieuwe situatie ingaan. Daarom ben ik bereid om een toezegging te doen die ook betrekking heeft op het probleem dat de heer Van der Vlies heeft aangeduid, namelijk de kwestie van onderbreking van een behandeling. Ik ben bereid om deze twee punten goed te monitoren in de komende periode. Mochten er problemen ontstaan, dan kan ik daar heel eenvoudig via ministeriële regelingen bepalingen voor creëren. Die verzekering wil ik de Kamer geven. Dan hoeven er geen amendementen op dit wetsvoorstel te worden ingediend. Het amendement van mevrouw Kant gaat overigens veel verder dan dat van de heer Van der Vlies. Door haar amendement wordt de positie van de verzekeraar heel zwaar ondermijnd.

Mevrouw Kant (SP):

De bedoeling van mijn amendement is inderdaad dat de positie van de huisarts als doorverwijzer niet wordt ondermijnd. Dat heeft de minister dus heel goed begrepen. Dat is in dit wetsvoorstel een heel groot probleem. Dat is de reden waarom ik dat ook specifiek in deze wet al geregeld wil hebben. Het gaat dus niet om het altijd doorverwijzen of om het altijd toekennen van een vergoeding. Maar een gemotiveerde doorverwijzing op basis van de deskundigheid en de ervaring van de huisarts is toch het unieke van ons systeem. Dat wordt hiermee dus wel onderuitgehaald. De minister heeft immers geen antwoord gegeven op mijn vraag, wie dan die medische noodzaak bepaalt en wat een medische noodzaak eigenlijk is.

Minister Hoogervorst:

In de huidige situatie gebeurt dat door de verzekeringsarts van een verzekeraar.

Mevrouw Kant (SP):

Daar ligt precies mijn probleem.

Minister Hoogervorst:

Dat is trouwens niet het laatste woord, want als er problemen over zijn, kan men altijd de gang naar de rechter gaan. Je kunt zeggen dat dit dan een heel zware stap is, maar er is al een heleboel jurisprudentie op dit punt verschenen. Daar is een heel goed systeem uitgerold dat in de praktijk geen zware problemen oplevert. Ik zie het probleem dus, eerlijk gezegd, niet. Mocht in de komende tijd blijken dat er zware problemen ontstaan, dan ben ik graag bereid tot nadere regelgeving op het niveau van een ministeriële regeling te komen. Wij zullen het goed in de gaten houden. Een dergelijke regeling kan ook heel snel totstandkomen.

Ik doe dit aanbod ook in de richting van de heer Van der Vlies. Uit de manier waarop hij zijn probleem schetste, werd mij nog duidelijker hoe theoretisch dat probleem is. De heer Van der Vlies heeft gesproken over ziekenhuisopnamen. Dat zijn bijna allemaal kortdurende opnamen. Het is toch echt ondenkbaar dat een verzekeraar op 26 december tegen een van zijn verzekerden die in een bepaald ziekenhuis ligt, zegt dat hij of zij per 1 januari moet verkassen, omdat de verzekeraar vanaf die datum een ander ziekenhuis heeft gecontracteerd. Dat gaat een verzekeraar toch niet met zijn verzekerden doen! Ik denk dus dat het echt een theoretisch probleem is. Ik doe de heer Van der Vlies derhalve hetzelfde aanbod. Laten wij nu eens kijken of het in de praktijk echt een probleem is. Dan kunnen wij er altijd nog wat aan doen. Ik schat echter in dat dit niet het geval zal zijn.

Mevrouw Kant (SP):

Als het een theoretisch probleem zou zijn, dan is uw wet volstrekt overbodig. Dan zou die wet niet werken zoals zij moet werken. Een zorgverzekeraar moet immers op een bepaald moment kunnen zeggen dat een bepaalde zorgaanbieder niet meer wordt gecontracteerd. Als de wet gaat werken zoals zij bedoeld is, dan zal dat in de praktijk wel degelijk gebeuren. Het probleem zal misschien niet grootschalig zijn, maar er zullen wel degelijk patiënten zijn die in een bepaalde zorginstelling zitten die dan niet meer gecontracteerd wordt. Helaas zijn er ook heel veel mensen die heel lang in een ziekenhuis moeten liggen.

Minister Hoogervorst:

Welke verzekeraar gaat nu midden in de week een patiënt het ziekenhuis uitmieteren? Dat gaat toch niet gebeuren!

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik ben de minister erkentelijk voor zijn toezegging om het te monitoren en in te grijpen bij ministeriële regeling als er zulke zware problemen ontstaan. De wetsgeschiedenis is relevant. Dat staat er dus in ieder geval in. Eigenlijk versta ik de minister als volgt: het kan niet zo zijn dat men het zover laat komen dat er zulke problemen ontstaan. Als wij het daarover eens zijn, want is er dan in wetstechnisch opzicht op tegen om het ook op die manier vast te leggen in de overgangsbepaling. Die zit overigens al in de wet voor een casus. Daar voeg ik dus deze casus aan toe, tegen het licht van de eventualiteiten die onverhoopt zouden kunnen plaatsvinden onder de nieuwe inrichting van het stelsel, waarmee wij dan nu toch een gaatje maken voor de marktwerking.

Minister Hoogervorst:

Regels geven vaak ook weer aanleiding tot onbedoelde effecten. Dat geldt in mindere mate voor uw amendement dan voor dat van mevrouw Kant. Waarom zou je iets regelen als je niet verwacht dat het in de praktijk een probleem wordt? Maak geen regels tenzij het strikt noodzakelijk is! Dat is eigenlijk mijn motto.

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik heb niet zomaar een beetje op mijn duim zitten sabelen bij de voorbereiding van dit debat.

Minister Hoogervorst:

Dat ben ik ook niet van u gewend!

De heer Van der Vlies (SGP):

Dit amendement heb ik opgesteld na contacten met gezaghebbende instanties. De werkelijkheid kennen wij geen van allen; het gaat om een inschatting van de situatie. De zorgverzekeraars hebben het probleem ook onderkend. Als zij dat te kennen geven, ben ik echt wakker! Vandaar het amendement.

Minister Hoogervorst:

Ik ben er altijd vrij simpel in: als je geen problemen verwacht, hoef je ook geen regels te creëren. Ik begrijp de benadering van de heer Van der Vlies en ik ken hem niet als iemand die zomaar met wat ideetjes komt aanzetten, maar ik wil toch een beroep op hem doen om mijn aanbod in overweging te nemen.

De heer Heemskerk (PvdA):

De minister zegt dat het niet denkbaar is, maar het is ter plekke bedacht, dus is het denkbaar! Iedereen heeft zo zijn eigen voorbeelden: een moeder en pasgeboren dochter worden uit het ziekenhuis verwijderd omdat er geen plaats is. Als een ziekenhuis het doet, sluit ik niet uit dat ook een zorgverzekeraar patiënten laat verplaatsen. Het argument van de minister dat het de vereveningssystematiek uitholt, vind ik ook niet overtuigend want nu switchen mensen ook weleens in de loop van het jaar. Mijn vraag is wat het doorslaggevende argument is om het pas te regelen bij ministeriële regeling en niet mee te gaan met het amendement van de heer Van der Vlies.

Minister Hoogervorst:

De hoofdgedachte van het wetsontwerp is het opheffen van de contracteerplicht waardoor de zorgverzekeraar wat meer armslag krijgt ten opzichte van de zorgaanbieder. Je moet echt heel behoedzaam zijn met het creëren van allerlei uitzonderingsposities. Het lijkt mij ook niet nodig, omdat zich in de praktijk waarschijnlijk geen problemen zullen voordoen. Als dat wel gebeurt, ben ik altijd bereid om in te grijpen. Dat kan ik heel gemakkelijk doen via een ministeriële regeling. Ik wil graag mijn steentje bijdragen aan de operatie vermindering administratieve lasten.

Ik heb al een aantal bezwaren opgesomd tegen amendement nr. 10 van mevrouw Tonkens. Het hoofdbezwaar is dat het amendement de hele wet dichtregelt als in een algemene maatregel van bestuur wordt vastgelegd wat de zorgplicht inhoudt, als met maximale afstanden wordt gewerkt en dergelijke. Als je opnieuw van bovenaf allerlei zware regels uitvaardigt, komt het niet tot de door mij beoogde marktwerking. Zeker zolang er CTG-tarieven zijn, is er geen enkele noodzaak voor restitutie in het kader van de AWBZ en wij zijn er nog niet aan toe om van die tarieven af te zien. Bovendien hebben wij ook nog het PGB. Waarom zouden wij dat dan doen? De zorgkantoren hebben geen eigen financiële middelen, dus dat wordt een ramp. Wat wij nu voorstellen, gaat al ver genoeg. Waarom zouden wij ingewikkeld gaan doen als het niet echt nodig is?

De nadere vragen van mevrouw Tonkens naar aanleiding van haar amendement stuk nr. 12 wil ik graag schriftelijk beantwoorden.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

U gaat nu wel heel erg snel. Naar aanleiding van het amendement op stuk nr. 10 zegt u dat het allemaal wordt dichtgeregeld. Volgens mij heet zoiets gewoon "randvoorwaarden stellen"; dat hoort bij systeemverantwoordelijkheid. "Dichtregelen" klinkt heel naar, maar het gaat gewoon om zaken die al voor een deel zijn geregeld, alleen wordt alles beter vastgelegd. U wilt dat de patiënt en niet de zorgverzekeraar de regie heeft, maar daarvoor moet je die wel iets in handen geven.

Minister Hoogervorst:

Waar hebben we het nu over? Ik heb het niet over acute zorg; als dat het geval was, dan had ik me nog iets kunnen voorstellen bij de noodzaak van randvoorwaarden, zoals minimum- en maximumtijden. Dan houd ik er ook niet van om alles dicht te regelen. Maar dit gaat over de planbare zorg. De zorgverzekeraar zal een natuurlijke drive hebben om die zo dicht mogelijk bij de patiënt te leveren, maar sommige patiënten vinden het misschien erg aantrekkelijk om een polis te nemen waarmee ze iets verder moeten reizen, waarbij ze dan een mooie korting kunnen bedingen. Waarom moeten we dit allemaal weer van bovenaf gaan dichtregelen? Ik zie daar echt niks in.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

We moeten dit dichtregelen, omdat mensen dan echt aanspraak kunnen maken op iets, zoals maximale wacht- en reistijden. Dat kan ook voor u van belang zijn, bijvoorbeeld bij weer zo'n rampzalig ziekenhuisdebat.

Maar u hebt niets gezegd over het amendement op stuk nr. 11 over de keuzevrijheid. Dat is minstens zo belangrijk.

Minister Hoogervorst:

De keuzevrijheid in de AWBZ is natuurlijk maximaal: je kunt van de AWBZ een zakje geld krijgen om je eigen moeder in te huren! En dat gebeurt ook. Je kunt je afvragen of dat allemaal zo wenselijk is, maar de keuzevrijheid in de AWBZ is dus maximaal.

Mevrouw Vietsch (CDA):

Voorzitter. In eerste en tweede termijn vroeg ik naar het btw-tarief. In de toelichtende nota wordt gesteld dat, gezien de concurrentie, mogelijk btw moet worden ingevoerd.

Minister Hoogervorst:

Ik ken dit probleem, het is buitengewoon gecompliceerd. Mag ik een nader moment zoeken waarop ik de Kamer daarover schriftelijk bericht?

De heer Heemskerk (PvdA):

Een laatste, ook technisch punt over de afschaffing van de contracteerplicht in de AWBZ: begrijp ik het goed dat we een brief van de staatssecretaris krijgen over de mogelijke gevolgen van de algemene maatregel van bestuur? Betekent het dat een zorgkantoor wel keuzevrijheid heeft om bepaalde zorgaanbieders uit te sluiten, terwijl voor de zorgaanbieders niet geldt dat zij een zorgkantoor kunnen uitsluiten? Het zorgkantoor mag dus wel kiezen, maar de zorgaanbieder mag in de AWBZ-sfeer niet kiezen; die móet met het zorgkantoor in zee gaan. Dat is toch een ongelijke vorm van keuzevrijheid?

Minister Hoogervorst:

Ja, maar met dien verstande dat er wel een PGB is, dat ongelimiteerde vrijheid biedt. Als ik mij niet vergis, is de bewuste AMvB al naar de Kamer onderweg, maar in ieder geval zal deze later in de Kamer worden besproken. We kunnen daar dan uitgebreid op ingaan.

De voorzitter:

De minister heeft toegezegd dat hij de rest van de vragen schriftelijk zou beantwoorden. Heeft de Kamer desondanks nog vragen?

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Ja, voorzitter. Ik zei "keuzevrijheid" omdat ik aannam dat de minister wist over welk amendement we het hadden. Het gaat mij er natuurlijk om dat hij ingaat op het amendement, niet alleen op het woord "keuzevrijheid". Ten eerste: het PGB is niet voor alles en iedereen wenselijk; dat wil de minister zelf ongetwijfeld niet, maar heel veel mensen kunnen of willen dat niet. Ten tweede concludeer ik dat de woorden van de minister impliceren dat hij mijn amendement voor de cure een briljant idee vindt.

Minister Hoogervorst:

Dat laatste is briljant gevonden, maar ik vrees dat het niet waar is. En als antwoord op het eerste: voor de intramurale zorg wordt geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid van het opleggen van een contracteerplicht, dus daar blijft de keuzevrijheid totaal; extramuraal is er het alternatief van het PGB.

De voorzitter:

Voor ik schors, vraag ik de minister of wij ervan kunnen uitgaan dat wij de brieven maandag in huis hebben. Het is immers de bedoeling dat wij aanstaande dinsdag hierover stemmen. Ik zie de minister jaknikken.

Minister Hoogervorst:

Dat zal wel moeten.

De voorzitter:

Bij dezen is het bevestigd.

De vergadering wordt enige ogenblikken geschorst.

Naar boven